Besluit van 24 oktober 2001, houdende bepalingen met betrekking tot het toezicht als bedoeld in artikel 10 van de Spoorwegwet, alsmede overige aanpassingen van besluiten samenhangende met de instelling van de Inspectie Verkeer en Waterstaat

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 augustus 2001, nr. CDJZ/BBI/2001-1079, Centrale Directie Juridische Zaken;

Gelet op artikel 10, eerste lid, van de Spoorwegwet, de artikelen 14, 17 en 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 13 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag, artikel 41, tweede lid, van de Wet vervoer binnenvaart, artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 4, eerste lid, van de Wet vrachtprijzen vervoer van kolen en staal, artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet, de artikelen 1303, eerste lid, onder b, en 1321 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 584f, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 10, vierde jo. derde lid, van de Kadasterwet, artikel 9, eerste en derde lid, van de Mijnwet 1903 en artikel 26 van de Mijnwet continentaal plat;

De Raad van State gehoord (advies van 13 september 2001, nr. W09.01.0457/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 oktober 2001, nr. CDJZ/BBI/2001-1301, Centrale Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Met het toezicht, bedoeld in artikel 10 van de Spoorwegwet, zijn belast de bij besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat daartoe aangewezen ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 2

Artikel 3 van het besluit van 7 april 1995 houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing, als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 247)1 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Met de opsporing van de bij de artikelen 175 tot en met 177 van de Wegenverkeerswet 1994 strafbaar gestelde feiten zijn onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 3

In artikel 38 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer2 wordt «de Rijksverkeersinspectie» vervangen door: de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 4

In artikel 25, tweede lid, onder 3°, van het Besluit vervoer binnenvaart3 wordt «ten kantore van de Rijksverkeersinspectie» vervangen door: bij de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5

In artikel 1, onderdeel j, van het Uitvoeringsbesluit vrachtprijzen vervoer van kolen en staal4 wordt «de Rijkshoofdinspecteur van het Verkeer, hoofd van een district der Rijksverkeersinspectie, volgens de voor het goederenvervoer geldende districtsindeling» vervangen door: de door Onze Minister aangewezen ambtenaar van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 6

Het Besluit inlichtingen justitiële documentatie5 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2, onder a, wordt «de opsporingsafdelingen bij de Rijksverkeersinspectie» vervangen door: de buitengewone opsporingsambtenaren van de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

B

Artikel 9b wordt gewijzigd als volgt:

1°. «de Rijksverkeersinspectie» wordt vervangen door: de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

2°. de zinsnede «de artikelen 11, 12, 13, en 17, tweede lid, van het Rijtijdenbesluit en» komt te vervallen.

Artikel 7

In artikel 2, vierde lid, onder 1°, van het Transactiebesluit 19946 wordt «de Rijksverkeersinspectie» vervangen door: de divisie Vervoer van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 8

In artikel 6, eerste lid, onder b, artikel 9, derde lid, onder b, en artikel 10, derde lid, onder b, van de Maatregel te boek gestelde luchtvaartuigen 19967 wordt «de directeur-generaal Rijksluchtvaartdienst» telkens vervangen door: de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 9

In artikel 36ja, eerste lid, en het derde tot met het zesde lid, van het Mijnreglement 19648 wordt «de Directeur-Generaal Rijksluchtvaartdienst» telkens vervangen door: de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 10

In artikel 18, tweede lid, onder b, en artikel 40a, eerste en derde tot en met zesde lid, van het Mijnreglement continentaal plat9 wordt «de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst» vervangen door: de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

Artikel 11

Het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie10 wordt ingetrokken.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen 8 tot en met 10 in werking treden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 24 oktober 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de achtste november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit bevat de aanpassing in de regelgeving op het niveau van de algemene maatregel van bestuur, die noodzakelijk is geworden door de instelling per 1 juli 2001 van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). Per diezelfde datum zijn de Rijksverkeersinspectie, de Scheepvaartinspectie, de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit, de Handhavingsdienst Luchtvaart en de Rijksdienst voor Radiocommunicatie opgegaan in de IVW.

Voor de aanleiding, de achtergronden en de overwegingen ten aanzien van deze herschikking van de inspectiefunctie binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat, zij hier verwezen naar de brieven van de Minister van Verkeer aan Waterstaat aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 januari 2000 (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800 XII, nr. 51) en van 13 maart 2001 (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XII, nr. 62).

De organisatorische onderbrenging van de eerdergenoemde dienstonderdelen in de IVW heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de diensten in de bestaande wet- en regelgeving zijn genoemd. Zo worden de Rijksverkeersinspectie, de Rijksdienst voor Radiocommunicatie en de Rijksluchtvaartdienst op een aantal plaatsen in algemene maatregelen van bestuur genoemd. Aangezien het uitdrukkelijk de bedoeling is de oude, bestaande namen van de samenstellende delen van de IVW zo snel mogelijk ook formeel-juridisch op te doen houden te bestaan, is het noodzakelijk deze benamingen in die regelgeving te veranderen. Deze algemene maatregel van bestuur voorziet daarin. Deze algemene maatregel van bestuur brengt voor het merendeel geen verandering in de betrokken taken en bevoegdheden. Daar waar dit wel het geval is, wordt dit specifiek toegelicht.

