Besluit van 6 maart 2002 tot wijziging van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen in verband met de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen van het gerechtshof te Amsterdam en de rechtbank te Haarlem voor de behandeling van strafzaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 11 februari 2002, nr. 5148388/02/6;

Gelet op de artikelen 41, tweede lid, en 59, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2002, nr. W03.02.0070/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 februari 2002, nr. 5151347/02/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Voor de behandeling van strafzaken zijn de hoofdplaatsen van de andere ressorten nevenzittingsplaats van het gerechtshof te Amsterdam.

B

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Voor de behandeling van strafzaken zijn de hoofdplaatsen van de andere arrondissementen alsmede Lelystad nevenzittingsplaats van de rechtbank te Haarlem.

ARTIKEL II

De artikelen 2a en 5a van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen vervallen.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II treedt in werking op het moment dat de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers vervalt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 maart 2002

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de twaalfde maart 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De recente toename van het aantal drugskoeriers dat op Schiphol aankomt en wordt aangehouden, leidt tot capaciteitsproblemen, zowel bij de detentie als bij de afdoening van strafzaken. Met betrekking tot de detentie van deze drugskoeriers kan zelfs worden gesproken van een noodsituatie. Ik verwijs hier naar mijn brief van 14 januari 2002 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstuk 28 000-VI, nr. 14). Een adequate en toereikende bestrijding van drugssmokkel met behulp van koeriers vereist ingrijpende maatregelen. In verband met het nijpende capaciteitsprobleem in de huizen van bewaring en gevangenissen is daarom inmiddels het wetsvoorstel Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2001/02, 28 201, nrs. 1–2). Dit wetsvoorstel stelt voor de duur van een jaar de Penitentiaire Beginselenwet buiten werking en bevat een eigen regeling voor de detentie van drugskoeriers, die gekenmerkt wordt door een aanmerkelijke beperking van hun rechten. Het onderhavige besluit strekt ertoe, in aanvulling op de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers, de capaciteitsproblemen bij de afdoening van de strafzaken, die het gevolg zijn van de toename van strafzaken tegen de drugskoeriers die op Schiphol zijn aangehouden, te bestrijden.

Artikel I

De luchthaven Schiphol valt onder de jurisdictie van de rechtbank te Haarlem en levert een belangrijk aandeel in het aantal strafzaken dat bij die rechtbank wordt aangebracht. De toename van het aantal drugskoeriers dat op Schiphol wordt aangehouden, leidt tot capaciteitsproblemen bij de afdoening van strafzaken door de rechtbank te Haarlem en, in het verlengde daarvan, bij het gerechtshof te Amsterdam, dat in hoger beroep oordeelt over de door de rechtbank te Haarlem gewezen vonnissen en beschikkingen. Ter verlichting van de capaciteitsproblemen bij de rechtbank te Haarlem worden in een nieuw artikel 5a (onderdeel B van artikel I) de hoofdplaatsen van de overige arrondissementen alsmede Lelystad aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbank te Haarlem voor de behandeling van strafzaken. De aanwijzing van Lelystad gebeurt op verzoek van de Raad voor de rechtspraak. Voor het gerechtshof te Amsterdam worden in een nieuw artikel 2a (onderdeel A van artikel I) de hoofdplaatsen van de overige ressorten aangewezen als nevenzittingsplaats voor de behandeling van strafzaken.

Met deze regeling wordt bereikt dat alle strafzaken van de rechtbank te Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam in het gehele land kunnen worden behandeld. Gelet op de zwaarte van de problematiek inzake de drugskoeriers is het wenselijk een dergelijke inbreuk te maken op de regels van relatieve competentie in strafzaken.

Er is voor gekozen alle strafzaken buiten het eigen rechtsgebied te kunnen behandelen. Dat kunnen zaken zijn tegen drugskoeriers, maar ook andere strafzaken. Als gevolg van de mogelijkheid ook andere strafzaken buiten het eigen rechtsgebied te behandelen, komt bij de rechtbank te Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam capaciteit vrij om zaken tegen drugskoeriers te behandelen. In verband met de specifieke deskundigheid op het gebied van strafzaken tegen drugskoeriers bij de rechtbank te Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam, kan het immers effectief zijn deze zaken door de rechtbank Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam zelf te laten behandelen. Aangezien alle rechters op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) van rechtswege plaatsvervanger zijn in de overige rechtbanken, komt de regeling er bovendien op neer dat strafzaken in eerste aanleg feitelijk door de andere rechtbanken, in naam van de rechtbank te Haarlem, kunnen worden afgedaan. Hetzelfde geldt voor de behandeling van het hoger beroep in strafzaken van het gerechtshof te Amsterdam (zie artikel 58, tweede lid, van de Wet RO).

Ingevolge de artikelen 41, vierde jo. tweede lid, en 59, vierde jo. tweede lid, van de Wet RO jo. de voorgestelde nieuwe artikelen 2a en 5a van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen kunnen in de in de laatstgenoemde artikelen aangewezen nevenzittingsplaatsen overigens alleen strafzaken worden behandeld.

Artikelen II en III

De mogelijkheid tot het behandelen van strafzaken in de hoofdplaatsen van de overige arrondissementen en ressorten alsmede in Lelystad is tijdelijk. In de artikelen II en III wordt geregeld dat de artikelen 2a en 5a vervallen op het moment dat de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers vervalt. Ingevolge artikel 45 van die Tijdelijke wet zal die wet een jaar na inwerkingtreding vervallen. Na die periode zal worden bezien in hoeverre nog sprake is van capaciteitsproblemen binnen de rechtbank Haarlem en het gerechtshof te Amsterdam en welke maatregelen eventueel benodigd zullen zijn.

De (eventuele) extra kosten die zijn verbonden aan het houden van terechtzittingen in nevenzittingsplaatsen buiten het arrondissement Haarlem respectievelijk het ressort Amsterdam worden zo veel als mogelijk opgevangen binnen de door het kabinet extra toegekende middelen in het kader van de bestrijding van de drugsproblematiek. Indien de beschikbare middelen niet voldoende zijn, wordt het restant van de kosten opgevangen binnen de bestaande begrotingskaders.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 2001, 616.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven