Besluit van 22 februari 2002 tot wijziging van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 november 2001, nr. WJZ 01056985;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 28 januari 2002, nr. W10.01.0612/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 15 februari 2002, nr. WJZ 02006594;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, vervalt onderdeel d en worden de onderdelen e, f en g geletterd d, e en f.

B

Artikel 8 vervalt.

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d, onder 2°, wordt na «een defensieorder» ingevoegd: tenzij Onze Minister bij ministeriële regeling anders heeft bepaald.

2. Aan het artikel wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. gegronde vrees bestaat dat de aanvrager met het oog op de verkrijging van de subsidie dan wel bij het uitvoeren van de order omkoping in de zin van de artikelen 177 en 177a, juncto 178a van het Wetboek van Strafrecht heeft gepleegd, respectievelijk zal plegen.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1« geplaatst en de zinsnede «de artikelen 15, 16 en 17» wordt vervangen door: de artikelen 15, 16, 17 en 17a.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De in de artikelen 15, 16 en 17 opgenomen verplichtingen gelden tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. De in artikel 17a opgenomen verplichtingen gelden totdat de overeenkomst inzake het exportkrediet is beëindigd.

E

In artikel 16, derde lid, wordt na «een accountantsverklaring» ingevoegd: , tenzij Onze Minister bij ministeriële regeling anders heeft bepaald,.

F

Na artikel 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

  • 1. De subsidie-ontvanger is verplicht er voor zorg te dragen dat de overeenkomst inzake het exportkrediet ten aanzien waarvan de subsidie is verstrekt, na de subsidievaststelling ongewijzigd van kracht blijft gedurende de periode die in die overeenkomst is voorzien, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van Onze Minister voor wijzigingen.

  • 2. De subsidie-ontvanger verstrekt desgevraagd Onze Minister ten hoogste drie maal gedurende de looptijd van het exportkrediet ten aanzien waarvan subsidie is verstrekt, gegevens met betrekking tot het exportkrediet.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 22 februari 2002

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Uitgegeven de veertiende maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

In het kader van het gewijzigde exportfinancieringsinstrumentarium, mede als gevolg van de in 1999 door een extern adviesbureau uitgevoerde evaluatie ten aanzien van de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit, de Regeling exportfinancieringsarrangement lichte matching en de Regeling exportfinancieringsarrangement zware matching, bestaat geen behoefte meer aan advisering door de Adviescommissie exportsteun, die ingesteld was op grond van artikel 8 van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen. Het gewijzigde exportfinancieringsinstrumentarium voorziet in twee exportfinancieringsarrangementen, te weten de Regeling exportfinancieringsarrangement rente-overbruggingsfaciliteit 2002 en de Regeling exportfinancieringsarrangement zware matching 2002. De criteria in beide voorziene regelingen zijn dermate helder en concreet dat bij de uitvoering van de regelingen geen behoefte zal bestaan aan het gebruik van externe expertise. Er is derhalve geen taak meer voor de Adviescommissie exportsteun.

De evaluatie heeft verder uitgewezen dat ten behoeve van een correcte uitvoering van de verschillende exportfinancieringsarrangementen het wenselijk is voorschriften op te nemen ten aanzien van het in stand houden van het exportkrediet en met betrekking tot de informatieverstrekking door subsidie-ontvangers. Voorts is het besluit gewijzigd in verband met de implementatie van aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen in het export- en investeringsbevorderende buitenlandinstrumentarium.

II. Artikelen

Artikel I

Onderdeel C

Door de wijziging van artikel 11, onderdeel d, onder 2°, kan worden afgeweken van de regel dat indien sprake is van een defensie-order of een scheepsbouworder ten behoeve van een afnemer die gevestigd is in de Europese Unie of in een van de landen die partij zijn bij de Europese Economische Ruimte, toch subsidie kan worden verstrekt. Voor andere orders dan defensie-orders of scheepsbouworders geldt immers als algemene regel dat afwijzend op een aanvraag wordt beslist indien de afnemer in die gebieden gevestigd is. De wijziging brengt met zich mee dat voor scheepsbouworders en defensie-orders toch deze algemene regel kan gelden. Bij sommige regelingen op grond van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen is het wenselijk exporteurs zoveel mogelijk gelijk te behandelen, ongeacht het soort order.

In de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 4 mei 2001 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is invulling gegeven aan de voornemens met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen ten aanzien van het export- en investeringsbevorderende buitenlandinstrumentarium (Kamerstukken II 2000/2001, 26 485, nr. 15). In deze brief is onder meer aangekondigd dat een Nederlandse ondernemer die een beroep wil doen op één van de hiervoor bedoelde buitenlandinstrumenten, schriftelijk zal moeten verklaren kennis te hebben genomen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en zich te zullen inspannen deze naar vermogen in zijn onderneming toe te passen, indien hij in aanmerking wil komen voor financiële ondersteuning. Deze verklaring zal in het aanvraagformulier worden verankerd. Verder is in deze brief aangekondigd dat in het export- en investeringsbevorderende instrumentarium waar nodig criteria zullen worden opgenomen die het mogelijk maken ingeval van omkoping af te zien van ondersteuning. Naar aanleiding hiervan is in artikel 11 van het Besluit subsidies exportfinancieringsarrangementen een nieuwe bepaling opgenomen. Deze houdt in dat geen subsidie wordt verstrekt als er gegronde vrees bestaat dat er sprake is van omkoping bij het verwerven of het uitvoeren van de order.

Onderdeel E

Als gevolg van de wijziging van artikel 16 is het mogelijk om in de regeling aan te geven in welke gevallen een accountantsverklaring niet nodig zal zijn. Het is bij voorbeeld denkbaar dat een accountantsverklaring niet meer nodig is bij orderbedragen die onder een bepaalde grens liggen. Het opnemen van deze bepaling vloeit voort uit het beleid in het kader van het terugdringen van administratieve lasten van ondernemingen.

Onderdeel F

De subsidie-ontvanger is verplicht er voor te zorgen dat het exportkrediet in verband waarmee de subsidie wordt verstrekt, na de subsidievaststelling ongewijzigd in stand blijft gedurende de periode waarvan bij de vaststelling is uitgegaan. Wanneer hij niet zelf het exportkrediet verstrekt, zal hij er – al dan niet met behulp van contractuele afspraken – voor moeten zorgen dat de exportkredietovereenkomst tussen de verstrekker en de afnemer van de order in stand blijft. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat subsidie wordt verstrekt aan de hand van een (rente)berekening die niet gedurende de gehele looptijd van de kredietovereenkomst van kracht blijft. Gewijzigde voorwaarden zouden er immers toe kunnen leiden dat achteraf blijkt dat te veel subsidie is verstrekt. Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen in bijvoorbeeld de duur van de aflossingsperiode, het aflossingsritme van de exportkredietovereenkomst of in de valuta waarin het exportkrediet is verstrekt. Voor wijzigingen die geen effect zullen hebben ten aanzien van de berekening die is gehanteerd voor de subsidievaststelling en voor wijzigingen die, indien zij bekend waren geweest voor de subsidievaststelling, niet tot een lagere subsidie zouden hebben geleid, bevat artikel 17a, eerste lid, een ontheffingsmogelijkheid.

Om te kunnen beoordelen of aan de voorwaarde van het in stand houden van het exportkrediet is voldaan, moet de Minister van Economische Zaken gegevens kunnen vragen die betrekking hebben op het exportkrediet. Hij kan op grond van deze bepaling maximaal driemaal gegevens vragen van de subsidie-ontvanger. Het ligt voor de hand dat hij dat in ieder geval eenmaal halverwege de looptijd van het exportkrediet doet en voorts steekproefsgewijs.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema


XNoot
1

Stb. 1997, 615, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 september 2001, Stb. 415.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 april 2002, nr. 68.

Naar boven