Bij de totstandkoming van dit besluit doet zich overigens nog een complicatie voor ten aanzien van de Rijksverkeersinspectie. Deze is ingesteld bij algemene maatregel van bestuur, te weten het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie dat is gebaseerd op de Spoorwegwet. Hoewel momenteel bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig is waarbij de Spoorwegwet wordt vervangen (zie Kamerstukken II 2000/2001, 27 482, nr. 1 e.v.), valt te verwachten dat het noodzakelijk is het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie nog voordat de Spoorwegwet wordt ingetrokken, te vervangen. Tot dat moment blijft de Rijksverkeersinspectie formeel-juridisch nog bestaan. Organisatorisch gaat deze dienst deel uitmaken van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Het formeel-juridische bestaan van de Rijksverkeersinspectie vindt zijn neerslag in het feit dat de ambtenaren die werkzaam zijn bij het overeenkomstige onderdeel van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, te weten de divisie Vervoer, naast hun benoeming als ambtenaar bij de desbetreffende divisie van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, hun benoeming behouden bij de inspectiedienst waarbij zij oorspronkelijk waren benoemd. Daarmee worden eventuele problemen ten aanzien van hun wettelijke bevoegdheden ondervangen.

Dit besluit zal, overeenkomstig artikel 2b, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, voor de inwerkingtreding gedurende tenminste dertig dagen na de publicatie in het Staatsblad overgelegd worden aan de beide kamers der Staten-Generaal. Deze overlegging is noodzakelijk in verband met de in artikel 2 opgenomen wijziging van het besluit van 7 april 1995, houdende aanwijzing van ambtenaren belast met opsporing, als bedoeld in artikel 159, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, en de in artikel 3 opgenomen wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1 tot en met 7 en 11

De Rijksverkeersinspectie (RVI) is op grond van artikel 10 van de Spoorwegwet ingesteld bij het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie. De RVI is onder meer belast met het toezicht op het verkeer en het toezicht op de spoorwegen. Bij de instelling van de IVW is de RVI in die inspectie opgegaan. Het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie wordt daarom ingetrokken.

Gezien echter het feit dat artikel 10 van de Spoorwegwet noodzaakt tot het stellen van nadere regels bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van het toezicht op de spoorwegen, is tevens besloten bij deze algemene maatregel van bestuur de basis te creëren voor de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren door de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Hierbij dient de volgende kanttekening te worden gemaakt. Bij het parlement is inmiddels aanhangig gemaakt een voorstel van wet, houdende algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van de spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet; Kamerstukken II 2000/2001, 27 482, nr. 1 e.v). Dit wetsvoorstel regelt onder meer de intrekking van de huidige Spoorwegwet. Het wetsvoorstel verschaft echter geen nieuwe wettelijke basis voor het stellen van nadere regels als bedoeld in artikel 10 van de Spoorwegwet. Dit betekent dat bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel (het nog zelfstandig geldend onderdeel van) dit besluit, vastgesteld op grond van artikel 10 van de Spoorwegwet, van rechtswege vervalt. Artikel 91 van het wetsvoorstel voorziet wel in een nieuwe wettelijke basis op grond waarvan de Minister van Verkeer en Waterstaat ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens het voorstel tot Spoorwegwet. Op basis van dat artikel zullen ambtenaren van de IVW aangewezen worden als toezichthouders. Op grond van het voorgaande geldt dat het na inwerkingtreding van dit besluit nog zelfstandig geldende deel slechts gelding heeft voor de periode gelegen tussen de inwerkingtreding van dit besluit en de inwerkingtreding van bovengenoemd wetsvoorstel.

Artikel 1 bepaalt dat het toezicht, bedoeld in artikel 10 van de Spoorwegwet, wordt opgedragen aan de ambtenaren die daartoe door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn aangewezen. In de praktijk betekent dit, dat de ambtenaren van de divisie Vervoer van de IVW belast zullen worden met het toezicht op de spoorwegen. Aan de overige artikelen van het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie bestaat door de instelling van de Inspectie Verkeer en Waterstaat niet langer behoefte.

De artikelen 2 tot en met 7 voorzien in wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur waarin wordt verwezen naar de RVI. Daarnaast voorziet het onderhavige besluit (artikel 11) in de intrekking van het Besluit instelling Rijksverkeersinspectie.

Artikelen 8 tot en met 10

Deze artikelen voorzien in de aanpassingen in de regelgeving, waarbij de oude, bestaande namen van de in de IVW opgegane onderdelen van de Rijksluchtvaartdienst worden vervangen door de daarmee overeenkomende onderdelen van de IVW. Deze wijzigingen brengen geen verandering in de betrokken taken en bevoegdheden.

Artikel 12

Dit artikel maakt het mogelijk de onderdelen van dit besluit met betrekking tot de voormalige Rijksluchtvaartdienstonderdelen eerder in werking te laten treden dan die met betrekking tot de Rijksverkeersinspectie. Die laatstgenoemde categorie onderdelen zal gelijktijdig met de onderdelen betreffende de Rijksverkeersinspectie in het wetsvoorstel, houdende wijziging van enkele wetten in verband met de herziening van de inspectiefunctie binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in werking moeten treden. Immers, naar verwachting zal dit besluit sneller de betrokken procedure hebben doorlopen en in werking kunnen treden dan het wetsvoorstel.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 oktober 1996, Stb. 557.

XNoot
2

Stb. 1990, 460, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 juni 2001, Stb. 329.

XNoot
3

Stb. 1992, 232, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 juli 1999, Stb. 356.

XNoot
4

Stb. 1965, 495, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 november 1993, Stb. 627.

XNoot
5

Stb. 1958, 466, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 maart 2001, Stb. 143.

XNoot
6

Stb. 1994, 390, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 juli 2001, Stb. 321.

XNoot
7

Stb. 1996, 471.

XNoot
8

Stb. 1964, 538, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 2001, Stb. 339.

XNoot
9

Stb. 1983, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 16 juli 2001, Stb. 397.

XNoot
10

Stb. 1936, 573.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven