Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is om in het Wetboek
van Strafrecht een aparte strafbepaling op te nemen tot strafbaarstelling
van het witwassen van opbrengsten van misdrijven;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na titel XXX van het tweede boek wordt een titel ingevoegd, die luidt:
TITEL XXXA Witwassen
Artikel 420bis
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats,
de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of
verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl
hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig
is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet
of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp –
onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 420ter
Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft
met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 420quater
1. Als schuldig aan schuldwitwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats,
de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of
verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl
hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp – onmiddellijk of
middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet
of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden
dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit
enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Artikel 420quinquies
Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 420bis tot en met 420quater
omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder
1°, 2° en 4°, vermelde rechten worden uitgesproken en kan de schuldige
worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf heeft
begaan.
B
Artikel 421 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «416 en 417» wordt vervangen door: 416, 417, 420bis
en 420ter.
2. De zinsnede «of bedrog» wordt vervangen door: , bedrog of
witwassen.
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt «395 en 417 bis» vervangen door: 395, 417bis en 420quater.
B
In artikel 67a, tweede lid, onder 3°, wordt «416 of 417bis»
vervangen door: 416, 417bis, 420bis of 420quater.
ARTIKEL III
De Wet melding ongebruikelijke transacties3 wordt als
volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, onderdeel d, e en f, wordt «heling van geld»
telkens vervangen door: witwassen en heling van geld.
B
In artikel 12, eerste lid, wordt «de artikelen 416, 417 of 417 bis» vervangen door: de artikelen 416, 417, 417bis,
420bis, 420ter of 420quater.
C
In de artikelen 17 en 17a wordt «heling van geld» telkens
vervangen door: witwassen of heling van geld.
ARTIKEL IV
De Wet inzake de wisselkantoren4 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, artikel 6, tweede lid, onderdeel
c, onder 2°, en artikel 18 wordt «heling van geld» telkens
vervangen door: witwassen of heling van geld.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
XNoot
1Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 november 2001, Stb. 559.
XNoot
2Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 584.
XNoot
3Stb. 1993, 705, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001,
Stb. 481.
XNoot
4Stb. 1994, 903, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001,
Stb. 584.
XHistnoot
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 159.
Handelingen II 2000/2001, blz. 4227–4242; 4277–4278.
Kamerstukken I 2000/2001, 27 159 (288, 288a); 2001/2002, 27 159
(33, 33a, 33b).
Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 4 december 2001.