Besluit van 10 december 2001 tot vaststelling van nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven en de rechtbanken en houdende regels voor de verdeling van zaken over de hoofdplaats en de nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 13 november 2001, nr. 5132150/01/6;

Gelet op de artikelen 41 en 59 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W03.01.0599/I);

Gelet op het nader rapport van de Minister van Justitie van 5 december 2001, nr. 5137099/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder kantonzaken: zaken die ingevolge de wet door de kantonrechter worden behandeld.

Paragraaf 2. Nevenzittingsplaatsen

Artikel 2

De nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven zijn:

a. gerechtshof Amsterdam: Alkmaar, Amersfoort, Den Helder, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Utrecht, Zaanstad;

b. gerechtshof Arnhem: Almelo, Almere, Apeldoorn, Deventer, Enschede, Harderwijk, Lelystad, Nijmegen, Tiel, Zutphen, Zwolle;

c. gerechtshof 's-Gravenhage: Dordrecht, Middelburg, Rotterdam;

d. gerechtshof 's-Hertogenbosch: Bergen op Zoom, Breda, Eindhoven, Heerlen, Maastricht, Roermond, Tilburg, Venlo;

e. gerechtshof Leeuwarden: Assen, Groningen.

Artikel 3

De gerechtshoven kunnen, voor zover het betreft de meervoudige kamers voor strafzaken, buiten de hoofdplaats van het ressort onderscheidenlijk buiten het ressort terechtzittingen houden in de nevenzittingsplaatsen Amsterdam en Rotterdam.

Artikel 4

De nevenzittingsplaatsen van de rechtbanken zijn:

a. rechtbank Assen: Meppel;

b. rechtbank Dordrecht: Oud-Beijerland;

c. rechtbank Haarlem: Haarlemmermeer;

d. rechtbank Leeuwarden: Opsterland, Sneek;

e. rechtbank Middelburg: Schouwen-Duiveland, Tholen;

f. rechtbank Roermond: Venray;

g. rechtbank Rotterdam: Middelharnis;

h. rechtbank Zutphen: Doetinchem;

i. rechtbank Zwolle: Almere, Steenwijk.

Artikel 5

De rechtbank te 's-Gravenhage kan buiten de hoofdplaats van het arrondissement onderscheidenlijk buiten het arrondissement vreemdelingenzaken als bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet 2000 behandelen in de nevenvestigingsplaats Alphen aan den Rijn en in de nevenzittingsplaatsen Loenen en Tilburg.

Artikel 6

De rechtbanken kunnen, voor zover het betreft de meervoudige kamers voor strafzaken, buiten het arrondissement terechtzittingen houden in de nevenzittingsplaatsen Amsterdam en Rotterdam.

Paragraaf 3. Regels voor de verdeling van zaken

Artikel 7

  • 1. Bij het bepalen van de plaats in een arrondissement waar een kantonzaak wordt behandeld, geldt de in de bijlage bij dit besluit opgenomen gebiedsindeling en zijn de regels voor de relatieve competentie van de rechtbanken van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien een kantonzaak in meer dan een plaats kan worden behandeld, wordt de zaak behandeld in de plaats die de eiser of de verzoeker in de dagvaarding onderscheidenlijk het verzoekschrift vermeldt. Indien het verzoekschrift niet de plaats vermeldt waar de zaak wordt behandeld, bepaalt het gerechtsbestuur in welke plaats binnen het arrondissement de zaak wordt behandeld.

Artikel 8

Kantonzaken die ingevolge artikel 7 in de na te noemen plaatsen worden behandeld, kunnen worden behandeld in de volgende nevenzittingsplaatsen:

a. Schouwen-Duiveland: Tholen;

b. Wisch: Doetinchem;

c. Zwolle: Steenwijk;

d. Lelystad: Almere.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 9

Het Besluit nevenzittingsplaatsen wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 december 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de twintigste december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, EERSTE LID

Deze bijlage bevat voor de behandeling van kantonzaken per rechtbank voor de hoofdplaats, de nevenvestigingsplaatsen en de nevenzittingsplaatsen waar kantonzaken worden behandeld, een gebiedsindeling. Voor de nevenzittingsplaatsen, die in artikel 8 voor de behandeling van kantonzaken worden aangewezen, geldt geen eigen gebiedsindeling. Deze plaatsen zijn omwille van de duidelijkheid in de gebiedsindeling onderstreept en tevens afzonderlijk vermeld. Nevenzittingsplaatsen waar geen kantonzaken kunnen worden behandeld, zijn niet afzonderlijk in de gebiedsindeling opgenomen.

RECHTBANK ALKMAAR
Alkmaarhoofdplaats Alkmaar Bergen Castricum Graft-De Rijp Harenkarspel Heerhugowaard Heiloo Langedijk Niedorp Schagen Schermer ZijpeHoornnevenvestigingsplaats Andijk Drechterland Enkhuizen Hoorn Medemblik Noorder-Koggenland Obdam Opmeer Stede Broec Venhuizen Wervershoof Wester-Koggenland WognumDen Heldernevenvestigingsplaats Anna Paulowna Den Helder Texel Wieringen Wieringermeer  
RECHTBANK ALMELO
Almelohoofdplaats Almelo Borne Hellendoorn Hof van Twente Rijssen Tubbergen Vriezenveen WierdenEnschedenevenvestigingsplaats Denekamp Enschede Haaksbergen Hengelo (O.) Losser Oldenzaal   
RECHTBANK AMSTERDAM
Amsterdamhoofdplaats Aalsmeer Amstelveen Amsterdam Diemen Ouder-Amstel Uithoorn Hilversumnevenvestigingsplaats Blaricum Bussum Hilversum Huizen Laren (N.-H.) Muiden Naarden Weesp Wijdemeren  
RECHTBANK ARNHEM
Arnhemhoofdplaats Angerlo Arnhem Didam Doesburg Duiven Rheden Rozendaal Rijnwaarden Westervoort ZevenaarTielnevenvestigingsplaats Buren Culemborg Geldermalsen Kesteren Lingewaal Maasdriel Neerijnen Tiel West Maas en Waal ZaltbommelNijmegennevenvestigingsplaats Bemmel Beuningen Druten Groesbeek Heumen Millingen aan de Rijn Nijmegen Overbetuwe Ubbergen WijchenWageningennevenvestigingsplaats Barneveld Ede Nijkerk Renkum Scherpenzeel Wageningen
RECHTBANK ASSEN
Assenhoofdplaats Aa en Hunze Assen Middenveld Noordenveld TynaarloEmmennevenvestigingsplaats Borger-Odoorn Coevorden Emmen Meppelnevenzittingsplaats De Wolden Hoogeveen Meppel Westerveld 
RECHTBANK BREDA
Bredahoofdplaats Aalburg Breda Geertruidenberg Made Oosterhout Werkendam Woudrichem Zundert Tilburgnevenvestigingsplaats Alphen-Chaam Baarle-Nassau Dongen Gilze en Rijen Goirle Hilvarenbeek Loon op Zand Oisterwijk Tilburg WaalwijkBergen op Zoomnevenvestigingsplaats Bergen op Zoom Etten-Leur Halderberge Roosendaal Rucphen Steenbergen Woensdrecht Zevenbergen 
RECHTBANK DORDRECHT
Dordrechthoofdplaats Alblasserdam Dordrecht Graafstroom Heerjansdam Hendrik-Ido-Ambacht Liesveld Nieuw-Lekkerland Papendrecht Sliedrecht ZwijndrechtGorinchemnevenvestigingsplaats Giessenlanden Gorinchem Hardinxveld-Giessendam Leerdam ZederikOud-Beijerlandnevenzittingsplaats Binnenmaas Cromstrijen 's-Gravendeel Korendijk Oud-Beijerland Strijen 
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
's-Gravenhagehoofdplaats 's-Gravenhage Leidschendam-Voorburg Rijswijk WassenaarDelftnevenvestigingsplaats De Lier Delft 's-Gravenzande Maasland Monster Naaldwijk Pijnacker-Nootdorp Schipluiden Wateringen Zoetermeer Leidennevenvestigingsplaats Alkemade Hillegom Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnsburg Sassenheim Valkenburg (Z.-H.) Voorhout Voorschoten Warmond Zoeterwoude Goudanevenvestigingsplaats Bergambacht Gouda Moordrecht Nederlek Nieuwerkerk aan den IJssel Ouderkerk Reeuwijk Schoonhoven Vlist Waddinxveen Zevenhuizen-Moerkappelle
Alphen aan den Rijnnevenvestigingsplaats Alphen aan den Rijn Bodegraven Boskoop Jacobswoude Liemeer Nieuwkoop Rijnwoude Ter Aar   
RECHTBANK GRONINGEN
Groningenhoofdplaats Appingedam Bedum De Marne Delfzijl Eemsmond Groningen Grootegast Haren Hoogezand-Sappemeer Leek Loppersum Marum Slochteren Ten Boer Winsum ZuidhornWinschotennevenvestigingsplaats Bellingwedde Menterwolde Pekela Reiderland Scheemda Stadskanaal Veendam Vlagtwedde Winschoten  
RECHTBANK HAARLEM
Haarlemhoofdplaats Bennebroek Beverwijk Bloemendaal Haarlem Haarlemmerliede en Spaarnwoude Haarlemmermeer Heemskerk Heemstede Uitgeest Velsen ZandvoortZaanstadnevenvestigingsplaats Beemster Waterland Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Wormerland Zaanstad Zeevang  
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
's-Hertogenboschhoofdplaats Bernheze Boekel Boxtel Haaren 's-Hertogenbosch Heusden Landerd Lith Maasdonk Sint-Michielsgestel Oss Ravenstein Schijndel Uden Veghel VughtEindhovennevenvestigingsplaats Bergeijk Best Bladel Budel Eersel Eindhoven Geldrop Heeze-Leende Nuenen, Gerwen en Nederwetten Oirschot Reusel-De Mierden Sint-Oedenrode Son en Breugel Valkenswaard Veldhoven WaalreHelmondnevenvestigingsplaats Asten Deurne Gemert-Bakel Helmond Laarbeek Mierlo SomerenBoxmeernevenvestigingsplaats Boxmeer Cuijk Grave Mill en Sint Hubert Sint Anthonis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Leeuwardenhoofdplaats Achtkarspelen Ameland Boarnsterhim Dantumadeel Dongeradeel Ferwerderadeel Franekeradeel Harlingen Het Bildt Kollumerland en Nieuwkruisland Leeuwarden Leeuwarderadeel Menaldumadeel Schiermonnikoog Terschelling Tytjerksteradiel VlielandHeerenveennevenvestigingsplaats Heerenveen Lemsterland Skarsterlân WeststellingwerfSneeknevenzittingsplaats Bolsward Gaasterlân-Sleat Littenseradiel Nijefurd Sneek Wûnseradiel WymbritseradielOpsterlandnevenzittingsplaats Ooststellingwerf Opsterland Smallingerland
RECHTBANK MAASTRICHT
Maastrichthoofdplaats Eijsden Gulpen-Wittem Maastricht Margraten Meerssen Vaals Valkenburg aan de GeulHeerlennevenvestigingsplaats Brunssum Heerlen Kerkrade Landgraaf Nuth Simpelveld VoerendaalSittard-Geleennevenvestigingsplaats Beek Onderbanken Schinnen Sittard-Geleen Stein Susteren 
RECHTBANK MIDDELBURG
Middelburghoofdplaats Borsele Goes Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Veere VlissingenTerneuzennevenvestigingsplaats Axel Hontenisse Hulst Oostburg Sas van Gent Sluis-Aardenburg TerneuzenSchouwen-Duivelandnevenzittingsplaats Schouwen-Duiveland TholenTholennevenzittingsplaatskantonzaken uit Schouwen-Duiveland
RECHTBANK ROERMOND
Roermondhoofdplaats Ambt Montfort Beesel Echt Haelen Heel Heythuysen Hunsel Kessel Maasbracht Meijel Nederweert Roerdalen Roermond Roggel Swalmen Thorn WeertVenlonevenvestigingsplaats Arcen en Velden Bergen (L.) Gennep Helden Horst aan de Maas Maasbree Meerlo-Wanssum Mook en Middelaar Sevenum Venlo Venray  
RECHTBANK ROTTERDAM
Rotterdamhoofdplaats Albrandswaard Barendrecht Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bleiswijk Capelle aan den IJssel Krimpen aan den IJssel Ridderkerk RotterdamSchiedamnevenvestigingsplaats Maassluis Schiedam Vlaardingen Briellenevenvestigingsplaats Bernisse Brielle Hellevoetsluis Rozenburg Spijkenisse WestvoorneMiddelharnisnevenzittingsplaats Dirksland Goedereede Middelharnis Oostflakkee
RECHTBANK UTRECHT
Utrechthoofdplaats Abcoude Amerongen Breukelen Bunnik De Bilt De Ronde Venen Doorn Driebergen-Rijsenburg Houten Leersum Loenen Lopik Maarssen Montfoort Nieuwegein Oudewater Utrecht Vianen Woerden Wijk bij Duurstede IJsselstein ZeistAmersfoortnevenvestigingsplaats Amersfoort Baarn Bunschoten Eemnes Leusden Maarn Renswoude Rhenen Soest Veenendaal Woudenberg  
RECHTBANK ZUTPHEN
Zutphenhoofdplaats Brummen Gorssel Hengelo (G.) Lochem Steenderen Vorden Warnsveld Zutphen Apeldoornnevenvestigingsplaats Apeldoorn Epe Hattem Heerde VoorstGroenlonevenvestigingsplaats Aalten Borculo Eibergen Groenlo Lichtenvoorde Neede Ruurlo WinterswijkWischnevenvestigingsplaats Bergh Dinxperlo Doetinchem Gendringen Hummelo en Keppel Wehl Wisch Zelhem
    
Harderwijknevenvestigingsplaats Elburg Ermelo Harderwijk Nunspeet OldebroekPuttenDoetinchemnevenzittingsplaatskantonzaken uit Wisch  
RECHTBANK ZWOLLE
Zwollehoofdplaats Dalfsen Hardenberg Kampen Ommen Staphorst Steenwijk Zwartewaterland ZwolleDeventernevenvestigingsplaats Bathmen Deventer Olst RaalteLelystadnevenvestigingsplaatsAlmere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk ZeewoldeAlmerenevenzittingsplaatskantonzaken uit Lelystad
    
Steenwijknevenzittingsplaatskantonzaken uit Zwolle   

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Inleiding

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de organisatie van de rechtsprekende macht zal worden gemoderniseerd. Deze modernisering heeft in de eerste plaats uitwerking gekregen in de Wet organisatie en bestuur gerechten (Kamerstukken II 1999/2000, 27 181, nrs. 1–2) en in de tweede plaats in de Wet Raad voor de rechtspraak (Kamerstukken II 1999/2000, 27 182, nrs. 1–2). De Wet organisatie en bestuur gerechten regelt onder meer de invoering van een bestuur bij de gerechten en de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken. In de artikelen 41, tweede lid, en 59, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nevenzittingsplaatsen van de rechtbanken en de gerechtshoven kunnen worden aangewezen en dat regels kunnen worden gegeven voor de verdeling van zaken over de hoofdplaats en de nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen. Dit besluit vormt de uitwerking van genoemde artikelen. Het besluit heeft geen financiële gevolgen.

1.2 Onderscheid nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen

Ingevolge artikel 41 van de Wet RO hebben de rechtbanken zowel nevenvestigingsplaatsen als nevenzittingsplaatsen. De nevenvestigingsplaatsen van de rechtbanken zijn op grond van artikel 41, tweede lid, van de Wet RO opgenomen in een bijlage bij de Wet RO. Dit is het gevolg van het aanvaarde amendement van Van Oven op stuk nr. 28 bij het wetsvoorstel organisatie en bestuur gerechten (Kamerstukken II 2000/01, 27 181, nr. 28). De nevenzittingsplaatsen van de rechtbanken worden in dit besluit aangewezen. De gerechtshoven hebben alleen nevenzittingsplaatsen. Ook de nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven worden in dit besluit aangewezen.

Het onderscheid tussen nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen houdt verband met de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten in de rechtbanken. In het kader van de bestuurlijke onderbrenging is, met het oog op het behoud van de kantongerechten als locaties waar recht wordt gesproken, afgesproken dat de voormalige hoofdplaatsen van de kantons zouden worden aangewezen als nevenvestigingsplaats van de rechtbanken. Het onderscheid tussen nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen is gelegen in de openstelling van de griffie, zoals is vastgelegd in artikel 10 van de Wet RO. Op grond van laatstgenoemd artikel is de griffie in de hoofdplaats en de nevenvestigingsplaatsen elke werkdag, van maandag tot en met vrijdag, minstens zes uur geopend. In de nevenzittingsplaatsen is de griffie niet elke werkdag, of korter dan zes uur per dag, geopend. De nevenvestigingsplaatsen van de rechtbanken zijn, als vermeld, opgenomen in een bijlage bij de Wet RO. Enkele kantonhoofdplaatsen zijn in de Wet RO echter niet aangewezen als nevenvestigingsplaats. De reden hiervoor is dat de kantongerechten in die plaatsen feitelijk al fungeerden als nevenzittingsplaats, omdat het zaaksaanbod in die plaatsen permanente openstelling van het kantongerecht en de griffie niet rechtvaardigde. Laatstbedoelde kantonhoofdplaatsen worden in dit besluit dan ook aangewezen als nevenzittingsplaats. De kantonhoofdplaatsen die in de Wet RO zijn aangewezen als nevenvestigingsplaats, worden in dit besluit niet tevens als nevenzittingsplaats aangewezen.

1.3 Inhoud en opzet van het besluit

Bij het aanwijzen van de nevenzittingsplaatsen (niet zijnde kantonhoofdplaatsen) van de rechtbanken en van de nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven is aangehaakt bij de nevenzittingsplaatsen die in het (oude) Besluit nevenzittingsplaatsen als zodanig waren aangewezen. Niet alle nevenzittingsplaatsen uit het Besluit nevenzittingsplaatsen worden in dit besluit gehandhaafd. Reden daarvoor is dat uit een inventarisatie onder de gerechtshoven, de rechtbanken en het Landelijk Overleg van Coördinerend Kantonrechters (LOCK) is gebleken dat in deze plaatsen de afgelopen vijf jaar geen zittingen hebben plaatsgevonden en dat door de betrokken gerechten niet wordt verwacht dat daar in de toekomst zittingen zullen plaatsvinden.

In dit besluit wordt voor de nevenvestigingsplaatsen en de nevenzittingsplaatsen in beginsel niet aangegeven welk soort zaken in die plaatsen (kunnen) worden behandeld. Dat betekent dat het bestuur van een gerecht ingevolge artikel 41, vierde lid, of artikel 59, vierde lid, van de Wet RO kan bepalen welke zaken in de desbetreffende nevenvestigings- of nevenzittingsplaats worden behandeld. Dit moet door het gerechtsbestuur worden vastgelegd in het bestuursreglement (zie artikel 19, eerste lid, van de Wet RO). In beginsel kunnen derhalve alle zaken van een gerecht in een nevenvestigings- of nevenzittingsplaats worden behandeld, mits dit in het bestuursreglement is vastgelegd. Een afwijkend regime geldt voor de kantonzaken. Daarvoor wordt, eveneens in verband met de afspraken die in het kader van de bestuurlijke onderbrenging zijn gemaakt, in dit besluit dwingend voorgeschreven in welke hoofd-, nevenvestigings- of nevenzittingsplaats zij worden behandeld (zie artikel 7). Een tweede uitzondering geldt voor een bepaalde categorie vreemdelingenzaken, die door de rechtbank te 's-Gravenhage worden behandeld (zie artikel 5). Een derde uitzondering betreft de meervoudige strafzaken. Deze zaken kunnen buiten het ressort of arrondissement alleen in Amsterdam of Rotterdam worden behandeld (zie de artikelen 3 en 6).

Enkele algemene bepalingen uit het Besluit nevenzittingsplaatsen zijn niet overgenomen in dit besluit, omdat deze thans in de wet zijn opgenomen. Het betreft in de eerste plaats de bevoegdheid van de president te bepalen welke zaken in de nevenzittingsplaatsen worden behandeld. Ingevolge de artikelen 41, vierde lid, en 59, vierde lid, van de Wet RO komt deze bevoegdheid voortaan toe aan het gerechtsbestuur. In de tweede plaats zijn de bepalingen over de bevoegdheden van de diverse kamers in de nevenzittingsplaatsen niet overgenomen in dit besluit. Deze bepalingen zijn vervat in de artikelen 41, vijfde lid, en 59, vijfde lid, van de Wet RO, die bepalen dat de raadsheren en rechters en het ondersteunend personeel in de nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen dezelfde bevoegdheden hebben als in de hoofdplaats. In de derde plaats is in dit besluit niet overgenomen de bepaling dat de griffie van de arrondissements- of kantonhoofdplaats voor de zaken die in een nevenzittingsplaats worden behandeld, mede daar is gevestigd. Deze bepaling is opgenomen in de artikelen 41, zesde lid, en 59, zesde lid, van de Wet RO en geldt voortaan ook voor de gerechtshoven.

1.4 Voorbereiding van het besluit

Het ontwerp-besluit is ter consultatie gezonden aan de gerechtshoven en de rechtbanken; het LOCK; de Kring van Kantonrechters; de Raad voor de rechtspraak i.o.; de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR); de Nederlandse Orde van Advocaten; de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders; en het Project Bestuur Gerechten (PVRO). Het ontwerp-besluit is voorts ter informatie gezonden aan de Hoge Raad, de vergadering van presidenten van de appèlcolleges en de vergadering van presidenten van de rechtbanken. Op het ontwerp-besluit zijn reacties ontvangen van de Kring van Kantonrechters, mede namens het LOCK, de vergadering van presidenten van de gerechtshoven en de rechtbanken, de rechtbank te Almelo, de NVvR en de Nederlandse Orde van Advocaten. In het Sectoroverleg Rechterlijke Macht van 17 oktober 2001 heeft het in artikel 48 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bedoelde overleg met de Sectorcommissie rechterlijke macht plaatsgevonden. Op de daartoe geëigende plaatsen zal naar de ontvangen reacties worden verwezen.

2. Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 worden de nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven aangewezen. Deze plaatsen zijn ontleend aan artikel 1 van het Besluit nevenzittingsplaatsen. Nieuw is de aanwijzing van de nevenzittingsplaatsen Almere en Lelystad van het gerechtshof te Arnhem op verzoek van de gezamenlijke presidentenvergadering. Tot de nevenzittingsplaatsen van de gerechtshoven behoren in ieder geval alle arrondissementshoofdplaatsen. Daarnaast is een aantal andere nevenzittingsplaatsen aangewezen naar gelang de behoefte van de gerechtshoven.

Artikelen 3 en 6

In de artikelen 3 en 6 worden Amsterdam en Rotterdam aangewezen als nevenzittingsplaats van de meervoudige strafkamers van de gerechtshoven en de rechtbanken buiten het ressort dan wel arrondissement. Deze artikelen zijn overgenomen uit de artikelen 1a en 3b van het Besluit nevenzittingsplaatsen.

Artikel 4

In artikel 4 worden de nevenzittingsplaatsen van de rechtbanken aangewezen. Het betreft allereerst de voormalige kantonhoofdplaatsen Meppel, Oud-Beijerland, Beetsterzwaag, Sneek, Zierikzee en Sommelsdijk. Deze plaatsen worden op grond van artikel 10 van de Wet RO aangewezen als nevenzittingsplaats, omdat in deze plaatsen de griffie niet elke werkdag minstens zes uur is geopend. In dit besluit worden geen plaatsen, maar gemeenten aangewezen als nevenzittingsplaats. De plaatsen Beetsterzwaag, Zierikzee en Sommelsdijk zijn geen zelfstandige gemeenten meer als gevolg van verschillende gemeentelijke herindelingen in de loop van de tijd. In artikel 4 worden dan ook Opsterland in plaats van Beetsterzwaag, Schouwen-Duiveland in plaats van Zierikzee en Middelharnis in plaats van Sommelsdijk aangewezen. De nevenzittingsplaatsen Haarlemmermeer, Tholen, Venray, Doetinchem, Almere en Steenwijk waren reeds in de artikelen 2, 3c of 5 van het Besluit nevenzittingsplaatsen aangewezen als nevenzittingsplaats van een rechtbank of kantongerecht. Uit de hierboven genoemde inventarisatie is gebleken dat deze nevenzittingsplaatsen daadwerkelijk in gebruik zijn en in gebruik zullen blijven. Zij worden daarom in dit besluit gehandhaafd.

Artikel 5

In artikel 5 worden de nevenzittingsplaatsen van de rechtbank te 's-Gravenhage voor de behandeling van zaken als bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet 2000 aangewezen. Het betreft beroepen tegen vrijheidsbeperkende of vrijheidsbenemende maatregelen. Tevens wordt in dit artikel bepaald dat deze zaken ook in de nevenvestigingsplaats Alphen aan den Rijn kunnen worden behandeld. Deze bepaling is overgenomen uit artikel 3a van het Besluit nevenzittingsplaatsen. In artikel 7.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn de nevenzittingsplaatsen van de rechtbank te 's-Gravenhage aangewezen voor de behandeling van beroepen tegen besluiten, genomen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Haarlemmermeer is in dit artikel komen te vervallen als nevenzittingsplaats. Aangezien Haarlemmermeer al in artikel 7.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is aangewezen als nevenzittingsplaats, behoeft Haarlemmermeer niet ook in dit artikel te worden aangewezen. Daar komt nog bij dat Hoofdstuk 5 van de Vreemdelingenwet 2000 niet ziet op opsluiting in het grenshospitium in de gemeente Haarlemmermeer. Opsluiting in genoemd grenshospitium is afzonderlijk geregeld in artikel 6 van die wet.

Artikel 7

Als gevolg van de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken houden de kantons als zodanig op te bestaan. Er bestaan alleen nog arrondissementen en ressorten. Dit heeft gevolgen voor het procederen in kantonzaken, met name voor de relatieve competentie van de kantonrechter. In het kader van de bestuurlijke onderbrenging is afgesproken dat kantonzaken in dezelfde plaatsen behandeld zullen blijven worden als waar zij vóór de bestuurlijke onderbrenging werden behandeld. Om dat te bereiken is naast de aanwijzing van de voormalige kantonhoofdplaatsen als nevenvestigings- of nevenzittingsplaats een aanvullende regeling noodzakelijk. Een en ander wordt geregeld in artikel 7, eerste lid. In de eerste plaats geldt er voor de verdeling van kantonzaken een gebiedsindeling. Deze gebiedsindeling komt overeen met de voormalige kantonale indeling en is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. In de gebiedsindeling is per rechtbank voor de hoofdplaats, de nevenvestigingsplaatsen en de nevenzittingsplaatsen, waar kantonzaken worden behandeld, aangegeven welke gemeenten onder deze plaatsen ressorteren. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat alleen voor de voormalige kantonhoofdplaatsen een gebiedsindeling geldt. De overige nevenzittingsplaatsen van de rechtbanken hebben derhalve geen eigen gebiedsindeling. Zij behoren op grond van de gebiedsindeling voor de behandeling van kantonzaken tot het gebied van een hoofd-, nevenvestigings- of nevenzittingsplaats. Voorts brengt de afspraak die in het kader van de bestuurlijke onderbrenging over de behandeling van kantonzaken is gemaakt mee, dat kantonzaken niet in andere (nevenzittings)plaatsen kunnen worden behandeld dan voor de bestuurlijke onderbrenging het geval was. Dat betekent dat in bijvoorbeeld de nevenzittingsplaats Haarlemmermeer géén kantonzaken kunnen worden behandeld. Bij de verdeling van andere zaken dan kantonzaken door de gerechtsbesturen over de hoofdplaats, de nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen geldt de in dit besluit opgenomen gebiedsindeling als richtsnoer. Het ligt immers in de rede dat voor de toedeling van zaken aan een bepaalde nevenvestigings- of nevenzittingsplaats territoriale criteria worden gehanteerd. Uit de inventarisatie onder de gerechten en het LOCK is overigens ook gebleken dat de meeste gerechten in de praktijk al territoriale criteria hanteren voor de verdeling van zaken. Het bestuur van een gerecht kan voor die andere zaken echter van deze gebiedsindeling afwijken, bijvoorbeeld op grond van het zaaksaanbod.

In de tweede plaats bevat het eerste lid van artikel 7 een nadere regeling om te bepalen in welke plaats of plaatsen in een arrondissement kantonzaken in eerste aanleg moeten of kunnen worden behandeld. Daartoe moeten bij het bepalen van een plaats binnen een arrondissement waar een kantonzaak wordt behandeld, de regels voor de relatieve competentie van de rechtbanken overeenkomstig worden toegepast. Aldus kan, aan de hand van de kantonzaak in kwestie, worden bepaald in welke plaats of plaatsen in een arrondissement deze zaak moet of kan worden behandeld. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de nevenvestigingsplaats tot het gebied waarvan de woonplaats van de gedaagde behoort, of in het gebied waarvan de onroerende zaak is gelegen. De relatieve competentieregels van de rechtbanken zijn vastgelegd in de Tweede titel, Derde afdeling (de artikelen 99 tot en met 108) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (nieuw) (NRv), artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering en voorts in een aantal bijzondere wetten.

Het tweede lid van artikel 7 bevat een regeling voor het geval een kantonzaak op grond van het eerste lid in meer dan één plaats kan worden behandeld. In dagvaardingszaken beslist, net als nu het geval is, de eiser in welke plaats zijn kantonzaak wordt behandeld. In kantonzaken die met een verzoekschrift worden ingediend, beslist de verzoeker. Indien de verzoeker in het verzoekschrift geen plaats heeft gekozen, bepaalt het gerechtsbestuur in welke plaats binnen het arrondissement de zaak wordt behandeld. In reactie op opmerkingen van de gezamenlijke presidentenvergadering en de NVvR wordt opgemerkt dat het hier een instructie betreft aan de griffie in het stadium vóórdat de zaak door een rechter in behandeling wordt genomen. Deze bevoegdheid komt toe aan het bestuur van het gerecht. Het bestuur kan deze bevoegdheid uiteraard wel mandateren aan de voorzitter van de sector kanton.

In de reacties van de Kring van Kantonrechters en het LOCK, de NVvR en de gezamenlijke presidentenvergadering is ingegaan op de mogelijkheden van verwijzing voor de kantonrechter. In reactie hierop wordt het volgende opgemerkt. Artikel 100, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de opdracht bevat aan de kantonrechter om zo nodig ambtshalve de regels van relatieve competentie te handhaven, is in het nieuwe burgerlijk procesrecht komen te vervallen. In het nieuwe burgerlijk procesrecht is de mogelijkheid van forumkeuze (vergelijk artikel 100, eerste en tweede lid, Rv) echter in grote lijnen ongewijzigd gebleven (zie artikel 108, eerste en tweede lid, NRv). Dat betekent dat indien de kantonrechter te Utrecht is benaderd in plaats van de kantonrechter te Amsterdam, eerstgenoemde zich alleen onbevoegd zal verklaren als de gedaagde verschijnt en zich op de onbevoegdheid beroept.

Gelet op het nieuwe burgerlijk procesrecht is het de vraag wat er moet gebeuren als binnen een arrondissement de verkeerde kantonrechter is benaderd. In ieder geval is er dan geen ruimte voor ambtshalve onbevoegdverklaring. Allereerst is, indien in een «verkeerde» plaats wordt gedagvaard, de kans aanwezig dat op die dag of dat tijdstip geen zittingen plaatsvinden in die plaats. Er is in dat geval derhalve gedagvaard tegen een niet-bestaande rechtsdag. Op grond van vaste jurisprudentie kan een dagvaarding tegen een niet-bestaande rechtsdag worden hersteld door het uitbrengen van een herstelexploot binnen 14 dagen (zie onder meer Hoge Raad 22 december 1995, NJ 1996, 314).

Indien op de dag waartegen is gedagvaard wél een zitting plaatsvindt in de «verkeerde» plaats, is het de vraag of de kantonrechter op andere wijze kan bevorderen dat de zaak zoveel mogelijk in overeenstemming met de regels van artikel 7 wordt afgedaan. In dat geval lijkt het het meest eenvoudig als de kantonrechter op de eerstdienende dag bepaalt dat de verdere behandeling van de zaak zal plaatsvinden in de plaats waar de zaak overeenkomstig de regels van artikel 7 behandeld zou moeten worden. Is de gedaagde verschenen, dan kan de kantonrechter daarvan zelf mededeling doen aan de gedaagde. Is de gedaagde niet verschenen, dan zal de kantonrechter de eiser moeten gelasten de gedaagde opnieuw op te roepen tegen een nieuwe rechtsdag met vermelding van de juiste locatie. Het eerste en tweede lid van artikel 121 NRv bieden voor een zodanig bevel voldoende ruimte. De kantonrechter maakt in deze gevallen dus gebruik van een niet expliciet in de wet geregelde mogelijkheid van«verwijzing», zo nodig gecombineerd met een bevel om de gedaagde daarvan op de hoogte te stellen. Daarmee heeft de kantonrechter op arrondissementaal niveau een grotere sturingsmogelijkheid dan daarbuiten: binnen het arrondissement kan hij de regels van «relatieve competentie» wèl ambtshave handhaven, daarbuiten niet. Het voorgaande lijdt uiteraard uitzondering indien gedaagde verschijnt en geen bezwaar heeft tegen behandeling van de zaak in de «verkeerde» plaats. In dat geval is er sprake van forumkeuze (artikel 108, tweede lid, NRv).

Het bepalen van de plaats waar een zaak moet worden behandeld is in een aantal opzichten van belang. Op grond van artikel 111, tweede lid, onderdeel e, NRv dient de dagvaarding, op straffe van nietigheid, het adres te bevatten van de hoofd-, nevenvestigings- of nevenzittingsplaats waar de zaak moet worden behandeld. Dit is eveneens van belang in verband met de artikelen 41, zevende lid, en 59, zevende lid, van de Wet RO, waarin is bepaald dat stukken en roerende zaken in een zaak kunnen worden ingediend en gedeponeerd in de plaats waar de zaak wordt behandeld, met dien verstande dat in de nevenzittingsplaatsen geen roerende zaken kunnen worden gedeponeerd en dat het bestuur in het bestuursreglement kan bepalen dat in een nevenzittingsplaats geen stukken kunnen worden ingediend. In dit verband wordt voorts gewezen op artikel 14 van het Besluit orde van dienst gerechten, op grond waarvan kan worden bepaald in welke plaats een dagvaarding in burgerlijke zaken, niet zijnde kantonzaken, moet worden ingediend (te weten: in de plaats waar de rolbehandeling plaatsvindt).

Artikel 8

In artikel 8 worden de nevenzittingsplaatsen aangewezen van een aantal plaatsen waar op grond van artikel 7 kantonzaken worden behandeld. Het betreft de nevenzittingsplaatsen van een aantal voormalige kantongerechten uit artikel 5 van het Besluit nevenzittingsplaatsen. De reden voor het overnemen van enkele nevenzittingsplaatsen van de kantongerechten in artikel 8 is onder meer gelegen in de slechte bereikbaarheid van een aantal plaatsen waar de desbetreffende kantonzaken op grond van artikel 7 moeten worden behandeld. Nieuw is de aanwijzing van Almere als nevenzittingsplaats voor de behandeling van kantonzaken uit Lelystad op verzoek van de coördinerend kantonrechter in het arrondissement Zwolle. De nevenzittingsplaatsen in dit artikel zijn overigens in artikel 4 al als «algemene» nevenzittingsplaats van een rechtbank aangewezen. In deze plaatsen kunnen derhalve ook andere zaken dan kantonzaken worden behandeld. De behandeling van kantonzaken in deze nevenzittingsplaatsen is niet verplicht. Het bestuur legt in het bestuursreglement vast of en wanneer bepaalde kantonzaken in deze plaatsen worden behandeld. Het bestuur hoort daarover ingevolge artikel 47, derde lid, onderdeel c, van de Wet RO de sector kanton.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dat tijdstip zal zijn het tijdstip waarop de Wet organisatie en bestuur gerechten in werking treedt.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven