Besluit van 13 december 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, van het tijdstip waarop enige artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen en van het tijdstip waarop het Tijdelijk besluit samenwerking CWI vervalt

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 10 december 2001, nr. SUWI/SEC/2001/360;

Gelet op artikel 87, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de artikelen 27, tweede lid, en 132, eerste lid, van de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en artikel 6 van het Tijdelijk besluit samenwerking CWI;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in werking met ingang van 1 januari 2002, met dien verstande dat:

a. de artikelen 3, 4 en 5, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank, in werking treden met ingang van 1 januari 2003;

b. de artikelen 21, onderdeel f, 28 en 29, voorzover het betreft aanvragen van uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

c. de artikelen 21, onderdeel f, 28 en 29, voorzover het betreft aanvragen van toeslag op grond van de Toeslagenwet, in werking treden met ingang van 1 april 2002;

d. artikel 30, eerste lid, onderdelen f, g en l, in werking treden met ingang van 1 april 2002.

Artikel 2

De Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in werking met ingang van 1 januari 2002, met dien verstande dat:

a. de artikelen 2, 10, 17, 19, 21, 22, 24, 25, 27, 28, 42, 43, 60, 61, 62, 64, 66, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 90 en 91 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

b. artikel 78, onderdelen B en Ea, voorzover het betreft de artikelen 11a, eerste lid, en 16a, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

c. artikel 43, onderdeel Za, artikel 57, onderdeel V, en artikel 81, onderdeel Bb, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

d. artikel 46, onderdeel C, voorzover het betreft artikel 11, tweede en achtste lid, van de Toeslagenwet, in werking treedt met ingang van 1 april 2002;

e. de artikelen 48, onderdeel D, 50, onderdeel C, en 52, onderdeel D, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

f. artikel 61, onderdeel J, in werking treedt met ingang van 1 april 2002.

Artikel 3

Het Tijdelijk besluit samenwerking CWI vervalt met ingang van 1 januari 2002.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 2001

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van het merendeel van de bepalingen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en van de bijbehorende invoeringswet (Invoeringswet SUWI) met ingang van 1 januari 2002, het gelijktijdig vervallen van het Tijdelijk besluit samenwerking CWI en de tijdelijke handhaving van een aantal bepalingen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996. Voor enkele onderdelen is een afwijkende inwerkingtreding geregeld; dit betreft het volgende.

Artikel 1, onderdeel a

Voor de Sociale verzekeringsbank (SVb), die ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Invoeringswet SUWI als instituut is gehandhaafd, wordt de bestuursstructuur van de Wet SUWI – die een Raad van bestuur en en Raad van advies omvat – eerst per 1 januari 2003 ingevoerd. In verband daarmee is in artikel 3, tweede lid, van de Invoeringswet SUWI geregeld dat de artikelen van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 die ten grondslag liggen aan het huidige bestuur van de SVb, tot dat tijdstip nog van kracht blijven. Als complement hierop regelt dit onderdeel van het inwerkingtredingsbesluit dat de bepalingen van de Wet SUWI die de nieuwe bestuursstructuur volgens die wet regelen, voor de SVb eerst per 1 januari 2003 van kracht worden.

Artikel 1, onderdeel b

De nieuwe aanvraagprocedure volgens de Wet SUWI zal voorzover het betreft aanvragen van uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) nog niet per 1 januari 2002 plaatsvinden, aangezien gebleken is dat de CWI deze intake dan nog niet op een verantwoorde wijze kan uitvoeren.

Voorzover het betreft aanvragen van algemene bijstand op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) en van uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) wordt in beginsel de nieuwe aanvraagprocedure wel met ingang van 1 januari 2002 ingevoerd, maar wordt lokaal de mogelijkheid opengehouden voor CWI en gemeenten hiervoor een later tijdstip te bepalen. Bij ministeriële regeling op grond van artikel 127, derde lid, van de Invoeringswet SUWI wordt geregeld op welke wijze en onder welke voorwaarden dit mogelijk zal zijn. Het ligt in de bedoeling de nieuwe aanvraagprocedure uiterlijk per 1 april 2002 landelijk ingevoerd te hebben. Zie over een en ander de brief aan de Voorzitters van Eerste en Tweede Kamer van 6 december 2001 (kenmerk SUWI/sec/2001/358).

Artikel 1, onderdeel c

Gebleken is dat voor een zorgvuldige invoering van de nieuwe aanvraagprocedure voor de Toeslagenwet meer tijd nodig is; daarom wordt de inwerkingtreding van de daarop betrekking hebbende artikelen uitgesteld tot 1 april 2002.

Artikel 1, onderdeel d

Deze artikelonderdelen betreffen de taak van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot het geven van een second opinion over de aanwezigheid van passende arbeid bij de werkgever, die de zieke werknemer kan verrichten en over door de werkgever te treffen reïntegratiemaatregelen alsmede de taak om het zogenaamde SV-bericht te verstrekken. Deze taken van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vloeien voort uit de Wet verbetering poortwachter. Op deze onderdelen treedt die wet op 1 april 2002 inwerking. Daarbij is aangesloten.

Artikel 2, onderdeel a

In het kader van de verzelfstandiging van onderdelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, zoals o.a. voorzien bij het voorstel van Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Kamerstukken II 2000/01, 27 549), is besloten de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nog tijdelijk in stand te laten. Hiervoor is het nodig een aantal artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 – waarvan de intrekking is geregeld in artikel 27, eerste lid, van de Invoeringswet SUWI – tijdelijk van kracht te laten blijven. Dit onderdeel van het inwerkingtredingsbesluit voorziet daarin. De artikelen die nog niet vervallen regelen hetgeen nodig is voor het kunnen blijven functioneren van het openbaar lichaam Arbeidsvoorzieningsorganisatie alsmede de in verband daarmee noodzakelijke bevoegdheden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tot de van kracht blijvende artikelen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 behoort artikel 90, op grond waarvan bij besluit van 27 maart 2001 (Stb. 162) een tijdelijke bestuurlijke voorziening is getroffen; daarmee is ook de voortzetting van deze tijdelijke voorziening verzekerd. Overigens worden bij ministeriële regeling op grond van artikel 27, derde lid, van de Invoeringswet SUWI de gevolgen van het tijdelijk voortbestaan van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nader geregeld. Tevens zijn in dit verband nog ministeriële regels voorzien op grond van artikel 2 van de Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie en een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 39 van de Invoeringswet SUWI. Op grond van artikel 127, vierde lid van de Invoeringswet SUWI worden nog regels gesteld voor het verstrekken van een rijksbijdrage voor de uitvoering van deze taken door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Artikel 2, onderdeel b

Zoals hierboven ad artikel 1, onderdeel b, reeds is vermeld, is ervoor gekozen de nieuwe aanvraagprocedure nog niet in te voeren voorzover het betreft aanvragen om uitkering op grond van de IOAZ. In verband hiermee dienen de daarop betrekking hebbende artikelen van de IOAZ – zoals deze bij de Invoeringswet SUWI worden gewijzigd – nog niet in werking te treden. Dit onderdeel voorziet daarin.

Artikel 2, onderdeel c

Zoals in de toelichting bij de Nota van wijziging op het wetsvoorstel Invoeringswet SUWI is uiteengezet (Kamerstukken II 2000/01, 27 665, nr. 5, pag. 22) is ervoor gekozen een aantal bepalingen inzake het persoonsgebonden reïntegratiebudget niet al per 1 januari 2002 in werking te laten treden; dit onderdeel geeft hieraan uitvoering.

Artikel 2, onderdeel d

Zoals hierboven ad artikel 1, onderdeel c, reeds is vermeld, is ervoor gekozen de invoering van de nieuwe procedure voor aanvragen om toeslag op grond van de Toeslagenwet uit te stellen tot 1 april 2002. In verband hiermee dienen de daarop betrekking hebbende artikelen van de Toeslagenwet – zoals deze bij de Invoeringswet SUWI worden gewijzigd – ook pas per genoemde datum in werking te treden. Dit onderdeel voorziet daarin.

Artikel 2, onderdeel e

Deze artikelen hoeven nu niet in werking te treden, omdat zij inhoudelijk worden aangepast via de Wet verbetering poortwachter, die voor deze artikelen op 1 januari 2002 in werking treedt.

Artikel 2, onderdeel f

Dit artikel regelt, dat artikel 39a Ziektewet vervalt. Dit hangt samen met de inhoudelijke wijziging van dit artikel bij de Wet verbetering poortwachter. Deze wijziging treedt echter op 1 april 2002 in werking. Om die reden kan dit artikel pas met ingang van 1 april 2002 vervallen.

Artikel 3

Het Tijdelijk besluit samenwerking CWI (Stb. 2001, 151) regelt op tijdelijke basis, vooruitlopend op de Wet SUWI, de samenwerking tussen de uitvoeringsorganisaties op het terrein van werk en inkomen, alsmede spreiding en aantal van de Centra voor werk en inkomen. Aangezien dit besluit is bedoeld voor de periode tot het – bij koninklijk besluit te bepalen – tijdstip van inwerkingtreding van de Wet SUWI, is daarin bepaald dat het op een eveneens bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip vervalt. Aan deze bepaling wordt met dit artikel uitvoering gegeven. Overigens zullen op grond van artikel 127, derde lid, van de Invoeringswet SUWI bij ministeriële regeling voorzieningen worden getroffen om met name de op genoemd besluit gebaseerde regio-indeling nog enige tijd voort te laten bestaan, teneinde de nieuw in te stellen organen de gelegenheid te bieden hierover nieuwe besluitvorming voor te bereiden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven