Besluit van 5 december 2000, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965 (toevoeging van bepalingen inzake de registratie van opvarenden van passagiersschepen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 3 oktober 2000, nr. DGG/J-00/006633, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de op 4 juni 1996 te Londen tot stand gekomen Resolutie MSC.47(66) van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 1998, 155) en op richtlijn nr. 98/41/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PbEG L 188);

Gelet op de artikelen 3a en 4, tweede lid, van de Schepenwet;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 3 november 2000, nr. W09.00.0474/V/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2000, nr. DGG/J-00/007504, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Schepenbesluit 19651 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt na de definitie van passagiers toegevoegd:

passagiersregistratiebeambte: de verantwoordelijke persoon aan de wal die door de eigenaar van een passagiersschip is aangewezen om aan de verplichtingen van de ISM-code te voldoen of een persoon aan de wal die door de eigenaar verantwoordelijk is gemaakt voor het bijhouden van de gegevens van personen die aan boord zijn gegaan van een passagiersschip;

aangewezen instantie: de bevoegde instantie van een staat die verantwoordelijk is voor de opsporings- en reddingsoperaties of de afwikkeling van de gevolgen van een ongeluk.

B

In artikel 35 vervalt «, dan wel voldoen aan de eisen, gesteld in bijlage X van dit besluit,».

C

Na artikel 136a wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 136b Aantal en persoonsgegevens opvarenden

  • 1. De kapitein van een passagiersschip draagt er zorg voor dat het aantal opvarenden van het schip voor het vertrek uit de haven wordt geteld en wordt medegedeeld aan hem en aan de passagiersregistratiebeambte van de eigenaar of aan een zich aan wal bevindend systeem van de eigenaar dat voor hetzelfde doel dient.

  • 2. Hij ziet er op toe dat het aantal opvarenden niet groter is dan het schip ingevolge het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren.

  • 3. De kapitein van een passagiersschip dat een reis maakt van meer dan 20 zeemijl vanaf de plaats van vertrek draagt er zorg voor dat voor het vertrek de volgende gegevens worden verzameld en uiterlijk 30 minuten na het vertrek worden doorgegeven aan de passagiersregistratiebeambte van de eigenaar of aan een zich aan wal bevindend systeem van de eigenaar dat hetzelfde doel dient:

    a. de achternamen van de opvarenden,

    b. de voornamen of de initialen,

    c. het geslacht,

    d. de leeftijdscategorie (volwassene, kind of zuigeling) waartoe de persoon behoort, dan wel leeftijd of geboortejaar,

    e. door passagiers op eigen initiatief verstrekte informatie in verband met behoefte aan speciale zorg of bijstand in noodsituaties.

D

Het zesde lid van artikel 150 wordt vernummerd tot vijfde lid.

E

Na artikel 166 worden twee nieuwe artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 166a Registratie van opvarenden

  • 1. De eigenaar van een passagiersschip zet een systeem op voor de registratie van passagiersgegevens, dat voldoet aan de volgende eisen:

    a. leesbaarheid: de formattering van de gegevens moet zodanig zijn dat zij gemakkelijk leesbaar zijn;

    b. beschikbaarheid: de vereiste gegevens moeten onmiddellijk beschikbaar zijn voor de aangewezen instanties waarvoor de in het systeem opgeslagen informatie van belang is;

    c. vlotte werking: het systeem moet zo in elkaar zitten dat er geen onnodige vertraging ontstaat voor de passagiers die zich inschepen dan wel aan land gaan;

    d. beveiliging: de gegevens moeten voldoende beveiligd zijn tegen het per ongeluk of onwettig vernietigen of verloren gaan en tegen wijziging, bekendmaking of toegang door onbevoegden.

  • 2. Het systeem behoeft de goedkeuring van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. De eigenaar draagt ervoor zorg dat de voorgeschreven gegevens te allen tijde onmiddellijk beschikbaar zijn om aan de aangewezen instantie te worden doorgegeven voor opsporings- en reddingsoperaties in een noodgeval of na een ongeluk. De persoonsgegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 136b en 166b mogen niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is in verband met opsporings- en reddingsactiviteiten.

  • 3. De eigenaar van een passagiersschip stelt een passagiersregistratiebeambte aan.

Artikel 166b

De eigenaar van een passagiersschip draagt er zorg voor dat nadere gegevens over personen die hebben verklaard in noodsituaties speciale zorg of bijstand nodig te hebben, naar behoren worden geregistreerd en aan de kapitein worden doorgegeven voordat het passagiersschip vertrekt.

F

In artikel 175 wordt na «136a,» toegevoegd «136b,» en wordt «en 166» vervangen door «, 166, 166a en 166b».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 december 2000

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de elfde januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Bij deze algemene maatregel van rijksbestuur zijn enkele bepalingen inzake de registratie van opvarenden van passagiersschepen toegevoegd aan het Schepenbesluit 1965. De toevoeging strekt tot uitvoering van richtlijn nr. 98/41/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PbEG L 188). Tevens wordt daarmee uitvoering gegeven aan (een onderdeel van) resolutie MSC.47(66) van 4 juni 1996 van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) (Trb. 1998, 155), waarbij onder andere hoofdstuk III van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974, met Bijlagen (Trb. 1976, 57, het SOLAS-verdrag) opnieuw werd vastgesteld.

Het desbetreffende onderdeel van de resolutie en de EG-richtlijn hebben beide tot doel de kans op redding van de opvarenden van passagiersschepen in geval van een calamiteit te verhogen en een doeltreffender aanpak mogelijk te maken van de opsporings- en reddingsoperaties en de verdere afwikkeling van de gevolgen van een ongeluk. De richtlijn verschilt in zoverre van de IMO-resolutie dat de richtlijn minder uitzonderingen toestaat en dat de richtlijn de verantwoordelijkheid in beginsel legt bij de havenstaat, terwijl de IMO-resolutie uitgaat van verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat. Dat betekent, dat de richtlijn van toepassing is op alle passagiersschepen die havens van lidstaten van de Europese Unie aandoen, ongeacht de vlag waaronder zij varen. Aangezien de Schepenwet en het Schepenbesluit 1965 alleen van toepassing zijn op schepen die varen onder de vlag van het Koninkrijk, zal een afzonderlijke wettelijke voorziening tot stand moeten worden gebracht om de richtlijn ook te kunnen uitvoeren ten aanzien van buitenlandse passagiersschepen die Nederlandse havens aandoen. Aanpassing van de Schepenwet is daarvoor niet de aangewezen weg, omdat die wet een rijkswet is en alleen betrekking heeft op scheepsveiligheid, terwijl een wettelijke voorziening als vorenbedoeld tevens nodig is ter uitvoering van enkele andere richtlijnen, die niet de scheepsveiligheid betreffen.

II. ARTIKELEN

ARTIKEL I

Onderdeel A

De definitie van passagiersregistratiebeambte is overgenomen uit richtlijn nr. 98/41/EG, met een aanpassing in verband met het nieuwe artikel 166b.

De definitie van aangewezen instantie is eveneens grotendeels ontleend aan de richtlijn. In IMO-verband is voor elke regio van de wereld een instantie aangewezen voor de coördinatie van reddingsacties. Voor Nederland is dat geschied in de Regeling inzake de SAR-dienst 1994. Voor passagiersschepen die een geregelde dienst onderhouden geldt bovendien, dat in het Search and Rescueplan moet zijn vermeld welke instantie van een kuststaat in geval van een calamiteit is belast met opsporings- en reddingsactiviteiten.

Onderdelen B en D

Deze onderdelen herstellen twee technische fouten in het besluit. De verwijzing in artikel 35 is onjuist omdat bijlage X is vervallen (zie Stb. 1997, 745), en bij een eerdere wijziging van artikel 150 (zie Stb. 1991, 640) is de vernummering van het zesde lid tot vijfde lid ten onrechte achterwege gebleven.

Onderdeel C

In artikel 136b wordt de kapitein verplicht ervoor zorg te dragen dat het aantal opvarenden van het schip wordt meegedeeld aan hem zelf en aan de passagiersregistratiebeambte van de eigenaar van het schip of aan een zich aan wal bevindend systeem van de eigenaar dat hetzelfde doel dient. Bovendien wordt de kapitein verplicht zorg te dragen voor de registratie van de persoonsgegevens van de opvarenden. De richtlijn en de resolutie geven niet aan op wie de verplichting tot verzameling en registratie van de gegevens zou moeten rusten. Uit een oogpunt van handhaafbaarheid is het echter noodzakelijk dat duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor de naleving van die verplichting. Aangezien de artikelen 4, tweede lid, en 5, tweede lid, van de richtlijn voorschrijven dat de kapitein voor het vertrek op de hoogte dient te zijn van deze gegevens, ligt het voor de hand om de kapitein als zodanig aan te wijzen.

Onderdeel E

In artikel 166a wordt de eigenaar van een passagiersschip verplicht om een systeem op te zetten waarbij minimaal de in artikel 5, eerste lid, van de richtlijn opgesomde gegevens over de opvarenden worden geregistreerd, en om de geregistreerde gegevens ter onmiddellijke beschikking te houden van de aangewezen instantie. Volgens de richtlijn is de scheepseigenaar vrij in de wijze waarop hij de registratie opzet. De gegevens mogen niet langer worden bewaard dan nodig is in verband met opsporings- en reddingsactiviteiten. In het algemeen zullen de gegevens na een normaal verlopen reis niet langer nodig zijn en dus kunnen worden vernietigd. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens geldt voor de in Nederland gevestigde eigenaar een meldingsplicht van het registratiesysteem bij het College bescherming persoonsgegevens.

In artikel 166b wordt de eigenaar verplicht ervoor zorg te dragen dat de kapitein voor vertrek op de hoogte is van de nadere gegevens van personen die verklaard hebben in noodsituaties speciale zorg of bijstand nodig te hebben. Deze verplichting rust ook op de kapitein van het schip op grond van artikel 136b, derde lid, onder e. In dat artikel gaat om informatie die bij inscheping wordt verstrekt, terwijl het in artikel 166b ook om informatie kan gaan die bijvoorbeeld bij het boeken van de reis is verstrekt.

Onderdeel F

Richtlijn nr. 98/41/EG schrijft in artikel 14 voor dat de lidstaten een systeem van sancties moeten invoeren ter handhaving van de bepalingen die ter uitvoering van de richtlijn zijn vastgesteld. Daarom wordt overtreding van die bepalingen aangewezen als strafbaar feit.

ARTIKEL II

Gelet op het feit dat de implementatiedatum van de richtlijn reeds is verstreken, treedt het besluit op zo kort mogelijke termijn in werking. Aangezien de IMO-resolutie inzake registratie van passagiers reeds op 1 juni 1997 internationaal in werking is getreden en wordt toegepast, stuit deze korte termijn in de praktijk niet op bezwaren.

Transponeringstabel

Richtlijn 98/41/EGSchepenbesluit 1965
art. 1artt. 136b, 166a en 166b
art. 2artt. 1, eerste lid
art. 3Schepenwet art. 2, eerste lid, onder a en d; afzonderlijke wet voor schepen onder buitenlandse vlag
art. 4art. 136b, eerste lid
art. 5ad. 136b, derde lid
art. 6, eerste en tweede lidnog tot stand te brengen wet
art. 6, derde lidis gericht tot de lidstaat, behoeft geen wettelijke uitvoering
art. 7art. 136b, tweede lid
art. 8, eerste alineaart. 166a, eerste en derde lid
art. 8, tweede alineaart. 166a, tweede lid, tweede volzin
art. 8, derde alineaart. 166a, tweede lid, derde volzin
art. 8, vierde alineaart. 166b
art. 9van de mogelijkheid om af te wijken wordt geen gebruik gemaakt
art. 10, eerste alineaart. 166a, tweede lid, eerste volzin
art. 10, tweede alineatoezicht geschiedt o.g.v. de Schepenwet
art. 10, derde alineaRegeling inzake de SAR-dienst 1994
art. 11, eerste lidart. 166a, eerste lid
art. 11, tweede lidvia het toezicht van art. 166a, tweede lid, eerste volzin
art. 12behoeft geen nationale uitvoering
art. 13behoeft geen nationale uitvoering
art. 14opneming in art. 175 van de artt. 136b, 166a en 166b
art. 15, eerste lidartikel II
art. 15, tweede lidaanhef
art. 15, derde lidbrief aan de Commissie
art. 16behoeft geen nationale uitvoering
art. 17behoeft geen nationale uitvoering

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1998, 568.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven