Besluit van 5 februari 2002, houdende wijziging van het Besluit sanering instellingen voor gezondheidszorg (tijdelijke sanering ambulancevervoer)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2001, kenmerk CZ/EZ-2232026;

Gelet op artikel 18b, vierde lid, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen en op artikel 12a van de Wet ambulancevervoer;

De Raad van State gehoord (advies van 20 december 2001, nummer W13.01.0630/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 januari 2002, kenmerk CZ/EZ-2250254;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit sanering instellingen voor gezondheidszorg1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 2, vierde lid, wordt na «uitgezonderd» toegevoegd: , alsmede opbrengsten die in aanmerking zijn genomen of kunnen worden genomen bij de goedkeuring of vaststelling van een tarief of een maximumtarief als bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg.

B

Na artikel 7 wordt een artikel 7a ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 7a

  • 1. Het College sanering neemt bij het vaststellen van de lasten terzake van sanering van ambulancevervoer in geval van wijziging of opheffing van een vestigingsplaats van een centrale post voor het ambulancevervoer op grond van artikel 4 van de Wet ambulancevervoer, dan wel in geval van intrekking van een vergunning op grond van artikel 12, eerste lid, onder a, van die wet, behalve de lasten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a tot en met e, tevens in beschouwing negatief vermogen, mits de aanvrager van de subsidie heeft voldaan aan de volgende voorwaarden:

    a. de aanvraag van de subsidie is, indien de beslissing tot wijziging of opheffing van de vestigingsplaats onderscheidenlijk tot intrekking van de vergunning reeds is genomen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit waarbij dit artikel in het onderhavige besluit is ingevoegd, ingediend binnen acht weken na dat tijdstip, dan wel, indien zodanige beslissing nog niet is genomen, binnen acht weken na die beslissing;

    b. het negatief vermogen blijkt uit de balanspositie per 31 december 2000, welke vergezeld gaat van een goedkeurende accountantsverklaring.

  • 2. Het College sanering stelt nadere regels vast inzake de wijze waarop het uitvoering geeft aan het eerste lid en inzake de gegevens die bij de aanvraag moeten worden ingediend.

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel 7a van het Besluit sanering instellingen voor gezondheidszorg vervalt met ingang van 1 januari 2003, met dien verstande dat het bepaalde bij of krachtens dat artikel van toepassing blijft op de afwikkeling van de in dat artikel bedoelde subsidie die vóór genoemd tijdstip is aangevraagd.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 februari 2002

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de zesentwintigste februari 2002

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel I, onder A

Bij gedeeltelijke sluiting van ziekenhuisvoorzieningen komt het voor dat de opbrengsten, bijvoorbeeld van de verkoop van gebouwen, de lasten overtreffen. Deze opbrengsten zouden naar het oordeel van het College tarieven gezondheidszorg (CTG) wellicht bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven voor het resterende deel van de ziekenhuisvoorziening kunnen worden betrokken. Het College sanering ziekenhuisvoorzieningen heeft echter op grond van het Besluit sanering van instellingen voor gezondheidszorg niet de mogelijkheid die opbrengsten buiten beschouwing te laten, iets wat bij de lasten wel het geval is (artikel 2, derde lid, van het Besluit). Met artikel I, onder A, van het onderhavige besluit wordt dit recht getrokken.

Artikel I, onder B

De ambulancezorg in Nederland was (en is gedeeltelijk nog steeds) lokaal verschillend georganiseerd. De verschillen hebben betrekking op de omvang van de dienst, de omvang van het gebied waarin zorg wordt verleend, de samenwerking met andere hulpverleners en de organisatie van de dienst (publiek of privaat). In de nota «Met zorg verbonden» (1997) is geconstateerd dat het lastig is om als kleinschalige instelling te voldoen aan de eis van continue beschikbaarheid en de eisen die voortvloeien uit de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Sinds 1997 is het beleid ten aanzien van de ambulancezorg er dan ook op gericht de zorg per regio centraal te organiseren. De datum waarop dit gerealiseerd moet zijn is 1 januari 2003. Binnen een regio is er dan één instelling voor de ambulancezorg, de regionale ambulancevoorziening (RAV). Deze bestaat uit een meldkamer (thans de Centrale Post Ambulancevervoer, CPA) en een rijdend deel. Door deze nieuwe organisatie kan beter worden voldaan aan de eis van continue beschikbaarheid; ook kan de ketenkwaliteit beter worden georganiseerd. Indien daarbij ook het centrale niveau van de RAV wordt versterkt op de punten van medisch management, kwaliteitsbeleid, ICT en personeel en organisatie kan beter invulling worden gegeven aan de kwaliteitszorg en de beleidsontwikkeling.

Een RAV zal worden beschouwd als orgaan in de zin van de Wet tarieven gezondheidszorg en wordt als zodanig aangewezen als budgethouder.

Het streven is om te komen tot maximaal 25 RAV's. De RAV-gebieden dienen – conform het kabinetsbeleid inzake de indeling in regio's voor politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen – congruent te zijn met de politieregio's.

De RAV-vorming wordt in de praktijk onder meer belemmerd door het bestaan van negatieve vermogens bij ambulancediensten en CPA's. Door de aanwezigheid van negatieve vermogens wordt een claim gelegd op de nieuwe organisatie.

De ambulancesector heeft via artikel 12a van de Wet ambulancevervoer toegang tot het College sanering ziekenhuisvoorzieningen (Csz). Het college kan subsidie verstrekken nadat de vergunning tot het verrichten van ambulancevervoer is ingetrokken door gedeputeerde staten. In artikel 12 van de Wet ambulancevervoer worden de gronden voor intrekking van de vergunning genoemd; één van de gronden is een daartoe strekkend verzoek van de vergunninghouder (vrijwillige sluiting). Ook bij opheffing of wijziging van de vestigingsplaats van een CPA bestaat de mogelijkheid tot subsidieverstrekking.

Op basis van het Besluit sanering instellingen voor gezondheidszorg is het echter niet mogelijk om een subsidie te verstrekken voor het aanvullen van negatieve vermogens. Omdat juist op het punt van de negatieve vermogens, zoals hierboven gesteld, een belemmering ligt voor de RAV-vorming, wordt genoemd besluit aangevuld met een bepaling die het mogelijk maakt de negatieve vermogenspositie van de ambulancediensten en de CPA's in één keer weg te werken, nadat de vergunning door gedeputeerde staten van de betrokken provincie op verzoek is ingetrokken of de vestigingsplaats van een CPA is opgeheven of gewijzigd ten gunste van de vorming van een RAV. De aanvulling zal beperkt zijn tot de ambulancesector en is van tijdelijke aard (tot 1 januari 2003).

Om een tijdige afwikkeling te bereiken is als voorwaarde gesteld dat de aanvraag om subsidie binnen acht weken wordt ingediend. Deze termijn gaat ten aanzien van reeds genomen beslissingen tot wijziging of opheffing van de vestigingsplaats dan wel tot intrekking van de vergunning in op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit; voor nog te nemen beslissingen gaat de termijn in op de dagtekening van die beslissing.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 2000, 124.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven