Besluit van 23 november 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998 en de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, alsmede intrekking van artikel 69, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 19 november 2001, WJZ nr. 01058946;

Gelet op artikel 25, eerste en vierde lid, van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, artikel 88, eerste lid, van de Gaswet en artikel 104, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

  • 1. De artikelen 16, onderdelen D en E, en 21 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Artikel 16, onderdeel P, onder 2, van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 3. Artikel 69, onderdelen Q en R, van de Gaswet treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

  • 4. De artikelen 95a tot en met 95i van de Elektriciteitswet 1998 treden in werking met ingang van 1 januari 2002.

ARTIKEL II

Artikel 69, tweede en derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 vervalt met ingang van 1 januari 2002.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 november 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de zesde december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven