Besluit van 8 januari 2001, houdende regels inzake het beschikbaar stellen van ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 april 2000, nr 0067401, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 89 van de Grondwet en art 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juni 2000, No. W04.00.0187/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 december 2000, kenmerk CZK/PU00N100261, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

Een ambtenaar in dienst van het Rijk kan op zijn verzoek door Onze Minister ter beschikking worden gesteld van de Nederlandse Antillen en Aruba voor het vervullen van een functie bij de overheden in die landen.

Artikel 3

Een ambtenaar in dienst van een provincie, gemeente, waterschap of een ander openbaar lichaam kan op zijn verzoek door Onze Minister ter beschikking worden gesteld van de Nederlandse Antillen en Aruba voor het vervullen van een functie bij de overheden in die landen.

Artikel 4

  • 1. Onze Minister stelt voor de terbeschikkingstellingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, alsmede voor de voorwaarden waaronder deze plaatsvinden, nadere regels vast.

  • 2. De nadere regels, bedoeld in het eerste lid, bevatten in ieder geval bepalingen over:

    a. de beschikbaarstellingsovereenkomst;

    b. de medische keuring;

    c. de werkgeverslasten;

    d. de bezoldiging en toelagen;

    e. de voorzieningen bij de beschikbaarstelling en bij de beëindiging van de beschikbaarstelling;

    f. de voorzieningen bij verblijf in de Nederlandse Antillen en Aruba;

    g. de verlof- en gezinsherenigingsreizen;

    h. ziekte;

    i. ongeval;

    j. overlijden.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 1999.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beschikbaarstelling ambtenaren aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van oelicing in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 8 januari 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries

Uitgegeven de tweeëntwintigste februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De personele samenwerking is in de loop der tijd een steeds belangrijker rol gaan spelen in de verhouding tussen de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland. Op een aantal terreinen blijkt in de Caribische rijksdelen niet voldoende te kunnen worden voldaan aan de vraag naar gekwalificeerd personeel. Daarbij speelt tevens een rol dat door de wens te komen tot verbeteringen in het functioneren van de overheidsorganisatie een taakverzwaring bij de diverse overheden in de West is opgetreden. De Nederlandse Antillen en Aruba doen dan ook in het kader van de personele samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk in toenemende mate een beroep op Nederland om te kunnen voorzien in de vraag naar deskundig personeel.

Van de gerekruteerde deskundigen vormen de rijksambtenaren tot op heden veruit de grootste groep.

De voorwaarden waaronder bedoelde deskundigen op dit moment ter beschikking worden gesteld van de Nederlandse Antillen en Aruba zijn geregeld in de Regeling honorering deskundigen voor lange duur van 13 december 1978 van de toenmalige Minister voor Nederlands-Antilliaanse Zaken.

Sedertdien is genoemde regeling diverse malen gewijzigd.

In verband met het feit dat de thans geldende regeling een juridische basis ontbeert en de inhoud van die regeling onvolledig, onoverzichtelijk en weinig gestructureerd is, wordt voorgesteld een juridische basis te scheppen in een algemene maatregel van bestuur en de bepalingen voor het ter beschikking stellen van personeel vast te leggen in een nieuwe regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het besluit is gebaseerd op artikel 125 Ambtenarenwet voorzover het gaat om de uitzending van rijksambtenaren en op artikel 89 Grondwet voorzover gaat om de uitzending van andere ambtenaren dan rijksambtenaren. Het besluit heeft dan ook voorzover het deze laatste categorie ambtenaren betreft, het karakter van een zelfstandige algemene maatregel van bestuur.

Vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid wordt voor alle ambtenaren, of zij nu rijks-, provincie- of gemeenteambtenaar zijn, dezelfde regeling voorgesteld. Het argument van de rechtsgelijkheid is ook de reden dat het besluit deels gebaseerd is op artikel 89 van de Grondwet.

Het onderhavige besluit is geen onderwerp van overleg geweest met de vakorganisaties. Het besluit regelt immers geen arbeidsvoorwaarden als zodanig. Daarnaast treedt de beschikbaar gestelde ambtenaar tijdelijk in dienst bij de landelijke dan wel de eilandelijke overheid in de Nederlandse Antillen en Aruba.

2. Artikelsgewijs

De artikelen 2 en 3 van dit besluit vormen de basis voor het beschikbaarstellen van ambtenaren aan de verschillende overheden in de Nederlandse Antillen en Aruba. Onder overheden worden hier zowel de landelijke overheden van de Nederlandse Antillen en Aruba als de overheden van de Antilliaanse eilandgebieden verstaan.

In het eerste lid van artikel 4 wordt een juridische basis gelegd voor de vaststelling van een ministeriële regeling, die een nadere regeling geeft over de terbeschikkingstelling van de ambtenaren van het Rijk. In het tweede lid van dat artikel worden de onderwerpen genoemd waarover de ministeriële regeling in ieder geval bepalingen dient te bevatten. Het betreft hier geen uitputtende opsomming.

Artikel 5 regelt dat de algemene maatregel van bestuur met terugwerkende kracht in werking zal treden. Het is het voornemen de ministeriële regeling ex artikel 4 op dezelfde datum in werking te laten treden. De reden hiervan is de volgende. De thans in de Nederlandse Antillen en Aruba op basis van de Regeling honorering deskundigen voor lange duur werkzame Nederlandse ambtenaren is begin 1999 een nieuwe ministeriële regeling in het vooruitzicht gesteld. Op dat moment bestond de verwachting dat deze in de loop van dat jaar gerealiseerd kon worden. Diverse omstandigheden zijn van nadelige invloed geweest op een spoedige totstandkoming van dit besluit en de ministeriële regeling. In dit verband moet – naast de gecompliceerdheid van de regeling – ook gewag worden gemaakt van de organisatorische en personele gevolgen van de overgang van het voormalige Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze regeling zal voor de betrokken ambtenaren een verbetering inhouden ten opzichte van de huidige regeling. Vanwege de gewekte verwachtingen is ervoor gekozen bedoelde verbetering reeds per 1 oktober 1999 aan de desbetreffende ambtenaren ten goede te laten komen in plaats van die verbetering te laten wachten tot na de datum van inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur en de ministeriële regeling.

Genoemde datum wordt gezien als een voor alle betrokkenen redelijk en acceptabel tijdstip van terugwerkende kracht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. M. de Vries


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 maart 2001, nr. 51.

Naar boven