Besluit van 28 november 2001 tot wijziging van enkele
besluiten in verband met de vervanging van de gulden door de euro
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken van 23 november
2001, nr. DJZ/BR/0432–01;
Gelet op artikel 2, onder G, van de Wet op de Kanselarijrechten
1948;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 1 van het Besluit van 26 augustus 1999 tot invoering van nieuwe
posten voor de heffing van kanselarijrechten1 wordt de
tekst beginnend met «twee jaar» en eindigend met «een binnenkomst:
f 66,11» vervangen door:
twee jaar: € 80
drie jaar: € 110
vier jaar: € 140
vijf jaar: € 170
post 127: voor het verlenen van een collectief visum met een of twee binnenkomsten
ten behoeve van tenminste 5 en ten hoogste 50 personen: € 30 + € 1
per persoon.
post 128: voor het verlenen van een visum voor een verblijf van ten hoogste
negentig dagen met een binnenkomst: € 30.
ARTIKEL II
In artikel 1 van het Besluit van 10 mei 1973, houdende instelling van
een kanselarijrecht voor het verzamelen en/of verstrekken van inlichtingen
van exportbevorderende en handelsbemiddelende aard2 wordt
«f 30,-» telkens vervangen door: € 13,61.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering
van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad,
in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad
van Aruba zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 28 november 2001
Beatrix
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Uitgegeven de achttiende december 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Dit besluit strekt tot aanpassing van het Besluit van 26 augustus 1999
tot invoering van nieuwe posten voor de heffing van kanselarijrechten (Stb.
383) en het Besluit van 10 mei 1973, houdende instelling van een kanselarijrecht
voor het verzamelen en/of verstrekken van inlichtingen van exportbevorderende
en handelsbemiddelende aard (Stb. 240) in verband met de vervanging van de
gulden door de euro met ingang van 1 januari 2002.
Ten behoeve van een consistente omzetting van guldensbedragen in eurobedragen
zijn rijksbrede vuistregels inzake de euro en de wetgeving opgenomen in de
bijlage bij de zogenaamde beleidsbrief van 7 februari 2000 (kamerstukken II
1998/99, 27 042, nr. 1).
Hoofdregel is dat bij de omzetting een omrekening plaatsvindt volgens
de op Europees niveau vastgestelde regels (1 euro = f 2,20371), waarbij
het resultaat wordt afgerond op hele eurocenten. Deze hoofdregel sluit aan
bij de doelstelling om de financiële consequenties van de omzetting voor
overheid en burgers te minimaliseren.
Op grond van deze hoofdregel zijn de guldensbedragen in de twee bovengenoemde
rijksbesluiten omgezet in eurobedragen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
XNoot
1Stb. 1999, 383, gewijzigd bij besluit van 29 november 2000, Stb. 536.