Wet van 18 oktober 2001 tot wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitoefening van de landelijke functie wenselijk is te voorzien in een wettelijke verplichting voor gemeenten tot het verschaffen van inzicht in het beleid inzake het uitvoerend werk waarvoor de verantwoordelijkheid bij gemeenten berust;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 10a van de Welzijnswet 19941 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.

2. Ingevoegd wordt een nieuw zesde lid, luidende:

  • 6. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt verstrekt, werkt mee aan door Onze Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 augustus 2000 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994, (Kamerstukken II 1999/2000, 27 257) tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt artikel I als volgt te luiden:

1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.

2. Ingevoegd wordt een nieuw vijfde lid, luidende:

  • 5. Het gemeentebestuur van een gemeente waaraan een uitkering als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verstrekt, werkt mee aan doorOnze Minister ingestelde onderzoeken, gericht op het verkrijgen van inzicht in het beleid van gemeentebesturen inzake maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingsbeleid overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.

3. In het zesde lid wordt «, derde of vierde lid» vervangen door: en derde lid.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 oktober 2001

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de dertiende november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 447, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 november 2000, Stb. 496.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 643.

Handelingen II 2000/2001, blz. 6265–6268.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 643 (401); 2001–2002, 27 643 (15).

Handelingen I 2001/2002, blz. 62.

Naar boven