Wet van 1 november 2001 tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Warenwet te wijzigen, teneinde de voorschriften ten aanzien van productveiligheid uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen daarin te incorporeren, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Warenwet1 wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. waren: roerende zaken waaronder eetwaren, met inbegrip van kauwpreparaten andere dan tabak, en drinkwaren alsmede bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen onroerende zaken;

    b. technisch voortbrengsel: iedere technisch voortgebrachte waar, niet zijnde een eet- of drinkwaar;

    c. Onze Minister:

    1°. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dan wel

    2°. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, voor zover het te nemen besluit of te regelen onderwerp voor beroepsmatige toepassing bestemde technische voortbrengselen betreft of indien het te nemen besluit of te regelen onderwerp liften, schiethamers, containers, drukvaten van eenvoudige vorm of drukapparatuur en samenstellen daarvan dan wel explosieveilig materieel betreft;

    d. verhandelen: het te koop aanbieden, uitstallen, tentoonstellen, verkopen, afleveren of voorhanden of in voorraad hebben van een waar;

    e. bijlage: de bijlage, bedoeld in artikel 32b;

    f. overtreding: een handeling als omschreven in de bijlage, welke in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1a, 4 tot en met 7, 8 tot en met 11, 13 tot en met 20, 22, 26, 27, eerste lid, laatste volzin, 31, 32, 32c en 32k;

    g. boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom te betalen.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van hetgeen geschiedt in de sfeer van de particuliere huishouding of van een daarmee bij algemene maatregel van bestuur gelijkgestelde andere huishouding, met dien verstande dat bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van technische voortbrengselen anders kan worden bepaald.

3. De eerste volzin van het derde lid komt te luiden: Deze wet is ten aanzien van het voorhanden of in voorraad hebben van een waar niet van toepassing indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de waar niet voor aflevering en indien het een technisch voortbrengsel betreft, tevens niet voor gebruik bestemd is.

B. Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op technische voortbrengselen, die op het continentaal plat, bedoeld in de Mijnbouwwet, gebruikt worden bij een verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze wet en de daarop berustende bepalingen geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn op technische voortbrengselen die gebruikt worden bij een verkenningsonderzoek, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen als bedoeld in de Mijnbouwwet.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde technische voortbrengselen voorts regels worden gesteld die afwijken van of strekken tot aanvulling van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

C. Artikel 3 wordt vervangen door:

Artikel 3

Met betrekking tot waren kunnen ter uitvoering van de artikelen 1a en 4 tot en met 9, regels worden gesteld:

a. in het belang van de volksgezondheid, van de veiligheid, van de eerlijkheid in de handel of van goede voorlichting omtrent waren, en

b. indien het technische voortbrengselen betreft, tevens in het belang van de gezondheid van de mens of van de veiligheid van zaken.

D. Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid vervalt aan het einde van onderdeel a het woord «of», wordt onderdeel b verletterd tot onderdeel c en wordt een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

b. die, indien het technische voortbrengselen betreft, een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens of de veiligheid van zaken, of.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het vierde tot en met zesde lid worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De eisen, bedoeld in het eerste lid, kunnen voor wat betreft technische voortbrengselen onder meer betrekking hebben op:

    a. het ontwerp;

    b. de toegepaste materialen;

    c. de samenstelling of constructie;

    d. de beveiliging of beveiligingsmiddelen; of

    e. de aan te brengen kentekenen.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan in de in het eerste lid aangegeven gevallen ten aanzien van technische voortbrengselen tevens het gebruik daarvan worden verboden.

3. In het vijfde lid (nieuw) en zesde lid (nieuw) wordt «tweede lid» telkens vervangen door: vierde lid.

E. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt de zinsnede «onder a en b, en tweede lid» vervangen door: onder a, b en c, en vierde lid,.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, kan ten aanzien van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen technische voortbrengselen, tevens bij algemene maatregel van bestuur worden verboden die technische voortbrengselen te gebruiken, te installeren, te monteren, te herstellen, te onderhouden, na te zien of ten toon te stellen:

    a. anders dan met inachtneming van daaromtrent bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften,

    1°. bevattende eisen van deskundigheid, geldende ten aanzien van personen die bij het verrichten van bedoelde handelingen betrokken zijn;

    2°. betrekking hebbende op het voorhanden zijn en bijhouden van documenten, zoals certificaten, logboeken of gebruiksaanwijzingen;

    3°. betrekking hebbende op het stilzetten, het afsluiten, het voorzien van opschriften, het merk van afkeuring of het niet bestemd zijn voor gebruik.

    b. zonder vergunning, verleend door Onze Minister of door een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan.

3. De eerste volzin van het vierde lid (nieuw) komt te luiden: Een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan slechts worden geweigerd indien gegronde vrees bestaat dat de uitoefening van de werkzaamheid waarvoor zij is gevraagd, niet zal voldoen aan hetgeen met betrekking tot de onderwerpen, in het eerste lid, onder a, en het tweede lid, omschreven, voor de in de aanhef van die leden bedoelde doeleinden moet worden verlangd.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt na het woord «eerste» ingevoegd: of het tweede.

F. In artikel 6, onderdeel a en c, wordt na «te verhandelen» telkens ingevoegd: of voor wat betreft technische voortbrengselen, tevens te gebruiken.

G. Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, kan bij algemene maatregel van bestuur worden verboden technische voortbrengselen, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te verhandelen of te gebruiken, indien ten aanzien van die technische voortbrengselen bij of krachtens die maatregel voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures niet in acht zijn genomen.

H. Na artikel 7 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Onze Minister wijst op aanvraag een of meerdere instellingen aan, die met betrekking tot door hem te bepalen technische voortbrengselen bevoegd zijn tot het uitvoeren van de door hem aan te wijzen werkzaamheden in de voor die technische voortbrengselen voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures.

  • 2. Een aangewezen instelling is bevoegd om met inachtneming van de door Onze Minister gegeven aanwijzingen, onderdelen van de door haar te verrichten werkzaamheden door anderen te doen verrichten.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gronden waarop de in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan worden gegeven, ingetrokken dan wel gewijzigd.

  • 4. Aan een aanwijzing krachtens het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 5. Onze Minister kan voor de uitvoering van de in het eerste en tweede lid bedoelde werkzaamheden maximumtarieven vaststellen.

Artikel 7b

Onze Minister ziet toe op de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet door een krachtens artikel 7a aangewezen instelling.

Artikel 7c

  • 1. Een krachtens artikel 7a aangewezen instelling verstrekt desgevraagd kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Een krachtens artikel 7a aangewezen instelling zendt Onze Minister jaarlijks een verslag betreffende de door de instelling krachtens de aanwijzing uitgevoerde werkzaamheden, de rechtmatigheid en doeltreffendheid van die werkzaamheden en de werkwijze in het afgelopen jaar. Onze Minister kan met betrekking tot dit verslag nadere regels stellen.

Artikel 7d

  • 1. Onze Minister kan een krachtens artikel 7a aangewezen instelling algemene aanwijzingen geven met betrekking tot de uitoefening van haar taak.

  • 2. De instelling is gehouden overeenkomstig de aanwijzingen te handelen.

Artikel 7e

  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Minister een krachtens artikel 7a aangewezen instelling de werkzaamheden, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, niet of niet naar behoren vervult, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.

  • 2. De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, worden spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog haar werkzaamheden naar behoren uit te voeren.

I. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder c, kan zich tevens uitstrekken tot het gebruik van technische voortbrengselen.

J. In artikel 9 wordt «Ten behoeve van het weren van waren die bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijs te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid of veiligheid schadelijk kunnen zijn, of ten behoeve van de duidelijkheid van de afnemers van waren», vervangen door: Voor de doeleinden, omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a en b, en in artikel 8, aanhef.

K. In artikel 10 wordt na «artikelen» ingevoegd: 1a en.

L. Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 11a

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven dat de eigenaar of houder van bij de maatregel aangewezen technische voortbrengselen, verplicht is aangifte te doen van elke aanleg, opbouw of plaatsing van die technische voortbrengselen bij Onze Minister dan wel bij een door Onze Minister aangewezen instelling, met inachtneming van de bij die algemene maatregel van bestuur bepaalde termijnen.

M. In artikel 14 wordt de zinsnede «als bedoeld in een der artikelen 4 tot en met 13» vervangen door: als bedoeld in artikel 1a of de artikelen 4 tot en met 13.

N. Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. In gevallen waarin een spoedige voorziening krachtens de artikelen 1 of 1a, dan wel krachtens de artikelen 4 tot en met 14 in het belang van de volksgezondheid of de veiligheid en indien het technische voortbrengselen betreft tevens in het belang van de gezondheid van de mens of de veiligheid van zaken, dan wel op grond van een regeling als bedoeld in artikel 13 zo dringend geboden is dat de totstandkoming van een daartoe strekkende algemene maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht, kan Onze Minister ter zake bij ministeriële regeling voorlopig geldende regels stellen en daarbij bepalingen van op die artikelen berustende algemene maatregelen van bestuur zo nodig buiten toepassing verklaren. Onze Minister treft een ministeriële regeling als bedoeld in de eerste volzin in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en, ingeval het betrekking heeft op producten van de landbouw of de visserij, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De laatste volzin geldt niet voor een besluit of een onderwerp als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, 2o.

2. De tweede volzin van het tweede lid wordt vervangen door: De termijn kan door Onze Minister eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd. Hij verlengt de termijn in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en, ingeval het besluit betrekking heeft op producten van de landbouw of de visserij, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, tenzij het besluit betrekking heeft op een in artikel 1, eerste lid, onder c, 2o, bedoeld onderwerp.

O. Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van een der artikelen 4 tot en met 15» vervangen door: van artikel 1a of van de artikelen 4 tot en met 15.

2. Het derde lid wordt vervangen door:

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake het verlenen van vrijstellingen of ontheffingen als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid. Daarbij kan worden bepaald dat bij het indienen van een aanvrage om een ontheffing een bedrag moet worden betaald, waarvan de hoogte bij die maatregel wordt vastgesteld. Onze Minister kan regels stellen omtrent de wijze van betaling.

3. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De vorige volzin geldt niet voor een besluit of een onderwerp als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, 2o.

P. Artikel 17, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de in het eerste en derde lid bedoelde vermeldingen. Hij stelt deze regels in overeenstemming met onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, tenzij deze betrekking hebben op de in artikel 1, eerste lid, onder c, 2o, bedoelde onderwerpen.

Q. Artikel 18, onderdeel c, wordt vervangen door:

c. waren, niet zijnde eet en drinkwaren, te verhandelen waarvan degene die deze waren verhandelt, weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij bij het gezien hun bestemming te verwachten gebruik bijzondere gevaren kunnen opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens, of indien het technische voortbrengselen betreft, tevens voor de veiligheid van zaken.

R. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en het derde lid worden vernummerd tot het derde en vierde lid.

2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het eerste lid, onder b, is het verboden technische voortbrengselen te verhandelen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen met betrekking tot de uitwerking van het technisch voortbrengsel op de veiligheid van zaken die, doordat zij onjuist zijn of een onjuiste indruk wekken, tot gevolg kunnen hebben dat die veiligheid in gevaar wordt gebracht.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het eerste lid, onder a of b» vervangen door: bedoeld in het eerste en tweede lid.

S. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde tot en met het vijfde lid worden vernummerd tot het vierde tot en met het zesde lid.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Onverminderd het tweede lid, onder b, is het verboden in de uitoefening van een beroep of bedrijf technische voortbrengselen aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen met betrekking tot de uitwerking van het technisch voortbrengsel op de veiligheid van zaken, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat zij, doordat zij onjuist zijn of een onjuiste indruk wekken, tot gevolg kunnen hebben dat die veiligheid in gevaar wordt gebracht.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid, onder a of b» vervangen door: bedoeld in het tweede of derde lid.

T. Artikel 21, eerste lid, wordt vervangen door:

  • 1. Indien waren naar het oordeel van Onze Minister gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van de mens, of indien het technische voortbrengselen betreft, tevens gevaar opleveren voor de veiligheid van zaken, kan hij met het oog op de bescherming van die belangen degene die de waar of het voortbrengsel verhandelt of heeft verhandeld, gelasten om de houders dan wel de vermoedelijke houders van die waar onverwijld en op doeltreffende wijze op de hoogte te stellen van het gevaar.

U. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet of van het bepaalde bij of krachtens deze wet met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van waren zijn belast:

    a. de bij besluit van Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaren;

    b. de bij besluit van Onze Minister van Economische zaken, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij of Onze Minister van Financien aangewezen onder hen ressorterende ambtenaren.

2. In het tweede lid wordt «de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de ingevolge het eerste lid, onder a, door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen ambtenaren en de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder b.

V. Na artikel 26 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 27

  • 1. De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd technische voortbrengselen te beproeven of te onderzoeken, te doen beproeven of te doen onderzoeken, dan wel schriftelijk herstelling of behandeling binnen een daarbij vast te stellen termijn te eisen, alsmede technische voortbrengselen, waarvan bij een beproeving of onderzoek blijkt, dat zij niet aan de krachtens deze wet gestelde regels voldoen, ten bewijze daarvan te voorzien van een merk van afkeuring. Door het aanbrengen van een merk van afkeuring op een technisch voortbrengsel verliest een voor dat voortbrengsel afgegeven certificaat van goedkeuring of overeenstemming of een op dat voortbrengsel aangebracht merk van goedkeuring of overeenstemming van rechtswege zijn geldigheid. Een krachtens de eerste zin gestelde eis moet worden nageleefd door degene aan wie hij is gesteld.

  • 2. Aan een beproeving of onderzoek als bedoeld in het eerste lid zijn voor de eigenaar of de houder van het technisch voortbrengsel geen kosten verbonden.

  • 3. Het is verboden een op een technisch voortbrengsel aangebracht merk van afkeuring te verwijderen, te beschadigen of onleesbaar te maken. Dit verbod geldt niet ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.

Artikel 28

De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn, behoudens tegenover hen aan wier gezag zij uit kracht van hun ambt zijn onderworpen, verplicht tot geheimhouding van de namen der personen door wie een klacht is ingediend of aangifte is gedaan van een overtreding van het bij of krachtens deze wet bepaalde, behoudens wanneer deze personen schriftelijk hebben verklaard tegen de mededeling van hun namen geen bedenkingen te hebben.

W. Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30

De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd een technisch voortbrengsel te verzegelen, indien naar hun oordeel het gebruik daarvan gevaar oplevert of indien de op grond van artikel 7 voorgeschreven keurings- of beoordelingsprocedures niet in acht zijn genomen. De verzegeling wordt opgeheven zodra de reden, waartoe de verzegeling aanleiding gaf, is opgeheven of ongegrond is gebleken.

X. In artikel 31, eerste lid, wordt na «artikelen» ingevoegd: 1a en.

Y. In artikel 32k, eerste en tweede lid, wordt «verbieden» telkens vervangen door: worden verboden.

Z. Aan artikel 34, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De in de eerste volzin bedoelde voordracht wordt uitsluitend gedaan door Onze Minister, indien de voordracht betrekking heeft op een in artikel 1, eerste lid, onder c, 2o, bedoeld onderwerp.

AA. Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na inwerkingtreding van dit artikel en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de rechtmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van de krachtens artikel 7a aangewezen instellingen.

ARTIKEL II

  • 1. De Wet op de gevaarlijke werktuigen2 wordt ingetrokken.

  • 2. De Stoomwet3 wordt ingetrokken.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de op grond van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, en de op grond van de in het vierde lid genoemde algemene maatregelen van bestuur verrichte keuringen, afgegeven certificaten van goedkeuring, aangebrachte merken van goedkeuring, verleende ontheffingen, gegeven beschikkingen en genomen besluiten op de artikelen 1, 1a, 3 tot en met 11a, 14 en 16 van de Warenwet.

  • 4. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de volgende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op de artikelen 1, 1a, 3 tot en met 11a, 13, 14 en 16 van de Warenwet:

    a. het Besluit schiethamers;

    b. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 19 april 1967, nr. 5340, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit schiethamers (Stcrt. 81);

    c. het Besluit containers;

    d. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevr. mr. A. Kappeyne van de Coppello van 28 januari 1985, nr. 84/15 335, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit containers (Stcrt. 23);

    e. het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm;

    f. de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 1992, nr. 92/12 679, ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen en het Besluit drukvaten van eenvoudige vorm (Stcrt. 208);

    g. het Besluit explosieveilig materieel;

    h. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 maart 1996, nr. 96/0292, houdende nadere regels ten aanzien van explosieveilig materieel (Stcrt. 57);

    i. het Besluit liften;

    j. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 december 1996, nr. 96/02 732, houdende nadere regels ten aanzien van liften (Stcrt. 208);

    k. het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;

    l. de regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 februari 1997, nr. 966008, houdende nadere regels ten aanzien van attractie- en speeltoestellen (Stcrt. 33);

    m. het Besluit drukapparatuur;

    n. de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 november 1999, nr. 99/71 647, houdende nadere regels ten aanzien van drukapparatuur (Stcrt. 232).

ARTIKEL III

In artikel 1, ten vierde, van de Wet op de economische delicten4 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Warenwet in numerieke rangschikking ingevoegd: 1a, 11a, 27, eerste lid, laatste volzin.

ARTIKEL IV

De tekst van de Warenwet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL V

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 november 2001

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de zevenentwintigste november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1988, 360, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.

XNoot
2

Stb. 1952, 104.

XNoot
3

Stb. 1953, 179.

XNoot
4

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 november 2001, Stb. 556.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 651.

Handelingen II 2001/2002, blz. 215.

Kamerstukken I 2001/2002, 27 651 (66).

Handelingen I 2001/2002, blz. 99.

Naar boven