Wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een wettelijke regeling teneinde de aanspraak van ingezetenen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL I

In de Algemene bijstandswet1 wordt een nieuw artikel 69a ingevoegd, luidende:

Artikel 69a

  • 1. Indien bij de beoordeling van het recht op bijstand blijkt, dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, schorten burgemeester en wethouders het recht op bijstand op.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de bijstand;

    b. indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt;

    c. indien daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders dringende redenen aanwezig zijn.

  • 3. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende, en stellen hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan burgemeester en wethouders gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het derde lid gestelde termijn nog bestaat, herzien burgemeester en wethouders het besluit tot toekenning van de bijstand, of trekken zij dit in, met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

ARTIKEL II

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers2 wordt een nieuw artikel 17a ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

  • 1. Indien bij de beoordeling van het recht op uitkering blijkt, dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, schorten burgemeester en wethouders het recht op uitkering op.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;

    b. indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende, en stellen hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan burgemeester en wethouders gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het derde lid gestelde termijn nog bestaat, herzien burgemeester en wethouders het besluit tot toekenning van de uitkering, of trekken zij dit in, met ingang van de eerste dag waarover het recht op uitkering is opgeschort.

ARTIKEL III

In de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen3 wordt een nieuw artikel 17a ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

  • 1. Indien bij de beoordeling van het recht op uitkering blijkt, dat het door een belanghebbende verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, schorten burgemeester en wethouders het recht op uitkering op.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;

    b. indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende, en stellen hem daarbij in de gelegenheid de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adresgegevens te doen aanpassen binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan burgemeester en wethouders gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat. Indien de afwijking ook na de krachtens het derde lid gestelde termijn nog bestaat, herzien burgemeester en wethouders het besluit tot toekenning van de uitkering, of trekken zij dit in, met ingang van de eerste dag waarover het recht op uitkering is opgeschort.

ARTIKEL IV

In de Toeslagenwet4 wordt een nieuw artikel 15b ingevoegd, luidende:

Artikel 15b

  • 1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen schort de betaling van de toeslag op, indien blijkt dat het door de toeslaggerechtigde verstrekte adres van hemzelf, van zijn echtgenoot of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;

    b. indien de toeslaggerechtigde van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen doet schriftelijk mededeling van de opschorting aan de toeslaggerechtigde.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat.

ARTIKEL V

In de Algemene nabestaandenwet5 wordt een nieuw artikel 46a ingevoegd, luidende:

Artikel 46a

  • 1. De Bank schort de betaling van de uitkering op, indien blijkt dat het door de nabestaande verstrekte adres van hemzelf of van een kind afwijkt van het adres waaronder de betrokkene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;

    b. indien de nabestaande van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. De Bank doet schriftelijk mededeling van de opschorting aan de nabestaande.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan de Bank gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat.

ARTIKEL VI

In de Algemene Kinderbijslagwet6 wordt een nieuw artikel 19a ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

  • 1. De Sociale Verzekeringsbank schort de betaling van de kinderbijslag op, indien blijkt dat het door de verzekerde verstrekte adres van hemzelf of van zijn kind afwijkt van het adres waaronder de verzekerde of het kind in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de kinderbijslag;

    b. indien de belanghebbende van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. De Sociale Verzekeringsbank doet schriftelijk mededeling van de opschorting aan de verzekerde.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan de Sociale Verzekeringsbank gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat.

ARTIKEL VII

In de Algemene Ouderdomswet7 wordt een nieuw artikel 19b ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

  • 1. De Sociale Verzekeringsbank schort de betaling van de uitkering op, indien blijkt dat het door de pensioengerechtigde verstrekte adres van hemzelf of van zijn echtgenoot afwijkt van het adres waaronder de pensioengerechtigde of zijn echtgenoot in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven.

  • 2. Geen opschorting vindt plaats:

    a. indien de afwijking redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor het recht op of de hoogte van de uitkering;

    b. indien de pensioengerechtigde van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. De Sociale Verzekeringsbank doet schriftelijk mededeling van de opschorting aan de belanghebbende.

  • 4. De opschorting wordt beëindigd zodra het aan de Sociale Verzekeringsbank gebleken is dat de afwijking niet meer bestaat.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL VIII

De Ziekenfondswet8 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 5 wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Tot inschrijving van een persoon, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt door het ziekenfonds slechts overgegaan indien deze persoon op hetzelfde woonadres als de verzekerde aan wiens verzekering de medeverzekering wordt ontleend, is ingeschreven in een gemeentelijke basisadministratie, met uitzondering van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

ARTIKEL IX

De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–19459 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid in het vijfde tot en met achtste lid, worden een nieuw tweede, derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Raad kent geen uitkering, vergoeding of tegemoetkoming toe dan nadat is vastgesteld dat het door de aanvrager opgegeven adres overeenstemt met het hem betreffende adresgegeven in de gemeentelijke basisadministratie.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien de aanvrager in het buitenland gevestigd is.

  • 4. De Raad kan het tweede lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

B

In artikel 31, vijfde lid, wordt «artikel 30, vierde lid» vervangen door: artikel 30, zevende lid.

ARTIKEL X

De Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–194510 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid in het vierde tot en met zesde lid, worden een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De Raad kent geen uitkering, toeslag, vergoeding of tegemoetkoming toe dan nadat is vastgesteld dat het door de aanvrager opgegeven adres overeenstemt met het hem betreffende adresgegeven in de gemeentelijke basisadministratie.

  • 3. De Raad kan het tweede lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN JUSTITIE

ARTIKEL XI

De Wet op de rechtsbijstand11 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 25, eerste lid, wordt «geen woonplaats in Nederland heeft» vervangen door: overeenkomstig de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven.

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

ARTIKEL XII

De Wet studiefinanciering 200012 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1.5 wordt vervangen door:

Artikel 1.5. Woonplaats

  • 1. Indien bij controle door de IB-Groep blijkt dat het door de studerende verstrekte adres afwijkt van het adres waarop de studerende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, maakt de IB-Groep dit aan hem bekend en stelt hem in de gelegenheid de afwijking te herstellen.

  • 2. Indien een uitwonende studerende de afwijking niet binnen 4 weken na de bekendmaking herstelt, wordt met ingang van de maand waarin de afwijking is ontstaan, de aan hem toegekende beurs omgezet in een beurs voor een thuiswonende studerende, tenzij hem van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. Indien een uitwonende studerende de afwijking na de termijn van 4 weken alsnog herstelt, wordt met ingang van de maand daaropvolgend de beurs voor een thuiswonende studerende omgezet in een beurs voor een uitwonende studerende.

ARTIKEL XIII

In de Wet tegemoetkoming studiekosten13 wordt een nieuw artikel 20a ingevoegd, luidende:

Artikel 20a. Woonplaats

  • 1. Indien bij controle door de Informatie Beheer Groep blijkt dat het door de studerende verstrekte adres afwijkt van het adres waarop de studerende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, maakt de Informatie Beheer Groep dit aan hem bekend en stelt hem in de gelegenheid de afwijking te herstellen.

  • 2. Indien een uitwonende studerende de afwijking niet binnen 4 weken na de bekendmaking herstelt, wordt met ingang van de maand waarin de afwijking is ontstaan, de aan hem toegekende basistoelage omgezet in een basistoelage voor een thuiswonende studerende, tenzij hem van de afwijking redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. Indien een uitwonende studerende de afwijking na de termijn van 4 weken alsnog herstelt, wordt met ingang van de maand daaropvolgend de basistoelage voor een thuiswonende studerende omgezet in een basistoelage voor een uitwonende studerende.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

ARTIKEL XIV

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens14 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 94 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

HOOFDSTUK 6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XV

Artikel 1.5 van de Wet studiefinanciering 2000 zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel XII, blijft van toepassing op studerenden die voor 1 september volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XII, studiefinanciering op grond van die wet ontvangen.

ARTIKEL XVI

Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van het laatste onderdeel van deze wet wordt aan de Staten-Generaal een verslag gezonden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XVII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 december 2000

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Uitgegeven de dertiende februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1995, 199, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 23.

XNoot
2

Stb. 1995, 205, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 23.

XNoot
3

Stb. 1995, 206, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 23.

XNoot
4

Stb. 1987, 91, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 627.

XNoot
5

Stb. 1995, 690, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 627.

XNoot
6

Stb. 1990, 128, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 627.

XNoot
7

Stb. 1979, 709, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 627.

XNoot
8

Stb. 1992, 391, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 2001, 50.

XNoot
9

Stb. 1991, 621, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 584.

XNoot
10

Stb. 1995, 413, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 584.

XNoot
11

Stb. 1993, 775, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XNoot
12

Stb. 2000, 286, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
13

Stb. 1995, 676, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 637.

XNoot
14

Stb. 1994, 494, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 11.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 943.

Handelingen II 2000/2001, blz. 1871–1872.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 943 (96, 96a).

Handelingen I 2000/2001, blz. 404.

Naar boven