Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2001, 95 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatsblad 2001, 95 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 21 december 1998, nr. TRCJZ/1998/2743, Directie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 3, 4, 6, 7, 96 en 108 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
De Raad van State gehoord (advies van 30 maart 1999, nr. W11.98.0599/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 7 juli 1999, nr. TRCJZ/1999/4541, Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. wet: de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
b. beer: geslachtsrijp varken van het mannelijk geslacht dat kennelijk bestemd is voor de fokkerij;
c. stier: geslachtsrijp rund van het mannelijk geslacht dat kennelijk bestemd is voor de fokkerij;
d. varkenssperma: onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van een als landbouwhuisdier gehouden varken;
e. rundersperma: onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van een als landbouwhuisdier gehouden rund;
f. paardensperma: onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van een als huisdier gehouden paard;
g. sperma van schapen of geiten: onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van een als huisdier gehouden schaap of geit;
h. verhandelen: bedrijfsmatig voorhanden of in voorraad hebben, afleveren, te koop aanbieden, kopen of vervreemden, daaronder niet begrepen het brengen in Nederland en het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen;
i. varkensspermawincentrum: inrichting waar beren worden gehouden en varkenssperma wordt gewonnen of bewerkt;
j. runderspermawincentrum: inrichting waar stieren worden gehouden en rundersperma wordt gewonnen of bewerkt;
k. paardenspermawincentrum: inrichting waar paarden worden gehouden en sperma van paarden wordt gewonnen of bewerkt;
l. spermawincentrum voor schapen of geiten: inrichting waar schapen of geiten worden gehouden en sperma van schapen of geiten wordt gewonnen of bewerkt;
m. vestiging: op één plaats gelegen bedrijf of deel van een bedrijf, bestaande uit de aldaar gelegen aangrenzende percelen grond, gebouwen of afgescheiden gedeelten daarvan dat, naar feitelijke omstandigheden beoordeeld, als functionele eenheid voor het houden van varkens, runderen, paarden, schapen of geiten in gebruik of daartoe bestemd is;
n. richtlijn 90/429/EEG: Richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224):
o. richtlijn 88/407/EEG: Richtlijn nr. 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEG L 194).
1. Het is verboden varkenssperma te winnen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 4.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het winnen van varkenssperma op een vestiging ten behoeve van kunstmatige inseminatie van de op deze vestiging aanwezige varkens.
1. Winning van varkenssperma geschiedt uitsluitend in een door Onze Minister erkend varkensspermawincentrum.
2. De erkenning, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verleend indien het varkensspermawincentrum voldoet aan Bijlage A, de overige relevante bepalingen van richtlijn 90/429/EEG en de ter uitvoering van deze richtlijn krachtens het derde lid gestelde regels alsmede indien de op het varkensspermawincentrum aanwezige beren voldoen aan bijlage B van richtlijn 90/429/EEG.
3. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van richtlijn 90/429/EEG nadere regels gesteld worden met betrekking tot onder meer:
a. de individuele identificatie en registratie van op het spermawincentrum aanwezige beren;
b. de identificatie en registratie van op het varkensspermawincentrum aanwezig varkenssperma;
c. de inrichting;
d. de administratie, en
e. de bedrijfsvoering van het spermawincentrum.
4. Aan een erkend varkensspermawincentrum wordt in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.
5. Onze Minister kan de erkenning, bedoeld in het eerste lid, intrekken of schorsen indien niet wordt voldaan aan de regels, bedoeld in het tweede en derde lid.
6. Een aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij Onze Minister.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden omtrent het indienen van een aanvraag.
1. Een varkensspermawincentrum dient te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten tussen het varkensspermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van varkenssperma afkomstig van verschillende beren;
b. het winnen, bewerken en opslaan van varkenssperma;
c. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van op het varkensspermawincentrum aanwezige beren en van op het varkensspermawincentrum aanwezig sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
d. het doorgeven van mutaties in het berenbestand aan de in onderdeel c bedoelde instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
Het is verboden varkenssperma te vervoeren of te verhandelen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6 en 7.
Het varkenssperma is overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 4 op een varkensspermawincentrum gewonnen, bewerkt en opgeslagen of het is, voor zover het varkenssperma betreft dat is gewonnen in een buiten Nederland gevestigd spermawincentrum, overeenkomstig de krachtens artikelen 10 en 11 van de wet gestelde regels binnen Nederland gebracht.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degenen die varkenssperma vervoeren of verhandelen dienen te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten met een varkensspermawincentrum, inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van varkenssperma afkomstig van verschillende beren;
b. het bewerken en opslaan van varkenssperma;
c. de identificatie en registratie van het varkenssperma;
d. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
1. Het is verboden rundersperma te winnen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 en 10.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het winnen van rundersperma op een vestiging ten behoeve van kunstmatige inseminatie van de op deze vestiging aanwezige runderen.
1. Winning van rundersperma geschiedt uitsluitend in een door Onze Minister erkend runderspermawincentrum.
2. De erkenning, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verleend indien het runderspermawincentrum voldoet aan Bijlage A, de overige relevante bepalingen van richtlijn 88/407/EEG en de ter uitvoering van deze richtlijn krachtens het derde lid gestelde regels alsmede indien de op het runderspermawincentrum aanwezige stieren voldoen aan bijlage B van richtlijn 88/407/EEG.
3. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van richtlijn 88/407/EEG nadere regels gesteld worden met betrekking tot onder meer:
a. de identificatie en registratie van op het runderspermawincentrum aanwezig rundersperma;
b. de inrichting;
c. de administratie, en
d. de bedrijfsvoering van het spermawincentrum.
4. Aan een erkend runderspermawincentrum wordt in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.
5. Onze Minister kan de erkenning, bedoeld in het eerste lid, intrekken of schorsen indien niet wordt voldaan aan de regels, bedoeld in het tweede en derde lid.
6. Een aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij Onze Minister.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden omtrent het indienen van een aanvraag.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een runderspermawincentrum dient te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten tussen het runderspermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van rundersperma afkomstig van verschillende stieren;
b. het winnen, bewerken en opslaan van rundersperma;
c. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van op het runderspermawincentrum aanwezige stieren en van op het runderspermawincentrum aanwezig sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
d. het doorgeven van mutaties in het stierenbestand aan de in onderdeel c bedoelde instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
Het is verboden rundersperma te vervoeren of te verhandelen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 12 en 13.
Het rundersperma is overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 en 10 op een runderspermawincentrum gewonnen, bewerkt en opgeslagen of het is, voor zover het rundersperma betreft dat is gewonnen in een buiten Nederland gevestigd spermawincentrum, overeenkomstig de krachtens artikelen 10 en 11 van de wet gestelde regels binnen Nederland gebracht.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degenen die rundersperma verhandelen of vervoeren dienen te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten met een runderspermawincentrum, inseminatoren, dierenartsen, vervoerders en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van rundersperma afkomstig van verschillende stieren;
b. het bewerken en opslaan van rundersperma;
c. de identificatie en registratie van het rundersperma;
d. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
1. Het is verboden paardensperma te winnen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 15.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het winnen van paardensperma op een vestiging ten behoeve van kunstmatige inseminatie van de op deze vestiging aanwezige paarden.
1. Winning van paardensperma geschiedt uitsluitend in een paardenspermawincentrum.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden die betrekking hebben op onder meer:
a. de identificatie en registratie van op het paardenspermawincentrum aanwezig paardensperma;
b. de inrichting;
c. de administratie en
d. de bedrijfsvoering van het spermawincentrum;
3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een paardenspermawincentrum dient te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten tussen het paardenspermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van paardensperma afkomstig van verschillende hengsten;
b. het winnen, bewerken en opslaan van paardensperma;
c. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van op het paardenspermawincentrum aanwezige paarden en van op het paardenspermawincentrum aanwezig sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
d. het doorgeven van mutaties in het paardenbestand aan de in onderdeel c bedoelde instelling;
e. de in het derde lid genoemde onderwerpen.
Het is verboden paardensperma te vervoeren of te verhandelen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17 en 18.
Het paardensperma is overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 15 op een paardenspermawincentrum gewonnen, bewerkt en opgeslagen of het is, voor zover het paardensperma betreft dat is gewonnen in een buiten Nederland gevestigd spermawincentrum, overeenkomstig de krachtens artikelen 10 en 11 van de wet gestelde regels binnen Nederland gebracht.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degenen die paardensperma verhandelen of vervoeren dienen te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten met een paardenspermawincentrum, inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van paardensperma afkomstig van verschillende hengsten;
b. het bewerken en opslaan van paardensperma;
c. de identificatie en registratie van het paardensperma;
d. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
1. Het is verboden schapen- of geitensperma te winnen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens artikel 20.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het winnen van schapen- of geitensperma op een vestiging ten behoeve van kunstmatige inseminatie van de op deze vestiging aanwezige schapen of geiten.
1. Winning van schapen- of geitensperma geschiedt uitsluitend in een spermawincentrum voor schapen of geiten.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden die betrekking hebben op onder meer:
a. de identificatie en registratie van op het spermawincentrum aanwezig schapen- of geitensperma;
b. de inrichting;
c. de administratie en
d. de bedrijfsvoering van het spermawincentrum;
3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een spermawincentrum voor schapen of geiten dient te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten tussen het spermawincentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van schapen- of geitensperma afkomstig van verschillende rammen, onderscheidenlijk bokken;
b. het winnen, bewerken en opslaan van schapen- of geitensperma;
c. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van op het spermawincentrum aanwezige schapen of geiten en van op het spermawincentrum aanwezig sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
d. het doorgeven van mutaties in het schapen- of geitenbestand aan de in onderdeel c bedoelde instelling;
e. de in het derde lid genoemde onderwerpen.
Het is verboden schapen- of geitensperma te vervoeren of te verhandelen, tenzij is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 22 en 23.
Het schapen- of geitensperma is overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 20 op een schapen- of geitenspermawincentrum gewonnen, bewerkt en opgeslagen of het is, voor zover het schapen- of geitensperma betreft dat is gewonnen in een buiten Nederland gevestigd spermawincentrum, overeenkomstig de krachtens artikelen 10 en 11 van de wet gestelde regels binnen Nederland gebracht.
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat degenen die schapen- of geitensperma verhandelen of vervoeren dienen te beschikken over:
a. een administratie die de tracering van contacten met een spermawincentrum voor schapen of geiten, inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt, en
b. een calamiteitenplan.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden met betrekking tot:
a. het mengen van schapen- of geitensperma afkomstig van verschillende rammen, onderscheidenlijk bokken;
b. het bewerken en opslaan van schapen- of geitensperma;
c. de identificatie en registratie van het schapen- of geitensperma;
d. het ter beschikking stellen van nader te bepalen monsters van sperma aan een daarbij aan te wijzen instelling;
e. de in het eerste lid genoemde onderwerpen.
1. Onze Minister kan voor een periode van ten hoogste drie jaar na inwerkingtreding van artikel 3 ontheffing verlenen van de erkenningseis, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
2. Runderspermawincentra worden, onder de voorwaarde dat zij binnen twee maanden na inwerkingtreding van artikel 9 een daartoe strekkende volledige aanvraag hebben ingediend, voor de duur van zes maanden na inwerkingtreding van dat artikel voorlopig erkend als spermawincentrum of tot zoveel eerder als op die aanvraag onherroepelijk zal zijn besloten.
Een wijziging van een of meer onderdelen van richtlijn 90/429/EEG en van richtlijn 88/407/EEG gaat voor de toepassing van de artikelen van dit besluit, waarin naar die onderdelen wordt verwezen, gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber
Uitgegeven de zevenentwintigste februari 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
In de richtlijnen 88/407/EEG, 90/429/EEG en 92/65/EEG1 worden de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen, varkens onderscheidenlijk schapen, geiten en eenhoevige dieren. Voornoemde richtlijnen stellen eisen aan het houden van deze dieren, de identificatie en registratie van de dieren, de controle op de gezondheid van de dieren, het aan- en afvoeren van dieren, hygiëne-eisen ten aanzien van de winning van sperma alsmede de bewerking en levering daarvan. Deze richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Regeling handel levende dieren en levende produkten. Die regeling heeft, voor zover het de winning van sperma door hier te lande gevestigde spermawincentra betreft, uitsluitend betrekking op het intracommunautaire verkeer en voorziet in een erkenningsstelsel van deze centra.
De bepalingen uit de genoemde richtlijnen zijn niet van toepassing op sperma van de genoemde diersoorten dat in Nederland wordt gewonnen en in Nederland op de (nationale) markt wordt gebracht met als bestemming gebruik binnen Nederland. Voor die sperma zijn thans nog regels neergelegd in een autonome verordening van het Landbouwschap, de Verordening k.i. (kunstmatige inseminatie) bij dieren 1985, die eveneens in een erkenningsstelsel voorziet. De verscheidene afdelingen van het Landbouwschap hebben nadere bepalingen opgesteld ten aanzien van de winning van sperma van varkens, runderen, geiten, schapen en paarden. De eisen van de Landbouwschapsregelgeving komen niet geheel overeen met de eisen van de richtlijnen.
In de huidige situatie is derhalve sprake van een verschil in eisen aan spermawincentra die voor de intracommunautaire markt produceren en spermawincentra die voor de nationale markt produceren en van twee verschillende erkenningen. Ook het toezicht is thans tweeledig. Op de naleving van de Regeling handel levende dieren en levende produkten wordt toezicht gehouden door de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV), terwijl het toezicht op de naleving van de regelgeving van het Landbouwschap door de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren wordt uitgeoefend.
Directe aanleiding voor aanpassing van de huidige regelgeving is de opheffing van het Landbouwschap. Als gevolg hiervan moet een andere voorziening worden getroffen voor de KI-voorschriften die voor varkens, runderen, paarden en schapen en geiten gelden.
In verband met de uitbraak van de klassieke varkenspest in 1997 en de constatering dat beren in een varkensspermawincentrum besmet zijn geraakt, welke besmetting zich via het sperma verder verspreidde, is aan het bureau Coopers & Lybrand opdracht gegeven de werkwijze bij de KI-stations nader te onderzoeken. In het op 27 april 1997 uitgebrachte rapport constateert Coopers & Lybrand dat de aanwezige verschillen in grondslag en inhoud van de eisen aan varkensspermawincentra, en de controle daarop door verschillende instanties, niet efficiënt is. Coopers & Lybrand komt in zijn rapport tot een aantal conclusies en aanbevelingen. De eerste aanbeveling is de regelgevende en toezichthoudende bevoegdheid niet over meerdere instanties te verspreiden. Door Coopers & Lybrand wordt een uniform controlebeleid voorgesteld, dat gebaseerd is op een controleplan dat alle noodzakelijke aspecten omvat voor het onderbouwen van de beslissing om varkenssperma op de markt te brengen. Een uniforme controle wordt mede gewaarborgd door een voor alle varkensspermawincentra geldende uniforme regelgeving. In het verlengde hiervan ligt de aanbeveling om de EU-normen die gelden voor het intracommunautair verkeer in sperma van toepassing te verklaren op het nationale verkeer. Tenslotte geeft Coopers & Lybrand een aantal aanbevelingen hoe de werkwijze op de varkensspermawincentra verbeterd kan worden. Voorbeelden hiervan zijn de aanwezigheid van een afzonderlijke quarantainestal, het hanteren van een strikte scheiding tussen stal- en overig personeel, het aanwezig hebben van een calamiteitenplan en het voeren van een administratie waarmee de beren en het sperma getraceerd kunnen worden.
Deze aanbevelingen worden als volgt overgenomen. In het onderhavig besluit worden de EU-normen die gelden voor de exporterende varkensspermawincentra van toepassing verklaard op alle in Nederland werkzame varkensspermawincentra. Deze gelijkschakeling houdt in dat ook de niet-exporterende varkensspermawincentra over een erkenning moeten beschikken. Onderhavig besluit stelt eisen aan de inrichtingen die varkenssperma winnen en bewerken. Bovendien worden de EU-normen die gelden voor het intracommunautair verkeer in sperma van toepassing verklaard op het nationaal verkeer in sperma. Met ingang van de inwerkingtreding van onderhavig besluit vervalt de bevoegdheid voor bedrijfslichamen om in autonomie regels omtrent de in het besluit genoemde onderwerpen te stellen. Dit laat de bevoegdheid onverlet om in autonomie regels vast te stellen op aanverwante onderwerpen, voor zover niet reeds uit andere hoofde tot regelgeving op rijksniveau is gekomen. Zo bestaat bijvoorbeeld thans ruimte voor regelgeving in autonomie met betrekking tot inseminatoren.
Alle erkenningen worden voortaan door of namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verstrekt en het toezicht op de naleving van zowel de Regeling handel levende dieren en levende produkten als onderhavig besluit is opgedragen aan de RVV, zodat sprake is van een van een uniform controlebeleid op alle varkensspermawincentra en op alle partijen varkenssperma die in de handel worden gebracht. Ook de aanbevelingen omtrent verbetering van de werkwijze van varkensspermawincentra zijn in onderhavig besluit verwerkt. Onderhavig besluit biedt een basis voor het stellen van nadere eisen waaraan varkensspermawincentra moeten voldoen wanneer zij voor een erkenning in aanmerking willen komen en enkele eisen die los van deze erkenning staan. Voorts biedt het besluit een basis om regels te stellen ten aanzien van het vervoeren en het verhandelen van sperma.
Voor de overige diersoorten wordt eveneens eenheid in de regelgeving gebracht, waarbij voor runderen eenzelfde systematiek als voor varkens zal gelden en voor schapen en geiten alsmede paarden met beperktere voorschriften kan worden volstaan.
Met het onderhavige besluit wordt tevens de toezegging gestand gedaan als opgenomen in de bijlage bij de brief van 31 maart 1998 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangekondigde Beleidsvoornemens diergezondheidszorg in Nederland (kamerstukken II 1997/98, 25 229, nr. 49).
Gelet op het feit dat het onderhavige besluit mede zijn grondslag vindt in artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD), geldt dat het na vaststelling overeenkomstig artikel 110, eerste lid, van de GWWD aan beide Kamers der Staten-Generaal wordt overgelegd. Vervolgens kan binnen 30 dagen door of namens één der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden de wens te kennen gegeven worden gegeven dat inwerkingtreding van het besluit bij wet dient te geschieden.
Nagegaan is of de onderhavige bepalingen als technisch voorschrift kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 1, negende lid, van richtlijn nr 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204); hierna: de notificatierichtlijn. Het stellen van de in dit besluit bedoelde voorschriften kan als zodanig worden aangemerkt. Immers de eerderaangehaalde spermarichtlijnen zien niet op de centra die sperma op de nationale markt brengen. De nog nader op grond van dit besluit te stellen voorschriften, óók voor zover zij strekken ter uitwerking van de europeesrechtelijke erkenningseisen, kunnen eveneens worden aangemerkt als technische voorschriften. Het onderhavige besluit is derhalve in ontwerp genotificeerd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de notificatierichtlijn (nr. 98/0602/NL). Er zijn naar aanleiding van de notificatie geen opmerkingen ontvangen. De nader op grond van het besluit te stellen eisen zullen eveneens in ontwerp worden voorgelegd aan de Commissie van de Europese gemeenschappen.
Voorts is nagegaan of onderhavig besluit ingevolge Punt 5 van Bijlage B van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake sanitaire en fytosannitaire maatregelen dan wel ingevolge Bijlage 1, punt 1, bij het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen verdrag inzake technische handelsbelemmeringen genotificeerd diende te worden aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235). Op grond van genoemde artikelen moeten voorschriften genotificeerd worden indien zij aanzienlijke invloed op de handel hebben. Gelet op het gegeven dat onderhavig besluit uitsluitend eisen stelt ten aanzien van de Nederlandse markt valt het niet onder de reikwijdte van deze WTO-overeenkomst (SPS en TBT).
Eveneens is nagegaan of de voorschriften van dit besluit verenigbaar zijn met de artikelen 30 en 34 van het EG-Verdrag op grond waarvan kwantitatieve invoebeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de lidstaten verboden zijn. Aangezien de bij of krachtens dit besluit te stellen eisen uitsluitend betrekking hebben op de nationale productie, worden geen belemmeringen opgeworpen tegen de invoer in Nederland van sperma uit andere lidstaten. Evenmin kan worden gesteld dat het onderhavig besluit op enigerlei wijze van invloed is op die invoer. De eisen die aan dat sperma in andere kaders gesteld zijn, vloeien voort uit de eerdergenoemde spermarichtlijnen en niet uit de onderhavige regelgeving. De voorschriften van onderhavig besluit worden derhalve verenigbaar geacht te zijn met de artikelen 30 en 34 van het EG-Verdrag.
Het besluit gaat voor varkens, runderen, paarden, schapen en geiten uit van een verbod tot het winnen en tot het verhandelen en het vervoeren van sperma van de desbetreffende diersoorten, tenzij wordt voldaan aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels. Dit houdt in dat alle varkens- en runderspermawincentra die in Nederland actief zijn de beschikking moeten hebben over een erkenning als bedoeld in de richtlijnen 90/429/EEG, onderscheidenlijk 88/407/EEG. Deze richtlijnen geven de eisen aan waaraan spermawincentra moeten voldoen. De mate van detail varieert per eis. Sommige eisen zijn zeer gedetailleerd en sommige eisen zijn algemeen weergeven en geven ruimte voor nadere invulling. De mogelijkheden die genoemde richtlijnen bieden om eisen aan spermawincentra nader in te vullen zijn in onderhavig besluit benut. Een varkensspermawincentrum moet voldoen aan de bij of krachtens artikel 3 van het besluit gestelde eisen om in aanmerking te komen voor een erkenning. Verder moet voldaan worden aan de eisen uit artikel 4 alvorens varkenssperma in de handel mag worden gebracht. Alle runderspermawincentra moeten krachtens artikel 9 beschikken over een erkenning als bedoeld in richtlijn 88/407/EEG, terwijl voorts voldaan moet worden aan de eisen uit artikel 10 alvorens rundersperma in de handel mag worden gebracht. Met betrekking tot paardenspermawincentra en wincentra voor sperma van schapen en geiten is vooralsnog geen relatie gelegd met de EU-normen. Voor de achtergronden hiervan zij verwezen naar de effectentoets.
Is sprake van sperma bestemd voor het intracommunautaire verkeer, dan zal dit sperma tevens moeten voldoen aan de in de Regeling handel levende dieren en levende produkten opgenomen eisen.
Het toezicht op de naleving van dit besluit geschiedt ingevolge de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren door de ambtenaren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, alsmede door de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Handelen in strijd met de voorschriften die krachtens de artikel 3, 6, 7 en 96 van de GWWD zijn gesteld, vormt krachtens artikel 125, onderdeel d, van de GWWD een economisch delict, dat in artikel 1, onder 4o, van de Wet op de economische delicten wordt gekwalificeerd als een overtreding. Voor varkens- en runderspermawincentra geldt verder dat wanneer geconstateerd wordt dat niet langer wordt voldaan aan (een van) de erkenningseisen als bedoeld in artikel 3 respectievelijk artikel 9, de erkenning kan worden opgeschort of ingetrokken. Onderhavig besluit brengt voor de overheid extra handhavingslasten met zich mee omdat er in de toekomst meer erkende spermawincentra zullen zijn waarop toezicht gehouden moet worden. Thans houdt de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren toezicht op de naleving van de autonome regelgeving van het Landbouwschap, hetgeen met de inwerkingtreding van dit besluit niet langer het geval zal zijn. Wel kan bij het uitoefenen van het toezicht op grond van onderhavig besluit de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren worden betrokken.
De varkensspermawincentra zullen inspanningen moeten verrichten om aan de eisen van onderhavig besluit te kunnen voldoen. Deze inspanningen verschillen per centrum, maar de verwachting is dat de varkensspermawincentra deze binnen redelijke termijn kunnen realiseren. Opgemerkt zij dat het bedrijfsleven zich positief heeft uitgesproken over het van toepassing verklaren van de EU-normen op de niet-exporterende varkens-spermawincentra en over de overige eisen.
Alle runderspermawincentra exporteren tevens rundersperma en beschikken over de daartoe vereiste erkenning. Onderhavig besluit legt geen verdergaande eisen op dan waartoe richtlijn 88/407/EEG reeds de mogelijkheden biedt.
De winning van sperma bij paarden is minder grootschalig dan de winning van sperma bij varkens of runderen. De paardenspermawincentra die thans alleen voor de nationale markt sperma winnen zijn te kleinschalig om gelijkschakeling met de EU-normen van richtlijn 92/65/EEG te kunnen bekostigen. Onderhavig besluit strekt niet tot een dergelijke gelijkschakeling. Met betrekking tot de paardenspermawincentra kunnen op basis van dit besluit regels worden gesteld die betrekking hebben op de werkwijze binnen deze centra. Ditzelfde geldt voor de centra die sperma van schapen of geiten winnen. Ook hier is sprake van kleine centra die gelijkschakeling met de EU-normen van richtlijn 92/65/EEG thans niet zouden kunnen opbrengen. Met betrekking tot deze centra kunnen ook regels gesteld worden die betrekking hebben op de werkwijze van deze centra. Het streven is wel om ook wat betreft de eisen voor despermawincentra voor paarden, schapen en geiten in te toekomst te groeien naar overeenstemming met de normen voor het intracommunautaire handelsverkeer.
Onder verhandelen wordt iedere activiteit die samenhangt met of gericht is op het in het verkeer brengen van sperma verstaan, zowel ten behoeve van de nationale markt als ten behoeve van het intracommunautair verkeer.
Artikel 2 bepaalt dat het winnen van varkenssperma verboden is, tenzij is voldaan aan hetgeen bij of krachtens de artikelen 3 en 4 is gesteld. De winning van sperma op een vestiging van een varkenshouderijbedrijf ten behoeve van kunstmatige inseminatie van op deze vestiging aanwezige varkens, valt echter niet onder de werking van dit verbod. Achtergrond hiervan is dat dit sperma, gelet op de artikelen 5 tot en met 7, niet wordt vervoerd of verhandeld, maar uitsluitend wordt aangewend op dezelfde vestiging. Op genoemde uitzondering na is iedere vorm van winning buiten de erkende wincentra verboden. Voor zover deze beperking voor de wetenschap ongewenste beperkende gevolgen zou hebben, zij erop gewezen dat artikel 107 van de GWWD voorziet in de bevoegdheid voor de minister ontheffing of vrijstelling te verlenen van de bij of krachtens het ontwerp-besluit gestelde regels.
Ingevolge artikel 3 zijn alleen door de Minister erkende spermawincentra gerechtigd varkenssperma te winnen. Artikel 3, tweede lid, bepaalt dat deze erkenning wordt verleend indien voldaan wordt aan de EU-normen van richtlijn 90/429/EEG. Ook de spermawincentra die slechts voor de nationale markt sperma winnen, moeten voldoen aan de ter uitvoering van deze richtlijn krachtens artikel 3, derde lid, nader te stellen regels.
Artikel 3, vijfde lid, bepaalt dat de erkenning kan worden ingetrokken of worden geschorst indien blijkt dat een varkensspermawincentrum op enig moment niet aan de eisen van het tweede en derde lid voldoet. Intrekken of schorsen van de erkenning heeft tot gevolg dat het betreffende spermawincentrum gedurende de intrekking of schorsing geen varkenssperma mag winnen en in de handel mag brengen.
Naast deze specifieke eisen wordt er op gewezen dat de huisvestings- en overige welzijnseisen van het Varkensbesluit van toepassing zijn op varkensspermawincentra.
Artikel 4 stelt eisen waaraan op een spermawincentrum moet worden voldaan alvorens het sperma verhandeld mag worden. Het betreft allereerst de eis dat een administratie bijgehouden wordt van de inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers die het spermawincentrum bezoeken. Verder is ieder spermawincentrum op grond van dit besluit verplicht over een calamiteitenplan te beschikken. Voorts kunnen op basis van dit artikel nadere regels worden gesteld omtrent onder meer het mengen van varkenssperma en het winnen, behandelen en opslaan van varkenssperma. Thans wordt op grond van administratieve en fysieke controles door de RVV gecontroleerd of sperma wordt gemengd. Gebleken is dat met een micro-satellietanalyse het mogelijk is te analyseren of sperma van één bepaald dier afkomstig is. De aan te wijzen instelling (waarbij gedacht wordt aan ID-DLO) zou deze analyse kunnen uitvoeren wanneer het beschikt over een set van probes waarmee een uniek DNA-afdruk kan worden gemaakt. Daartoe moet van beren een bloed- of spermamonster aan deze instelling beschikbaar worden gesteld. Uit een bloed- of spermamonster is het mogelijk een DNA-afdruk te maken. Om de DNA-afdruk registratie actueel te houden, voorziet dit artikel tevens in de mogelijkheid om voor te schrijven dat wijzigingen in het berenbestand worden doorgegeven aan deze instelling.
Artikel 5 bepaalt dat het vervoeren of verhandelen van varkenssperma verboden is, tenzij is voldaan aan hetgeen bij of krachtens de artikelen 6 en 7 is gesteld. Naast de voorwaarde dat uitsluitend sperma dat in overeenstemming met de bij of krachtens artikel 3 en 4 gestelde regels op een varkensspermawincentrum is gewonnen dan wel indien het sperma betreft dat buiten Nederland is gewonnen overeenkomstig de Regeling handel levende dieren en levende producten binnen Nederland is gebracht, mag worden vervoerd en verhandeld, biedt artikel 7 de basis om ten aanzien van degenen die vervoeren of verhandelen soortgelijke regels als bedoeld in artikel 4 te stellen. Daar dergelijke voorschriften ook van belang zijn in de verdere fases van verhandeling, kunnen zij ook worden gesteld voor de te onderscheiden actoren in die fases.
Voor rundersperma en wincentra is voorzien in vergelijkbare regelgeving als met betrekking tot varkenssperma en wincentra.
Krachtens artikel 9 zijn alleen door de minister erkende spermawincentra gerechtigd rundersperma te winnen. Artikel 9, tweede lid, bepaalt dat deze erkenning wordt verleend indien voldaan wordt aan de EU-normen van richtlijn 88/407/EEG. Ook de runderspermawincentra die slechts voor de nationale markt sperma winnen, moeten voldoen aan de ter uitvoering van deze richtlijn krachtens artikel 9, derde lid, nader te stellen regels omtrent inrichting, administratie en bedrijfsvoering. Artikel 10 stelt eisen waaraan op een spermawincentrum moet worden voldaan alvorens het sperma verhandeld mag worden. Artikel 11 bepaalt dat het vervoeren of verhandelen van rundersperma verboden is, tenzij is voldaan aan hetgeen bij of krachtens de artikelen 12 en 13 is gesteld. Voor zover het verbod om niet op een spermawincentrum gewonnen sperma te vervoeren ongewenst beperkende gevolgen zou hebben voor de mogelijkheid om op een vestiging van een rundveehouderijbedrijf gewonnen sperma, voordat het op dit bedrijf wordt aangewend, in een elders gelegen laboratorium te laten bewerken, zij gewezen op de in artikel 107 van de GWWD voorziene bevoegdheid voor de minister ontheffing of vrijstelling te verlenen.
Artikel 16 bepaalt dat het winnen van paardensperma verboden is, tenzij is voldaan aan hetgeen krachtens artikel 15 is bepaald. Paardenspermawincentra moeten voldoen aan krachtens artikel 15 nader te stellen regels omtrent inrichting, administratie, en bedrijfsvoering. Artikel 16 bepaalt dat het vervoeren of verhandelen van paardensperma verboden is, tenzij is voldaan aan hetgeen bij of krachtens de artikelen 17 en 18 is gesteld.
Ook met betrekking tot de sperma van schapen en geiten wordt, net als met betrekking tot paardensperma, volstaan met de mogelijkheid tot het stellen van regels om de in het algemeen deel van deze toelichting genoemde redenen.
Onderhavig besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat op zich zo spoedig als mogelijk na het doorlopen van de voorgeschreven totstandkomingsprocedure zal zijn gelegen.
Voor de spermawincentra voor geiten, schapen en paarden zal dit geen problemen opleveren omdat het onderhavig besluit zelf geen inhoudelijke regels stelt.
Alle runderspermawincentra voldoen reeds aan de eisen van richtlijn 88/407/EEG. Op grond van onderhavig besluit moeten deze centra nog wel over een erkenning beschikken en daartoe een aanvraag indienen.
De varkensspermawincentra hoeven op grond van de bestaande PBO-regelgeving nog niet te voldoen aan de eisen van richtlijn 90/429/EEG. Om aan de eisen van onderhavig besluit te kunnen voldoen zullen deze centra enkele wijzigingen aan moeten brengen, mogelijk ook van bouwtechnische aard. Omdat dergelijke wijzigingen niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, onder meer vanwege procedures omtrent bouwvergunningen, kunnen zij op grond van artikel 24 een ontheffing aanvragen. De duur van de ontheffing is afhankelijk van de aanpassingen die een varkensspermawincentrum moet verrichten, maar bedraagt maximaal drie jaar na inwerkingtreding van de erkenningseis.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 maart 2001, nr. 51.
Richtlijn nr. 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen, embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-95.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.