Besluit van 7 december 2001, houdende aanpassing van het Besluit subsidies energieprogramma's aan de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001, C 37)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 7 november 2001, nr. WJZ 01056965;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W10.01.0584/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 4 december 2001, nr. WJZ 01062219;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit subsidies energieprogramma's1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen h en i komen te luiden:

h. demonstratieproject: een op bescherming van het milieu gericht samenhangend geheel van activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, waarbij die activiteiten bestaan uit het bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van:

1°. voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken, of

2°. een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken;

i. marktintroductieproject: een op bescherming van het milieu gericht samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit het in Nederland bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van apparaten, systemen of technieken die reeds eerder zijn gedemonstreerd, maar die in Nederland nog niet gebruikelijk zijn;

2. Na onderdeel i wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

j. communautaire norm: verplichte communautaire norm waarbij de op milieugebied te bereiken normen zijn vastgesteld, alsmede de verplichting de beste beschikbare technische middelen te gebruiken die geen excessieve kosten meebrengen.

B

Artikel 3, tweede lid, onderdelen b en c, komt te luiden:

b. in geval van een demonstratieproject: 40 procent van de projectkosten, voor zover deze niet meer bedragen dan € 454 000, en 25 procent van de projectkosten voor zover deze meer bedragen dan € 454 000;

c. in geval van een marktintroductieproject: 40 procent van de projectkosten.

C

In artikel 4 wordt na het zesde lid een lid toegevoegd dat luidt:

  • 7. Voor demonstratie- en marktintroductieprojecten worden als projectkosten uitsluitend in aanmerking genomen de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de energiebesparing of de ingebruikneming van de hernieuwbare energiebron.

D

Aan artikel 8, eerste lid, wordt na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

c. in geval van een demonstratieproject of een marktintroductieproject, indien het project gericht is op:

1. de aanpassing aan van toepassing zijnde communautaire normen;

2. de aanpassing aan vastgestelde, maar nog niet van toepassing zijnde communautaire normen;

3. de aanpassing aan nationale normen die gelijk zijn aan of minder zware eisen stellen dan communautaire normen, of

4. de aanpassing aan nationale normen bij afwezigheid van communautaire normen, indien de aanpassing heeft plaatsgevonden na de op de in de nationale norm vastgestelde uiterste datum.

ARTIKEL II

Het Besluit subsidies energieprogramma's, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 7 december 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de eenentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met dit besluit wordt het Besluit subsidies energieprogramma's gewijzigd. De aanleiding hiervoor is de publicatie van de nieuwe Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001, C 37) op 3 februari 2001. Elke lidstaat van de Europese Unie dient haar bestaande steunmaatregelen voor 1 januari 2002 in overeenstemming te brengen met deze nieuwe kaderregeling.

De kaderregeling kent voorwaarden inzake investeringssteun en exploitatiesteun en is niet van toepassing op steun waarop de Communautaire kaderregeling inzake onderzoek en ontwikkeling (PbEG 1996, C 45) betrekking heeft. De voorwaarden inzake investeringssteun brengen mee dat twee soorten projecten van het Besluit subsidies energieprogramma's vallen onder het regime van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu, te weten demonstratie- en marktintroductieprojecten. Vandaar dat het voorliggende wijzigingsbesluit is beperkt tot die twee soorten projecten. De overige soorten projecten van het Besluit subsidies energieprogramma's vallen onder de Communautaire kaderregeling inzake onderzoek en ontwikkeling en behoeven dus geen aanpassing.

ARTIKELEN

Artikel I

A

Voor demonstratie- en marktintroductieprojecten worden in artikel 1 van het Besluit subsidies energieprogramma's de projectdefinities aangepast, zodat deze aansluiten bij de investeringen die op grond van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu in aanmerking komen voor investeringssteun. Investeringen binnen de doelstelling van dit besluit die ingevolge de kaderregeling in aanmerking komen voor investeringssteun zijn investeringen ten behoeve van energiebesparing en investeringen ten behoeve van hernieuwbare energie. Onder energiebesparende maatregelen wordt onder andere verstaan de vermindering van energieverbruik tijdens de productiecyclus. Voor de definitie van hernieuwbare energiebronnen verwijst de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu naar richtlijn nr. 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen in de interne elektriciteitsmarkt (PbEG 2001, L 283).

Voorts wordt aan artikel 1 van het Besluit subsidies energieprogramma's (nieuw onderdeel j) de definitie van «communautaire norm» toegevoegd. Deze term wordt genoemd in het met dit besluit gewijzigde artikel 8 van het Besluit subsidies energieprogramma's. De definitie van «communautaire norm» is afkomstig uit de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu; omdat het een begrip is dat door de Europese Commissie en door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet worden uitgelegd, is ervan afgezien het in dit besluit verder in te kaderen.

B

De subsidiepercentages voor demonstratie- en marktintroductieprojecten zijn in lijn gebracht met de subsidiepercentages voor investeringssteun als genoemd in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu. Volgens de kaderregeling kan voor investeringen ten behoeve van energiebesparing en investeringen ten behoeve van hernieuwbare energie een subsidie verleend worden van maximaal 40 procent van de projectkosten, zoals gedefinieerd in artikel 4 van Besluit subsidies energieprogramma's.

C

In het zevende lid van artikel 4 van het Besluit subsidies energieprogramma's worden de projectkosten in verband met demonstratie- en marktintroductieprojecten gedefinieerd conform de definitie van subsidiabele kosten in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu.

Volgens de kaderregeling komen alleen de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden voor steun in aanmerking. Om deze te kunnen vaststellen geeft de kaderregeling onder meer de volgende aanwijzingen. De extra investeringskosten voor de bescherming van het milieu kunnen onder andere worden berekend door vergelijking met de kosten van een investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming wordt behaald. Voorts moeten bij berekening van de subsidiabele kosten de «extra opbrengsten» van de nieuwe investering buiten beschouwing blijven. Voor hernieuwbare energie zijn de subsidiabele kosten in de regel de extra kosten die ten laste van de onderneming komen ten opzichte van een traditionele installatie voor de opwekking van energie van dezelfde capaciteit.

D

De Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu schrijft voor dat voor investeringen die betrekking hebben op de aanpassing aan bepaalde normen, geen subsidie mag worden verleend. De in de kaderregeling beschreven gevallen zijn opgenomen in artikel 8, eerste lid, onder c, van het Besluit subsidies energie-programma's. De Minister van Economische Zaken is daardoor verplicht subsidieaanvragen die gericht zijn op in de kaderregeling beschreven gevallen af te wijzen.

Artikelen II en III

Uit artikel II juncto artikel III vloeit voort dat dit besluit onmiddellijke werking heeft voor projecten waarvoor de subsidie nog niet is verstrekt. Demonstratie- en markintroductieprojecten moeten vanaf 1 januari 2002 immers voldoen aan de eisen die worden gesteld in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu.

Dit betekent dat op aanvragen voor dergelijke soorten projecten die voor 1 januari 2002 zijn ingediend en waarop voor 1 januari 2002 nog geen besluit is genomen, moet worden besloten met inachtneming van het Besluit subsidies energieprogramma's zoals dat luidt na de inwerkingtreding van dit besluit. Dat geldt overigens ook voor andere typen projecten dan demonstratie- en markintroductieprojecten, alleen voor die andere typen projecten verandert er materieel niets aangezien zij niet worden geraakt door het voorliggende besluit.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Stb. 1997, 623, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 september 2001, Stb. 415.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven