Besluit van 16 november 2001, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers in verband met onder meer vaststelling van de rijksbijdrage op basis van prestatiecijfers die door de accountant zijn geverifieerd

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 21 juni 2001, nr. WJZ/2001/12341 (3739), directie Wetgeving en Juridische Zaken en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, na overleg met Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

Gelet op artikel 2.3.1, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 16 van de Wet inburgering nieuwkomers;

De Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 2001, nr. W05.01.0287/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, van 12 november 2001, nr. WJZ/2001/34821 (3739), directie Wetgeving en Juridische Zaken en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, na overleg met Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2, vijfde lid, vervalt.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4 Verstrekking en waarmerking gegevens; vaststelling rijksbijdrage

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders deelt Onze Minister voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld het in artikel 2, eerste lid, bedoelde aantal verklaringen en beschikkingen mede. De gegevens zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens en verklaring van getrouwheid niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn zijn verstrekt, stelt Onze Minister het college van burgemeester en wethouders in de gelegenheid deze binnen 3 weken alsnog te verstrekken.

  • 3. Indien het college van burgemeester en wethouders de in het eerste lid bedoelde gegevens en verklaring omtrent de getrouwheid niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn verstrekt, wordt de rijksbijdrage volgens artikel 2 berekend, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de helft van het aantal verklaringen en beschikkingen op grond waarvan de rijksbijdrage voor die gemeente is berekend in het derde jaar voorafgaand aan het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft.

  • 4. Onze Minister stelt de rijksbijdrage vast in september voorafgaand aan het jaar waarop zij betrekking heeft.

  • 5. Indien het college van burgemeester en wethouders de in het eerste lid bedoelde gegevens en verklaring omtrent de getrouwheid niet verstrekt voor 1 januari van het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft, trekt Onze Minister de met toepassing van het derde lid vastgestelde rijksbijdrage in.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven voor het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

  • 7. Ten behoeve van de verklaring omtrent de getrouwheid stelt Onze Minister een controleprotocol vast. Aan Onze Minister wordt op diens verzoek inzicht gegeven in de gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen, en in de controlerapporten van de accountant.

C

Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In geval van samenwerking als bedoeld in het eerste lid, dragen de samenwerkende gemeenten aan een van hen de bevoegdheid over tot het ontvangen van de rijksbijdragen, het indienen van een financiële verantwoording en het inzenden van een schriftelijk verslag over de activiteiten waarvoor de rijksbijdragen zijn verstrekt.

D

In artikel 6, eerste lid, wordt «binnen 6 maanden na afloop van het jaar waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt» vervangen door: voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt.

E

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het opschrift vervalt: ; waarmerking bekostigingsgegevens.

2. In het eerste lid wordt «voor 1 november van het jaar volgend op het jaar waarvoor de rijksbijdrage is vastgesteld» vervangen door: voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt.

3. In het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen door: Artikel 4, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Het derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot derde en vierde lid.

F

Artikel 8, derde lid, vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari volgend op de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 november 2001

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart

Uitgegeven de zesde december 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Noodzaak besluit

Het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers bepaalt dat vaststelling van de rijksbijdragen voor de inburgering geschiedt op basis van gegevens die nog niet door de accountant zijn geverifieerd. Dit kan ertoe leiden dat achteraf een correctie moet plaatsvinden. Omdat het Besluit inburgering nieuwkomers alleen voorziet in een correctie naar beneden (om te voorkomen dat het budget wordt overschreden), kan dit betekenen dat het inburgeringsbudget niet geheel wordt uitgeput. Gelet op het grote belang van de inburgering dient dit te worden voorkomen.

De onderuitputting van het budget dreigde zich in het jaar 2000 meteen al voor te doen. De overblijvende gelden zijn toen alsnog verdeeld via een ministeriële regeling op grond van het invoeringsrecht, maar dit kan slechts tijdelijk een oplossing bieden. Het onderhavige besluit voorziet erin dat voornoemd probleem structureel wordt opgelost.

Inhoud besluit

Het besluit regelt dat de bekostigingsgegevens en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring worden ingediend voor 1 juli (was 1 februari voor de bekostigingsgegevens en 1 november voor de accountantsverklaring). Door de wijziging wordt niet alleen bereikt dat de rijksbijdrage in september kan worden vastgesteld op basis van door de accountant geverifieerde gegevens, maar ook dat burgemeester en wethouders meer tijd hebben voor de indiening van de gegevens. Verder bevat dit besluit wijzigingen met betrekking tot de sanctie op het niet of te laat verstrekken van de gegevens. Deze wijzigingen zijn aangebracht omdat de oorspronkelijke sanctionering ongewenst gedrag kan uitlokken. Als een gemeente in het geheel geen bekostigingsgegevens aanleverde, ontving zij op grond van de oorspronkelijke regeling altijd nog 50% van het budget van een vorig jaar. Het was dus mogelijk dat een gemeente waar in enig jaar het aantal nieuwkomers meer dan gehalveerd was, toch aanspraak kon maken op een rijksbijdrage van 50%. De gemeente hoefde daarvoor alleen maar het verstrekken van gegevens achterwege te laten. Dit leidde ertoe dat gemeenten een rijksbijdrage konden ontvangen zonder dat daar inburgeringsactiviteiten tegenover stonden. De nieuwe sanctie voorkomt dat deze situatie zich kan voordoen. Zij is niet te zwaar, omdat zij pas wordt toegepast als de gemeente zes maanden na afloop van de reguliere termijn van eveneens zes maanden nog steeds niet alle bekostigingsgegevens heeft verstrekt. Bovendien wordt de gemeente over het verstrijken van de reguliere termijn ook nog een keer gerappelleerd.

Financiële gevolgen

Aan dit besluit zijn geen financiële gevolgen voor het Rijk of de gemeenten verbonden. De omvang van het landelijk budget wordt niet beïnvloed en gemeenten krijgen geen extra taken.

Uitvoeringsgevolgen

Dit besluit heeft een uitvoeringstoets ondergaan. Daaruit is gebleken dat het de uitvoerbaarheid van de bekostiging verbetert, omdat de rijksbijdrage nu in september op basis van définitieve gegevens kan worden berekend (behalve voor gemeenten die geen gegevens hebben ingediend). Het in de uitvoeringstoets gedane voorstel om de uitvoerbaarheid nog verder te vergroten door de sanctiemaatregel aan te scherpen is opgevolgd.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 2 Bekostigingsbesluit nieuwkomers)

Artikel 2, vijfde lid (oud), kan vervallen omdat het tijdstip van de vaststelling van de bekostiging is geregeld in artikel 4, vierde lid (nieuw).

Artikel I, onderdeel B (artikel 4 Bekostigingsbesluit nieuwkomers)

Op grond van artikel 4, eerste lid (nieuw), dient de gemeente voor 1 juli de bekostigingsgegevens aan de Minister mee te delen, onder bijvoeging van een accountantsverklaring. Op grond van artikel 4, eerste lid (oud) en artikel 7, eerste lid (oud) moesten de bekostigingsgegevens voor 1 februari en de accountantsverklaring voor 1 november worden verstrekt.

De rappeltermijn bij het niet tijdig verstrekken van de gegevens in artikel 4, tweede lid (nieuw) komt overeen met de desbetreffende termijn in artikel 4, tweede lid (oud).

Wanneer de gegevens ook na het verstrijken van de rappeltermijn niet zijn ingediend, wordt de in het derde lid beschreven sanctie toegepast. Deze sanctie komt er ruwweg op neer dat de rijksbijdrage voor het komende jaar ten hoogste de helft bedraagt van de rijksbijdrage voor het lopende jaar. Dat wordt bereikt door in de formule van artikel 2 voor de desbetreffende gemeente in te vullen de helft van het aantal verklaringen en beschikkingen van het derde jaar voorgaand aan het jaar waarop de rijksbijdrage betrekking heeft.

Artikel 4, vierde lid (nieuw) regelt dat in september de rijksbijdrage voor het volgende jaar wordt vastgesteld. Dit komt overeen met artikel 2, vijfde lid (oud).

Artikel 4, vijfde lid (nieuw) regelt de situatie waarin de bekostigingsgegevens en de accountantsverklaring 1 januari nog steeds niet zijn verstrekt. Dan wordt de rijksbijdrage, die ingevolge het derde lid al min of meer gehalveerd was, ingetrokken. De desbetreffende gemeente ontvangt in dat geval geen gelden uit het landelijk budget voor de inburgering. Gemeenten kunnen dat voorkomen door voor 1 januari alsnog de benodigde bekostigingsgegevens (voorzien van een accountantsverklaring) te verschaffen. Dan wordt nog wel bezien of de vastgestelde rijksbijdrage in overeenstemming is met deze bekostigingsgegevens. Anders wordt de rijksbijdrage verlaagd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a. Volgens die bepaling kan de rijksbijdrage ten nadele van de gemeente worden gewijzigd op grond van feiten, waarvan de minister bij de vaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op basis waarvan de rijksbijdrage lager zou zijn vastgesteld.

Artikel 4, zevende lid (nieuw) bevat een aantal voorschriften met betrekking tot de accountantsverklaring, die zijn ontleend aan artikel 7, tweede en vierde lid (oud).

Artikel I, onderdeel C (artikel 5 Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers)

In artikel 5, tweede lid, is nu geregeld dat bij gemeentelijke samenwerking één van de samenwerkende gemeenten niet alleen is belast met het ontvangen en verantwoorden van de rijksbijdragen, maar ook met de indiening van het in artikel 6 bedoelde gemeentelijk verslag.

Artikel I, onderdeel D (artikel 6 Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers)

In artikel 6 wordt voor het gemeentelijk verslag inzake de inburgeringsactiviteiten bepaald dat dit wordt ingediend voor 1 juli (was binnen 6 maanden) na afloop van het jaar waarvoor de rijksbijdrage is verstrekt. De datum 1 juli komt overeen met de datum voor indiening van de gegevens en de accountantsverklaring met betrekking tot de rijksbijdrage voor het komende jaar.

Het gemeentelijk verslag is nodig voor de beleidsontwikkeling en de rapportage aan de Tweede Kamer. Gebleken is dat een sanctie nodig is om de informatie op tijd te krijgen. Aangezien in artikel 8 al de mogelijkheid is geschapen dat de minister de rijksbijdrage intrekt of ten nadele van de gemeente wijzigt, is het niet nodig geacht om in artikel 6 een afzonderlijke sanctie op te nemen voor het niet of niet tijdig indienen van het verslag. Het is dan immers duidelijk dat de gemeente na de vaststelling van de rijksbijdrage niet heeft voldaan aan de voorschriften van het bekostigingsbesluit. Zonodig zullen beleidsregels worden vastgesteld inzake de wijze waarop en gevallen waarin de minister gebruik maakt van de bevoegdheid de rijksbijdrage in te trekken of ten nadele van de gemeente te wijzigen.

Artikel I, onderdeel E (artikel 7 Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers)

In het eerste lid van artikel 7 is de datum waarop de financiële verantwoording en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring moeten zijn ingediend, afgestemd op de datum waarop de verantwoording met betrekking tot de rijksbijdrage voor de educatie en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring moeten zijn verstrekt (zie artikel 4.1.4 Uitvoeringsregeling WEB).

Omdat de accountantsverklaring voor de bekostigingsgegevens is geregeld in artikel 4, eerste en zevende lid (nieuw), kan in artikel 7, tweede lid (nieuw), voor wat betreft de accountantsverklaring voor de financiële verantwoording worden verwezen naar artikel 4, zevende lid (nieuw), en kunnen het oude derde en vierde lid van artikel 7 vervallen. Bij het niet tijdig indienen van de financiële verantwoording en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring zal, net als hierboven met betrekking tot het verslag is toegelicht, artikel 8 toepassing kunnen vinden.

Artikel I, onderdeel F (artikel 8, derde lid, Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers)

Het derde lid van artikel 8 kan vervallen, omdat de in artikel 7, derde lid (oud), bedoelde accountantsverklaring voortaan tegelijk met de bekostigingsgegevens wordt ingediend (zie het nieuwe artikel 4, eerste lid).

Artikel II

Het tijdstip van inwerkingtreding is bepaald op 1 januari volgend op de plaatsing van het besluit in het Staatsblad. Dit houdt verband met het feit dat op grond van de voordien geldende tekst van het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers voor 1 februari reeds de bekostigingsgegevens voor het daaropvolgende jaar moeten worden ingediend. Indien het onderhavige wijzigingsbesluit op een tijdstip na 1 februari in werking zou treden, zou de wijziging van toepassing worden op gegevens die al zijn ingediend.

Deze datum van inwerkingtreding brengt tevens met zich mee dat de gewijzigde procedures voor verslaglegging en verantwoording ook van toepassing zijn op rijksbijdragen die dan al zijn vastgesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Stb. 1998, 441.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 8 januari 2002, nr. 5.

Naar boven