Wet van 1 november 2001 tot wijziging van de regelingen betreffende de waarborgen rond de vervolging

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheid om zich over het niet vervolgen van strafbare feiten te beklagen in ruimere mate open te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 74, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De officier van justitie doet in geval van misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de datum waarop hij die voorwaarden heeft gesteld.

B

Artikel 74c wordt als volgt gewijzigd:

1. De laatste volzin van het derde lid vervalt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij het stellen van voorwaarden door opsporingsambtenaren zijn de artikelen 74, derde lid, en 74b van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12k komt te luiden:

Artikel 12k

  • 1. Bij toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht dan wel van het bepaalde krachtens artikel 74c van dat wetboek moet het beklag worden gedaan binnen drie maanden na de datum waarop de rechtstreeks belanghebbende met deze toepassing bekend is geworden.

  • 2. Het beklag kan ook na deze termijn worden gedaan, indien de verdachte niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.

B

Artikel 12l komt te luiden:

ARTIKEL 12L

  • 1. Beklag is niet toegelaten terzake van strafbare feiten waarvoor de verdachte buiten vervolging is gesteld of een beschikking waarin verklaard wordt dat de zaak is geëindigd aan hem is betekend.

  • 2. Betreft het beklag een strafbaar feit waarvoor aan de verdachte een kennisgeving van niet verdere vervolging is betekend, dan moet het beklag worden gedaan binnen drie maanden nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de rechtstreeks belanghebbende met de kennisgeving bekend is geworden.

C

1. In artikel 36 wordt het derde lid vernummerd tot het vierde lid.

2. In artikel 36, wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Alvorens het gerecht zijn beslissing neemt, roept het de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is op om te worden gehoord over het verzoek van de verdachte.

D

Artikel 245a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De officier van justitie doet in geval van vervolging wegens misdrijf aan de rechtstreeks belanghebbende die hem bekend is, onverwijld schriftelijk mededeling van de kennisgeving van niet verdere vervolging.

E

In artikel 255, eerste lid, wordt na «bepaalde bij» ingevoegd: artikel 12i of.

ARTIKEL III

Kennisgevingen van niet verdere vervolging en beschikkingen waarin verklaard wordt dat de zaak geëindigd is welke van voor de inwerkingtreding van deze wet dateren, hebben de rechtsgevolgen die daar ten tijde van hun totstandkoming aan worden toegekend.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 1 november 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de dertiende november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 september 2001, Stb. 481.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 2000/2001, 2001/2002,26 436.

Handelingen II 2000/2001, blz. 3195–3207; 3359.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 436 (206, 206a, 206b, 206c); 2001/2002, 26 436 (4, 4a).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering d.d. 30 oktober 2001.

Naar boven