Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2001, 584 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2001, 584 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is diverse wetten aan te passen aan de wijzigingen in de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de modernisering van de gerechtelijke organisatie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Noodwet rechtspleging1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «arrondissementsrechtbank of kantongerecht» vervangen door: of rechtbank.
2. In het derde lid wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank.
Artikel 4 komt te luiden:
Onze Minister van Justitie kan bepalen, dat :
a. de bij een rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als raadsheer-plaatsvervanger in één of meer door Onze Minister aangewezen gerechtshoven.
b. de bij een gerechtshof werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast tijdelijk kunnen optreden als rechter-plaatsvervanger of kantonrechter-plaatsvervanger bij één of meer door Onze Minister aangewezen rechtbanken.
Het eerste lid van artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. «artikel 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie» wordt vervangen door: artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
2. «arrondissementsrechtbank of kantongerecht» wordt vervangen door: of rechtbank.
Artikel 6, derde lid, komt te luiden:
3. De president van een rechtbank waarvoor de in artikel 4, onder b, omschreven voorziening is getroffen, kan rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast bij die rechtbank aanwijzen voor de tijdelijke waarneming van de dienst van het openbaar ministerie bij die rechtbank.
Artikel 7 komt te luiden:
1. De president van een gerechtshof, waarvoor de in artikel 4 omschreven voorziening is getroffen, kan in afwijking van de aanwijzing als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie gerechtsambtenaren werkzaamheden van de griffier opdragen.
2. De president van een rechtbank, waarvoor de in artikel 4 omschreven voorziening is getroffen, kan in afwijking van de aanwijzing als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie gerechtsambtenaren werkzaamheden van de griffier opdragen.
Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:
2. Gelijke bevoegdheid als in het vorige lid omschreven, berust bij de president van een rechtbank, waarvoor de voorziening, omschreven in artikel 4, onder b, is getroffen, ten aanzien van die rechtbank, met dien verstande dat zittingen van de rechtbank alleen kunnen worden gehouden binnen het rechtsgebied van de rechtbank.
In artikel 10, eerste en tweede lid, wordt «artikel 7 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie» telkens vervangen door: artikel 9 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In artikel 14 wordt «, arrondissementsrechtbanken of kantongerechten» vervangen door: of rechtbanken.
De Algemene wet gelijke behandeling2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De voorzitter en de ondervoorzitters moeten voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. De artikelen 46c, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en derde lid, 46m, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. de disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 46c, eerste lid, ten aanzien van de leden van de Commissie door de voorzitter van het College wordt opgelegd;
b. het in artikel 46c, eerste lid, onderdeel b, genoemde verbod zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen niet op de leden van de Commissie van toepassing is.
3. Het vijfde lid vervalt.
4. Het zesde lid wordt vernummerd tot het vijfde lid.
Artikel 17, derde lid, komt te luiden:
3. De secretaris, tevens hoofd van het bureau, moet voldoen aan de bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar.
Artikel 2 van de Ambtenarenwet3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «kantongerechten» vervangen door: rechtbanken.
2. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 66 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
3. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «artikel 73 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
4. In het tweede lid wordt «de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f, g en h, en 108, en de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in de artikelen 1, onder b, onderdelen 4° tot en met 8°, en 145 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In artikel 56, derde lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens4 wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
Artikel 17 van de Wet op de Parlementaire enquête5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
2. In het tweede lid wordt «de arrondissementsrechtbank» telkens vervangen door: de rechtbank.
De Wet op de Raad van State6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3a komt te luiden als volgt:
1. De vice-president en de staatsraden worden door de Raad, bij met redenen omkleed besluit, ontslagen, geschorst, of bij ongeschiktheid wegens ziekte met een andere taak belast, en de staatsraden worden door de vice-president, bij met redenen omkleed besluit, gewaarschuwd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat wordt gelezen:
– in plaats van «procureur-generaal»: vice-president;
– in plaats van «plaatsvervangend procureur-generaal»: de oudste aanwezige staatsraad, naar rang van benoeming;
– in plaats van «bij een gerecht dan wel binnen het gezagsbereik van Onze Minister»: binnen de Raad dan wel binnen het gezagsbereik van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– in plaats van «functionele autoriteit»: vice-president.
De Raad doet de mededeling van beslissingen, bedoeld in artikel 46p, vijfde en zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. De artikelen 46i, derde lid, 46k, vijfde lid, en 46l, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt gelezen:
– in plaats van «de rechterlijke ambtenaar»: de vice-president of de staatsraad;
– in plaats van «op voordracht van Onze Minister»: op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– in plaats van «de Hoge Raad»: de Raad
In de artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, wordt «Artikel 29b van de Wet op de rechterlijke organisatie» telkens vervangen door: Artikel 1d, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
In artikel 33, eerste lid, onder e, wordt «de artikelen 11 tot en met 13a van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: of de president.
2. In het derde lid vervalt: of door de president van de rechtbank.
Artikel 4 van de Wet van 12 juni 1909 tot uitvoering van het op 17 juli 1905 te 's-Gravenhage gesloten verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (Stb. 141)7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «arrondissements-rechtbank te 's-Gravenhage» telkens vervangen door: rechtbank te 's-Gravenhage.
2. In het eerste lid wordt «bij de arrondissements-rechtbank, binnen welker rechtsgebied dat kantongerecht gevestigd is» vervangen door: bij de desbetreffende rechtbank.
Artikel 5 van de Militaire ambtenarenwet 19318 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De eerste volzin van artikel 54, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing indien beroep is ingesteld door nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden.
2. In het zesde lid, wordt «de artikelen 11 tot en met 14e van de Wet op de rechterlijke organisatie (Stb. 1972, 463)» vervangen door: de artikelen 46c, 46d, 46e, 46f, 46g, eerste tot en met het vierde lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Artikel 33 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «arrondissements-rechtbank» vervangen door: rechtbank.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Aan de deskundige leden en hun plaatsvervangers wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de rechters-plaatsvervangers. Op hen zijn artikel 1c en de artikelen 46c, 46d, 46e, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
In artikel 23, eerste lid, van de Handelsregisterwet 199610 wordt «de rechter van het kanton» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.
In de artikelen 18, vierde lid, 35, vierde lid, en 42, vierde lid, van de Mededingingswet11 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
De Wet op de Accountants-Administratieconsulenten12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 59 komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, eerste lid, onder a, en tweede lid, 46d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en tweede lid, 46j, 46l, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en derde lid, 46m, 46o, en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op de rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van een raad van tucht, met dien verstande dat de disciplinaire maatregel van waarschuwing ten aanzien van de leden van een raad van tucht door de voorzitter van de betreffende raad van tucht wordt opgelegd.
In artikel 71, tweede lid, eerste volzin, wordt «ter griffie, ter griffie van een kantongerecht» vervangen door: ter griffie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ter griffie van een rechtbank.
In artikel 41, derde lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 199713 wordt «de kantonrechter binnen wiens gebied» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 54a, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants14 wordt «ter griffie, ter griffie van een kantongerecht» vervangen door: ter griffie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ter griffie van een rechtbank.
De Algemene wet inzake rijksbelastingen15 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 27d, tweede lid, 28, eerste, tweede en derde lid, 29a, eerste lid, 29e, tweede lid, en 29g, eerste lid, wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
Artikel 43, tweede lid, van de Comptabiliteitswet16 komt te luiden:
2. De leden kunnen door de Hoge Raad der Nederlanden worden ontslagen of geschorst. Hoofdstuk 6A van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van de artikelen 46b, 46c, eerste lid, onder b, tweede en derde lid, 46d, 46i, eerste lid, onder c, 46k en 46q, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
– de disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd door de president van de Algemene Rekenkamer;
– in artikel 46e voor «de rechterlijk ambtenaar, tevens zijnde president van het gerechtshof of de rechtbank, de president van de Hoge Raad onderscheidenlijk procureur-generaal bij de Hoge Raad,» wordt gelezen «de president van de Rekenkamer»;
– de president van de Rekenkamer als functionele autoriteit wordt aangemerkt;
– voor «Onze Minister» wordt gelezen «de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties»;
– de voordracht bedoeld in de artikelen 46i, derde lid, en 46l, tweede lid, wordt gedaan door de Rekenkamer;
– in artikel 46p, vijfde en zesde lid, in plaats van «het betrokken gerecht onderscheidenlijk het parket bij de Hoge Raad» wordt gelezen «de Rekenkamer».
In artikel 51, tweede lid, van de Invorderingswet 199017 wordt «De president» vervangen door: De voorzieningenrechter.
In artikel 74, eerste lid, van de Successiewet 195618 wordt «de kantonrechter binnen wiens kanton» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 23h, zevende lid, van de Wet inzake de wisselkantoren19 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In de artikelen 9, tiende lid, en 13h, zevende lid, van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 199620 wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 10 van de Wet van 30 november 1949, houdende regelen nopens het beheer van schuldregisters voor geldleningen ten laste van het Rijk (Stb. J 529)21 wordt «de president der Arrondissements-Rechtbank» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
In het tweede lid van artikel 5 van de Wet van 27 maart 1936 tot overbrenging van de consignatiekas voor het bewaren van effecten aan toonder naar de Nederlandsche Bank (Stb. 201)22 wordt «de kantonrechter van de woonplaats van de minderjarige of onder curatele gestelde» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement, waarin de woonplaats van de minderjarige of onder curatele gestelde is gelegen.
In artikel 33i, zevende lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen23 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 48i, zevende lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 199524 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In de artikelen 72, vierde lid, en 90i, zevende lid, van de Wet toezicht kredietwezen 199225 wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
In de artikelen 70, vierde lid, en 93i, zevende lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf26 wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 199327 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 147k, achtste lid, en 186, vierde lid, wordt «de president van de rechtbank binnen welker rechtsgebied» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In de artikelen 161, vierde lid, en 188i, zevende lid, wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
De Advocatenwet28 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 46b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het veertiende lid komt te luiden:
14. Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met het vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad van discipline.
2. In het vijftiende lid wordt «11, aanhef en onder a tot en met c, en 12, eerste lid van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met het vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en plaatsvervangende leden van het hof van discipline.
2. In het tweede lid wordt «11, aanhef en onder a tot en met c, en 12, eerste lid van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
In de artikelen 8:81, eerste lid, 8:82, tweede, derde en vierde lid, 8:83, eerste, derde en vierde lid, 8:84, eerste en tweede lid, 8:85, eerste lid, 8:86, eerste en tweede lid, en 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht29 wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 35, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden30 wordt «de kantonrechter te 's-Gravenhage» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage.
De Beroepswet31 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 18, eerste, tweede en derde lid, wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: «of de president».
2. In het derde lid vervalt: «of door de president van de rechtbank»
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek32 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 338, tweede en derde lid, wordt «het kantongerecht van de woonplaats van de minderjarige» telkens vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de minderjarige is gelegen.
In de artikelen 355, eerste lid, 359, eerste lid, 361 en 371 wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
Artikel 371a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de kantonrechter van de woonplaats van de voogd» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de voogd is gelegen.
2. In het tweede lid wordt «kanton» telkens vervangen door: arrondissement.
In artikel 410, eerste lid, wordt «ter griffie van het kantongerecht ter plaatse waar de rechtbank is gevestigd» vervangen door: bij de griffie van de rechtbank.
Artikel 436 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ter griffie van het» vervangen door: ter griffie van de.
2. In het eerste lid wordt «kantongerecht» vervangen door: rechtbank
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 15, derde lid, onder b, en vierde lid, wordt «de president der rechtbank» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
In de artikelen 71, derde lid, en 181, derde lid, wordt «haar president» vervangen door: de voorzieningenrechter van die rechtbank.
In de artikelen 110, eerste lid, 111, eerste en derde lid, 112, 220, eerste lid, 221, eerste en derde lid, 222 en 297, tweede lid, wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 298, eerste lid, onderdeel b, wordt «de president der rechtbank» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
In artikel 320, tweede lid, wordt «de president van de rechtbank van de woonplaats van de verkrijgende rechtspersoon» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de verkrijgende rechtspersoon is gelegen.
In artikel 334 p, tweede lid, wordt «de president van de rechtbank van de woonplaats van de splitsende rechtspersoon» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de splitsende rechtspersoon is gelegen.
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 20, tweede lid, 75, tweede lid, 234, derde lid, 251, eerste lid, 264, vijfde en zesde lid, 267, 268, tweede lid, 269 en 270, derde en vierde lid, wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
Artikel 259, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin wordt «de president van de rechtbank van de woonplaats van degene die de certificaten heeft uitgegeven» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van degene die de certificaten heeft uitgegeven, is gelegen.
2. In de vierde volzin wordt «De president» vervangen door: De voorzieningenrechter.
Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 989 wordt «den regter van het kanton alwaar» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar.
In artikel 1103 wordt «de arrondissements-regtbank, onder welks ressort» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waar.
Artikel 147, vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «23c lid 4 van Boek 2» vervangen door: 23c, lid 1, van Boek 2.
2. In de tweede volzin wordt «het kanton» vervangen door: het arrondissement.
3. In de derde volzin wordt «artikel 23c lid 2 en 24 lid 2 van Boek 2» vervangen door: artikel 24, lid 2, van Boek 2 en artikel 995, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In artikel 433, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 1629, vierde lid, van Boek 7a van het Burgerlijk Wetboek wordt «het kanton» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
De Faillissementswet33 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid van artikel 97 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «rechtbank en van het kantongerecht, binnen welks ressort» vervangen door: rechtbank van het arrondissement waarin.
2. De tweede volzin vervalt.
In het eerste lid van artikel 114 en in het eerste lid van artikel 139 vervalt: en van het in artikel 97 aangewezen kantongerecht.
In het eerste lid van artikel 224, het tweede lid van artikel 230, het eerste en tweede lid van artikel 250a en het eerste lid van artikel 269, wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
De Gerechtsdeurwaarderswet34 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de president van de arrondissementsrechtbank in het rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «arrondissementsrechtbank» vervangen door: rechtbank
3. In het derde lid, laatste volzin, wordt «het rechtsgebied» vervangen door: arrondissement.
In artikel 23, derde lid, wordt «de president van de arrondissementsrechtbank in het rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
Artikel 36, derde lid, komt te luiden:
3. Het bepaalde in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en de plaatsvervangende leden van de kamer voor gerechtsdeurwaarders.
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «de artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing,» vervangen door: Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing,.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «een voordracht tot wraking» vervangen door: een verzoek om wraking.
3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «de redenen tot de voordracht» vervangen door: de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen.
4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «;» vervangen door: en.
5. In het vierde lid, onderdeel c, wordt de puntkomma vervangen door een punt.
6. In het vierde lid vervalt onderdeel d.
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «de artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing,» vervangen door: Titel IV van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing,.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «een voordracht tot wraking» vervangen door: een verzoek om wraking.
3. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «de redenen tot de voordracht» vervangen door: de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag liggen.
4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «;» vervangen door: en.
5. In het vierde lid, onderdeel c, wordt de puntkomma vervangen door een punt.
6. In het vierde lid vervalt onderdeel d.
Artikel 6 van de Handelsnaamwet35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verzoekschrift wordt gericht tot de rechtbank van het arrondissement waarin de onderneming is gevestigd, die onder de verboden handelsnaam wordt gedreven. Is de onderneming buiten het rijk in Europa gevestigd, doch heeft zij in dat rijk een filiaal of bijkantoor, of wordt zij aldaar vertegenwoordigd door een gevolmachtigde handelsagent, dan is de rechtbank van het arrondissement waarin dat filiaal of bijkantoor of die handelsagent is gevestigd, bevoegd. Indien volgens de voorgaande bepalingen geen rechtbank bevoegd is, is de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats des verzoekers is gelegen bevoegd. Is de onderneming in meer dan één arrondissement gevestigd, dan is bevoegd de rechtbank van elk van deze arrondissementen, ter keuze van de verzoeker. Hetzelfde geldt ingeval de onderneming buiten het rijk in Europa is gevestigd, doch in meer dan één arrondissement een filiaal of bijkantoor heeft of door een gevolmachtigde handelsagent vertegenwoordigd wordt. Het verzoekschrift wordt behandeld door de kantonrechter.
2. In het vierde lid wordt «de arrondissements-rechtbank, die» vervangen door: het gerechtshof, dat.
3. In het vijfde lid wordt «arrondissements-rechtbank» vervangen door: het gerechtshof.
De Pachtwet36 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 83, derde lid komt te luiden:
3. De griffier voldoet aan de vereisten tot benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, gesteld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de eerste volzin als volgt te luiden: De deskundige leden, bedoeld in artikel 48, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun plaatsvervangers worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie, gehoord Gedeputeerde Staten.
2. Het derde lid, derde volzin, wordt vervangen door: Zij worden op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin een lid of een plaatsvervangend lid van de pachtkamer de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.
Artikel 118 komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, 46d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met het vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van toepassing ten aanzien van de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en hun plaatsvervangers.
In artikel 121 wordt «De voorzitter van de pachtkamer is bevoegd ambtshalve» vervangen door: De president van de rechtbank is bevoegd op de vordering van de voorzitter van de pachtkamer.
Artikel 125 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. Het derde tot en met het vijfde lid worden vernummerd tot het eerste tot en met het derde lid.
3. De eerste en de tweede volzin van het nieuwe eerste lid worden vervangen door de volgende volzin: De deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Wet op de rechterlijk organisatie en hun plaatsvervangers worden benoemd bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie.
4. Het nieuwe derde lid komt te luiden:
3. Het bepaalde in de artikelen 116, derde, vierde, vijfde en zesde lid, 118, 121 en 124 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de toepassing van artikel 121 de president van het gerechtshof te Arnhem bevoegd is de nodige waarschuwing te doen.
In artikel 128 wordt «De pachtkamer van het kantongerecht neemt kennis van» vervangen door: De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen.
In artikel 129 wordt «De pachtkamer van het kantongerecht neemt voorts kennis van» vervangen door: De pachtkamers van de rechtbank behandelen en beslissen voorts.
In de artikelen 133, eerste lid, 139, 144, tweede, vierde en vijfde lid, en 154 wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde en het vierde lid wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
2. In het vierde lid wordt «een kantongerecht» vervangen door: een rechtbank.
In artikel 3 van de Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk37 wordt «arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en in kort geding de president» vervangen door: rechtbank te 's-Gravenhage en in kort geding, de voorzieningenrechter.
De Vreemdelingenwet 200038 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede, derde en vierde lid vervallen.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In de artikelen 78, 84, 85, eerste lid, 99, derde lid, 100, tweede lid, en 120 wordt «president» vervangen door: voorzieningenrechter.
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften39 wordt als volgt gewijzigd:
In het opschrift van hoofdstuk V wordt «Beroep op het kantongerecht» vervangen door: Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bij het kantongerecht» vervangen door: bij de rechtbank; het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 10 komt te luiden:
De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.
In artikel 11, eerste en vierde lid, wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
In artikel 13, eerste en tweede lid, wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de kantonrechter.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «bij het kantongerecht beroep heeft ingesteld» telkens vervangen door: bij de rechtbank beroep heeft ingesteld.
2. In het eerste lid wordt «de beslissing van het kantongerecht» vervangen door: de beslissing van de kantonrechter.
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank van de kantonrechter.
2. In het tweede lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
Artikel 20d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door : de kantonrechter.
2. In het tweede lid wordt «de beslissing van het kantongerecht» vervangen door: de beslissing van de kantonrechter.
3. In het tweede lid wordt «naar het kantongerecht» vervangen door: naar de rechtbank.
In artikel 26, derde lid, wordt «het kantongerecht binnen het rechtsgebied waar» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waar.
Artikel 26a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de kantonrechter.
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «het kantongerecht dat» vervangen door: de rechtbank die.
3. In het tweede en derde lid wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
4. In het vierde lid wordt «de griffier van het kantongerecht» vervangen door: de griffier van de rechtbank.
5. In het vierde lid wordt «de beschikking van het kantongerecht» vervangen door: de beschikking van de kantonrechter.
Artikel 28, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «het kantongerecht in het kanton» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.
2. In de tweede volzin wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en vijfde lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «kanton» vervangen door: arrondissement.
3. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «het kantongerecht in het kanton» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
In artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen40 vervalt: en de kantongerechten.
De Wet bescherming persoonsgegevens41 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 53, tweede lid, wordt «in artikel 48, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: bij of krachtens artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:
2. De artikelen 46c, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. de disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 46c, eerste lid, ten aanzien van de leden van het College door de voorzitter van het College wordt opgelegd;
b. het in artikel 46c, eerste lid, onderdeel b, genoemde verbod zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen niet op de leden van het College van toepassing is.
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie42 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of de president» .
2. In het derde lid vervalt «of door de president van de rechtbank».
In artikel 5, tweede lid, van de Wet conflictenrecht erfopvolging43 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
De Wet op de economische delicten44 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 38 wordt «de arrondissements-rechtbank» vervangen door: de rechtbank.
2. Aan artikel 38 wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Economische delicten worden behandeld en beslist door de economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van Wet op de rechterlijke organisatie.
Artikel 39 komt te luiden:
De economische kamers van de rechtbank, bedoeld in artikel 52 van de Wet op de rechterlijke organisatie, behandelen en beslissen ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van die strafbare feiten en die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten, en die strafbare feiten ten laste zijn gelegd samen met een of meer van die economische delicten.
Artikel 52 komt te luiden:
Artikel 1, vierde lid, laatste volzin, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag45 komt te luiden: Bij iedere rechtbank en bij het Ministerie van Justitie is een afdeling van de dienst geplaatst.
De Wet op het notarisambt46 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 94, derde lid, tweede volzin, wordt «de kantonrechters wier standplaats» vervangen door: de kantonrechters van de rechtbank die.
Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid van artikel 95 komt te luiden:
2. Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, aanhef en onder a, en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechtelijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van deze leden.
2. Het derde lid vervalt.
In artikel 43, derde lid, van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen47 wordt «artikel 73 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Wet overgang bijzondere rechtspleging48 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3 wordt «de arrondissementsrechtbanken op voorstel van de president» vervangen door: de besturen van de rechtbanken.
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «één of meer kantongerechten» vervangen door: één of meer kantonrechters.
2. In het derde lid wordt «kantongerechten» vervangen door: rechtbanken.
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. «arrondissementsrechtbanken» wordt vervangen door: rechtbanken.
2. «bevoegd kantongerecht» wordt vervangen door: bevoegde kantonrechter.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. «de arrondissementsrechtbanken is» wordt vervangen door: de rechtbanken is.
2. «de president van de arrondissementsrechtbank of een door deze aangewezen rechter» wordt vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
De Wet tarieven in burgerlijke zaken49 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Gedaagden en verweerders zijn geen vast recht verschuldigd in zaken, te behandelen door de kantonrechter of de pachtkamer
2. In het tweede lid wordt «Het vast recht bij de arrondissementsrechtbanken bedraagt:» vervangen door: Het vast recht bij de rechtbanken bedraagt:
1°. In zaken te behandelen en te beslissen door de kantonrechter of de pachtkamer:
a. EUR 25 wanneer de eis uitsluitend strekt tot betaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
b. EUR 43 wanneer de eis of het verzoekschrift enkel strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van niet meer dan EUR 91 in hoofdsom.
c. EUR 77 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan EUR 91 en niet meer dan EUR 454 in hoofdsom.
d. EUR 109 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan EUR 454 en niet meer dan EUR 1 361 in hoofdsom.
e. EUR 143 wanneer de eis of het verzoekschrift strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan EUR 1 361 in hoofdsom.
f. In alle andere gevallen EUR 77 indien eiser een natuurlijk persoon is of EUR 204 indien eiser een rechtspersoon is.
2°. In andere zaken:
3. In het derde lid wordt e geletterd tot f en wordt een nieuw onderdeel e ingevoegd, dat luidt als volgt:
e. EUR 182 in zaken in hoger beroep van een vonnis of beschikking van de kantonrechter of de pachtkamer.
4. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «in het tweede lid, onder f, eerste volzin» vervangen door: in het tweede lid, onder 2°, onder f, eerste volzin.
5. In het vierde lid, derde volzin, wordt «als vermeld onder c of d van het tweede lid» vervangen door: als bedoeld in het tweede lid, onder 1°, onder b, c, d of e, en onder 2°, onder c of d.
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «artikel 2, tweede lid,» wordt ingevoegd: onder 2°;
2. «arrondissementsrechtbanken» wordt vervangen door: rechtbanken
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt in de tweede volzin «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter
2. In het tweede lid wordt in de derde volzin «§§ 1 en 2» vervangen door: paragraaf 1.
3. In het vierde lid wordt «kantongerechtsgemachtigden» vervangen door: gemachtigden.
4. In het vijfde lid wordt «de wet van 23 april 1879 (Stb.72)» vervangen door: de Wet rechten burgerlijke stand.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de paragrafen 1 en 2» vervangen door: paragraaf 1.
2. In het derde lid wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 22, tweede lid, wordt «door de rechter of indien het een college betreft, door de voorzitter» vervangen door: indien het een enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer, indien het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer.
In artikel 43, onderdeel p, en in artikel 44 wordt «den president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
De Wet tarieven in strafzaken50 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8, tweede lid, wordt «de voorzitter van het college of, indien de kantonrechter bevoegd is over de zaak te oordelen of van de zaak kennis neemt of heeft kennis genomen, bij de kantonrechter, oudste in rang» vervangen door: de voorzieningenrechter van het gerecht en indien het de Hoge Raad betreft, bij de president van de Hoge Raad.
Artikel 9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
2. In de derde volzin wordt «de president van de rechtbank of de president van het gerechtshof» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank of het gerechtshof.
3. In de derde volzin wordt «het betrokken college» vervangen door: het betrokken gerecht.
4. De vierde volzin komt te luiden: Is de beschikking genomen door het openbaar ministerie of de griffier, dan wordt op het bezwaar beslist door de voorzieningenrechter van het gerecht of, indien het de Hoge Raad betreft, door de president van de Hoge Raad.
In artikel 16, vierde lid, wordt «voorzitter van het gerecht» vervangen door: voorzieningenrechter.
Artikel 23, zesde lid, van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds51 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin wordt «de rechter van het kanton» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
2. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, die komt te luiden: Het verzet wordt behandeld en beslist door de kantonrechter.
In artikel 23, tweede lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie52 wordt «een kantongerecht» vervangen door: een rechtbank.
De Wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëedigde vertalers (Stb. 30)53 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. «den president der regtbank» wordt telkens gewijzigd in: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
2. «dier regtbank» wordt vervangen door: van die rechtbank.
Het tweede lid van artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. «den president van de arrondissements-regtbank hunnen woonplaats» wordt vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin hun woonplaats is gelegen.
2. «dien regtbank» wordt vervangen door: van die rechtbank.
De Wet van 6 april 1933, houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen (Stb. 136)54 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: en voor een kantongerecht aan den officier van justitie bij de arrondissements-rechtbank binnen welker gebied dit kantongerecht is gevestigd.
2. In het eerste lid wordt «arrondissements-rechtbank» telkens vervangen door: rechtbank.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «den rechter van het kanton,» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank.
2. In het tweede lid wordt «meerdere kantongerechten» vervangen door: meer rechtbanken.
3. In het tweede lid wordt «den kantonrechter, binnen wiens gebied» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
4. In het derde lid wordt «welke kantonrechter» vervangen door: welke rechtbank.
De Wet van 24 december 1958, houdende uitvoering van het op 1 maart 1954 te 's-Gravenhage ondertekende verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (Stb. 677)54 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «kantonrechter, binnen wiens gebied» vervangen door: kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. In het tweede lid wordt «meerdere kantonrechters» vervangen door: meer rechtbanken.
3. In het tweede lid wordt «, binnen wiens rechtsgebied» vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «de kantonrechter» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank.
2. In de eerste volzin wordt «een andere kantonrechter» vervangen door: een kantonrechter van een andere rechtbank.
3. In de tweede volzin wordt «de meest gerede kantonrechter» vervangen door: de kantonrechter van de meest gerede rechtbank.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «de voorzitter van het college dat, of de kantonrechter» vervangen door: de voorzieningenrechter of kantonrechter.
2. In het tweede lid wordt «die voorzitter» vervangen door: die voorzieningenrechter.
De Wet van 3 maart 1965, houdende uitvoering van het op 30 augustus 1962 te 's-Gravenhage gesloten Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken (Stb. 92)55 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 1, eerste lid, en 3, eerste, tweede en derde lid, wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 7 wordt «arrondissementsrechtbank tot welker president» vervangen door: rechtbank tot welker voorzieningenrechter.
De Wet van 4 mei 1972, houdende uitvoering van het op 27 september 1968 te Brussel tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol (Stb. 240)54 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 2, tweede lid, wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Het verzoekschrift wordt behandeld en beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank.
In artikel 3, tweede lid, wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
In artikel 4 wordt «De arrondissementsrechtbank tot welker president» vervangen door: De rechtbank tot welker voorzieningenrechter.
In het enig artikel, eerste, tweede en derde lid, van de Wet van 1 november 1980, houdende aanwijzing van een rechter op grond van artikel 54 van het Verdrag van Washington van 18 maart 1965 inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten (Trb. 1966, 152) (Stb. 1980, 595)54 wordt «president» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
Artikel 22 van de Wet van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken (Stb. 653)54 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de President van de arrondissementsrechtbank in het gebied» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement.
2. In het tweede lid en in het derde lid, onderdeel b, wordt «President» telkens vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 19, eerste lid, van de Wet van 28 oktober 1987, houdende regelen inzake de bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten (Stb. 484)56 wordt «De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage en de president» vervangen door: De rechtbank te 's-Gravenhage en de voorzieningenrechter.
Artikel 11 van de Wet van 2 mei 1990 tot uitvoering van het op 20 mei 1980 te Luxemburg tot stand gekomen Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, uitvoering van het op 25 oktober 1980 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen alsmede algemene bepalingen met betrekking tot verzoeken tot teruggeleiding van ontvoerde kinderen over de Nederlandse grens en de uitvoering daarvan (Stb. 202)54 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
2. In het eerste en tweede lid wordt «in de arrondissementsrechtbank» vervangen door: van de rechtbank.
ARTIKEL XIII van de Wet van 14 september 2001 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Douanewet en enige andere wetten, alsmede intrekking van de Tariefcommissiewet (vervanging van beroep bij de Tariefcommissie door beroep bij de douanekamer van het gerechtshof te Amsterdam en de instelling van beroep in cassatie in douanezaken) (Stb. 419) komt te luiden:
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 juni 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten) (27 181) tot wet is verheven en in werking treedt, komt artikel I te luiden:
ARTIKEL I
Na artikel 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie57 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 65
Het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam vormt voor het behandelen van en beslissen op beroepen, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen enkelvoudige en meervoudige kamers onder de benaming van douanekamers. Het bestuur bepaalt de bezetting van deze kamers.
In het vierde lid van artikel 426 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering58 wordt «artikelen 99 en 100 van de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie» vervangen door: artikelen 79 en 80 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Het Wetboek van Koophandel58 wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 143c en 218c wordt «den kantonrechter van hunne woonplaats» telkens vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin hun woonplaats is gelegen.
In het eerste lid van artikel 383 wordt «den kantonrechter binnen wiens gebied» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
Het vijfde lid van artikel 424 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «den kantonrechter, binnen wiens gebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. Na de eerste volzin wordt een nieuwe volzin ingevoegd, die komt te luiden: Het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter.
In het eerste lid van artikel 439 en in het tweede lid van artikel 448 wordt «den kantonrechter, binnen wiens gebied» telkens vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In het derde lid van artikel 415, het eerste lid van artikel 440 en het eerste lid van artikel 450 wordt «de kantonrechter binnen wiens gebied» telkens vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In het tweede lid van artikel 425 wordt «den kantonrechter harer woonplaats» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin haar woonplaats is gelegen.
In het eerste lid van artikel 445 en het tweede lid van artikel 449 wordt «de kantonrechter binnen wiens gebied het schip is aangekomen of binnen wiens gebied» telkens vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het schip is aangekomen of waar.
Het Wetboek van Strafvordering58 wordt gewijzigd als volgt:
Het opschrift van het Eerste Boek, Titel I, Tweede Afdeling, komt te luiden:
RELATIEVE BEVOEGDHEID VAN DE RECHTBANKEN TOT KENNISNEMING VAN STRAFBARE FEITEN
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt «of kantongerechten».
2. In het derde lid vervalt «of kantongerecht».
In artikel 9, eerste lid, wordt «of de kantongerechten binnen het arrondissement kennisnemen» vervangen door: kennisneemt.
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 102, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 75, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
2. Na de eerste volzin van het vijfde lid wordt een volzin ingevoegd, luidende: Behandeling door een enkelvoudige kamer vindt in elk geval plaats, indien de kantonrechter de zaak behandelt en beslist.
3. In het zesde lid wordt «artikel 424a» vervangen door: artikel 411, tweede lid.
In artikel 89, vijfde lid, vervalt: , of, indien dat gerecht is een kantongerecht, de rechtbank van het arrondissement.
Het eerste lid van artikel 148 komt te luiden:
1. De officier van justitie is belast met de opsporing van de strafbare feiten waarvan de rechtbank in het arrondissement waarin hij is aangesteld, kennisneemt, alsmede met de opsporing binnen het rechtsgebied van die rechtbank van de strafbare feiten waarvan andere rechtbanken kennisnemen.
Artikel 268 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid worden genummerd tot tweede en derde lid.
2. Een nieuw eerste lid wordt ingevoegd dat komt te luiden:
1. Strafzaken worden behandeld en beslist door een meervoudige kamer, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen.
Artikel 349, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien een feit dat ingevolge artikel 382 voor de kantonrechter moet worden vervolgd, bij een andere kamer van de rechtbank aanhangig is gemaakt, kan het feit op verzoek van de verdachte of ambtshalve worden verwezen naar de kantonrechter. Zodanige verwijzing is niet mogelijk, indien primair een feit is ten laste gelegd dat ingevolge artikel 382 niet voor de kantonrechter wordt vervolgd.
Artikel 367 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid vervallen.
2. De zinsnede «voor de politierechter» wordt vervangen door: voor de politierechter, bedoeld in artikel 51 van de Wet op de rechterlijke organisatie,.
Het opschrift van het Tweede Boek, Titel VIII, komt te luiden:
BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR HET RECHTSGEDING VOOR DE KANTONRECHTER
Voor artikel 383 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden:
Voor de kantonrechter worden vervolgd, rechtsgedingen inzake:
a. misdrijven, bedoeld in artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht, voorzover de verdachte op het tijdstip waarop de vervolging tegen hem is aangevangen de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
b. overtredingen, met uitzondering van:
1°. overtredingen, bedoeld in de artikelen 447c, 447d, 465–467 en 468, onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht;
2°. overtredingen inzake belastingen, tenzij het betreft een overtreding van voorschriften met betrekking tot parkeren als bedoeld in artikel 225 van de Gemeentewet;
3°. overtredingen, bedoeld in artikelen 10, eerste lid, en 11, eerste lid, van de Opiumwet;
4°. overtredingen, bedoeld in artikel 19 van de Wet afbreking zwangerschap;
5°. overtredingen, waarvan de kennisneming bij wet aan een andere rechter dan de kantonrechter is opgedragen;
6°. overtredingen, begaan door personen die op het tijdstip waarop de vervolging tegen hen is aangevangen de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt, indien het feit samenhangt met een misdrijf of een overtreding als bedoeld onder 1° tot en met 5°.
Het tweede lid van artikel 384 komt te luiden:
2. Het openbaar ministerie bij de rechtbank kan ten aanzien van het al of niet aanhangig maken door oproeping, van zaken die voor de kantonrechter worden gebracht aan de opsporingsambtenaren de nodige algemene of bijzondere voorschriften geven.
Artikel 390 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de kantonrechter.
2. In het derde lid, eerste volzin, vervalt «bij het kantongerecht».
Artikel 391 komt te luiden:
Het openbaar ministerie is in zaken die voor de kantonrechter worden gebracht, bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of door een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een andere ambtenaar of functionaris, voor zover die ambtenaar of functionaris door Onze Minister van Justitie daartoe is aangewezen, mondeling te doen oproepen om ter terechtzitting van de kantonrechter te verschijnen.
In artikel 397 wordt «andere rechter van hetzelfde kanton» vervangen door: andere kantonrechter van dezelfde rechtbank.
Na het opschrift van het derde Boek, Titel II, vervalt het opschrift «Eerste afdeeling. Hooger beroep bij het gerechtshof».
Artikel 404 komt te luiden:
1. Tegen de vonnissen betreffende misdrijven, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek ter terechtzitting gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken.
2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank alseinduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van EUR 50.
3. In het geval dat de kantonrechter van de rechtbank de einduitspraak heeft gegeven, wordt in het tweede lid, onder b, in plaats van «EUR 50» gelezen: EUR 25.
4. Tegen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde vonnissen staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
5. Zijn in eerste aanleg strafbare feiten gevoegd aan het oordeel van de rechtbank onderworpen, dan kan de verdachte alleen hoger beroep instellen van die gevoegde zaken waarin hij niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken.
Na artikel 410 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij het gerechtshof worden strafzaken, behoudens in de wet genoemde uitzonderingen, behandeld en beslist door een meervoudige kamer.
2. Een zaak kan in hoger beroep door een enkelvoudige kamer worden behandeld, indien:
a. de zaak naar het aanvankelijk oordeel van het openbaar ministerie van eenvoudige aard is en de verdachte ter zake van hetgeen in eerste aanleg te zijnen laste is bewezen verklaard, een straf of maatregel is opgelegd, en tevens
b. de zaak in eerste aanleg door de kantonrechter is behandeld, dan wel in eerste aanleg door de politierechter is behandeld en zij betreft een overtreding als bedoeld in artikel 8 of 163, tweede, zesde, achtste of negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
3. Indien de zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling en beslissing door de enkelvoudige kamer, verwijst zij deze naar de meervoudige kamer.
4. De zaak wordt bij verwijzing op de bestaande telastlegging aanhangig gemaakt door aanzegging aan de verdachte, vanwege het openbaar ministerie, van de dag van de nadere terechtzitting. Op deze aanzegging zijn de artikelen 412, derde lid, en 413 van overeenkomstige toepassing. Op de behandeling voor de meervoudige kamer is artikel 377, tweede, derde en vierde lid, mede van overeenkomstige toepassing.
Artikel 422 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt na «artikel 378a» ingevoegd: of artikel 395a.
2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het hoger beroep betrekking heeft op een vonnis van de kantonrechter is artikel 398, onder 2°, 4° en 13°, mede van overeenkomstige toepassing.
Artikel 424a wordt vervangen door:
1. Degene die zitting heeft in een enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 411, tweede lid, heeft de bevoegdheden die aan de voorzitter van de meervoudige kamer toekomen.
2. De enkelvoudige kamer is niet bevoegd tot onvoorwaardelijke oplegging van een straf of maatregel die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan de verdachte bij het vonnis in eerste aanleg is opgelegd.
3. De enkelvoudige kamer geeft na sluiting van het onderzoek op de terechtzitting hetzij onmiddellijk hetzij diezelfde dag op een door haar bij de sluiting van het onderzoek te bepalen uur mondeling arrest.
4. Het arrest wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen:
a. indien de enkelvoudige kamer dit ambtshalve, op vordering van de advocaat-generaal of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman, bij de uitspraak bepaalt;
b. indien het openbaar ministerie, de verdachte of zijn raadsman, dan wel de benadeelde partij uiterlijk drie maanden na de uitspraak daartoe een vordering indient of het verzoek doet;
c. indien een gewoon rechtsmiddel tegen het arrest wordt aangewend;
d. indien het arrest bij verstek is gewezen en de dagvaarding niet in persoon is betekend en zich geen omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting aan de verdachte bekend was, terwijl op de terechtzitting getuigen of deskundigen zijn gehoord dan wel de benadeelde partij zich in het strafproces heeft gevoegd.
5. Zodra het proces-verbaal van de terechtzitting is getekend, kunnen de verdachte en zijn raadsman daarvan kennis nemen.
6. Artikel 381, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Behoudens artikel 425, vierde lid, en indien er schriftelijk arrest wordt gewezen, blijft het opmaken van een proces-verbaal van de terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen twee maal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de enkelvoudige kamer gewaarmerkt.
2. De gegevens die de aantekening, bedoeld in het eerste lid, moet bevatten, worden vastgesteld door de Minister van Justitie. De aantekening vermeldt in elk geval:
a. de naam van de rechter, de dag van de uitspraak en de omstandigheid of de uitspraak bij verstek of op tegenspraak is gedaan;
b. indien een bewezen verklaring is uitgesproken, het strafbare feit dat het bewezen verklaarde oplevert;
c. de opgelegde straf of maatregel, alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.
3. Zodra de aantekening is gewaarmerkt, kunnen de verdachte en zijn raadsman daarvan kennisnemen.
4. Wordt alsnog aan artikel 425, vierde lid, onder b of c toepassing gegeven, dan komt de in het eerste lid bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.
5. De enkelvoudige kamer is bevoegd een schriftelijk arrest te wijzen. Op vordering van de advocaat-generaal of op verzoek van de verdachte of zijn raadsman of van de benadeelde partij is zij daartoe verplicht, tenzij naar haar oordeel daarmee geen redelijk belang is gediend. De uitspraak mag alsdan in geen geval later plaatsvinden dan op de veertiende dag na sluiting van het onderzoek. De uitspraak geschiedt zo veel mogelijk door de rechter die over de zaak heeft geoordeeld.
Artikel 427 komt te luiden:
1. Tegen de arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende misdrijven staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, en de verdachte.
2. Tegen arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende overtredingen staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat het arrest heeft gewezen, en de verdachte, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van EUR 250.
3. Tegen de arresten, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, staat niettemin beroep in cassatie open indien zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
4. Verzet en hoger beroep schorsen de rechtsgevolgen van beroep in cassatie; indien in de lagere aanleg een uitspraak wordt gegeven over een of meer van de vragen, bedoeld in de artikelen 351 en 352 vervalt het ingestelde beroep in cassatie.
Artikel 446 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor zover niet bijzondere bepalingen het recht van hoger beroep van het openbaar ministerie regelen, kan dit van alle beschikkingen van de rechtbank of de rechter-commissaris waarbij een krachtens dit wetboek genomen vordering niet is toegewezen, binnen veertien dagen in hoger beroep komen bij het gerechtshof. Is echter de hoofdzaak niet voor hoger beroep vatbaar dan is binnen gelijke termijn alleen beroep in cassatie toegelaten.
2. In het derde lid wordt «, het gerechtshof of de rechtbank» vervangen door: of het gerechtshof.
In het tweede lid van artikel 483 wordt «artikel 92 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Artikel 484 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Onderdeel 7 vervalt
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een onbevoegdverklaring wordt niet uitgesproken indien het feit een misdrijf of overtreding oplevert, waarvan een andere rechter kennisneemt, en de verdachte de verwijzing naar die rechter niet heeft verzocht.
In artikel 504, tweede lid, wordt «waarvan het kantongerecht kennisneemt» vervangen door: die worden behandeld door de kantonrechter.
Artikel 509e wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «waarvan het kantongerecht kennis neemt» vervangen door: die worden behandeld door de kantonrechter.
2. In de tweede volzin wordt «het kantongerecht» vervangen door: de kantonrechter.
Onderdeel 2° van het derde lid van artikel 557 komt te luiden:
2°. indien naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel aanwendde, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.
Artikel 581, eerste lid, komt te luiden:
1. Het onderzoek en de beslissing geschieden overeenkomstig de bepalingen van Titel VI van het Tweede Boek of van Titel I van het Vierde Boek, naar gelang de zaak bij een rechtbank of bij de Hoge Raad is aangebracht. Artikel 394 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 591, tweede lid, komt te luiden:
2. Het bedrag van de vergoeding wordt op verzoek van de gewezen verdachte of zijn erfgenamen vastgesteld. Het verzoek moet worden ingediend binnen drie maanden na het eindigen van de zaak. De vaststelling geschiedt bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan werd vervolgd of anders het laatst werd vervolgd, en wel door de rechter of raadsheer in de enkelvoudige kamer die de zaak heeft behandeld of, indien de behandeling van de zaak plaatsvond door een meervoudige kamer, door de voorzitter daarvan. De rechter of raadsheer geeft voor het bedrag van de vergoeding een bevelschrift van tenuitvoerlegging af.
In artikel 88, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren59 wordt «de kantonrechter in het kanton» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.
De Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën60 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 64, eerste, derde en vijfde lid, wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, en het vierde lid wordt «de president van de arrondissementsrechtbank» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
2. In het eerste lid, laatste volzin, wordt «De president» vervangen door: De voorzieningenrechter.
De Landinrichtingswet61 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 9, derde lid, wordt «de kantonrechter binnen wiens rechtsgebied» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 58 wordt «het kantongerecht, binnen welks rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waarin.
Artikel 152 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, wordt «het kantongerecht, binnen welks rechtsgebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. In het derde lid, laatste volzin, het vijfde en zevende lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
Artikel 25 van de Visserijwet 196362 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. In het vierde lid wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
Artikel 22 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 199063 komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van het veterinair tuchtcollege en hun plaatsvervangers.
De Zaaizaad- en plantgoedwet64 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van de leden twee tot en met zes tot de leden een tot en met vijf.
2. Het nieuwe eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: De deskundige leden, bedoeld in artikel 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit benoemd.
3. In het derde lid wordt «door Ons» vervangen door: bij koninklijk besluit.
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de raad of de plaatsvervangende raad de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.
Artikel 63 komt te luiden:
Ten aanzien van de raden en plaatsvervangende raden in het gerechtshof te 's-Gravenhage zijn de artikelen 46c, 46d, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67 komt te luiden:
In artikel 94 van de Mediawet65 wordt «de president» telkens vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 16, zevende lid, van de Monumentenwet 198866 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 14, tweede lid, van de Wet tot behoud van cultuurbezit67 wordt «de gewone rechter» vervangen door: de rechter.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek68 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 7.60, vijfde lid, wordt «de vereisten voor benoembaarheid tot rechter van een arrondissementsrechtbank, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
In artikel 7.65, tweede lid, wordt «de vereisten voor benoembaarheid tot raadsheer in een gerechtshof, bedoeld in artikel 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
In artikel 140, tweede lid, van de Algemene bijstandswet69 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 40, vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 199870 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 23h, zevende lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet71 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
Artikel 10 van de Wet arbeid mijnbouw Noordzee72 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «kantonrechter te Alkmaar» vervangen door: kantonrechter van de rechtbank te Alkmaar.
2. In het tweede lid wordt «president» vervangen door: voorzieningenrechter.
In artikel 31, zesde lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling73 wordt «de rechter van het kanton waarbinnen» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 21, laatste volzin, van de Wet op de ondernemingsraden74 wordt «treedt de arrondissementsrechtbank in de plaats van de kantonrechter» vervangen door: treedt een andere kamer van de rechtbank in de plaats van de kantonrechter.
In artikel 21, vijfde lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 200075 wordt telkens «de kantonrechter van de plaats waar» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
Artikel 14, eerste lid, van de Belemmeringenwet privaatrecht76 wordt als volgt gewijzigd:
1. «den rechter van het kanton» wordt vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De rechtsvorderingen worden behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.
Artikel 34 van de Grondwaterwet77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede volzin wordt «de rechter van het kanton» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement.
2. Aan het artikel wordt een nieuwe volzin toegevoegd, die luidt: De vordering tot schadevergoeding wordt behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.
Artikel 32 van de Loodsenwet78 komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46l, eerste lid, aanhef en onder a, en derde lid, 46m, 46o, en 46p, eerste tot en met vijfde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor de leden van de rechterlijke macht bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden van het tuchtcollege loodsen en hun plaatsvervangers.
Artikel 5.9 van de Telecommunicatiewet79 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de kantonrechter in wiens ambtsgebied» vervangen door: de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. Aan het eerste lid wordt een nieuwe volzin toegevoegd die luidt als volgt: De eis tot schadevergoeding wordt behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.
3. In het tweede lid wordt «een kanton» vervangen door: een arrondissement.
4. In het tweede lid wordt «kantonrechters» vervangen door: rechtbanken.
De Wet van 16 juli 1869 tot uitvoering der bepalingen van de artikelen 33, 36, 37 en 38 der herziene akte omtrent de Rijnvaart (Stb. 139)80 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 komt te luiden:
1. De rechtbanken nemen kennis van:
1°. de binnen hun arrondissement gepleegde in artikel 34 I der herziene Rijnvaart-akte bedoelde overtredingen;
2°. de in artikel 34 II van de akte bedoelde burgerlijke vorderingen, voor zover de betaling van de verschuldigde rechten binnen hun arrondissement moest zijn geschied, of de schade binnen hun arrondissement is toegebracht.
2. Indien de onder 1° en 2° bedoelde overtredingen en burgerlijke vorderingen kantonzaken betreffen, worden de zaken behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.
In artikel 2 wordt «de kantongeregten en de arrondissements-regtbanken» vervangen door: de rechtbanken.
In het eerste lid van artikel 4 wordt «aan den regter van eerste aanleg ter griffie van de Regtbank of van het kantongeregt» vervangen door: aan de rechter van eerste aanleg ter griffie van de rechtbank.
In artikel 75, tweede lid, van de Waterschapswet81 wordt «het kantongerecht, de arrondissementsrechtbank» vervangen door: de rechtbank.
In het tweede lid van artikel 12b van de Waterstaatswet 190082 wordt «staat ter kennisneming van den rechter van het kanton» vervangen door: wordt behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.
Artikel 18, derde lid, van de Wet van 10 september 1936, houdende voorzieningen inzake het luchtvervoer (Stb. 523)83 komt te luiden:
3. De volmacht wordt verleend door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar de zaak is opgeslagen zo mogelijk na verhoor of behoorlijke oproeping van de medebelanghebbenden of van hun vertegenwoordigers.
In artikel 12, tweede lid, van de Wet personenvervoer 200084 wordt «de in artikel 48, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie gestelde vereisten voor benoembaarheid tot rechter in een arrondissementsrechtbank» vervangen door: de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen85 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, vierde lid, wordt «de arrondissementsrechtbank, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: de enkelvoudige of meervoudige kamer van de rechtbank voor het behandelen en beslissen van burgerlijke zaken.
In artikel 3, eerste lid, van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector86 wordt «de kantonrechter van de plaats waar» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 10, tweede lid, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen87 wordt «de kantonrechter van de woonplaats van de zorgaanbieder» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de zorgaanbieder is gelegen.
Artikel 60 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg88 komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, tweede en derde lid, 46d, tweede lid, 46f, 46g, eerste en tweede lid, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, aanhef en onderdelen a en c, en derde lid, 46m, 46o en 46p, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en de plaatsvervangende leden van de regionale tuchtcolleges en van het centrale tuchtcollege, met dien verstande dat de in het vijfde lid van artikel 46p bedoelde mededeling te hunnen aanzien eveneens wordt gedaan aan Onze Minister.
De Wet op de jeugdhulpverlening89 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 45j, tweede lid, eerste volzin, wordt «de kantonrechter van de woonplaats van de uitvoerder of de instelling» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de uitvoerder of de instelling is gelegen.
In artikel 52, eerste lid, wordt «de kantonrechter van de plaats» vervangen door: de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement.
In artikel 74, eerste lid, van de Huisvestingswet90 wordt «in wiens kanton» vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
De Huurprijzenwet woonruimte91 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 11a, zesde lid, en 14, eerste en tweede lid, wordt «, in wiens kanton» telkens vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In de artikelen 25a, zevende lid, en 27, eerste lid, wordt «in wiens kanton» telkens vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
De Huurwet92 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 15, eerste lid, en 28d, eerste lid, wordt «, in wiens kanton» vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 27, eerste lid, wordt «in wiens kanton» vervangen door: van de rechtbank van het arrondissement waarin.
In artikel 16, eerste lid, van de Kadasterwet93 wordt «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
In artikel 23, eerste, derde en vijfde lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland94 wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
Artikel 2 van de Wet op de huurcommissies95 komt te luiden:
1. In het rechtsgebied van ieder arrondissement zijn één of meer huurcommissies. Bij algemene maatregel van bestuur worden de ressorten van deze huurcommissies bepaald door vermelding van de gemeenten waarover deze ressorten zich uitstrekken.
2. De huurcommissies zijn gevestigd in de gemeenten, waarvan de naam in de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur als aanduiding van het ressort van die huurcommissie is opgenomen.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 december 1998 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de reconstructie van de concentratiegebieden (Reconstructiewet concentratiegebieden) (Kamerstukken II 1997/98, 26 356, nrs. 1–2) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt artikel 76 van deze wet als volgt gewijzigd:
1. In het zevende lid, eerste volzin, wordt «de pachtkamer van het kantongerecht binnen welks rechtsgebied» vervangen door: de pachtkamer van de rechtbank van het arrondissement waarin.
2. In het zevende lid, laatste volzin, wordt «het kantongerecht» vervangen door: de rechtbank.
3. In het negende lid wordt «het kantongerecht» telkens vervangen door: de rechtbank.
4. In het elfde lid wordt «De grondkamer en de pachtkamer van het kantongerecht» vervangen door: De grondkamers en de pachtkamers van de rechtbank.
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 juli 1998 ingediende voorstel van wet houdende integratie van de Huurprijzenwet woonruimte en de Wet op de huurcommissies in een uitvoeringswet huurprijzen woonruimte onder gelijktijdige overheveling van een deel van de tekst van de Huurprijzenwet woonruimte naar de nieuwe titel 7.4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte) (26 090) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, komt artikel 21 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te luiden:
1. In het rechtsgebied van ieder arrondissement zijn een of meer huurcommissies. Bij algemene maatregel van bestuur worden de ressorten van deze huurcommissies bepaald door vermelding van de gemeenten waarover deze ressorten zich uitstrekken.
2. De huurcommissies zijn gevestigd in de gemeenten, waarvan de naam in de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur als aanduiding van het ressort van die commissie is opgenomen.
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 april 1999 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Tabakswet (26 472) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 11j, zevende lid, van de Tabakswet «de president» vervangen door: de voorzieningenrechter.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 september 1999 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningprocedure en welstandstoezicht) (26 734)96 tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet «de President van de Rechtbank» vervangen door: de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Indien het bij koninklijke boodschap van 22 december 1999 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele aanverwante wetten in verband met de invoering van de functie van officier van justitie enkelvoudige zittingen (26 962)97 tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt in artikel 1, onder 6°, van de Wet op de rechterlijke organisatie «en de plaatsvervangende officieren van justitie» vervangen door: , de plaatsvervangende officieren van justitie, de officieren enkelvoudige zittingen en de plaatsvervangende officieren enkelvoudige zittingen.
Indien de bij koninklijke boodschap van 8 juni 2000 ingediende voorstellen van wet houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de modernisering van de organisatie en de instelling van een bestuur bij de gerechten (Wet organisatie en bestuur gerechten) (27 181), en houdende wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak) (27 182) tot wet zijn of worden verheven en in werking zijn getreden of treden, worden de volgende wetten als volgt gewijzigd:
1. De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 7, derde lid, wordt «de griffier en substituut-griffiers» vervangen door: de griffier, substituut-griffiers en waarnemend griffiers.
In artikel 13 wordt «de griffier en substituut-griffiers» vervangen door: de griffier, substituut-griffiers en waarnemend griffiers.
Artikel 14, vierde lid, vierde volzin, komt te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt het formulier voor de eed of belofte vastgesteld en kunnen nadere regels worden gesteld over hun beëdiging.
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het zesde lid wordt na de eerste zin een zin tussengevoegd, luidende: De accountant voegt bij de verklaring een rapport naar aanleiding van de controle op het financiële beheer.
2. Onder vernummering van het zevende en achtste tot achtste en negende lid wordt een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:
7. De Raad kan een aanwijzing vaststellen inzake de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole. Deze aanwijzing is in overeenstemming met de aanwijzing, bedoeld in artikel 104, zesde lid.
In artikel 41 wordt, onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid, een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:
7. Stukken en zaken kunnen worden ingediend en gedeponeerd bij de griffie in de plaats waar de zaak wordt behandeld, met dien verstande dat in nevenzittingsplaatsen geen zaken kunnen worden gedeponeerd. Het bestuur kan in het bestuursreglement bepalen dat in een nevenzittingsplaats geen stukken kunnen worden ingediend.
In artikel 59 wordt, onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid, een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:
7. Stukken en zaken kunnen worden ingediend en gedeponeerd bij de griffie in de plaats waar de zaak wordt behandeld, met dien verstande dat in nevenzittingsplaatsen geen zaken kunnen worden gedeponeerd. Het bestuur kan in het bestuursreglement bepalen dat in een nevenzittingsplaats geen stukken kunnen worden ingediend.
In artikel 63, eerste lid, wordt « belastingzaken» vervangen door «zaken» en wordt de volgende volzin toegevoegd: Deze kamers kunnen ook andere bij de wet aan hen toebedeelde zaken behandelen en beslissen.
Artikel 73, derde lid, tweede volzin, wordt vervangen door de volgende volzinnen: Alvorens in dienst te treden, leggen zij voor de Hoge Raad de eed of belofte af. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt het formulier voor de eed of belofte vastgesteld en kunnen nadere regels worden gesteld over hun beëdiging. Zij ontvangen een vergoeding volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
Artikel 104 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid wordt na de eerste zin een zin tussengevoegd, luidende: De accountant voegt bij de verklaring een rapport naar aanleiding van de controle op het financiële beheer.
2. Onder vernummering van zesde tot zevende lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:
6. Onze Minister kan een aanwijzing vaststellen inzake de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole.
In de bijlage als bedoeld in artikel 41, tweede lid, wordt «Zaandam» vervangen door «Zaanstad» en wordt «Terborg» vervangen door: Wisch.
2. In artikel 46, derde lid, tweede volzin, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt «op basis van het eerste lid».
3. De Wet op de rechterlijke indeling wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 1 vervallen «Akersloot,» en «Limmen,» en wordt «Bergen (N.-H.),» vervangen door: Bergen, Castricum.
2. In onderdeel 2 vervallen «'s-Graveland,», «Loosdrecht,» en «Nederhorst den Berg,» en wordt na «Weesp» ingevoegd: , Wijdemeren.
3. In onderdeel 3 wordt voor «Bennebroek» ingevoegd: «Beemster,» en vervalt «Castricum,».
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 2 vervallen «Dodewaard,» en «Echteld,» en wordt na «Renkum,» ingevoegd: Rheden,.
2. In onderdeel 4 wordt na «Deventer,» ingevoegd: Dronten,.
In artikel 6 wordt het gestelde onder 1 tot en met 4 vervangen door:
1. Dordrecht
2. 's-Gravenhage
3. Middelburg
4. Rotterdam
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. De onderdelen 1 en 2 komen te luiden:
1. Arrondissement Dordrecht:
Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, 's-Gravendeel, Hardinxveld-Giessendam, Heerjansdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Vianen, Zederik, Zwijndrecht.
2. Arrondissement 's-Gravenhage:
Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, De Lier, Delft, Gouda, 's-Gravenhage, 's-Gravenzande, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Liemeer, Lisse, Maasland, Monster, Moordrecht, Naaldwijk, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Ouderkerk, Pijnacker-Nootdorp, Reeuwijk, Rijnsburg, Rijnwoude, Rijswijk, Sassenheim, Schipluiden, Schoonhoven, Ter Aar, Valkenburg (Z.-H.), Vlist, Voorhout, Voorschoten, Waddinxveen, Warmond, Wassenaar, Wateringen, Zevenhuizen-Moerkappelle, Zoetermeer, Zoeterwoude.
2. In onderdeel 3 vervalt «, Westkapelle» en wordt «Borssele» vervangen door: Borsele.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 1 wordt «Etten en Leur» vervangen door: Etten-Leur.
2. In onderdeel 1 vervallen «Heusden,» en «en Vorseneinde».
3. Onderdeel 2 komt te luiden:
2. Arrondissement 's-Hertogenbosch:
Asten, Bergeijk, Bernheze, Best, Bladel, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Budel, Cuijk, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop, Gemert-Bakel, Gerwen en Nederwetten, Grave, Haaren, Heeze-Leende, Helmond, 's-Hertogenbosch, Heusden, Laarbeek, Landerd, Lith, Maasdonk, Mierlo, Mill en Sint Hubert, Nuenen, Oirschot, Oss, Ravenstein, Reusel-De Mierden, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Someren, Son en Breugel, Uden, Valkenswaard, Veghel, Veldhoven, Vught, Waalre.
4. In onderdeel 4 wordt «Ambt Montfoort» vervangen door «Ambt Montfort» en wordt «Meerloo-Wanssum» vervangen door: Meerlo-Wanssum.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel 1 vervalt: «Zuidlaren» en wordt na «Noordenveld,» ingevoegd: Tynaarlo,.
2. In onderdeel 2 wordt «Eemsmonde» vervangen door: Eemsmond.
3. In onderdeel 3 wordt «Achterkarspelen» vervangen door «Achtkarspelen» en wordt «Littensaradiel» vervangen door: Littenseradiel.
4. De Beroepswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel b wordt «andere leden met rechtspraak belast» vervangen door «voorzitter onderscheidenlijk de andere leden met rechtspraak belast» en wordt «lid van het bestuur» vervangen door: voorzitter onderscheidenlijk lid van het bestuur.
2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot d tot en met g, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de onkostenvergoeding van de voorzitter en de andere leden met rechtspraak belast, bedoeld in onderdeel a, en de bezoldiging van het niet-rechterlijk lid;.
In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wordt na «bezoldiging» ingevoegd: , onkostenvergoeding.
5. De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «artikel 1» vervangen door: artikel 3.
2. In onderdeel b wordt «andere leden met rechtspraak belast» vervangen door «voorzitter onderscheidenlijk de andere leden met rechtspraak belast» en wordt «lid van het bestuur» vervangen door: voorzitter onderscheidenlijk lid van het bestuur.
3. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot d tot en met g, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de onkostenvergoeding van de voorzitter en de andere leden met rechtspraak belast, bedoeld in onderdeel a, en de bezoldiging van het niet-rechterlijk lid;.
In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, wordt na «bezoldiging» ingevoegd: , onkostenvergoeding.
6. De Wet organisatie en bestuur gerechten98 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel IX, derde lid, worden de derde en vierde volzin vervangen door een volzin, luidende: De aanwijzingen als coördinerend kantonrechter worden van rechtswege beëindigd.
In artikel XVI wordt zowel aan het eerste lid als aan het tweede lid een volzin toegevoegd, luidende: Zij worden als zodanig niet beëdigd.
Na artikel XVII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij het voor de eerste maal vaststellen van de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie blijft artikel 41, derde lid, buiten toepassing.
2. Bij het voor de eerste maal vaststellen van de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie blijft artikel 59, derde lid, buiten toepassing.
7. De Wet Raad voor de rechtspraak99 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel VIII wordt «de kwartiermakers voor de Raad voor de rechtspraak» vervangen door «degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet zijn aangewezen als kwartiermaker voor de Raad voor de rechtspraak en «de zienswijze van de kwartiermakers» door: deze zienswijze.
Na artikel VIII worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. De door de gerechten voor de inwerkingtreding van deze wet voor het jaar 2002 opgestelde en door Onze Minister goedgekeurde jaarplannen gelden voor de toepassing van deze wet als jaarplannen als bedoeld in artikel 31.
2. Het door degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet als kwartiermaker voor de Raad voor de rechtspraak zijn aangewezen voor het jaar 2002 opgestelde en door Onze Minister goedgekeurde jaarplan geldt voor de toepassing van deze wet als jaarplan als bedoeld in artikel 102.
Ten aanzien van het begrotingsvoorstel van de Raad, bedoeld in artikel 98, eerste lid, voor het jaar 2003 geldt dat:
a. het in artikel 98, tweede lid, bedoelde overleg met de gerechten tevens kan worden gevoerd met degenen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet als kwartiermaker voor de Raad voor de rechtspraak zijn aangewezen;
b. dit wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de aan de Tweede Kamer bij brief van de Minister van Justitie van 18 mei 2001 aangeboden Notitie hoofdlijnen amvb bekostiging (Kamerstukken II 2000/01, 27 182, nr. 41), zonodig in afwijking van de regels bedoeld in artikel 97, eerste lid.
1. In afwijking van artikel 100 kent Onze Minister voor het jaar 2002 een budget toe aan de Raad dat gelijk is aan het in hoofdstuk VI van de rijksbegroting ten behoeve van de Raad opgenomen bedrag.
2. In afwijking van artikel 98, eerste lid, en artikel 99, eerste tot en met derde lid, kan Onze Minister, op voorstel van de Raad, aan de toekenning van het budget aan de Raad voor het jaar 2002 voorschriften verbinden.
In afwijking van artikel 29 kent de Raad aan de gerechten voor het jaar 2002 een budget toe met inachtneming van het bepaalde in de aan de Tweede Kamer bij brief van de Minister van Justitie van 18 mei 2001 aangeboden Notitie hoofdlijnen amvb bekostiging (Kamerstukken II 2000/01, 27 182, nr. 41).
8. In onderdeel A van de bijlage van de Algemene wet bestuursrecht wordt in onderdeel 6 «artikelen 34, derde lid, 50, derde lid, en 60, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door «artikelen 41, zevende lid, 59, zevende lid, en 100 van de Wet op de rechterlijke organisatie» en vervalt onderdeel 8.
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen (27 254) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, vervalt artikel 2 van die wet en wordt de Wet op de rechterlijke indeling gewijzigd als volgt:
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met onder meer de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 1999–2000 sector Rechterlijke Macht (27 699) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, worden de volgende wetten als volgt gewijzigd:
1. De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 46 komt te luiden:
1. Aan een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding kan door Onze Minister onderscheidenlijk, indien het een rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een gerechtshof of rechtbank, door de functionele autoriteit naar billijkheid een schadeloosstelling, een vergoeding van kosten of overigens een geldelijke tegemoetkoming worden verleend.
2. Een afschrift van een beslissing van Onze Minister als bedoeld in het eerste lid wordt gezonden aan de functionele autoriteit van de betrokken rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding.
3. De functionele autoriteit, bedoeld in het eerste lid, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een voorgenomen besluit tot verlening van een schadeloosstelling, een kostenvergoeding of een geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid die op jaarbasis meer dan € 5 000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt de functionele autoriteit een afschrift van het vervolgens genomen besluit aan de Raad voor de rechtspraak.
4. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, regels geven omtrent schadeloosstelling, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen aan groepen van rechterlijke ambtenaren of rechterlijke ambtenaren in opleiding.
In artikel 46i wordt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, vervangen door een nieuw tweede en derde lid, luidende:
2. Bij het bepalen van het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden niet in aanmerking genomen afwezigheid van een rechterlijk ambtenaar wegens door zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot de eerste dag van het zwangerschapsverlof en afwezigheid van een rechterlijk ambtenaar wegens ziekte in de periode van de eerste dag van het zwangerschapsverlof tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof.
3. Voor het bepalen van het tijdvak van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld:
a. indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen;
b. indien zij worden onderbroken door afwezigheid wegens ziekte als bedoeld in het tweede lid; of
c. indien een onder b bedoelde afwezigheid wordt voorafgegaan of wordt gevolgd door een periode van arbeidsgeschiktheid, die in totaal minder dan vier weken bedraagt.
2. In artikel 3a, tweede lid, van de Wet op de Raad van State wordt «artikelen 46i, derde lid,» vervangen door: artikelen 46i, vierde lid,.
3. In artikel 59 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten wordt «46i, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en tweede lid, » vervangen door: 46i, eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, en derde lid,.
4. In artikel 43, tweede lid, van de Comptabiliteitswet wordt «de artikelen 46i, derde lid,» vervangen door: de artikelen 46i, vierde lid,.
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 februari 2000 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de kosten van bezwaar en administratief beroep (kosten bestuurlijke voorprocedures) (27 024) tot wet is verheven en in werking treedt, komt artikel II van die wet te luiden:
Artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door: De kantonrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
2. In het tweede lid wordt de eerste volzin vervangen door: In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep bij de rechtbank, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 april 2001 ingediende voorstel van wet tot invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen) (27 665) tot wet is verheven, wordt in artikel 96 «artikel 11b, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie» vervangen door: artikel 46j van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
1. De zaken die bij een kantongerecht aanhangig zijn, worden van rechtswege in de stand waarin zij zich bevinden overgedragen aan de rechtbank van het arrondissement waartoe het kantongerecht behoorde.
2. Ten aanzien van de verdere behandeling door de rechtbank van zaken als bedoeld in het eerste lid, blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing.
1. Ten aanzien van de verdere behandeling door een rechtbank van zaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel hoger beroep is ingesteld tegen vonnissen en beschikkingen van een kantonrechter blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing. De kantonrechter wiens vonnissen en beschikkingen het hoger beroep betreffen, neemt aan de behandeling daarvan geen deel.
2. Ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van rechtsmiddelen tegen vonnissen en beschikkingen van een kantonrechter die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn tot stand gekomen en de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel kan worden aangewend blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing. De kantonrechter wiens vonnissen en beschikkingen het hoger beroep betreffen, neemt aan de behandeling daarvan geen deel.
3. Ten aanzien van de verdere behandeling van zaken waarin voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel een rechtsmiddel is aangewend tegen vonnissen en beschikkingen in hoger beroep van een rechtbank blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing.
4. Ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van rechtsmiddelen tegen vonnissen en beschikkingen in hoger beroep van een rechtbank die op of na de datum van inwerkingtreding van dit artikel zijn tot stand gekomen blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing.
Indien voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Organisatie en bestuur gerechten geen voorstel van wet tot regeling van de behandeling van klachten tegen gedragingen van rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren door een niet tot de rechterlijke macht behorende instantie tot wet is verheven, blijven ten aanzien van de leden en de plaatsvervangende leden van:
a. de Commissie gelijke behandeling, bedoeld in de Wet gelijke behandeling;
b. het tuchtcollege loodsen, bedoeld in de Loodsenwet;
c. de regionale tuchtcolleges en het centrale tuchtcollege, bedoeld in de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg;
d. het veterinair tuchtcollege, bedoeld in de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;
e. de raden van discipline, bedoeld in de Advocatenwet;
f. het hof van discipline, bedoeld in de Advocatenwet;
g. de raden van tucht, bedoeld in de Wet op de accountants-adminstratieconsulenten;
h. de kamer van toezicht, bedoeld in de Wet op het notarisambt; en
i. de kamer voor de gerechtsdeurwaarders, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;
de artikelen 14a tot en met 14e van de Wet op de rechterlijke organisatie, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Organisatie en bestuur gerechten, van toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 14d, derde lid:
1°. de Hoge Raad de voorzitter van de onder a genoemde Commissie, de onder b, c of d genoemde tuchtcolleges, de onder e genoemde raad van discipline, het onder f genoemde hof van discipline dan wel de onder g genoemde raad van tucht in de gelegenheid stelt schriftelijk of mondeling inlichtingen te verstrekken en van zijn gevoelen te doen blijk geven omtrent een aanhangige klacht, indien de klacht is gericht tegen een van de andere leden of plaatsvervangende leden van die Commissie, de desbetreffende raad van discipline, de desbetreffende raad van tucht, het desbetreffende tuchtcollege onderscheidenlijk het hof van discipline; en
2°. de Hoge Raad de voorzitter van de desbetreffende, onder h genoemde, kamer van toezicht, of de voorzitter van de onder i genoemde kamer voor gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid stelt schriftelijk of mondeling inlichtingen te verstrekken en van zijn gevoelen te doen blijk geven omtrent een aanhangige klacht, indien de klacht is gericht tegen een van de andere leden van de kamer van toezicht, of van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, en dat deze gelegenheid wordt geboden aan het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam, indien de klacht is gericht tegen een voorzitter van een kamer van toezicht of van een kamer van gerechtsdeurwaarders of tegen de kamer van toezicht of tegen de kamer van gerechtsdeurwaarders als zodanig.
1. De tekst van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing van de Wet op de rechterlijke organisatie in het Staatsblad stelt Onze Minister van Justitie zo nodig de nummering van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen van de Wet op de rechterlijke organisatie opnieuw vast.
2. Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze minister van Justitie de in deze wet voorkomende aanhalingen, paragrafen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet op de rechterlijke organisatie in overeenstemming met de nummering van die wet, vastgesteld ingevolge de artikelen XV van de Wet organisatie en bestuur gerechten en VII van de Wet Raad voor de rechtspraak en het eerste lid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Uitgegeven de achttiende december 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
1 Stb. 1964, 375, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 april 1996, Stb. 366.
2 Stb. 1994, 230, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2000, Stb. 625.
3 Stb. 1994, 5, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 november 2001, Stb. 562.
4 Stb. 1994, 494, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.
5 Stb. 1991, 416, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 november 1997, Stb. 510.
6 Stb. 1994, 2, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 november 2001, Stb. 538.
7 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
8 Stb. 1931, 519, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 mei 1999, Stb. 214.
9 Stb. 1980, 6, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
10 Stb. 1996, 181, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
11 Stb. 1997, 242, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 581.
12 Stb. 1993, 469, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
13 Stb. 1997, 783, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
14 Stb. 1993, 468, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
15 Stb. 1959, 301, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 november 2001, Stb. 538.
16 Stb. 1992, 351, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
17 Stb. 1990, 221, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
18 Stb. 1956, 362, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 december 2000, Stb. 569.
19 Stb. 1994, 903, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
20 Stb. 1996, 629, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
21 Gewijzigd bij de wet van 24 december 1970, Stb. 612.
22 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 1995, Stb. 592.
23 Stb. 1990, 380, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
24 Stb. 1995, 574, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
25 Stb. 1992, 722, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
26 Stb. 1995, 368, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
27 Stb. 1994, 252, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
28 Stb. 1984, 418, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 1994, Stb. 194.
29 Stb. 1998, 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 583.
30 Stb. 1997, 280, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 13 december 2000, Stb. 2001, 20.
31 Stb. 1994, 3, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 583.
32 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
33 Stb. 1893, 140, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
34 Stb. 2001, 70, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
35 Stb. 1954, 410, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 mei 1990, Stb. 294.
36 Stb. 1958, 37, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
37 Stb. 1998, 202.
38 Stb. 2000, 495, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 september 2001, Stb. 432.
39 Stb. 1997, 275, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
40 Stb. 1971, 748, gewijzigd bij de wet van 28 december 1989, Stb. 616.
41 Stb. 2000, 302, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
42 Stb. 1994, 4, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 583.
43 Stb.1996, 457.
44 Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 november 2001, Stb. 559.
45 Stb. 1955, 395, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
46 Stb. 1999, 190, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
47 Stb. 1986, 464, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
48 Stb. 1948, I 186, gewijzigd bij de wet van 3 juni 1992, Stb. 278.
49 Stb. 1844, 39, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
50 Stb. 1963, 130, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 1999, Stb. 194.
51 Stb. 1954, 407, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
52 Stb. 1954, 417, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
53 Stb. 1878, 30, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, Stb. 574.
54 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
55 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 oktober 1991, Stb. 583.
56 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 november 1995, Stb. 548.
57 Stb. 1999, 195, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 583.
58 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
59 Stb. 1992, 585, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
60 Stb. 1977, 694, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
61 Stb. 1985, 299, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
62 Stb. 1999, 338, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 oktober 2001, Stb. 536.
63 Stb. 1990, 214, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
64 Stb. 1996, 455, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
65 Stb. 1994, 386, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
66 Stb. 1988, 638, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
67 Stb. 1984, 49, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
68 Stb. 2000, 11, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
69 Stb. 1995, 199, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
70 Stb. 1999, 194, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
71 Stb. 1981, 18, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
72 Stb. 1992, 592, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
73 Stb. 1972, 400, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
74 Stb. 1990, 93, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 582.
75 Stb. 2000, 628, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
76 Stb. 1927, 159, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juni 1994, Stb. 573.
77 Stb. 1992, 626, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 28 januari 1999, Stb. 30.
78 Stb. 1988, 353, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
79 Stb. 1998, 610, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 november 2001, Stb. 559.
80 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 oktober 1964, Stb. 381.
81 Stb. 1999, 331, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
82 Stb. 1900, 176, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
83 Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
84 Stb. 2000, 314, gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.
85 Stb. 1995, 290, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
86 Stb. 1995, 308, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
87 Stb. 1996, 204, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
88 Stb. 1993, 655, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
89 Stb. 1989, 360, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
90 Stb. 1992, 548, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 april 2001, Stb. 180.
91 Stb. 1999, 476, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
92 Stb. 2001, 355, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
93 Stb. 1996, 473, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2001, Stb. 581.
94 Stb. 1977, 233, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.
95 Stb. 1999, 477.
96 Stb. 2001, 518.
97 Stb. 2001, 494.
98 Stb. 2001, 582.
99 Stb. 2001, 583.
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2000/2001, 2001/2002, 27 878.
Handelingen II 2001/2002, blz. 1701.
Kamerstukken I 2001/2002, 27 878 (119, 119a).
Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 4 december 2001.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-584.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.