Wet van 4 oktober 2001 tot wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Waarborgwet 1986 te wijzigen ten einde de uitoefening van toezicht op de naleving van deze wet te laten verrichten door een andere instelling dan een waarborginstelling;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Waarborgwet 19861 wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 7, eerste lid, vervalt: , alsmede om toezicht te houden op de naleving van het bij en krachtens deze wet bepaalde.

B

Artikel 7c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid komt de eerste volzin te luiden:

  • 1. Een waarborginstelling legt jaarlijks vóór 1 november de vanaf 1 februari daarop volgend te berekenen tarieven voor het onderzoek van werken met het oog op het verkrijgen van stempelmerken als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en voor het plaatsen van deze merken ter goedkeuring aan Onze Minister van Economische Zaken voor.

2. Toegevoegd worden vier nieuwe leden, luidende:

  • 3. Het in het eerste lid, eerste volzin, bedoelde besluit omtrent goedkeuring wordt binnen 8 weken na de verzending ter goedkeuring bekendgemaakt.

  • 4. Indien de vanaf 1 februari te berekenen tarieven niet vóór 1 januari daaraan voorafgaand zijn goedgekeurd, kan Onze Minister deze tarieven zelf vaststellen.

  • 5. Van een besluit tot vaststelling van tarieven als bedoeld in het vierde lid wordt door Onze Minister mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 6. Een waarborginstelling kan de tarieven, bedoeld in het eerste lid, gedurende het jaar waarvoor zij gelden, wijzigen. Een wijziging van de tarieven wordt ter goedkeuring aan Onze Minister van Economische Zaken voorgelegd. Het eerste lid, tweede volzin, alsmede het tweede en derde lid zijn van toepassing.

C

In artikel 7e vervalt «27, 29,» alsmede «46,» en «, 52».

D

Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid; dit lid komt te luiden:

  • 2. Blijkt het vermoeden juist, dan wordt degene die het werk ter keuring heeft aangeboden medegedeeld, dat de werken of voorwerpen niet tot de stempeling kunnen worden toegelaten.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot respectievelijk derde en vierde lid.

E

In artikel 25, tweede lid, wordt «20, eerste, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: 20, eerste, tweede en derde lid,.

F

De artikelen 27, 29 en 29a vervallen.

G

In artikel 46, eerste lid, wordt «een waarborginstelling» vervangen door: de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

H

Artikel 52 komt te luiden:

Artikel 52

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de werknemers van een door Onze Minister van Economische Zaken aangewezen rechtspersoon, die daartoe door die rechtspersoon zijn aangewezen.

I

Na artikel 52 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 52a

  • 1. Een aanwijzing van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 52 vindt slechts plaats indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet:

    a. hij dient in staat te zijn het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet naar behoren te doen uitoefenen;

    b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon, dat een onafhankelijke vervulling van de in artikel 52 bedoelde taak zoveel mogelijk is gewaarborgd;

    c. de rechtspersoon is niet een krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen rechtspersoon.

  • 2. Onze Minister van Economische Zaken kan een aanwijzing van een rechtspersoon intrekken indien deze daarom verzoekt, dan wel indien de rechtspersoon naar het oordeel van Onze Minister niet meer voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

  • 3. Van een besluit tot aanwijzing van een rechtspersoon en van intrekking van die aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 52b

  • 1. Een besluit tot aanwijzing van een werknemer als bedoeld in artikel 52 wordt door de aangewezen rechtspersoon aan Onze Minister van Economische Zaken medegedeeld en in de Staatscourant geplaatst.

  • 2. Onze Minister kan, indien de wijze van uitoefening van het toezicht door een aangewezen werknemer daartoe naar zijn oordeel aanleiding geeft, bepalen dat die aanwijzing dient te worden ingetrokken.

Artikel 52c

  • 1. Het is een aangewezen rechtspersoon als bedoeld in artikel 52 verboden haar statuten te wijzigen, tenzij de wijziging door Onze Minister van Economische Zaken is goedgekeurd.

  • 2. Onze Minister kan een goedkeuring als bedoeld in het eerste lid slechts weigeren, indien de statuten na de wijziging onvoldoende zouden zijn afgestemd op de in artikel 52a, eerste lid, bedoelde eisen.

Artikel 52d

Onze Minister van Economische Zaken zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de wet van 4 oktober 2001 (Stb. 514) tot wijziging van de Waarborgwet 1986 met betrekking tot de uitoefening van toezicht op de naleving en vervolgens telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon.

J

Na artikel 54 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55

  • 1. De krachtens artikel 52 aangewezen werknemers zijn bevoegd om, ten aanzien van reeds in de handel aanwezige platina, gouden en zilveren werken welke van een gehaltemerk zijn voorzien en waarvan wordt vermoed dat zij met ijzer, koper, hars of enige andere stof opgevuld of op een bedekte wijze met soldeersel overladen zijn, die werken door te snijden. Dit moet geschieden in tegenwoordigheid van de houder, tenzij deze te kennen heeft gegeven niet aanwezig te willen zijn.

  • 2. Blijkt het vermoeden juist, dan wordt de houder van het reeds in de handel aanwezige werk medegedeeld, dat deze ten onrechte van een gehaltemerk is voorzien en wordt het reeds aanwezige merk vernietigd.

  • 3. In het tegenovergestelde geval wordt aan die houder de waarde van het fatsoen van het doorgesneden werk vergoed.

  • 4. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op opgevulde werken die voldoen aan krachtens artikel 4, tweede lid, ter zake van die werken gestelde eisen.

K

Artikel 58 komt te luiden:

Artikel 58

Een waarborginstelling alsmede de krachtens artikel 52 aangewezen rechtspersoon verstrekken desgevraagd aan Onze Minister van Economische Zaken de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

L

Na artikel 58 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 58a

Een waarborginstelling is verplicht de inlichtingen te verschaffen die de krachtens artikel 52 aangewezen werknemers nodig achten voor de uitvoering van hun taak.

ARTIKEL II

In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten2 wordt in de zinsnede met betrekking tot de Waarborgwet 1986 «, de artikelen 7a, 12, 27, 29, 29a, 30, 31, 35, 36, 37, 39, 44, 46, 57 en 58;» vervangen door: , de artikelen 7a, 12, 30, 31, 35, 36, 37, 39, 44, 46, 57, 58 en 58a;.

ARTIKEL III

  • 1. Een waarborginstelling legt Onze Minister van Economische Zaken nieuwe tarieven als bedoeld in artikel 7c, eerste lid, ter goedkeuring voor, bij de vaststelling waarvan de kosten ten behoeve van de uitoefening van het toezicht op de naleving van de Waarborgwet 1986 niet meer zijn betrokken.

  • 2. Indien Onze Minister niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit artikel nieuwe tarieven als bedoeld in het eerste lid heeft goedgekeurd, kan hij zelf deze tarieven vaststellen.

  • 3. Van een besluit tot vaststelling van tarieven als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel III, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 oktober 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

Uitgegeven de achtste november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1997, 782.

XNoot
2

Stb. 1950, K 258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 juni 2001, Stb. 346.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1998/1999, 1999/2000, 26 258.

Handelingen II 1999/2000, blz. 4459–4465; 4557.

Kamerstukken I 1999/2000, 26 258 (216, 216a); 2000/2001, 26 258 (10, 10a, 10b, 10c, 10d, 10e).

Handelingen I 2001/2002, blz. 27–28.

Naar boven