Besluit van 13 december 2001, houdende nadere regels omtrent de coördinatie en dienstverlening door het Inlichtingenbureau ten behoeve van de gemeenten bij de gegevensverstrekking op grond van zowel de Wet SUWI als de Abw, de IOAW en de IOAZ, alsmede omtrent de financiering van het Inlichtingenbureau (Besluit Inlichtingenbureau gemeenten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 oktober 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/62005;

Gelet op artikel 63, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 122, tweede, zevende en achtste lid, van de Algemene bijstandswet, artikel 45, tweede, zevende en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en artikel 45, tweede, zevende en achtste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W12.01.0542/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 december 2001, Directie Bijstandszaken, nr. BZ/BU/2001/85149;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. de CWI: de Centrale organisatie werk en inkomen;

c. het UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

d. Abw: Algemene bijstandswet;

e. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

f. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2 Taken Inlichtingenbureau

  • 1. Het Inlichtingenbureau heeft tot taak:

    a. het ten behoeve van de gemeenten verrichten van de bij of krachtens de artikelen 64, 66, 67 en 68 van de Wet SUWI aan hem opgedragen werkzaamheden met betrekking tot het Gegevensregister Suwi, het Stelselontwerp Suwinet, de beheertaken ten behoeve van Suwinet en het jaarlijks verslag over het gebruik van Suwinet;

    b. het namens burgemeester en wethouders vragen van opgaven en inlichtingen aan instanties, en het ontvangen van door deze instanties verstrekte opgaven en inlichtingen, bedoeld in artikel 3;

    c. het ter beschikking stellen aan burgemeester en wethouders van de opgaven en inlichtingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel e;

    d. het doorsturen van onjuistheden als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aan de instantie die de betreffende opgaven en inlichtingen heeft verstrekt;

    e. het ondersteunen van burgemeester en wethouders, bij de elektronische gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

    f. het beheren van de elektronische voorzieningen die benodigd zijn voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in de onderdelen a tot en met d;

    g. het verwerken van de gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid;

    h. het geven van voorlichting over zijn taken en werkwijze, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    i. het toetsen van plannen van Onze Minister met betrekking tot gegevensuitwisseling tussen gemeenten en derden op grond van de Abw, de IOAW, de IOAZ en de Wet SUWI.

  • 2. Het Inlichtingenbureau kan andere dan in het eerste lid genoemde taken vervullen indien Onze Minister daarvoor schriftelijke toestemming geeft. Artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit SUWI is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Gegevensverstrekking aan burgemeester en wethouders

  • 1. De opgaven en inlichtingen, bedoeld in artikel 122, eerste lid, van de Abw, artikel 45, eerste lid, van de IOAW en artikel 45, eerste lid, van de IOAZ, die door burgemeester en wethouders en door de in voornoemde bepalingen genoemde instanties door tussenkomst van het Inlichtingenbureau gevraagd onderscheidenlijk verstrekt worden, betreffen in het geval van:

    a. burgemeester en wethouders van andere gemeenten: gegevens betreffende de verstrekte bijstand of uitkering op grond van de Abw, de IOAW of de IOAZ;

    b. het UWV: gegevens betreffende de inkomsten uit arbeid of uitkering op grond van verzekeringen en wetten die door het UWV worden uitgevoerd;

    c. de belastingdienst: gegevens betreffende het vermogen, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, paragraaf 3, van de Abw en artikel 8 van de IOAZ, en de voorlopige teruggaaf, bedoeld in de Wet inkomstenbelasting 2001;

    d. de Informatie Beheer Groep: gegevens betreffende de verstrekte studiefinanciering en tegemoetkoming op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en inschrijvingen bij instellingen voor onderwijs als bedoelde in voornoemde wetten.

  • 2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald in welke gevallen tijdelijk, gedurende een periode van maximaal twee jaar, ook aan en door andere instanties, genoemd in artikel 122, eerste lid, van de Abw, artikel 45, eerste lid, van de IOAW of artikel 45, eerste lid, van de IOAZ, dan de in het eerste lid genoemde, opgaven en inlichtingen door tussenkomst van het Inlichtingenbureau worden gevraagd onderscheidenlijk verstrekt.

Artikel 4 Elektronische gegevensuitwisseling en voorzieningen

  • 1. De gegevensuitwisseling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen b tot en met d, gebeurt elektronisch.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:

    a. de wijze en het tijdstip waarop de elektronische gegevensuitwisseling tussen burgemeester en wethouders en het Inlichtingenbureau plaatsvindt;

    b. het ontwerp van de elektronische voorzieningen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f.

Artikel 5 Abonnementen

  • 1. Bij ministeriële regeling kunnen, na een daartoe door het Inlichtingenbureau gedaan voorstel, regels worden gesteld omtrent de mededeling door het UWV of de CWI aan het Inlichtingenbureau van wijzigingen in de eerder aan de desbetreffende instantie op grond van artikel 3 gevraagde opgaven en inlichtingen.

  • 2. Tussen het Inlichtingenbureau en een instantie als bedoeld in artikel 3, niet zijnde het UWV of de CWI, kan een regeling worden getroffen met betrekking tot de mededeling van wijzigingen in de eerder aan deze instantie op grond van voornoemde bepaling gevraagde opgaven en inlichtingen.

  • 3. Een regeling als bedoeld in het tweede lid regelt in elk geval:

    a. op welke gegevens de regeling betrekking heeft;

    b. op welk moment en op welke wijze de mededeling van wijzigingen wordt beëindigd.

  • 4. Een regeling als bedoeld in het tweede lid wordt, na goedkeuring door Onze Minister, door het Inlichtingenbureau gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 6 Pre-abonnementen

  • 1. Het UWV slaat, ten behoeve van aan burgemeester en wethouders te verstrekken opgaven en inlichtingen, de door het Inlichtingenbureau aan hem verstrekte gegevens van bij hem op dat moment nog onbekende personen op.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden door het UWV zodanig opgeslagen dat deze niet toegankelijk zijn tot het moment waarop er bij hem gegevens als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, over de betreffende persoon bekend zijn.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden niet langer opgeslagen dan tot drie maanden nadat burgemeester en wethouders aan het Inlichtingenbureau hebben gemeld dat de betreffende persoon geen bijstand of uitkering op grond van de Abw, de IOAW of de IOAZ meer ontvangt.

Artikel 7 Verwerking persoonsgegevens

  • 1. Het Inlichtingenbureau draagt zorg voor de zorgvuldige verwerking van:

    a. de gegevens bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet SUWI;

    b. naam, adres, woonplaats en sociaal-fiscaalnummer van de personen over wie burgemeester en wethouders de opgaven en inlichtingen, bedoeld in artikel 3, vragen, alsmede een vermelding van de gemeente die eerstgenoemde gegevens verstrekt;

    c. de gegevens over de wettelijke grondslag van de door burgemeester en wethouders aan de betreffende persoon verleende bijstand of uitkering op grond van de Abw, de IOAW of de IOAZ, en de periode gedurende welke de bijstand of de uitkering is ontvangen;

    d. de door de instanties, bedoeld in artikel 3, verstrekte opgaven en inlichtingen;

    e. de opgaven en inlichtingen, bedoeld in onderdeel d, die betrekking hebben op dezelfde periode, of een deel daarvan, als de gegevens, bedoeld in onderdeel c;

    f. de tijdstippen waarop de gevraagde en verstrekte opgaven en inlichtingen ontvangen zijn van en ter beschikking gesteld zijn aan een instantie als bedoeld in artikel 3 onderscheidenlijk burgemeester en wethouders;

    g. het tijdstip waarop gegevens als bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn verstrekt;

    h. de meldingen van burgemeester en wethouders, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, alsmede de tijdstippen waarop deze meldingen ontvangen onderscheidenlijk, op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, doorgestuurd zijn.

  • 2. Indien aan burgemeester en wethouders blijkt dat de door het Inlichtingenbureau, op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel c, aan hen ter beschikking gestelde opgaven en inlichtingen onjuist zijn, melden zij dit zo spoedig mogelijk aan het Inlichtingenbureau. Het Inlichtingenbureau maakt afspraken met de instanties, bedoeld in artikel 4, over de wijze en het tijdstip waarop door burgemeester en wethouders gemelde onjuistheden worden doorgestuurd aan de instantie die de betreffende opgaven en inlichtingen heeft verstrekt.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dit artikel.

Artikel 8 Voorlichting

Het Inlichtingenbureau draagt zorg voor een doeltreffende voorlichting over zijn taken en werkwijze door ten minste het ter beschikking stellen van informatiemateriaal aan burgemeester en wethouders ten behoeve van personen over wie, op grond van artikel 3, door hen opgaven en inlichtingen worden gevraagd.

Artikel 9 Begroting, jaarplan, budget, jaarverslag, jaarrekening en accountantsverklaring

  • 1. De kosten van het Inlichtingenbureau voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, komen ten laste van de daartoe door Onze Minister toegekende rijksbijdrage.

  • 2. Het Inlichtingenbureau stelt hiertoe elk jaar een begroting en een jaarplan voor het komende kalenderjaar vast en biedt deze vóór een door Onze Minister vast te stellen datum aan hem aan.

  • 3. Onze Minister stelt jaarlijks vóór 1 december het budget voor de uitvoeringskosten van de het Inlichtingenbureau voor het eerstvolgende kalenderjaar vast. Hij kan besluiten dit budget te wijzigen. Het Inlichtingenbureau gaat met betrekking tot de uitvoering van zijn wettelijke taken geen verplichtingen aan en doet geen uitgaven die leiden tot overschrijden van het vastgestelde budget. Wanneer het budget niet is vastgesteld vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop de begroting betrekking heeft, is het Inlichtingenbureau bevoegd, teneinde zijn activiteiten gaande te houden, te beschikken over ten hoogste een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor een geheel jaar is vastgesteld. Onze Minister kan besluiten dat het Inlichtingenbureau in een geval als bedoeld in de vorige zin, kan beschikken over meer dan een derde gedeelte van het budget dat laatstelijk voor een geheel jaar is vastgesteld.

  • 4. Het Inlichtingenbureau stelt jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening op en biedt deze vóór 15 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop deze betrekking hebben aan Onze Minister aan. Het Inlichtingenbureau beschrijft in zijn jaarverslag de taakuitoefening en het gevoerde beleid in het afgelopen jaar en legt in zijn jaarrekening rekening en verantwoording af over het financieel beheer, alsmede over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in het verstreken boekjaar. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door het Inlichtingenbureau aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige besteding van de middelen door het Inlichtingenbureau. De accountant voegt bij de verklaring tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van het Inlichtingenbureau voldoen aan eisen van doelmatigheid.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de indiening van de begroting en ontwerpen daarvan, het jaarplan, het jaarverslag, de jaarrekening, de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en het aan die verklaring ten grondslag liggende onderzoek.

Artikel 10 Overgangsbepaling gegevensverstrekking

Bij ministeriële regeling wordt bepaald vanaf welk tijdstip de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in elk geval door tussenkomst van het Inlichtingenbureau geschiedt. Dit tijdstip kan voor iedere gemeente, per instantie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en voor per instantie te onderscheiden gegevens verschillend worden vastgesteld.

Artikel 11 Overgangsbepaling financiering

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepassing van artikel 9, tweede en derde lid, met betrekking tot de vaststelling en indiening van de begroting en het jaarplan alsmede de vaststelling van het budget voor het kalenderjaar 2002.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking treedt.

Artikel 13 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Inlichtingenbureau gemeenten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 13 december 2001

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de achtentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

In april 1998 stelde het kabinet de notitie «intensivering fraudebestrijding» op. In deze notitie werd aangegeven dat een van de instrumenten om witte fraude tegen te gaan het Inlichtingenbureau was: gegevensuitwisseling tussen sociale diensten en andere instanties met als doel bestandsvergelijking om fraude op te sporen. In de financiële paragraaf bij het Regeerakkoord van 1998 werd hieromtrent een taakstelling opgenomen. Eind 1998 startten de eerste proeven met het Inlichtingenbureau, onder verantwoordelijkheid van de stichting Cliënt Volg Communicatie Stelsel (CVCS). Eind 1999 werd geconcludeerd dat het project kansrijk was, zowel in technische zin als in termen van maatschappelijke en financiële opbrengsten. Na een tweede serie proeven, bij in totaal zestien gemeenten, besloot de Minister van SZW medio 2000 dat het Inlichtingenbureau landelijk zou worden ingevoerd.

Tegelijkertijd met het project Inlichtingenbureau voerde de stichting CVCS proeven uit met een elektronische infrastructuur voor de uitwisseling van informatie tussen de SUWI-partijen: de voorloper van Suwinet (de voor de gegevensuitwisseling tussen UWV, CWI en gemeenten benodigde elektronische infrastructuur). De rol van het Inlichtingenbureau veranderde in dit kader van een instrument voor fraudebestrijding naar een coördinatiepunt voor informatie-uitwisseling tussen sociale diensten en anderen; niet alleen voor fraudebestrijding, maar ook ter bevordering van de samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties in de sociale zekerheid.

Daarmee wordt het Inlichtingenbureau per 1 januari 2002 de organisatie die op het gebied van gegevensuitwisseling zorgt voor «coördinatie en dienstverlening» ten behoeve van gemeenten in het kader van de uitvoering van de Abw, de IOAW, de IOAZ en de Wet SUWI.

Het Inlichtingenbureau: algemeen

Het Inlichtingenbureau functioneert als knooppunt voor gegevensuitwisseling van en naar gemeentelijke sociale diensten. Hiermee wordt in de eerste plaats de mogelijke elektronische functionaliteit van het Inlichtingenbureau bedoeld, bijvoorbeeld in de vorm een verwijsindex (een bestand waarin wordt aangegeven welke personen met een sociaal-fiscaalnummer in registraties van de desbetreffende organisaties zijn opgenomen). Daarnaast heeft het Inlichtingenbureau in organisatorische zin een coördinerende taak voor gemeenten op het gebied van gegevensuitwisseling. Het Inlichtingenbureau werkt voor gemeenten en ten behoeve van de wettelijke taken die gemeenten hebben in het kader van de sociale zekerheid.

Wet- en regelgeving

In het Besluit Inlichtingenbureau gemeenten worden zowel de organisatorische aspecten van het Inlichtingenbureau geregeld, als voorschriften gesteld rond de elektronische uitwisseling van gegevens via het Inlichtingenbureau. De wettelijke kaders voor dit besluit zijn gegeven in de Wet SUWI (artikel 63), de Abw (artikelen 122 en 126), de IOAW (artikelen 45 en 49) en de IOAZ (artikelen 45 en 49). Daar waar in deze toelichting gesproken wordt over de Abw, worden ook steeds de IOAW en de IOAZ bedoeld.

Het Inlichtingenbureau heeft ook specifieke taken in het kader van de gegevensuitwisseling tussen de verschillende instanties die onderling elektronisch berichten uitwisselen met behulp van de elektronische infrastructuur SUWI: Suwinet. De wettelijke basis voor Suwinet is gelegd in artikel 62 van de Wet SUWI. In artikel 63, eerste lid, van de Wet SUWI, wordt bepaald dat het Inlichtingenbureau is belast met de coördinatie en dienstverlening ten behoeve van de gemeenten bij de toepassing van artikel 62. De taken van de verschillende partijen, waaronder het Inlichtingenbureau, worden nader uitgewerkt bij of krachtens de artikelen 64, 66, 67 en 68 van de Wet SUWI.

Tenzij hierop een uitzondering wordt gemaakt in de Abw of de Wet SUWI is bij de uitoefening van taken door het Inlichtingenbureau uiteraard altijd de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) van toepassing.

Relatie met gemeenten

Het Inlichtingenbureau heeft geen zeggenschap over gemeenten en kan gemeenten geen verplichtingen opleggen. Wel zijn gemeenten op basis van de wet (artikel 64, eerste lid, Wet SUWI en artikel 122 Abw) verplicht om in bepaalde gevallen van de diensten van het Inlichtingenbureau gebruik te maken. Daarnaast is het mogelijk dat het Inlichtingenbureau met toestemming van de Minister diensten aanbiedt waarvan gemeenten op vrijwillige basis gebruik kunnen maken, zoals handleidingen voor werkprocessen in het kader van de verwerking van gegevens of voor privacybescherming en beveiliging.

Het Inlichtingenbureau is dan ook niet verantwoordelijk voor de wijze waarop gemeenten de elektronische berichten, die zij via het Inlichtingenbureau ontvangen, verder verwerken. Ten behoeve van een effectieve en efficiënte uitvoering kan het Inlichtingenbureau hierbij wel ondersteuning bieden, bijvoorbeeld de hierboven genoemde handleidingen. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zal, zoals hieronder toegelicht, toezicht houden op de taakuitvoering door het Inlichtingenbureau. Dit toezicht heeft geen betrekking op de beoordeling of de gemeenten de van het Inlichtingenbureau ontvangen gegevens juist en tijdig verwerken. Hierop wordt toegezien op grond van artikel 130 van de Abw.

Het Inlichtingenbureau: taken

De taken van het Inlichtingenbureau worden in drie punten behandeld.

Taken op grond van de Abw (artikel 2, eerste lid, onderdelen b en c)

In artikel 122 van de Abw is de verplichting voor gemeenten neergelegd om in bepaalde gevallen gebruik te maken van het Inlichtingenbureau bij het opvragen van inlichtingen. In dit besluit wordt in artikel 3 bepaald in welke gevallen dit moet, namelijk bij:

• andere gemeenten, voor gegevens over bijstandsuitkeringen;

• het UWV, waar het betreft gegevens omtrent inkomsten uit arbeid of uitkering (werknemersverzekeringen);

• de belastingdienst, waar het gaat om gegevens van belang voor de vermogensvaststelling;

• De Informatie Beheer Groep, betreffende gegevens over inkomsten uit studiefinanciering of inschrijving bij een onderwijsinstelling.

Het Inlichtingenbureau verzamelt ten behoeve van burgmeester en wethouders informatie bij deze instanties, de zogenoemde «bronnen». Als basis hiervoor gebruikt het Inlichtingenbureau de persoonsgegevens die eerst van burgemeester en wethouders worden ontvangen: cliëntgegevens (naam, adres, woonplaats en sociaal-fiscaalnummer) en uitkeringsgegevens (soort uitkering, uitkeringsperiode). Aan de hand van deze gegevens wordt de vraag om informatie aan de bronnen gesteld. Nadat informatie van de bronnen is ontvangen, signaleert het Inlichtingenbureau of er sprake is van een overlap in periode tussen de gegevens van de bronnen en de uitkeringsgegevens. Indien dat het geval is wordt hiervan melding gemaakt aan burgemeester en wethouders. Dit wordt een«samenloopsignaal» genoemd. Burgemeester en wethouders onderzoeken zelf op basis van dit samenloopsignaal of er mogelijk sprake is van misbruik.

Het Inlichtingenbureau maakt afspraken met bronnen over de wijze waarop gegevens elektronisch worden aangeleverd door het Inlichtingenbureau aan de bronnen en vice versa. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zogenaamde abonnenmenten en pre-abonnementen; zie de toelichting bij de artikelen 5 en 6. Daarnaast geeft het Inlichtingenbureau aan gemeenten aan hoe zij de gegevens, op grond van artikel 5, dienen aan te leveren en terugkrijgen, en verleent het Inlichtingenbureau hierbij diensten aan gemeenten (artikel 2, eerste lid, onderdeel e): door de implementatie van het Inlichtingenbureau-systeem bij gemeenten te begeleiden; door te overleggen met softwareleveranciers en gemeenten die zelf uitkeringsapplicaties ontwikkelen; door gemeenten bij het gebruik van het Inlichtingenbureau-systeem te ondersteunen, onder meer door een helpdesk in te stellen. Dit alles gebeurt om de aanlevering en verwerking van gegevens door gemeenten waar mogelijk geautomatiseerd en in ieder geval zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

Taken op grond van de Wet SUWI (artikel 2, eerste lid, onderdeel a)

Bij of krachtens de artikelen 64, 66, 67 en 68 van de Wet SUWI worden regels gesteld omtrent de gegevensuitwisseling tussen UWV, CWI en gemeenten en het gebruik, de inrichting en instandhouding van de daarvoor benodigde elektronische infrastructuur (Suwinet). Het Inlichtingenbureau is hierbij op grond van artikel 63 van de Wet SUWI het orgaan ten behoeve van coördinatie en dienstverlening voor gemeenten. Dit betekent dat waar sprake is van taken in het kader van de infrastructuur die op sectoraal niveau behartigd en dus belegd moeten worden, deze waar het de gemeenten betreft door het Inlichtingenbureau verricht zullen worden. Voor de invulling hiervan wordt verder verwezen naar de betreffende artikelen van het Wet SUWI en de toelichting daarbij (en naar de artikelgewijze toelichting bij dit besluit).

Overige taken (artikel 2, tweede lid)

Het is mogelijk dat het Inlichtingenbureau andere dan de in artikel 2, eerste lid, omschreven taken uitvoert. Deze extra taken zullen steeds moeten passen binnen de doelomschrijving van het Inlichtingenbureau zoals geformuleerd in artikel 63 van de Wet SUWI. Deze taken mogen niet uit private middelen worden gefinancierd, maar alleen uit publieke middelen afkomstig van het Rijk of gemeenten. Bij deze taken kan gedacht worden aan diensten ten behoeve van gemeenten op het gebied van informatievoorziening en gegevensuitwisseling. Een concreet voorbeeld hiervan zou kunnen zijn het beheren van een gegevensregister «gemeentelijke sociale zekerheid» in aanvulling op het Suwi-gegevensregister. Een gegevensregister is een «woordenboek» waarin een overzicht van gegevens vergezeld gaat van onder meer definities en elektronische schrijfwijze.

Het Inlichtingenbureau kan voor dergelijke activiteiten voorstellen ontwikkelen, op eigen initiatief, op verzoek van gemeenten of hun vertegenwoordigers dan wel op verzoek van de Minister. Het Inlichtingenbureau kan deze activiteiten nooit uitvoeren zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister. Hierbij zal steeds aandacht worden besteed aan de vraag of het Inlichtingenbureau de persoonsgegevens die worden verzameld voor de wettelijke taken ook voor deze andere taken mag gebruiken, conform het beginsel van doelbinding (artikel 7 WBP), het vereiste van verenigbaar gebruik (artikel 9 WBP) en de geheimhoudingsbepalingen in de Abw en in de Wet SUWI.

Het Inlichtingenbureau: persoonsgegevens

Administratie

Het Inlichtingenbureau voert ten behoeve van haar wettelijke taken een administratie. Het is het Inlichtingenbureau op grond van artikel 126 van de Abw hierbij toegestaan het sociaal-fiscaalnummer van personen op te slaan. De administratie bevat verder de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) van personen, uitkeringen (soort en duur) op grond van de Abw, de gegevens die van bronnen worden verkregen en de overlap die er bestaat in periode tussen de Abw-uitkeringen en de gegevens van bronnen (samenloopsignalen).

Om de gegevens en gegevensstromen inzichtelijk te maken stelt het Inlichtingenbureau een gegevensset en een logisch ontwerp op. De gegevensset betreft een overzicht van alle door het Inlichtingenbureau gebruikte gegevens. Een logisch ontwerp is het ontwerp van het geheel van de voorzieningen van het Inlichtingenbureau, waarbij niet zozeer wordt ingegaan op de technische details, maar meer op de logische samenhang tussen de verschillende onderdelen van het systeem en de gegevensstromen tussen de verschillende partijen. Gegevensset en logisch ontwerp worden bij ministeriële regeling (artikel 4, tweede lid, onderdeel b) vastgesteld.

Bescherming persoonsgegevens

Het Inlichtingenbureau ontvangt, registreert, verzendt en bewaart op grond van artikel 2, eerste lid, van dit besluit gegevens over personen, waaronder het sociaal-fiscaalnummer en gegevens over het inkomen. Het Inlichtingenbureau is hiermee verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onderdeel d, van de WBP, voor de taken die worden benoemd in artikel 2, eerste lid, van dit besluit. Uiteraard moeten deze gegevens met de grootst mogelijke zorg worden behandeld, overeenkomstig de WBP. Dit brengt met zich mee dat de gegevens op het moment dat zij worden verzonden over een netwerk onherkenbaar moeten zijn. Het Inlichtingenbureau maakt hierover standaard-afspraken met gemeenten en bronnen. Tevens ondersteunt het Inlichtingenbureau waar nodig gemeenten en bronnen bij het implementeren van deze afspraken. Het Inlichtingenbureau vraagt, als verantwoordelijke, zelfstandig advies aan het College bescherming persoonsgegevens over de gemaakte afspraken en getroffen maatregelen. Daarnaast neemt het Inlichtingenbureau maatregelen om te voorkomen dat er enige vorm van onrechtmatige verwerking plaatsvindt. Gegevens over personen worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is op basis van de taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Inlichtingenbureau.

Het Inlichtingenbureau informeert de Minister over de wijze waarop de afspraken met gemeenten en bronnen tot stand zijn komen en over de inhoud van deze afspraken. Tevens informeert het Inlichtingenbureau de Minister over de beveiligingsmaatregelen die zij heeft getroffen.

Organisatie, financiering en relatie met de Minister van SZW

Het Inlichtingenbureau is een private stichting. Een meerderheid van het stichtingsbestuur bestaat uit vertegenwoordigers van gemeenten, voorgedragen door de VNG en Divosa.

Van de oprichting van de stichting is, conform artikel 29 van de Comptabiliteitswet, schriftelijk mededeling gedaan aan beide Kamers van de Staten-Generaal (Kamerstukken I en II 2000/01, 27 635, nrs. 233 en 1, herdruk). De vaste commissie voor SZW heeft hierover vragen gesteld (idem, nrs. 233a en 2), die door het kabinet zijn beantwoord. In de Wet SUWI wordt het Inlichtingenbureau gedefinieerd als de Stichting Inlichtingenbureau, gevestigd te Den Haag. Ook in de Abw wordt met het Inlichtingenbureau deze stichting bedoeld, zodat deze ook de taken van het Inlichtingenbureau op grond van deze wet kan verrichten.

Het bestuur van de stichting stelt jaarlijks voor het komende kalenderjaar een begroting en een jaarplan/werkprogramma op en biedt deze aan de Minister van SZW aan. De Minister stelt op basis van deze stukken het budget vast. Na afloop van het kalenderjaar stelt het bestuur een jaarrekening/verantwoording – inclusief accountantsverklaring – en (jaar)verslag op, op basis waarvan de Minister de rijksbijdrage vaststelt. Zie verder de toelichting bij artikel 9.

In de Wet SUWI zal worden geregeld dat de IWI toezicht houdt op het Inlichtingenbureau. Daarbij kan de IWI zelfstandig, bij wijze van audit, het informatiesysteem nader (laten) onderzoeken. Ook de Algemene Rekenkamer heeft bij het Inlichtingenbureau controlerechten, op grond van artikel 59 van de Comptabiliteitswet. Het College bescherming persoonsgegevens houdt, op grond van de WBP, verder toezicht op de verwerking van persoonsgegevens. Verder zijn in de statuten van de stichting bevoegdheden van de Minister jegens (het bestuur van) het Inlichtingenbureau neergelegd: de Minister benoemt de voorzitter van het bestuur; in geval van wanbeheer kan de Minister het bestuur of individuele bestuursleden vervangen, en; de statuten van de stichting kunnen niet zonder toestemming van de Minister worden gewijzigd. Zo nodig zullen in de Wet SUWI nog andere bevoegheden van de Minister jegens het Inlichtingenbureau worden geregeld.

Toets op uitvoerbaarheid en toezichtbaarheid

Veranderorganisatie SUWI

De Veranderorganisatie SUWI heeft geconstateerd dat op grond van zowel de Wet SUWI als de Abw regels worden gesteld aan de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en andere instanties. Zij wil voorkomen dat voor dezelfde gegevensstromen via het Inlichtingenbureau tussen gemeenten en UWV verschillende regels kunnen gelden. De Veranderorganisatie doelt onder meer op het beheer van de elektronische voorzieningen en de regeling van de zogenoemde abonnementen met het UWV door het Inlichtingenbureau.

De elektronische communicatie tussen de SUWI-partijen verloopt via Suwinet, als samenhangend stelsel van technische voorzieningen en afspraken. Dit vloeit voort uit artikel 62 van de Wet SUWI. Het onderhavige besluit met de daarop gebaseerde regelingen en de regelgeving rondom Suwinet zullen dan ook met elkaar in overeenstemming zijn.

Om dit te benadrukken is artikel 5 aangepast, waaraan een nieuw eerste lid is toegevoegd. In de toelichting op artikel 5 in het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hierop nader ingegaan.

Ctsv

Het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) vroeg zich af in hoeverre de Minister zelf dan wel de IWI het toezicht uitoefent. Voorts hecht het Ctsv er aan dat de zogenoemde «andere taken» van het Inlichtingenbureau de mogelijkheid van toezicht door het IWI op de wettelijke taken niet belemmeren.

In de Wet SUWI zal worden geregeld dat de IWI onder gezag van de Minister het toezicht op het Inlichtingenbureau uitoefent. In artikel 2, tweede lid, (andere taken) is opgenomen dat artikel 3.1 van het besluit SUWI van overeenkomstige toepassing is; in het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hierop nader ingegaan.

Lisv

Het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) vroeg om een verheldering van het gebruik van de technische infrastructuur voor de beide functies van het Inlichtingenbureau, fraudebestrijding en SUWI. Hierop is hierboven bij de behandeling van de reactie van de Veranderorganisatie SUWI reeds ingegaan. Het Lisv vreest verder een onwerkbare stroom meldingen vanwege de taak van het Inlichtingenbureau om meldingen door burgemeester en wethouders van onjuiste gegevens door te sturen aan de betreffende instantie.

Het Inlichtingenbureau en de gehele elektronische infrastructuur waarin het werkt zijn bedoeld om samenhang te creëren in de gegevensstromen. Het is dan ook niet de bedoeling dat het Inlichtingenbureau meldingen van onjuistheden zonder meer doorstuurt. In artikel 7, tweede lid, is opgenomen dat het Inlichtingenbureau hierover afspraken maakt met de instanties.

College bescherming persoonsgegevens

Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) bracht in haar reactie de volgende punten naar voren:

• de rol van het Inlichtingenbureau als verantwoordelijke in de zin van de WBP: naar de mening van het Cbp werd niet duidelijk waarvoor het Inlichtingenbureau verantwoordelijk was. Dit is verhelderd door in het algemeen deel van de toelichting (onder de kop «bescherming persoonsgegevens») aan te geven dat het Inlichtingenbureau verantwoordelijk is voor de taken als genoemd in artikel 2 van dit besluit;

• de taken van het Inlichtingenbureau: het Cbp stelt dat de afbakening van de «andere taken», zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, van het besluit, onvoldoende scherp was indien bij deze «andere taken» persoonsgegevens zouden worden verwerkt. Naar aanleiding van deze reactie is in de toelichting op dit artikel aangepast;

• de beveiliging van het Inlichtingenbureau: het Cbp vraagt nogmaals aandacht voor haar brief (van 21 juli 2000 aan de toenmalige stichting CVCS) waarin staat aan welke technische en beveiligingseisen het Inlichtingenbureau ingevolge de WBP dient te voldoen. De aanbevelingen die het Cbp in deze brief doet, zijn meegenomen bij de ontwikkeling van de elektronische voorzieningen van het Inlichtingenbureau;

• de rechten van de betrokkene: terecht wijst het Cbp erop dat de verantwoordelijke zelf zorg draagt voor de uitvoering van een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van persoonsgegevens. Dit is zo in de toelichting op artikel 8 opgenomen.

Dit besluit is voorafgaand aan de inwerkingtreding aan beide Kamers der Staten-Generaal voorgelegd. Naar aanleiding hiervan is nader toegelicht dat eventuele andere taken van het Inlichtingenbureau alleen uit publieke middelen mogen worden gefinancierd.

Artikelgewijs

Artikel 2 Taken Inlichtingenbureau

In het eerste lid worden de taken van het Inlichtingenbureau benoemd. In onderdeel a wordt verwezen naar de taken die het Inlichtingenbureau krijgt binnen de elektronische infrastructuur voor SUWI (Suwinet). Op hoofdlijnen gaat het hierbij om de volgende taken.

• Artikel 64 Wet SUWI: Het verstrekken van gegevens met gebruik van Suwinet overeenkomstig het Gegevensregister Suwi (de weergave van de definities, de structuur en de schrijfwijze van de gegevens);

• Artikel 66, tweede lid, onderdeel c, Wet SUWI: De inrichting van een Personenverwijsbestand/verwijsindex in het Stelselontwerp Suwinet (de beschrijving van de technische voorzieningen, de functionaliteiten en de specificaties die worden toegepast bij de inrichting en werking van Suwinet);

• Artikel 66, tweede lid, onderdeel f, Wet SUWI: De inrichting van een toegangsmachtigingsadministratie (een administratie waarin wordt aangeven welke functionarissen kennis kunnen nemen van bij een andere dan de desbetreffende organisatie geregistreerde gegevens die zijn weergegeven in het Gegevensregister Suwi);

• Artikel 67 Wet SUWI: De organisatie van (onderdelen van) het beheer van Suwinet;

• Artikel 68 Wet SUWI: Het jaarlijks vaststellen van een verslag van de aard en frequentie van de uitwisseling van gegevens met behulp van Suwinet.

De taken, genoemd in de onderdelen b tot en met e, betreffen in het algemeen deel van deze nota toegelichte taken op grond van de Abw. De taak van onderdeel d hangt samen met artikel 7, derde lid (en artikel 11, tweede lid, WBP). Op grond van die bepaling moeten burgemeester en wethouders, als er onjuistheden zitten in de door het Inlichtingenbureau ter beschikking gestelde gegevens, dit zo spoedig mogelijk aan het Inlichtingenbureau melden. Het Inlichtingenbureau stuurt deze meldingen vervolgens door aan de instantie die de betreffende (onjuiste) gegevens verstrekt heeft; zie ook het algemeen deel van deze toelichting, onder «Lisv». Op deze manier wordt bewerkstelligd dat er bij het Inlichtingenbureau geen onjuiste gegevens worden opgeslagen, terwijl de instantie die de onjuiste gegevens oorspronkelijk verstrekt heeft, deze kan (en moet) verbeteren.

De andere taken (onder f t/m i) vloeien voort uit de taken op grond van de Abw en de Wet SUWI. In onderdeel f wordt onder «beheren» van de elektronische voorzieningen, verstaan het zorgen voor een werkend systeem, inclusief communicatielijnen naar gemeenten en andere instanties. Ook valt hieronder het doen van voorstellen voor en uitvoeren van vernieuwing en uitbreiding van de voorzieningen. Omdat het Inlichtingenbureau gaat fungeren als instelling voor coördinatie en dienstverlening op het gebied van elektronische gegevensuitwisseling voor gemeenten in het socialezekerheidsdomein, zal de Minister plannen die betrekking hebben op dit gebied en daarmee van invloed kunnen zijn op de taakuitoefening en effectiviteit van het Inlichtingenbureau, door het Inlichtingenbureau laten toetsen (onderdeel i). Zie de toelichting bij de artikelen 7 en 8 voor de taken onder g en h.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid opengelaten dat het Inlichtingenbureau andere taken uitvoert dan de in het eerste lid genoemde. In het algemeen deel van deze toelichting wordt nader ingegaan op de criteria waaraan deze taken moeten voldoen. De financiering van deze activiteiten zal ook in de boekhouding worden onderscheiden van het budget voor de taken op grond van het eerste lid. Zoals ook in het algemene deel van de toelichting is aangegeven, kan deze financiering nooit uit private middelen geschieden, maar wordt het Inlichtingenbureau alleen met publieke middelen gefinancierd. In het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 3.1, eerste lid, van het Besluit SUWI (zie ook het algemeen deel van deze toelichting, onder «Ctsv») wordt geregeld dat de minister een besluit van de CWI, het UWV of de SVb om andere dan de in de Wet SUWI bedoelde taken uit te voeren uitsluitend kan goedkeuren, indien: a. de goede uitvoering van de in die wet bedoelde taken daardoor niet in gevaar komt;b. de andere taken in opdracht en voor rekening en risico van de opdrachtgever worden uitgevoerd; c. de mogelijkheden van de Inspectie Werk en Inkomen om toezicht te houden op de uitvoering van de wetten door de CWI, het UWV en de SVb voldoende aanwezig blijven; d. de Wet toezicht verzekeringsbedrijf in acht wordt genomen; e. de uitvoering van die andere taken gescheiden van de uitvoering van de wettelijke taken plaatsvindt, voorzover de andere taak niet noodzaakt tot een gezamenlijke uitvoering.

Artikel 3 Gegevensverstrekking aan burgemeester en wethouders

In het eerste lid wordt gespecificeerd welke gegevens met welk doel door gemeenten, via het Inlichtingenbureau, bij welke instanties worden opgevraagd. De opsomming van de instanties onder a tot en met d is limitatief, met dien verstande dat hieraan bij ministeriële regeling, bij wijze van proef, andere instanties toegevoegd kunnen worden; uiteraard geldt dit alleen voor instanties die in artikel 122 van de Abw worden genoemd. Daarvoor is in het tweede lid een mogelijkheid gecreëerd. Een dergelijke proefneming is bedoeld om te onderzoeken hoe, tegen welke condities en met welke resultaten uitwisseling met andere instanties mogelijk is. Deze proef is altijd van tijdelijke aard. Indien de proefneming succesvol is, zal aanpassing van het eerste lid volgen, waarmee de uitwisseling een definitief karakter krijgt.

Met behulp van de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, kunnen burgemeester en wethouders vaststellen welke andere inkomsten een bijstandsgerechtigde heeft (uit arbeid, uitkering, vermogen, studiefinanciering of tegemoetkoming) en of hij ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling.

Artikel 4 Elektronische gegevensuitwisseling en voorzieningen

Burgemeester en wethouders vragen via het Inlichtingenbureau aan andere instanties elektronisch opgaven en inlichtingen. Dit betreft dan alleen de primaire vraag: de inlichtingen die via het Inlichtingenbureau worden verkregen zullen veelal de start zijn van een nader onderzoek door burgemeester en wethouders. Indien in het kader van een dergelijk onderzoek aanvullende informatie nodig is van dezelfde instantie, zullen burgemeester en wethouders deze informatie niet via het Inlichtingenbureau opvragen, maar rechtstreeks bij de betreffende instantie, bijvoorbeeld door middel van meer traditionele instrumenten zoals een brief. Het Inlichtingenbureau verzorgt dus slechts een periodieke en systematische uitwisseling van gegevens.

Om te voorkomen dat iedere gemeente een eigen invulling wil geven aan de berichtenuitwisseling via het Inlichtingenbureau en om te bevorderen dat de werking van de voorzieningen transparant en kenbaar is, worden hieromtrent bij ministeriële regeling regels gesteld. Hierbij gaat het vooral om de wijze en het tijdstip waarop de elektronische gegevensuitwisseling plaatsvindt. Overigens betekent «uitwisseling» niet noodzakelijkerwijs dat gegevens heen en weer gestuurd worden; het is ook mogelijk dat de gegevens (elektronisch) ingezien of opgehaald worden.

Bij ministeriële regeling worden eveneens het logisch ontwerp en de gegevensset van het Inlichtingenbureau vastgesteld; zie hierboven onder Administratie en bij artikel 2. Hierbij wordt aangesloten bij (de nadere regelgeving m.b.t.) het Stelselontwerp en het Gegevensregister Suwinet; zie ook het algemeen deel van deze toelichting, onder «Veranderorganisatie SUWI». Het ontwerp van Suwinet bevat bijvoorbeeld een beschrijving van de inrichting van een Personenverwijsbestand (verwijsindex) door het Inlichtingenbureau, wat als zodanig weer een integraal onderdeel is van het ontwerp en de werking van het Inlichtingenbureau.

Artikel 5 Regeling abonnement

Het Inlichtingenbureau maakt met de bronnen afspraken over de wijze waarop wijzigingen in gegevens van de bronnen aan hem worden doorgegeven. De in tweede, derde en vierde lid van het artikel gebruikte term «regeling» is ontleend aan artikel 122, zesde lid, van de Abw, waarop deze bepalingen zijn gebaseerd; hiermee worden «afspraken» bedoeld, geen algemeen verbindend voorschriften. Deze afspraken kunnen per bron verschillen, zijn openbaar en behoeven de goedkeuring van de Minister van SZW. Bij bronnen waar gegevens van cliënten frequent wijzigen zullen afspraken over zogenoemde «abonnementen» worden gemaakt.

Een abonnement betekent dat een bron automatisch een melding aan het Inlichtingenbureau geeft op het moment dat de relevante gegevens van een cliënt wijzigen. In de afspraken die het Inlichtingenbureau met de bronnen maakt zal op gegevensniveau duidelijk moeten worden wat relevant is. Dit zijn alleen gegevens die van belang kunnen zijn voor het recht op en de hoogte van een Abw-uitkering. Ook zullen tussen bronnen en het Inlichtingenbureau afspraken moeten worden gemaakt over de duur van een abonnement; dit mag niet langer zijn dan noodzakelijk is. Deze duur wordt beperkt door enerzijds de einddatum van een Abw-uitkering en anderzijds de frequentie waarmee de gegevens van bron worden «ververst». Indien bijvoorbeeld inkomsten uit arbeid normaliter binnen acht weken na aanvang bekend worden, ligt de einddatum van een abonnement op acht weken na de einddatum van de Abw-uitkering. Overigens is het Inlichtingenbureau ook bij de toepassing van de juiste einddatum van een uitkering afhankelijk van de tijdige opgave door de gemeente.

Het doel van een abonnement is het voorkomen van onnodig veel berichtenverkeer; zonder abonnement zou het Inlichtingenbureau telkens opnieuw voor alle Abw-cliënten een vraag bij de bronnen moeten neerleggen. Daarnaast wordt informatie met behulp van een abonnement sneller verkregen. Van de bronnen waarmee op basis van dit besluit gegevens worden uitgewisseld, zal vooralsnog alleen bij het UWV met abonnementen worden gewerkt; zie ook het algemeen deel van deze toelichting, onder «Lisv». Per gegevensstroom zal steeds de noodzaak voor het afsluiten van abonnementen worden beoordeeld.

Op gegevensuitwisseling tussen gemeenten en andere instanties in het SUWI-domein (CWI en UWV) in het kader van de uitvoering van de Abw is de Wet SUWI van toepassing. Indien het Inlichtingenbureau met deze instanties berichten uitwisselt, zullen deze berichten moeten worden opgesteld conform de standaards die in het kader van Suwinet zijn bepaald, zowel wat betreft de schrijfwijze en definitie van gegevens, als wat betreft de structuur van het bericht zelf.

In het eerste lid van artikel 5 van dit besluit is daarom in aansluiting op de artikelen 64 en 66 van de Wet SUWI bepaald dat de Minister bij ministeriële regeling regels kan stellen over de uitwisseling van berichten tussen het Inlichtingenbureau en de CWI of het UWV. Hiertoe doet het Inlichtingenbureau, na overleg met de CWI of het UWV, aan de Minister een voorstel voor vastleggen van de berichten in een ministeriële regeling, waarmee de berichten onderdeel worden van de standaards in het kader van Suwinet.

Artikel 6 Pre-abonnementen

Met de bronnen maakt het Inlichtingenbureau ook afspraken over zogenoemde «pre-abonnementen» (art. 122, lid 8, Abw). Een pre-abonnement werkt als volgt: burgemeester en wethouders vragen via het Inlichtingenbureau aan een bron informatie over een persoon. Bij de bron is op dat moment geen informatie bekend over deze persoon. Om te voorkomen dat de vraag van burgemeester en wethouders elke keer opnieuw moet worden gesteld – hetgeen onnodig berichtenverkeer met zich meebrengt – legt de bron de vraag van burgemeester en wethouders elektronisch vast. Op het moment dat er gegevens over de cliënt bekend worden, worden deze direct doorgegeven en wordt de normale gegevensuitwisseling (via een abonnement) opgestart.

Een pre-abonnement is alleen nuttig bij bronnen die ook abonnementen ondersteunen: vooralsnog dus alleen het UWV. Van de bron die een pre-abonnement vastlegt, wordt verlangd dat dit zodanig gebeurt dat de gegevens van de cliënt onherkenbaar zijn en niet toegankelijk in het reguliere werkproces.

Op het moment dat een Abw-uitkering wordt beëindigd, eindigt ook het pre-abonnement binnen dezelfde termijn als het abonnement.

Artikel 7 Verwerking persoonsgegevens

Naast de in het algemene deel toegelichte persoonsgegevens, opgesomd in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, administreert het Inlichtingenbureau ook, ter bewaking van de goede ontvangst en integriteit van de berichten, wanneer berichten zijn ontvangen van dan wel ter beschikking gesteld zijn aan derden (eerste lid, onderdelen f t/m h). Daarnaast bewaart het Inlichtingenbureau elektronische adressen van gemeenten en bronnen. Dit is nodig om gegevens te kunnen versturen en ontvangen. Het tweede lid is toegelicht bij artikel 2 (eerste lid, onderdeel d).

Uiteraard is de WBP van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens ook voor het Inlichtingenbureau. De belangrijkste zijn in dit verband de artikelen 10, tweede lid, en 13 van de WBP. Uit deze bepalingen volgt dat het Inlichtingenbureau gegevens over personen niet langer mag bewaren dan noodzakelijk is op basis van zijn taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en dat hij passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer moet leggen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Deze maatregelen moeten, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau garanderen gelet op de risico's die de verwerking en de aard van te beschermen gegevens met zich meebrengen. De maatregelen moeten er mede op gericht zijn onnodige verzameling en verdere verwerking van persoonsgegevens te voorkomen.

Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels gesteld worden omtrent de verwerking van (persoons)gegevens.

Artikel 8 Voorlichting

Het Inlichtingenbureau is een «elektronisch doorgeefluik». Dit betekent dat de gegevens die het Inlichtingenbureau ontvangt, registreert en doorgeeft altijd van een andere bron afkomstig zijn. Het Inlichtingenbureau verandert aan deze gegevens niets en doet zelf niet aan interpretatie van de gegevens. Niettemin heeft het Inlichtingenbureau, op grond van artikel 34 van de WBP, een verantwoordelijkheid ten aanzien van de individuele personen wier gegevens worden verwerkt.

Het Inlichtingenbureau zal dan ook voorlichtingsmateriaal ontwikkelen gericht op deze personen, waarin in ieder geval zal worden behandeld: welke (persoons)gegevens het Inlichtingenbureau verwerkt, hoe lang de gegevens worden bewaard, hoe de beveiliging van de gegevens is geregeld, en hoe de betrokkene zijn gegevens kan inzien en corrigeren. Gemeenten zullen worden verplicht dit materiaal bij de aanvraag van een uitkering aan de belanghebbende ter beschikking te stellen. Daarnaast zal hieraan op de website van het Inlichtingenbureau en in artikelen in bladen aandacht worden besteed.

De betrokkene heeft op grond van de WBP rechten, onder andere recht op inzage en correctie van de eigen gegevens (artikelen 35 en 36). Voor die gevallen waarin de gegevens die het Inlichtingenbureau heeft geregistreerd naar de mening van betrokkene niet juist zijn, zal het Inlichtingenbureau een procedure ontwikkelen. Daarbij zal aan de betrokkene ook worden aangegeven welke acties hij kan ondernemen om de gegevens bij de bron (de instantie van wie de gegevens afkomstig zijn) te laten wijzigen. Dit doet niet af aan de plicht van het Inlichtingenbureau om zelf de gegevens van de betrokkene in zijn administratie te wijzigen of verwijderen indien besloten is dat dit nodig is (artikel 36, derde lid, WBP). Een procedure waarbij de betrokkene zich tot de bron (de leverancier van de gegevens aan het Inlichtingenbureau) wendt, ligt vanuit praktisch oogpunt meer voor de hand, omdat een wijziging van de gegevens bij de bron, zelf verantwoordelijke in de zin van de WBP, zuiverder is en automatisch leidt tot een wijziging van de gegevens in de administratie van het Inlichtingenbureau.

Artikelen 9 en 11 Begroting, jaarplan, budget, jaarverslag, jaarrekening en accountantsverklaring

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent (de inhoud en de indiening van) de begroting, het jaarplan, het jaarverslag, de jaarrekening, en omtrent de accountantsverklaring en het onderzoek dat resulteert in deze verklaring.

In het jaarplan en het -verslag wordt tenminste aandacht besteed aan:

• wijzigingen in het informatiesysteem dat door het Inlichtingenbureau wordt beheerd, waaronder de gegevensset die wordt gehanteerd en de bronnen waarmee gegevens worden uitgewisseld;

• het aantal berichten dat via het Inlichtingenbureau wordt uitgewisseld, gespecificeerd naar verzendende en ontvangende partijen;

• de wijze waarop het Inlichtingenbureau rekening heeft gehouden met voorafgaande toezichtsbevindingen van de Minister van SZW;

• de kwaliteit van de gegevensuitwisseling, waaronder tijdigheid en integriteit;

• de wijze waarop de privacy van personen wordt beschermd;

• de voorlichting aan burgers en gemeenten over de activiteiten van het Inlichtingenbureau;

• de inrichting van de organisatie van het Inlichtingenbureau en de wijze waarop de interne controle wordt vormgegeven.

In de jaarrekening moet worden aangetoond dat de rijksbijdrage – rechtmatig en doelmatig – aan de daarvoor bestemde taken is besteed. In de financiële administratie van het Inlichtingenbureau dienen de publieke middelen die ter beschikking worden gesteld ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Inlichtingenbureau, administratief gescheiden te blijven van (uit andere bron ontvangen) gelden die voor eventuele andere activiteiten worden aangewend. Onder deze laatste categorie worden bijvoorbeeld begrepen de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid. Het is mogelijk dat het Inlichtingenbureau voor dergelijke activiteiten een bijdrage van gemeenten ontvangt.

Op grond van artikel 11 worden, in verband met de korte termijn waarop het een en ander moet gebeuren, met betrekking tot de vaststelling en indiening van de begroting en het jaarplan alsmede de vaststelling van het budget voor het kalenderjaar 2002, bij ministeriële regeling (andere) regels gesteld.

Artikelen 10 en 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt tegelijk in werking met de Wet SUWI en de daarbij behorende Invoeringswet. Het streven is dat dit op 1 januari 2002 gebeurt.

Het Inlichtingenbureau zal echter niet alle gemeenten ineens kunnen ondersteunen bij de uitwisseling van gegevens via het Inlichtingenbureau. Hiervoor is een implementatietijd nodig, die naar verwachting tot in het eerste kwartaal van 2003 duurt. Bij ministeriële regeling wordt aangegeven vanaf welk moment dit besluit geldt (artikel 10).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven