Besluit van 12 december 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 8 november 2001 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281) alsmede in verband met de invoering van de mogelijkheid tot medegebruik van antennesystemen en antennes bij omroepzendernetwerken, van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten, van de Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen (Stb. 491) en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat (Stb. 559)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 11 december 2001, nr. DGTP/01/S705/EdV, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post;

Gelet op artikel VIII van de Wet van 8 november 2001 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281) alsmede in verband met de invoering van de mogelijkheid tot medegebruik van antennesystemen en antennes bij omroepzendernetwerken, van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten, van de Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen (Stb. 491) en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat (Stb. 559);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 8 november 2001 houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281) alsmede in verband met de invoering van de mogelijkheid tot medegebruik van antennesystemen en antennes bij omroepzendernetwerken,van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten, van de Wet van 2 november 2000, houdende intrekking van de Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 en enige daarmee verband houdende wettelijke voorzieningen (Stb. 491) en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat (Stb. 559) treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel T, in werking met ingang van 1 januari 2002.

Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 december 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de eenentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven