Rijkswet van 14 december 2001 tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing deelnemingsdividenden)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de regering van Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba het wenselijk achten vooruitlopend op een integrale aanpassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk aan de ontwikkelingen in de belastingwetgeving van de landen van het Koninkrijk en de ontwikkelingen in het internationale belastingrecht de heffing van bronbelasting op deelnemingsdividenden die vloeien van Nederland naar de Nederlandse Antillen aan te passen aan de ontstane situatie voortvloeiende uit wet- en regelgeving en de opbrengsten daarvan ten goede te laten komen aan de Nederlandse Antillen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Belastingregeling voor het Koninkrijk1 worden de volgende wijzigingen aangebracht.

Aan artikel 11, derde lid, wordt toegevoegd:

In afwijking van de voorgaande twee volzinnen geldt met betrekking tot dividend dat wordt genoten door een lichaam dat inwoner is van de Nederlandse Antillen en verschuldigd is door een lichaam dat inwoner is van Nederland het volgende:

a. het tarief van de in het tweede lid bedoelde belasting zal 8,3 percent niet te boven gaan, indien het dividend wordt genoten door een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat voor ten minste 25 percent van het nominaal gestorte kapitaal aandeelhouder is van het lichaam dat het dividend verschuldigd is en mits in de Nederlandse Antillen met de in het tweede lid bedoelde belasting formeel of in feite niet zodanig rekening wordt gehouden dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk op het dividend overeenkomstig het eerste lid enerzijds en het tweede en derde lid anderzijds lager is dan 8,3 percent;

b. een bedrag ter hoogte van de aldus afgedragen belasting zal onverwijld en zonder het stellen van aanvullende voorwaarden aan de Nederlands-Antilliaanse overheid worden overgemaakt;

indien blijkt dat bij de definitieve aanslagregeling in de Nederlandse-Antillen over het betreffende jaar niet is voldaan aan de voorwaarde genoemd in onderdeel a van deze volzin, wordt het bedrag dat aan de Nederlands-Antilliaanse overheid wordt overgemaakt gekort met het hierop betrekking hebbende bedrag en wordt alsnog belasting geheven volgens de regeling van het tweede lid.

ARTIKEL II

Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vindt toepassing met ingang van 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 14 december 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de eenentwintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1964, 425, laatstelijk gewijzigd bij Rijkswet van 13 december 1996, Stb. 644.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 910(R 1695).

Handelingen II 2001/2002, blz. 1701.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 910 (R 1695) (155).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 11 december 2001.

Naar boven