Besluit van 25 oktober 2001, houdende wijziging van
het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 11 september 2001, GZB/VVB 2208491, gedaan in overeenstemming met Onze
Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en van Economische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2001/15/EG van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 15 februari 2001 inzake stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden
aan voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd
(PbEG L 52), alsmede op artikel 4, eerste lid, artikel 13, en artikel 14,
van de Warenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 17 september 2001, no.W13.01.0478/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport van oktober 2001 met nummer GZB/VVB 2221357, uitgebracht in overeenstemming
met Onze Ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en van Economische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding1
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. richtlijn 89/398/EEG: richtlijn nr. 89/398/EEG
van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wetgeving van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding
bestemde levensmiddelen (PbEG L 186);.
2. Een onderdeel wordt toegevoegd, luidende:
c. richtlijn 2001/15/EG: richtlijn nr. 2001/15/EG
van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 februari 2001 inzake
stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden aan voor bijzondere voeding
bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd (PbEG L 52).
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd.
1. In het eerste en tweede lid wordt «Produkten» telkens vervangen
door: Producten.
2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:
3. Bij de bereiding van producten voor bijzondere voeding wordt slechts gebruik
gemaakt van chemische stoffen die:
a. veilig zijn;
b. voorzien in specifieke voedingsdoeleinden, blijkend uit algemeen erkende
wetenschappelijke gegevens; en
c. als zodanig zijn aangewezen door Onze Minister.
4. Onze Minister stelt ter uitvoering van richtlijn 2001/15/EG nadere regels
vast inzake het derde lid.
C
In artikel 6, tweede lid, wordt «de richtlijn» vervangen door:
richtlijn 89/398/EEG.
D
In artikel 9 wordt «de richtlijn» vervangen door: richtlijn
89/398/EEG.
E
In artikel 10, eerste lid, wordt «de richtlijn» vervangen
door: richtlijn 89/398/EEG.
F
In artikel 11, eerste en tweede lid, wordt «de richtlijn»
telkens vervangen door: richtlijn 89/398/EEG.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2002.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota
van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot's-Gravenhage, 25 oktober 2001
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de dertiende november 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Op 22 februari 2001 is gepubliceerd richtlijn nr. 2001/15/EG van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen van 15 februari 2001 inzake stoffen die voor
specifieke voedingsdoeleinden aan voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen
mogen worden toegevoegd (PbEG L 52), verder te noemen: richtlijn 2001/15/EG.
Aangezien bij of krachtens het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding
de regels voor producten voor bijzondere voeding zijn opgenomen, is het gewenst
ook richtlijn 2001/15/EG in dat kader te implementeren. Dit besluit strekt
daartoe.
Bij het nieuwe artikel 3, derde lid, onder a, van het Warenwetbesluit
Producten voor bijzondere voeding wordt voorgeschreven dat de toe te voegen
chemische stoffen in ieder geval «veilig» moeten zijn. Met «veilig»
wordt bedoeld dat de stof in de hoeveelheid en onder de omstandigheden waarin
deze gebruikt wordt, geen gevaar kan vormen voor de gezondheid van de consument.
Krachtens artikel 3, vierde lid, van het gewijzigde Warenwetbesluit Producten
voor bijzondere voeding zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
ter uitvoering van richtlijn 2001/15/EG bij ministeriële regeling nadere
regels stellen inzake de stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden mogen
worden toegevoegd aan producten voor bijzondere voeding. Tegen deze delegatie
bestaat geen bezwaar, aangezien richtlijn 2001/15/EG aan de Nederlandse wetgever
geen ruimte laat voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Voorts
past deze wijze van implementatie in het bestaande systeem van regelgeving
voor producten voor bijzondere voeding, waarin specifieke regelgeving steeds
is vastgesteld krachtens het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding.
In onderstaande transponeringstabel is het verband weergegeven tussen
richtlijn 2001/15/EG en de implementatieregelgeving krachtens de Warenwet.
Richtlijn 2001/15/EG | Regelgeving krachtens de Warenwet |
---|
1.1/1.2 | ministeriële regeling krachtens artikel 3, vierde
lid, van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding |
1.3 | artikel 3.3.b Warenwetbesluit
Producten voor bijzondere voeding |
1.4/2.1 | ministeriële regeling krachtens artikel
3, vierde lid, van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding |
2.2 | – (geen
implementatie vereist) |
3/bijlage | ministeriële regeling krachtens artikel 3, vierde
lid, van het Warenwetbesluit Producten voor bijzondere voeding |
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een omissie van het wijzigingsbesluit
van 17 maart 2000, Stb. 150, te herstellen. Bij dat besluit werd de oude spelling
van de woorden «produkt» en «produkten» vervangen
door de nieuwe spelling (product en producten), maar werd per
abuis nagelaten ook het woord «Produkten» in artikel 3, eerste
en tweede lid, te vervangen door: Producten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
XNoot
1Stb. 1992, 222, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2000,
Stb. 476.
XHistnoot
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond
van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van
State, omdat het zonder meer instemmend luidt.