Besluit van 25 januari 2001, houdende wijziging van de bijlagen bij de Pensioen- en spaarfondsenwet en de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling alsmede wijziging van het Besluit staten pensioenfondsen en het Besluit verstrekking niet-vertrouwelijke gegevens pensioenfondsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 27 november 2000, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/VP/00/72618;

Gelet op de artikelen 10b, achtste lid, 23c, derde lid, en 25, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet en artikel 21c, derde lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling;

De Raad van State gehoord (advies van 14 december 2000, No. W12.00.0557/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 16 januari 2001, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/VP/01/85091;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BIJLAGE BIJ ARTIKEL 23C VAN DE PSW

De bijlage, bedoeld in artikel 23c van de Pensioen- en spaarfondsenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden: Bijlage als bedoeld in artikel 23c, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Op grond van artikel 23e, tweede lid, van deze wet behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld.

C

1. In tabel 1 wordt het opschrift «Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel:» vervangen door: Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:.

2. In tabel 2 wordt het opschrift «Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel:» vervangen door: Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:.

D

In tabel 1 wordt in de kolom «Overtredingen van voorschriften gesteld bij artikel», tussen «9c» en «10b, eerste lid» ingevoegd: «10a» met daarachter in de kolom «Tariefnummer»: 4.

ARTIKEL II. WIJZIGING BIJLAGE BIJ ARTIKEL 21C WET BPR

De bijlage, bedoeld in artikel 21c van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift komt te luiden: Bijlage als bedoeld in artikel 21c, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioen-regeling.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Op grond van artikel 23e, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet in samenhang met artikel 21d van deze wet behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld.

C

1. In tabel 1 wordt het opschrift «Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel:» vervangen door: Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:.

2. In tabel 2 wordt het opschrift «Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel:» vervangen door: Overtreding van voorschriften, gesteld bij artikel:.

ARTIKEL III. WIJZIGING BESLUIT STATEN PENSIOENFONDSEN

Het Besluit staten pensioenfondsen3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift bij het artikel komt te luiden: Algemeen.

2. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.

3. Een nieuw eerste lid wordt ingevoegd, luidende:

  • 1. Dit besluit berust op artikel 10b, achtste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Indieningstermijn

  • 1. De indiening van de staten over een kalenderjaar vindt vóór 1 juli van het daarop volgende kalenderjaar plaats.

  • 2. De Verzekeringskamer kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de verplichting om de staten vóór de datum, genoemd in het eerste lid, in te dienen onder gelijktijdige vermelding van een latere datum waarvoor indiening plaatsvindt. De tweede en derde zin van artikel 7 zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een aanvraag voor ontheffing wordt vóór 1 mei van het betreffende kalenderjaar bij de Verzekeringskamer ingediend.

C

Artikel 5, vierde lid, onderdeel b, komt als volgt te luiden:

b. voldaan is aan artikel 9a, van de Pensioen- en spaarfondsenwet; en.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Vaststelling van de hoogte van de boete

  • 1. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 23c, vijfde lid, eerste volzin, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage C bij dit besluit.

  • 2. De Verzekeringskamer kan het bedrag van de boete lager stellen dan in bijlage C is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

E

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Kwartaalrapportages beleggingen

Ieder fonds en beroepspensioenfonds dat voor eigen rekening en risico belegt, dient binnen 6 weken na afloop van ieder kwartaal bij de Verzekeringskamer gegevens in omtrent zijn beleggingen.

F

Na bijlage B wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage C, behorende bij artikel 6, eerste lid, van dit besluit

Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld bij de artikelen 2, eerste, derde en vierde lid, 3, eerste, derde en vierde lid, 4 en 5, tweede en zesde lid, van dit besluit bedraagt f 1000,–.

Artikel 2

  • 1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een voorschrift als bedoeld in artikel 1 is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

    Categorie I: fondsen en beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van minder dan f 20 miljoen: factor 1;

    Categorie II: fondsen en beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste f 20 miljoen maar minder dan 100 miljoen: factor 2;

    Categorie III: fondsen en beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste f 100 miljoen maar minder dan 500 miljoen: factor 3;

    Categorie IV: fondsen en beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste f 500 miljoen maar minder dan f 1 miljard : factor 4;

    Categorie V: fondsen en beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van f 1 miljard of meer: factor 5.

  • 2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal.

  • 3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 23e, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

ARTIKEL IV. WIJZIGINGEN IN VERBAND MET NAAMSWIJZIGING VERZEKERINGSKAMER

Op het moment dat het bij koninklijke boodschap van 15 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten in verband met de naamswijziging van de Verzekeringskamer, alsmede wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde op enkele punten de verhouding van de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot de Pensioen- & Verzekeringskamer nader te regelen (Kamerstukken II 1999/2000, 27 251) in werking treedt:

a. wordt in de artikelen 1, onderdelen a en d, 2, tweede en vijfde lid, 3, tweede en vijfde lid, 4, tweede en derde lid, 5, eerste, tweede, vierde en zevende lid, 6, tweede lid, 7 en 8 van het Besluit staten pensioenfondsen alsmede in artikel 2, derde lid, van bijlage C van dat besluit, «Verzekeringskamer» telkens vervangen door: Pensioen- & Verzekeringskamer; en

b. wordt in artikel 1 van het Besluit verstrekking niet-vertrouwelijkegegevens pensioenfondsen4 «Verzekeringskamer» vervangen door: Pensioen- & Verzekeringskamer.

ARTIKEL V. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 januari 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de dertiende februari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Sinds de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2000 van de wet van 22 december 1999 tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van een verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waardeoverdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (wijziging PSW in verband met toezicht, verbod op uitstelfinanciering en waardeoverdracht) (Stb. 592) (hierna te noemen de Wet van 22 december 1999) bestaat voor de Verzekeringskamer de mogelijkheid bij overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikelen van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) of de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (BPR) een bestuurlijke boete op te leggen. De hoogte van deze boete wordt bepaald aan de hand van een bijlage bij de genoemde wetten of, indien het gaat om overtreding van voorschriften vervat in lagere regelgeving, aan de hand van een bij de betreffende algemene maatregel van bestuur (amvb) of ministeriële regeling op te nemen bijlage. Voorts is geregeld dat de bijlage bij de wetten bij amvb gewijzigd kan worden. De vormgeving van de betreffende artikelen en de bijlagen is steeds afgestemd op de overeenkomstige artikelen en bijlagen in de wet van 28 oktober 1999, houdende opneming in de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet inzake de wisselkantoren, de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996 en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994, van bepalingen betreffende handhaving door middel van een dwangsom of een bestuurlijke boete en van bepalingen betreffende de rechtsgang (Stb. 509) (Wet IDBB). Bij besluit van 8 december 1999, houdende wijziging van de bijlagen bij de Wet IDBB (Stb. 590), is in de bijlagen bij de betreffende wetten een aantal technische wijzigingen aangebracht. In het onderhavige besluit worden onder andere de bijlagen bij de PSW en de BPR in overeenstemming gebracht met de technische wijzigingen in een aantal genoemde financiële toezichtswetten. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt het Besluit staten pensioenfondsen op een aantal punten aan te passen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B en C en artikel II, onderdelen A, B en C

De technische wijzigingen in genoemde financiële toezichtswetten hielden o.a. in de uitbreiding van het opschrift van de bijlagen met het artikellid van de wettelijke bepaling waarop de bijlage berust, een aanpassing van de opschriften van de tabellen in de bijlagen aan het feit dat de boetetarieven in gedelegeerde regelgeving afzonderlijk zijn geregeld en een duidelijker formulering van artikel 3 van de bijlagen, waarin is geregeld dat de «hoorplicht» niet geldt bij geringe boeten. Deze wijzigingen worden ten behoeve van de PSW en BPR door artikel I, onderdelen A, B en C en artikel II, onderdelen A, B en C van dit besluit aangebracht.

Artikel I, onderdeel D

In tabel 1 van de bijlage bij artikel 23c, eerste lid, PSW wordt artikel 10a opgenomen, met als bijbehorend tariefnummer 4. Artikel 10a PSW is bij amendement (Kamerstukken II 1999/2000, 26 415, nr. 11) gewijzigd en opgenomen in artikel 23b PSW bij de artikelen op overtreding waarvan een bestuurlijke boete is gesteld. Dit artikel 10a was echter nog niet opgenomen in de bijlage met de tariefnummers. Het tariefnummer 4 komt overeen met het tariefnummer dat bij artikel 9 PSW behoort. Overtreding van artikel 10a PSW impliceert nl. dat een pensioenfonds ten onrechte niet overgaat tot overdracht of herverzekering van het risico, hetgeen bij overtreding van artikel 9 PSW eveneens het geval is.

Artikel III

In dit artikel worden enkele wijzigingen aangebracht in het Besluit staten pensioenfondsen.

Onderdeel A

Het Besluit staten pensioenfondsen berustte aanvankelijk op de algemene delegatiebevoegdheid vervat in artikel 28 PSW en artikel 25 BPR. De Wet van 22 december 1999 heeft ten behoeve van dit besluit een nieuwe, specifieke delegatiebasis gecreëerd: artikel 10b, achtste lid, van de PSW. Voor alle duidelijkheid wordt thans, in overeenstemming met aanwijzing 227 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, aan het Besluit staten pensioenfondsen een bepaling toegevoegd waarin deze nieuwe grondslag wordt vermeld.

Onderdeel B

Op grond van artikel 4 van het Besluit staten pensioenfondsen kan de Verzekeringskamer ontheffing verlenen van de verplichting die staten voor 1 juli van een kalenderjaar in te dienen. Daarbij was tot op heden verzuimd aan te geven dat dit onder beperkingen kan worden verleend en dat daaraan voorschriften kunnen worden verbonden. Een dergelijke toevoeging is in artikel 7 van dit besluit wel gemaakt ten behoeve van de indieningsverplichting van de staten.

Ten vergroting van de duidelijkheid is ervoor gekozen artikel 4 in leden onder te verdelen en daarin een verwijzing naar artikel 7 op te nemen.

Onderdeel C

In dit onderdeel wordt artikel 5, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit staten pensioenfondsen aangepast aan de Wet van 22 december 1999.

Onderdeel D

Artikel 6 van het Besluit staten pensioenfondsen bevatte een bepaling over de publicatie van afwijkende gegevens, die regelde dat als een fonds in een jaarverslag aan de deelnemers gegevens bekend maakte die afweken van de bij de Verzekeringskamer ingediende staten, dit jaarverslag aan de Verzekeringskamer gestuurd moest worden. Aangezien in artikel 10b, tweede lid, van de PSW thans geregeld is dat een fonds jaarlijks een jaarverslag aan de Verzekeringskamer overlegt, kan deze bepaling thans komen te vervallen. Daarvoor in de plaats wordt een nieuw artikel 6 ingevoerd, dat de basis biedt voor de op grond van artikel 23c, vijfde lid, PSW aan het Besluit staten pensioenfondsen toe te voegen bijlage, waarin de boetetarieven voor overtreding van voorschriften in dat besluit worden vastgesteld. Aangezien het besluit al twee bijlagen kent wordt dit bijlage C.

Onderdeel E

Op grond van artikel 10b, achtste lid, PSW kan de Verzekeringskamer in bepaalde gevallen meermalen per jaar bepaalde gegevens verlangen. In dat kader wenst de Verzekeringskamer ieder kwartaal een rapportage omtrent beleggingen van pensioenfondsen te ontvangen. De bedoeling is dat de Verzekeringskamer hierin informatie wordt verschaft over de vermogensverdeling, de economische posities exclusief en inclusief derivaten, de mate van beleggingsactiviteit en de beleggingsprestaties van het pensioenfonds. Dit artikel voorziet in die mogelijkheid.

Over de wijze waarop de gegevens aan de Verzekeringskamer dienen te worden verstrekt kunnen op grond van artikel 10b, negende lid, door de Verzekeringskamer regels worden gesteld.

Dit nieuwe artikel 8 komt in de plaats van een bepaling die zijn werking reeds heeft verloren.

Onderdeel F

Het opschrift van bijlage C is geformuleerd in overeenstemming met de opschriften van de bijlagen A en B, en wijkt daardoor terminologisch iets af van de opschriften van de bijlagen bij PSW en BPR. De inhoud van de bijlage is geheel afgestemd op de bijlagen bij artikel 23c, eerste lid, PSW en artikel 21c, eerste lid, BPR. Bij de bepaling van de hoogte van de boetetarieven is rekening gehouden met het volgende. Artikel 10b, achtste lid, PSW geeft de mogelijkheid regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop wordt voldaan aan de (administratieve) verplichtingen bedoeld in het eerste tot en met zevende lid van dat artikel. Aangezien de boete gesteld op de overtreding van het eerste tot en met het vierde lid onder tariefnummer 1 valt is ook voor de overtreding van de voorschriften van het Besluit gekozen voor tariefnummer 1, dat wil zeggen voor het daarmee corresponderende bedrag van f 1000 (artikel III, onderdeel E, artikel 1 van de bijlage). In artikel 23e, tweede lid, PSW is geregeld dat in de bijlagen bij de wet en de lagere regelgeving geregeld kan worden dat bij bepaalde overtredingen betrokkene niet gehoord hoeft te worden. In de bovengenoemde wetgeving en de daarop gebaseerde regelgeving zijn hiervoor steeds de overtredingen aangewezen waarop het laagste boetetarief van toepassing is. In de bijlage bij het Besluit staten pensioenfondsen vallen alle overtredingen onder het laagste tarief zodat de verwijzing naar dit tarief achterwege kan blijven en in zijn algemeenheid wordt bepaald dat betrokkene (dat wil zeggen het pensioenfonds) niet in de gelegenheid gesteld hoeft te worden zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel IV

Door dit artikel wordt alvast voorzien in aanpassing van het Besluit staten pensioenfondsen en het Besluit verstrekking niet-vertrouwelijke gegevens pensioenfondsen, in verband met het bij koninklijke boodschap van 15 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van een aantal wetten in verband met de naamswijziging van de Verzekeringskamer, alsmede wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde op enkele punten de verhouding van de Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot de Pensioen & Verzekeringskamer nader te regelen (Kamerstukken II 1999/2000, 27 251), waarin de naam van de Verzekeringskamer zal worden gewijzigd in Pensioen- & Verzekeringskamer.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1981, 18, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 21.

XNoot
2

Stb. 1972, 400, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 21.

XNoot
3

Stb. 1998, 545, gewijzigd bij besluit van 21 december 2000, Stb. 632.

XNoot
4

Stb. 2000, 333.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven