Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2001, 680 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2001, 680 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 19 november 2001, nr. WV 2001/658 M, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 12, tweede lid, 18, vierde lid, 27a, derde lid, 28a, vierde lid, 36i, tiende lid, 36j, zesde lid, 36k, derde lid, 36l, negende lid, 36o, vijfde lid, 36t, zesde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag;
De Raad van State gehoord (advies van 7 december 2001, nr. W06.01.0622/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2001, nr. WV2001/719U, directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie Wetgeving Verbruiksbelastingen:
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag1 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 1, eerste lid, wordt vervangen door:
1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 6, derde lid, 10a, vijfde lid, 11h, tweede lid, 11i, vijfde lid, 11j, derde lid, 12, tweede lid, 18, vierde lid, 18a, tweede lid, 18b, derde lid, 18c, tweede lid, 27, negende lid, 27a, derde lid, 28, zevende lid, 28a, vierde lid, 30, tweede lid, 36i, tiende lid, 36j, tweede en zesde lid, 36k, derde lid, 36l, negende lid, 36m, tweede lid, 36o, vijfde lid, 36r, derde lid, 36s, vierde lid, 36t, vijfde en zesde lid, en 38, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.
B. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «bewerking, verwerking of definitieve verwijdering van afvalstoffen» vervangen door: de nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. materiaal voor het realiseren van de onderafdichtingsconstructie, de geohydrologische maatregelen en het controlesysteem zoals verlangd in het Stortbesluit bodembescherming, de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1);.
3. Aan onderdeel c wordt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot door een komma, toegevoegd: de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1);.
4. In onderdeel j wordt «Stortbesluit bodembescherming» vervangen door: Stortbesluit bodembescherming, in de Regeling stortplaatsen voor baggerspecie op land, dan wel in de Richtlijnen voor baggerspeciestortplaatsen in het beleidsstandpunt «Verwijdering baggerspecie» (kamerstukken II 1993/94, 23 450, nr. 1).
C. In artikel 5c, achtste lid, wordt «de in het zesde lid vermelde voorwaarde» vervangen door: de in de voorgaande leden vermelde voorwaarden.
D. In artikel 6c, tweede lid, vervalt «of in een installatie voor warmtekrachtkoppeling».
E. In artikel 7b, wordt na het derde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 6c, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de teruggaaf bedoeld in artikel 28a, tweede lid, van de wet.
F. In HOOFDSTUK IVa. REGULERENDE ENERGIEBELASTING wordt onder vernummering van artikel 8a in artikel 8aa voor het tot artikel 8aa vernummerde artikel 8a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Het nihiltarief, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, van de wet is van toepassing indien de belastingplichtige aan de inspecteur een verklaring heeft overgelegd dat hij de groencertificaten, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, heeft gebruikt voor toepassing van artikel 36i als bedoeld in artikel 6, zesde lid, van de Regeling groencertificaten Elektriciteitswet 1998.
2. De in het eerste lid bedoelde verklaring kan achterwege blijven indien de administratie van de belastingplichtige zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens omtrent alle voor de toepassing van het nihiltarief van belang zijnde bedrijfshandelingen zijn opgenomen. Daarin moeten in ieder geval alle van belang zijnde gegevens zijn opgenomen omtrent de in het eerste lid bedoelde groencertificaten.
G. In het tot artikel 8aa vernummerde artikel 8a wordt «de belastingvrije voet» vervangen door: de belastingvermindering.
H. Artikel 8b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 36k, eerste lid, van de wet wordt verleend indien degene die het aardgas gebruikt een verklaring heeft overgelegd aan degene die het aardgas aan hem heeft geleverd, dat hij het aardgas gebruikt op een in artikel 36k, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Geen vrijstelling wordt verleend indien de in artikel 36k, eerste lid, van de wet bedoelde installatie een elektrisch vermogen heeft van minder dan 60 kW.
I. Na artikel 8c wordt een nieuw artikel ingevoegd:
1. Het tijdvak waarover de teruggaaf van belasting, bedoeld in artikel 36l, twaalfde lid, van de wet, wordt verleend is het kalenderkwartaal. De inspecteur kan op verzoek een ander tijdvak aanwijzen.
2. Het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na het einde van het in het eerste lid bedoelde tijdvak waarin het aardgas is gebruikt op een in artikel 36k, eerste lid, van de wet bedoelde wijze.
3. Teruggaaf wordt alleen verleend indien de aankoopfactuur en de van belang zijnde gegevens en verklaringen over de bestemming van het aardgas waarop de teruggaaf betrekking heeft, worden overgelegd en indien de administratie van degene die om teruggaaf verzoekt voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.
4. Artikel 8b, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
J. In artikel 8f, tweede lid, wordt «artikel 36o, eerste lid» vervangen door: artikel 36o, eerste en vierde lid.
K. Artikel 8i wordt als volgt gewijzigd:
Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel b door een puntkomma, na onderdeel b een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een verklaring van degene die de elektriciteit heeft opgewekt, waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan de rendementseis van artikel 36a, eerste lid, onderdeel g, van de wet.
L. Na artikel 8i wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
M. Artikel 8j, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de toepassing van artikel 36t, vijfde lid, van de wet wordt verstaan onder installatie voor warmtekrachtkoppeling: een installatie waarin een andere brandstof dan aardgas wordt verstookt voor de gecombineerde opwekking van warmte en kracht met een totaal energetisch rendement van minimaal 60%, gebaseerd op de calorische onderwaarde van die brandstof. Onder het totaal energetisch rendement wordt verstaan de som van het rendement van de elektriciteitsopwekking en tweederde deel van het rendement van de productie van nuttig aan te wenden warmte, berekend op de onderste verbrandingswaarde van die brandstof.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
2. In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel B, eerste lid, in werking met ingang van de dag waarop artikel XI van de Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Financiën,
W. J. Bos
Uitgegeven de eenentwintigste december 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag houden verband met de Wet van 14 december 2001 houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002 III Natuur, milieu en vervoer) (Stb. 642) en met de Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346). Voorts zijn er nog enige redactionele aanpassingen.
Voor zover de wijzigingen voortvloeien uit het Belastingplan 2002 zijn de effecten daarvan op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven reeds meegenomen bij de in de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2002 I vermelde effecten van alle in het kader van het Belastingplan 2002 voorgestelde maatregelen. De daar vermelde effecten zijn namelijk, conform de bestaande praktijk, inclusief de effecten van met de wetswijzigingen samenhangende lagere regelgeving (uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsregelingen).
De wijziging die niet uit het Belastingplan 2002 voortvloeit betreft de wijziging van artikel 5. Deze wijziging heeft betrekking op enkele terminologische aanpassingen en is niet relevant voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 1)
In het eerste lid van artikel 1 zijn de delegatiebepalingen opgenomen waarop het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag berust. De opsomming is aangepast in verband met de wijzigingen die in de Wet belastingen op milieugrondslag zijn aangebracht bij de Wet van 14 december 2001, houdende wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2002–III Natuur, milieu en vervoer). De wijzigingen betreffen de artikelen 27, 27a, 28a, 36k en 36o. Voorts is de opsomming aangevuld met een nieuwe delegatiebepaling: artikel 36i, tiende lid.
Artikel I, onderdeel B (artikel 5)
De wijziging in de aanhef van artikel 5 betreft een aanpassing in verband met de inwerkingtreding van de Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346). In die wet wordt een aantal begrippen in de Wet milieubeheer en in de Wet belastingen op milieugrondslag aangepast aan de terminologie van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De bepalingen in het uitvoeringsbesluit worden daarmee in overeenstemming gebracht. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
De overige wijzigingen in artikel 5 vullen de opsomming van stoffen, preparaten of andere producten die niet tot afvalstoffen worden gerekend omdat zij noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van stortplaatsen aan met die welke specifiek nodig zijn voor baggerdepots.
Artikel I, onderdeel C (artikel 5c, achtste lid)
In artikel 5c van het Uitvoeringsbesluit wordt voor de toepassing van het lage tarief een aantal voorwaarden genoemd met betrekking tot de inhoud van de containers, laadbakken en -ruimen en bijbehorende registratienummers. Voor big bags alleen met betrekking tot de inhoud. De houder van de inrichting zal in elk geval het unieke registratienummer en bijbehorende inhoud van de containers, laadbakken en -ruimen – en in geval van big bags, de inhoud – in zijn administratie moeten vastleggen. Met de wijziging van het achtste lid wordt bereikt dat de administratie van de houder van de inrichting zodanig is ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze is opgenomen of en op welke wijze hieraan al dan niet wordt voldaan.
Artikel I, onderdeel D (artikel 6c)
In artikel 6c worden voorwaarden en beperkingen gesteld waaronder de vrijstelling bedoeld in artikel 27a van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt verleend. In het Belastingplan 2002 III – Natuur, milieu en vervoer is artikel 27a van de wet aangepast in die zin dat de voormalige rendementseis voor installaties voor warmtekrachtkoppeling opgaat in een algemene rendementseis voor installaties voor de opwekking van elektriciteit. Om die reden kan in het tweede lid van artikel 6c de verwijzing naar installaties voor warmtekrachtkoppeling komen te vervallen.
Artikel I, onderdeel E (artikel 7b)
Dit betreft een herstel van een omissie. In de toelichting op artikel VI, onderdelen D, E en F van de Tariefwet 2001 (artikelen 27a en 28a van de Wet belastingen op milieugrondslag) (kamerstukken II 2000/2001, 27 415, nr. 3, blz. 21) wordt aangegeven dat zowel voor de in artikel 27a opgenomen vrijstelling van brandstoffenbelasting als voor de teruggaaf van die belasting installaties met een vermogen van minder dan 60 kW niet in aanmerking worden genomen. Deze beperking is wat de vrijstelling bedoeld in artikel 27a betreft reeds opgenomen in artikel 6c, tweede lid. Per abuis was deze beperking niet opgenomen voor de teruggaafregeling. Met het toevoegen van het vierde lid aan artikel 7b wordt deze omissie hersteld.
Artikel I, onderdeel F (artikel 8a)
In het Belastingplan 2002 III – Natuur, milieu en vervoer is bepaald dat de belastingplichtige voor toepassing van het nihiltarief van artikel 36i, zesde lid, van de wet dient te beschikken over groencertificaten. Via het systeem van groencertificaten kan hij aldus aantonen dat de door hem geleverde elektriciteit daadwerkelijk op duurzame wijze is opgewekt. Het systeem van groencertificaten is geregeld in de Regeling groencertificaten Elektriciteitswet 1998. Ingevolge die regeling boekt de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet (TenneT) groencertificaten bij op een groencertificatenrekening van (bij voorbeeld) de leverancier of producent van duurzame elektriciteit, indien die leverancier of producent naar het oordeel van TenneT voldoet aan de bij die regeling gestelde eisen. Op grond van artikel 6, zesde lid, van de Regeling groencertificaten vervalt de geldigheid van de groencertificaten uiterlijk één jaar na de datum van boeking op de groencertificatenrekening dan wel nadat het groencertificaat is gebruikt voor toepassing van artikel 36i van de Wet belastingen op milieugrondslag. Nadat een groencertificaat zijn geldigheid heeft verloren, wordt het afgeboekt van de groencertificatenrekening. Vanuit fiscaal oogpunt is dit laatste van belang, omdat uiteraard vermeden dient te worden dat groencertificaten meer dan eenmaal kunnen worden gebruikt. Binnen het groencertificatenstelsel, dat uitsluitend in elektronische vorm bestaat, betekent «gebruiken voor de toepassing van artikel 36i, van de Wet belastingen op milieugrondslag» dat de desbetreffende groencertificaten zijn overgeboekt naar een geblokkeerde rekening van de belastingplichtige ten behoeve van de belastingdienst.
In onderdeel F is bepaald dat de belastingplichtige aan de inspecteur een verklaring moet overleggen dat hij de groencertificaten heeft gebruikt voor toepassing van artikel 36i, dat wil zeggen dat hij ze heeft geboekt op de hiervoor beschreven geblokkeerde rekening. Ingevolge het tweede lid kan vorengenoemde verklaring achterwege blijven indien de administratie van de belastingplichtige zodanig is ingericht dat deze voldoende aanknopingspunten biedt voor een controle op de juiste toepassing van de onderhavige regeling.
Artikel I, onderdeel G (artikel 8aa)
De in onderdeel G opgenomen wijziging betreft een redactionele aanpassing.
Artikel I, onderdeel H (artikel 8b)
Deze wijziging betreft een redactionele aanpassing van artikel 8b in verband met de wijziging van artikel 36k, eerste lid, van de wet, bij het Belastingplan 2002 – III Natuur, milieu en vervoer.
Artikel I, onderdeel I (artikel 8ca)
Dit artikel bevat de voorwaarden voor toepassing van de in artikel 36l, twaalfde lid, van de wet opgenomen teruggaafregeling voor aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit. In het eerste lid is aangegeven dat de teruggaaf geschiedt per kalenderkwartaal tenzij de inspecteur op verzoek een ander tijdvak heeft aangewezen. In het tweede lid is aangegeven wanneer het verzoek om teruggaaf moet worden gedaan. In het derde lid zijn nadere voorwaarden ten behoeve van de controle opgenomen. Zo dient onder meer de aankoopfactuur te worden overgelegd en is een delegatiebepaling opgenomen met betrekking tot bij ministeriële regeling aan de administratie te stellen voorwaarden.
Artikel I, onderdeel J (artikel 8f)
De in onderdeel J opgenomen wijziging betreft herstel van een omissie.
Artikel I, onderdeel K (artikel 8i)
In artikel 8i worden voorwaarden en beperkingen gesteld waaronder de vermindering bedoeld in artikel 36t van de wet wordt verleend. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid en controleerbaarheid van de regeling wordt een extra verklaring gevraagd, namelijk een verklaring waaruit blijkt dat de installatie aan de rendementseis voldoet die de wet daaraan stelt.
Artikel I, onderdeel L (artikel 8ia)
In artikel 8ia wordt ter verduidelijking van de wijze van toepassing van de vermindering van artikel 36t van de wet een bepaling opgenomen die regelt dat voor de toepassing van genoemd artikel van de wet installaties die een samenhangend geheel vormen als één installatie worden aangemerkt. Onder een samenhangend geheel kan hierbij bijvoorbeeld worden verstaan een aantal installaties die gelegen zijn op één onroerende zaak in de zin van artikel 16, onderdelen a tot en met d, van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel I, onderdeel M (artikel 8j)
In onderdeel M is de definitie voor een installatie voor warmtekrachtkoppeling aangepast aan de bij het Belastingplan 2002 – III Natuur, milieu en vervoer in artikel 36a, eerste lid, onderdeel g, opgenomen gewijzigde definitie voor een installatie voor warmtekrachtkoppeling. Het betreft louter een redactionele wijziging.
De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met het Belastingplan 2002 III – Natuur, milieu en vervoer. Het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijzigingen is dan ook hetzelfde als dat van de overeenkomstige onderdelen van het belastingplan, te weten 1 januari 2002. In het tweede lid is bepaald, dat de in onderdeel B, eerste lid, opgenomen wijziging in de terminologie met betrekking tot de afvalstoffen aansluit bij de datum van inwerkingtreding van de Wet van 21 juni 2001 tot wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen) (Stb. 346).
De Staatssecretaris van Financiën,
W. J. Bos
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 januari 2002, nr. 5.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-680.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.