Besluit van 6 december 2001, houdende vaststelling van regels met betrekking tot verwisseling en intrekking van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent (Besluit verwisseling en intrekking van bankbiljetten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 2 augustus 2001, Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, FM 2001-01255M, Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Gelet op artikel 106 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Besluit van de Europese Centrale Bank van 30 augustus 2001 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (ECB/2001/7);

Gelet op artikel 27, derde en vierde lid, van de Bankwet 1998;

De Europese Centrale Bank gehoord (advies van 19 september 2001, CON/2001/26);

De Raad van State gehoord (advies van 25 oktober 2001, no.W06.01.0424/IV);

Gezien het nader rapport van de Minister van Financiën van 30 november 2001 , Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, FM2001-1949M, Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 BANKBILJETTEN LUIDEND IN GULDENS

Artikel 1

Bankbiljetten luidend in guldens zijn op de tijden dat de kantoren van De Nederlandsche Bank N.V. voor het publiek zijn open gesteld bij die kantoren verwisselbaar.

Artikel 2

Wegens verlies of gehele of gedeeltelijke vernietiging van bankbiljetten luidend in guldens behoeft door De Nederlandsche Bank N.V. geen vergoeding te worden verleend.

Artikel 3

  • 1. In dit artikel wordt onder bankbiljetten verstaan: bankbiljetten luidend in guldens, ten aanzien waarvan De Nederlandsche Bank N.V. met Onze machtiging houders heeft opgeroepen deze uiterlijk 31 december 2002 ter verwisseling aan te bieden.

  • 2. Na 31 december 2002 worden bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. verwisseld, nadat bij onderzoek is gebleken dat aan de aanvraag tot verwisseling redelijkerwijs gevolg behoort te worden gegeven.

  • 3. Het bedrag van niet ter verwisseling aangeboden bankbiljetten wordt als volgt toegevoegd aan de winst van De Nederlandsche Bank N.V.:

    a. per 31 december 2002 wordt 65% van het bedrag van de bankbiljetten die naar redelijke verwachting niet voor 1 januari 2032 ter verwisseling zullen worden aangeboden aan de winst van het boekjaar 2002 toegevoegd;

    b. per 31 december 2007 wordt 90% van het bedrag van de bankbiljetten die naar redelijke verwachting niet voor 1 januari 2032 ter verwisseling zullen worden aangeboden, verminderd met het bedrag dat per 31 december 2002 uit hoofde van onderdeel a van dit lid aan de winst is toegevoegd, aan de winst van het boekjaar 2007 toegevoegd;

    c. per 31 december 2012 wordt het volledige bedrag van de bankbiljetten die op 31 december 2012 niet ter verwisseling zijn aangeboden, verminderd met de bedragen die per 31 december 2002 en per 31 december 2007 uit hoofde van de onderdelen a en b aan de winst zijn toegevoegd, aan de winst van het boekjaar 2012 toegevoegd.

  • 4. Bankbiljetten, die tussen 31 december 2002 en 1 januari 2013 nog ter verwisseling worden aangeboden, worden, in de gevallen in het slot van het tweede lid bedoeld, verwisseld ten laste van de winst- en verliesrekening voor zover het bedrag van de te verwisselen bankbiljetten het bedrag van de nog niet aan de winst toegevoegde bankbiljetten te boven gaat. Vanaf 1 januari 2013 worden alle bankbiljetten, die nog ter verwisseling worden aangeboden, in de gevallen in het slot van het tweede lid bedoeld, verwisseld ten laste van de winst- en verliesrekening.

  • 5. Met ingang van 1 januari 2032 vervalt het recht om verwisseling van bankbiljetten te vorderen.

Artikel 4

  • 1. In dit artikel wordt onder bankbiljetten verstaan: bankbiljetten luidend in guldens, ten aanzien waarvan De Nederlandsche Bank N.V. met Onze machtiging houders heeft opgeroepen deze ter verwisseling aan te bieden binnen een termijn, die eerder eindigt dan op 31 december 2002.

  • 2. Na de in het eerste lid bedoelde termijn worden de in de betreffende oproeping bedoelde bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. verwisseld, nadat bij onderzoek is gebleken dat aan de aanvraag tot verwisseling redelijkerwijs gevolg behoort te worden gegeven.

  • 3. Tien jaren na de in het eerste lid bedoelde termijn wordt het bedrag van de in de betreffende oproeping bedoelde bankbiljetten, die niet ter verwisseling zijn aangeboden, toegevoegd aan de winst van de Nederlandsche Bank van het lopende boekjaar. Bankbiljetten, die na het einde van deze termijn nog ter verwisseling worden aangeboden, worden, in de gevallen in het slot van het tweede lid bedoeld, verwisseld ten laste van de winst- en verliesrekening van De Nederlandsche Bank N.V.

  • 4. Na verloop van dertig jaren sedert het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn vervalt het recht om verwisseling van de in de betreffende oproep bedoelde bankbiljetten te vorderen.

HOOFDSTUK 2 BANKBILJETTEN LUIDEND IN EURO'S

Artikel 5

Bankbiljetten luidend in euro's zijn op de tijden dat de kantoren van De Nederlandsche Bank N.V. voor het publiek zijn opengesteld bij die kantoren verwisselbaar.

Artikel 6

  • 1. Wegens verlies van bankbiljetten luidend in euro's wordt door De Nederlandsche Bank N.V. geen vergoeding verleend.

  • 2. Wegens gehele of gedeeltelijke vernietiging van bankbiljetten luidend in euro's wordt door De Nederlandsche Bank N.V. vergoeding verleend overeenkomstig de regels die de Europese Centrale Bank daartoe heeft vastgesteld in haar Besluit van 30 augustus 2001 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (ECB/2001/7).

Artikel 7

Bankbiljetten luidend in euro's worden uit circulatie genomen overeenkomstig de regels die de Europese Centrale Bank daartoe heeft vastgesteld in haar Besluit van 30 augustus 2001 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (ECB/2001/7).

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Artikel 27, eerste lid, van de Bankwet 19981 vervalt.

Artikel 9

Het Besluit van 27 juli 1998, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de verwisseling en intrekking van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent,2 wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002, met uitzondering van artikel 8, dat in werking treedt met ingang van 28 januari 2002.

Artikel 11

Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit verwisseling en intrekking van bankbiljetten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 6 december 2001

Beatrix

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Uitgegeven de eenentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De invoering van de chartale euro dwong tot een herziening van het Besluit van 27 juli 1998, houdende vaststelling van regels met betrekking tot de verwisseling, intrekking en aftekening van bankbiljetten door De Nederlandsche Bank N.V. en de aan het publiek te verstrekken informatie hieromtrent (Stb. 519), het zogenaamde Vaststellingsbesluit. Hoewel vanaf 1 januari 2002 de in guldens luidende bankbiljetten (hierna: guldenbiljetten) worden vervangen door bankbiljetten luidend in euro's (hierna: eurobiljetten), heeft de procedure die is voorgeschreven voor het intrekken van bankbiljetten, beschreven in artikel 4 van het oude Vaststellingsbesluit, tot gevolg dat er nog tot 2032 guldenbiljetten bij De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: de Bank) kunnen worden aangeboden. Dat betekent, dat hetgeen in het oude Vaststellingsbesluit ten aanzien van die bankbiljetten was geregeld moest worden gehandhaafd voor zover het betrekking heeft op nu of in het verleden uit circulatie genomen guldenbiljetten. Voor het vergoeden van verloren en beschadigde eurobiljetten en het uit circulatie nemen van eurobiljetten geldt een eigen regime, dat is vastgesteld door de Europese Centrale Bank (Besluit van de Europese Centrale Bank van 7 juli 1998 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (ECB/1998/6), als gewijzigd bij Besluit van 26 augustus 1999 (ECB/1999/2), PbEG L 258 van 10 mei 1999, en geconsolideerd bij Besluit van 30 augustus 2001 (ECB/2001/7); hierna: het Besluit van de Europese Centrale Bank). Dientengevolge is dit nieuwe Besluit verwisseling en intrekking van bankbiljetten, dat het oude Vaststellingsbesluit vervangt, ingedeeld in een gulden- en in een eurogedeelte. Tot slot moest worden bepaald, dat met ingang van 28 januari 2002 de gulden zijn hoedanigheid van wettig betaalmiddel verliest. Daarmee eindigt de zogenaamde duale periode. Dat wordt geregeld in het derde hoofdstuk van dit nieuwe besluit.

Artikelgewijs

Artikel 1

In het kader van de deregulering is een vereenvoudiging doorgevoerd. De gewijzigde bepaling garandeert eveneens ruime verwisselmogelijkheden voor het publiek. De openstelling van de kantoren van de Bank vindt doorgaans plaats tijdens de algemeen gebruikelijke kantooruren van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de dagen die als algemeen erkende feestdag in de zin van Algemene termijnenwet zijn aangewezen. In aanmerking dient te worden genomen dat de kantoren van de Bank op dagen als Koninginnedag, Bevrijdingsdag en zgn. ingesloten dagen (een dag die valt tussen twee feestdagen of een dag die valt tussen een feestdag en een weekenddag) gesloten kunnen zijn.

Volledigheidshalve zij vermeld, dat het voor de hand ligt dat bij de verwisseling van guldenbiljetten tot 28 januari 2002, de verwisseling inhoudt dat guldenbiljetten voor eurobiljetten worden verwisseld. Daarbij zal het verschuldigde bedrag na omrekening overeenkomstig de daarvoor geldende regels worden afgerond en zal het meestal gebeuren, dat het bedrag wordt terugbetaald in eurobiljetten en euromunten. Vanaf 28 januari 2002 zullen guldenbiljetten, voor zover zij niet giraal worden 'verwisseld' in een bedrag in euro's, bij verwisseling altijd in eurobiljetten en -munten worden uitbetaald. Tot slot verdient nog vermelding, dat de woorden «op vertoon» niet meer worden gebruikt, omdat zij dateren uit de tijd, dat het nog wenselijk werd geacht uitdrukkelijk te onderstrepen, dat bankbiljetten toonderpapieren waren. Dat is inmiddels niet meer nodig. Het spreekt overigens voor zich, dat de handeling van verwisselen inhoudt, dat daadwerkelijk bankbiljetten bij de Bank moeten worden aangeboden. Er moet een zaak zijn, die te verwisselen is.

Artikel 2

Deze bepaling is gelijk aan artikel 3 van het oude Vaststellingsbesluit.

Artikel 2 van het oude besluit is vervallen. Het eerste lid van dat artikel gaf regels omtrent vorm en coupuregrootte van de uit te geven guldenbankbiljetten. Daar vanaf 2002 geen nieuwe guldenbiljetten meer worden uitgegeven kon deze bepaling vervallen. Ten aanzien van eurobiljetten is de Europese Centrale Bank bevoegd tot vaststelling van regels omtrent de vorm en coupuregrootte. Het tweede lid van het oude artikel 2 werd al enige tijd niet meer gebruikt en kon om die reden achterwege blijven.

Artikel 3

De procedure voor het oproepen van houders van uit circulatie te nemen bankbiljetten die in artikel 4 van het oude Vaststellingsbesluit werd voorgeschreven kon aanzienlijk worden vereenvoudigd. Die procedure ziet nog slechts op guldenbiljetten, waarvoor de Bank al tot verwisseling opgeroepen heeft. Die guldenbiljetten vallen uiteen in twee categorieën: biljetten, waarvoor een oproep tot verwisseling is gedaan in verband met de komst van de euro en die tot 31 december 2002 kunnen worden verwisseld, en biljetten, waarvoor al eerder een oproep is gedaan en waarvoor de termijn waarbinnen ze kunnen worden verwisseld eerder dan 31 december 2002 verstrijkt. Die tweede categorie betreft biljetten, die feitelijk al uit circulatie genomen zijn maar waarvoor de termijnen van tien jaren en van dertig jaren van het oude Vaststellingsbesluit en van de Bankwet 1948 nog lopen en, variërend per bankbiljet, tussen nu en 2025 zullen eindigen (de laatste oproep is gedaan in 1994 voor twee modellen van f 5 en een model van f 25). Het kwam de overzichtelijkheid ten goede om de verwisselingsregels, die voor de beide categorieën verschillen, in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 3 regelt de verwisseling van de eerste categorie, de guldenbiljetten die uit circulatie worden genomen wegens de invoering van eurobiljetten. Dit blijkt uit het eerste lid. Het tweede lid, dat bepaalt wanneer de Bank nog uitstaande guldenbiljetten van haar balans mag afhalen, wijkt af van het vijfde lid van het oude artikel 4 (dat overeenkomt met artikel 4, derde lid, van dit besluit). Dit is overeenkomstig de antwoorden van de Minister van Financiën van 14 januari 1999 op vragen van enkele leden van de Tweede Kamer (Aanhangsel Handelingen TK 1998–99, 587, blz. 1197).

Artikel 4

Artikel 4 regelt de verwisseling van de tweede categorie bankbiljetten, de guldenbiljetten die al uit circulatie genomen zijn. Het artikel is een verkorte weergave van artikel 4 van het oude Vaststellingsbesluit. Men houde overigens voor ogen, dat iedere in het eerste lid bedoelde oproep een eigen termijn meebracht waarbinnen bankbiljetten ter verwisseling konden worden aangeboden. Dat betekent weer, dat iedere oproep ook een eigen datum heeft waarop de termijnen van tien en van dertig jaren beginnen, die worden genoemd in het derde en het vierde lid.

Artikel 5

Duidelijkheidshalve is ook voor eurobiljetten uitdrukkelijk bepaald dat het publiek bij de Bank terecht kan om deze biljetten te verwisselen. Ook zijn de tijdstippen waarop men bij de Bank terecht kan weer aangegeven (verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 1). Het Besluit van de Europese Centrale Bank laat enigszins in het midden of de Nationale Centrale Bank bij deze werkzaamheden een publiekstaak heeft. Het zal gaan om verwisseling van eurobiljetten van een bepaalde coupure voor eurobiljetten van een andere coupure en om verwisseling van geheel of gedeeltelijk vernietigde bankbiljetten. Tot 28 januari 2002 is het eventueel mogelijk dat eurobiljetten voor guldenbiljetten worden verwisseld, maar het ligt voor de hand, dat de Bank dat alleen zal toestaan indien daar een bijzondere reden voor is.

Artikel 6

Het Besluit van de Europese Centrale Bank geeft regels voor de vergoeding van geheel of gedeeltelijk vernietigde bankbiljetten. Verloren eurobiljetten worden niet vergoed, zo volgt stilzwijgend uit die regels. Daar de regeling voor guldenbiljetten wel de mogelijkheid open laat dat verloren guldenbiljetten worden vergoed, verlangt de duidelijkheid, dat met zoveel woorden wordt bepaald, dat verloren eurobiljetten niet worden vergoed. Aldus het eerste lid.

Het tweede lid verwijst voor de vergoeding van geheel of gedeeltelijk vernietigde eurobiljetten naar de regels van de Europese Centrale Bank. Eigen regels kan Nederland op dit punt niet meer vaststellen.

Artikel 7

Het Besluit van de Europese Centrale Bank geeft ook regels voor het uit circulatie nemen van eurobiljetten. Volledigheidshalve is hier bepaald, dat de Bank handelt overeenkomstig die regels. Ook hier is geen ruimte meer voor eigen, Nederlandse regels, tenzij de Europese Centrale Bank alsnog aan de lidstaten of de Nationale Centrale Banken zou opdragen eigen regels te stellen.

Artikel 8

Dit artikel markeert, tezamen met artikel 10 van dit besluit, het einde van de zogenaamde duale fase in de overgang naar de euro, de periode waarin zowel de euro als de gulden wettig betaalmiddel zijn.

Artikel 27, eerste lid, van de Bankwet 1998 bepaalt dat de gulden wettig betaalmiddel is. Het vierde lid van dit artikel staat toe, dat een onderdeel van het artikel op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip vervalt. De artikelen 8 en 10 van dit besluit voorzien daarin.

Na het einde van de duale fase kunnen nog tot en met 31 december 2002 guldenbiljetten, die tijdens die fase in omloop waren, bij de Bank worden verwisseld voor eurobiljetten zonder dat de Bank enig bijzonder vereiste stelt (uiteraard dient de Bank altijd de relevante wetgeving na te leven, zoals de Wet melding ongebruikelijke transacties 1996 en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993). Vanaf 1 januari 2003 tot 1 januari 2032 worden deze guldenbiljetten door de Bank verwisseld nadat bij onderzoek is gebleken dat aan de aanvraag tot verwisseling redelijkerwijs gevolg behoort te worden gegeven. Een en ander is geregeld in artikel 3 van dit besluit.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

Stb. 1998, 200, gewijzigd bij de wet van 11 november 1999, Stb. 507.

XNoot
2

Stb. 1998, 519.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 januari 2002, nr. 5.

Naar boven