Besluit van 20 december 2001 tot wijziging van het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA in verband met wijzigingen in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in de Wet van 14 december 2001 tot wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V-Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644) (Wijziging Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 6 december 2001, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/WV/01/83658;

Gelet op de artikelen 16, 22, 29, 31 en 32 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten;

De Raad van State gehoord (advies van 12 december 2001, no.W12.01.0654/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 13 december 2001, Nr. SV/WV/01/86808;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Uitgangspunten verstrekking subsidie en verstrekking voorzieningen

  • 1. Een subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet en een voorziening als bedoeld in artikel 22 en 31 van de Wet, wordt niet verstrekt indien kosten zijn gemaakt ten behoeve van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn of waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet en een voorziening als bedoeld in artikel 22 en 31 van de Wet, wel verstrekt worden indien deze dient ter vergoeding van kosten of voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn en niet op grond van een andere wettelijke regeling worden vergoed of verstrekt en vrijwel uitsluitend zijn geïndiceerd voor de werksituatie, dan wel vrijwel uitsluitend kunnen worden gebruikt voor of in de werksituatie.

  • 3. Bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verstrekking van een voorziening uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.

B

Hoofdstuk II komt te luiden:

HOOFDSTUK II SUBSIDIE WERKGEVER EX ARTIKEL 16 VAN DE WET

Artikel 3. De aanvraag voor subsidie

Bij een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet verstrekt de werkgever ten minste de volgende gegevens:

a. het aansluitingsnummer van de werkgever bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

b. het sociaal-fiscaal nummer van de werknemer;

c. de naam van de werknemer;

d. de datum van aanvang en de aard en de omvang van de dienstbetrekking;

e. het loon van de werknemer;

f. een overzicht van de gemaakte kosten;

g. een onderbouwing van de noodzaak tot het maken van de kosten;

h. gegevens waaruit blijkt op grond waarvan de werknemer door de werkgever als arbeidsgehandicapte wordt aangemerkt; en

i. een plan van aanpak als bedoeld in artikel 71a van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Artikel 4. Bepaling meerkosten werkgever
  • 1. Onder meerkosten als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de Wet wordt verstaan alle kosten die een werkgever meer heeft gemaakt dan de som van de premiekortingen, bedoeld in dat onderdeel.

  • 2. Bij de beoordeling en de berekening van de meerkosten, bedoeld in het eerste lid, wordt de omzetbelasting buiten beschouwing gelaten, tenzij de werkgever aantoont dat deze door hem niet kan worden verrekend.

  • 3. Indien het totaal van de kosten, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet, meer bedraagt dan € 22 689 wordt bij de bepaling van de hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet rekening gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever van de te treffen voorziening.

  • 4. De vaststelling van het bedrijfseconomisch voordeel, bedoeld in het derde lid, geschiedt met inachtneming van de in het maatschappelijk verkeer aanvaarde bedrijfseconomische normen.

Artikel 5. Wijze van vaststellen subsidie artikel 16 van de Wet
  • 1. Indien de subsidie, bedoeld in artikel 16 van de Wet, betrekking heeft op meerkosten die zijn gemaakt tijdens de drie respectievelijk één jaars periode als bedoeld in artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 82, 82a of 97c van de Werkloosheidswet, en de subsidie wordt voor ommekomst van die periode aangevraagd, gaat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit van de te verwachten som van de premiekortingen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet.

  • 2. Indien de subsidie, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet, wordt aangevraagd na ommekomst van de in het eerste lid bedoelde perioden, wordt uitgegaan van de som van de verleende premiekortingen, bedoeld in dat lid.

  • 3. Indien een subsidie als bedoeld in artikel 15 of 16 van de Wet wordt aangevraagd voor een voorziening voor een werknemer waarvoor reeds een subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet is verstrekt, wordt bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie rekening gehouden met die eerder verstrekte subsidie.

Artikel 5a. Subsidie in verband met trainingen

In afwijking van artikel 16, tweede lid, van de Wet en onverminderd artikel 2, tweede lid, komen slechts medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen die voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden voor subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet in aanmerking. In deze regeling kunnen tevens regels gesteld omtrent de gegevens die bij de aanvraag voor een dergelijke subsidie worden overgelegd en kan de hoogte van deze subsidie tot een in die regeling aangegeven maximum worden beperkt.

Artikel 5b. Geen subsidie bij geringe kosten

Een subsidie als bedoeld in artikel 16 van de Wet wordt niet verstrekt indien de kosten, bedoeld in dat artikel, minder bedragen dan 1,85 maal het minimumloon per dag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zoals dat artikel luidde op 1 januari van het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt.

Artikel 5c. Subsidie zonder premiekorting
  • 1. In afwijking van artikel 16, eerste lid, van de Wet, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op aanvraag van een werkgever die ten behoeve van het in dienst houden of nemen van een arbeidsgehandicapte werknemer kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wet, terwijl hij voor deze werknemer geen aanspraak kan maken op premiekorting, bedoeld in artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de artikelen 82, 82a of 97c van de Werkloosheidswet, als gevolg van het feit dat de dienstbetrekking wordt beëindigd op initiatief van de werknemer, subsidie overeenkomstig dit hoofdstuk verstrekken.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen nadat de kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn gemaakt, vaststelt dat bij de werkgever geen passende arbeid aanwezig is.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld in verband met de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5d. Voortzetting subsidie na het bereiken 65-jarige leeftijd

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan een werkgever ten behoeve van een persoon die niet meer als arbeidsgehandicapte werknemer kan worden beschouwd omdat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, subsidie verstrekken als bedoeld in artikel 16, van de Wet, ten behoeve van de voortzetting van een voorziening waarvoor kosten zijn gemaakt waarvoor reeds een subsidie is verleend, indien die persoon de inkomensvormende arbeid ten behoeve waarvan de kosten laatstelijk zijn gesubsidieerd nog in ongeveer gelijke mate verricht.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V-Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 20 december 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de achtentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

TOELICHTING

Algemeen deel

Bij de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V- Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644) (hierna: Belastingplan 2002 V) worden een aantal artikelen in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (hierna te noemen: Wet REA) ingrijpend gewijzigd, vervangen of vernummerd. Het betreft met name het vervangen van de artikelen 15 tot en met 18. Deze wijzigingen werken ook door in het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (hierna te noemen: besluit).

Door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) is op grond van de bij het Belastingplan 2002 V vervallen bepalingen van de Wet REA de Regeling werkgeverssubsidies REA 2001 (hierna te noemen Regeling werkgeverssubsidies) getroffen (Besluit van 19 september 2001, Stcrt 185). Deze regeling beoogt een regeling te treffen ter invulling van de verplichting tot het verstrekken van voorzieningen, budgetten en het pakket op maat. Voor zover zij van belang zijn voor een goede uitvoering van de Wet REA is de inhoud van deze regeling ook opgenomen in dit besluit.

Het besluit wordt tevens aangevuld met een regeling voor de wijze van beoordeling, berekening en betaling van een subsidie voor extra reïntegratiekosten, als bedoeld in artikel 16 van de Wet REA.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 2)

Het voorgestelde eerste lid van artikel 2 van het besluit is een aanpassing van het huidige artikel 2 van het besluit in verband met het nieuwe artikel 16 van de Wet REA. Het ziet op situaties waarin geen subsidie dan wel voorzieningen worden verstrekt. Het betreft kosten ten behoeve van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn (bijvoorbeeld een bureau op de juiste hoogte afgesteld) en op kosten waarvoor vergoeding op grond van een andere wettelijke regeling mogelijk is. Deze laatste toevoeging is afkomstig van de Regeling werkgeverssubsidies.

Uitgangspunt is dat voorzieningen die vanuit andere beleidsterreinen verstrekt kunnen worden, ten laste behoren te komen van die andere terreinen, ook als dat mede leidt tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid of de mogelijkheid tot inschakeling in arbeid. Voorkomen moet immers worden dat therapieën, geneeskundige behandelingen en genees- en heelkundige hulpmiddelen voor rekening komen van het Reïntegratiefonds, omdat bevordering van de gezondheid nu eenmaal ook goed is voor de arbeidsgeschiktheid en inschakeling in arbeid. Het eerste lid beoogd derhalve te regelen dat verstrekkingen die bijvoorbeeld vanuit de Ziekenfondswet, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en standaardpakketpolis kunnen worden verstrekt, op grond van dit besluit kunnen worden geweigerd.

Het tweede lid maakt een uitzondering op het eerste lid in die zin, dat als een voorziening vrijwel uitsluitend noodzakelijk is voor de werksituatie, vergoeding op grond van de Wet REA wel aangewezen kan zijn. Concrete voorbeelden zijn: orthopedische werkvoorzieningen, of speciale gehoorapparatuur. Dergelijke voorzieningen zijn in een werksituatie niet algemeen gebruikelijk en komen niet op grond van een andere wettelijke regeling voor vergoeding in aanmerking.

In het derde lid ligt de nadruk op het toepassen van een proportionaliteitscriterium.

Dit lid moet gezien worden als een aanvulling op hetgeen in verband daarmee al is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Voorkomen moet worden dat extra luxe voorzieningen worden aangeschaft terwijl er goedkopere alternatieven op de markt zijn.

Artikel 1, onderdeel B (artikel 4)

De inhoud van dit artikel is grotendeels ontleend aan de Regeling werkgeverssubsidies. Er worden een aantal regels gegeven over de berekening van de meerkosten, bedoeld in artikel 16 van de Wet REA.

Het tweede lid bepaalt dat geen subsidie wordt verleend over de omzetbelasting die aan de werkgever in rekening is gebracht over de middelen of diensten ter reïntegratie. De werkgever kan deze immers in aftrek brengen op de omzetbelasting die hij verschuldigd is. Alleen in die gevallen waarin de werkgever uitsluitend niet met omzetbelasting belaste diensten verricht of producten levert is geen aftrek mogelijk en wordt ook over de omzetbelasting subsidie verleend.

Het derde lid regelt dat bij het vaststellen van de hoogte van de meerkosten rekening kan worden gehouden met het bedrijfseconomisch voordeel voor de werkgever. Van een bedrijfseconomisch voordeel is sprake indien de voorziening een positieve invloed heeft op het bedrijfsresultaat van de werkgever of indien daardoor de kostprijs van de geproduceerde goederen of geleverde diensten wordt verlaagd.

Artikel 1, onderdeel B (artikel 5)

Dit artikel beschrijft de wijze waarop de hoogte van de subsidie voor meerkosten moet worden vastgesteld. Er is naar gestreefd om de regeling zo vorm te geven, dat enerzijds de administratieve lasten voor de werkgever en de uitvoeringstechnische lasten voor het UWV beperkt blijven, zonder dat anderzijds mogelijkheden worden opengelaten tot oneigenlijk gebruik van de regeling.

Er is, in het eerste lid, voor gekozen om werkgevers de mogelijkheid te bieden al bij aanvang van het dienstverband of op het moment van reïntegratie van een arbeidsgehandicapt geworden werknemer een subsidie aan te laten vragen voor de meerkosten. Dit om te voorkomen dat werkgevers omwille van financiële belemmeringen moeten afzien van het in dienst nemen, of houden van een arbeidsgehandicapte werknemer. Het UWV stelt op het moment van beoordeling van de aanvraag vast, hoeveel naar verwachting het totaalbedrag van de premiekorting zal bedragen over de gehele periode waarin een werkgever recht heeft op toepassing van deze korting. Dat wil zeggen, drie respectievelijk één jaar, of wanneer het dienstverband is aangegaan voor bepaalde kortere tijd, voor de duur van het dienstverband. Indien de werknemer na aanvang van de periode van de premiekorting 65 jaar zal worden, wordt rekening gehouden met het bedrag van de premiekorting tot het 65e jaar van de werknemer. Basis voor deze berekening vormen de gegevens zoals die gelden voor de werknemer bij de aanvang van de dienstbetrekking. Deze informatie is immers in alle gevallen reeds bij het UWV bekend.

Voor de volledigheid wordt hier nog opgemerkt dat slechts in een beperkt aantal gevallen het mogelijk is de eenmaal vastgestelde subsidie te herzien. Artikel 20 van de Wet REA treft hiervoor een voorziening.

Indien de werkgever er voor kiest om de subsidie voor meerkosten na ommekomst van de premiekortingsperiode aan te vragen, regelt het tweede lid dat het UWV dan uitgaat van de feitelijke premiekorting en niet, zoals in het eerste lid, van de te verwachten premiekortingen. In die gevallen waarin de werkgever kosten maakt na afloop van de periode van de premiekorting wordt met het bedrag van de voordien verleende premiekorting geen rekening gehouden.

Het derde lid regelt dat wanneer een werkgever in de periode waarinrecht bestaat op premiekorting al subsidie voor meerkosten of subsidie op grond van artikel 15 van de Wet REA heeft ontvangen, het UWV bij het bepalen van de hoogte van de eventuele subsidie rekening houdt met het bedrag van de betreffende voorziening waarvoor al een subsidie is vastgesteld. Dit kan zich voordoen indien voor een werknemer subsidie is verkregen gericht op reïntegratie bij een andere werkgever (artikel 15 van de Wet REA) doch die werknemer blijft uiteindelijk, ondanks het traject gericht op hervatting bij een andere werkgever, bij de eigen werkgever in dienst. In deze situatie is er geen reden om voor deze kosten nogmaals subsidie te verlenen op grond van artikel 16 van de Wet.

Artikel I, onderdeel B (artikel 5a)

Dit artikel voorziet in het treffen van een delegatiebepalingen ten behoeve van medisch geïndiceerde reïntegratietrainingen. Slechts die trainingen komen voor subsidie in aanmerking die voldoen aan bij ministeriële regeling gestelde eisen.

Hiervoor wordt een separate ministeriële regeling getroffen. Vooruitlopende op een meer definitieve regeling zal in een tijdelijke regeling het tot op heden door het Lisv terzake gevoerde beleid, vooralsnog worden gehandhaafd. De tot op heden door het Lisv gestelde regels vervallen als gevolg van het opheffen van het Lisv met ingang van 1 januari 2002. Het betreft een regeling voor de vergoeding van rugtrainingen en traumabegeleiding. Daarin is onder meer opgenomen dat het Lisv aan de werkgever niet meer vergoedt dan 75% van de kosten van de training of begeleiding.

Artikel 1, onderdeel B (artikel 5b)

Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 4 zoals dat tot op heden luidde. Daarmee wordt voorkomen, dat ook voor geringe bedragen een subsidie moet worden verstrekt. De uitvoeringslasten blijven zo beperkt.

Artikel I, onderdeel B (artikel 5c)

Dit artikel beoogt te voorzien in het toekennen van subsidie voor meerkosten in het geval de werknemer het dienstverband verbreekt terwijl de werkgever nog geen aanspraak op premiekorting heeft kunnen maken en dat in de toekomst als gevolg daarvan ook niet zal kunnen. Eenzelfde situatie kan zich voordoen indien uiteindelijk blijkt dat bij de werkgever geen passende arbeid voorhanden is voor deze werknemer.

Artikel I, onderdeel B (artikel 5d)

Deze bepaling is inhoudelijk gelijk aan artikel 5 zoals dat tot op heden luidde.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van dezelfde dag als de Wet van 14 december 2001 tot wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V-Sociale zekerheidswetgeving) (Stb. 644). Dit is voorzien op 1 januari 2002.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1998, 293, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2001, Stb. 687.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven