Besluit van 24 september 2001, houdende wijziging van de Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns Rijnvaart 1990

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 4 juli 2001, nr. DGG/J-01/004630, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161, en 1964, 83) en op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 7 december 2000 (protocol 2000-III-19);

Gelet op de artikelen 4, 19 en 22 van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 2001, No. W09.01 0302/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 september 2001, nr. DGG/J-01/006281, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Stafafdeling Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart 1990, zoals deze voor de Rijn in Nederland zijn van kracht verklaard ingevolge het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 19901, worden gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2 Lichten

  • 1. Lichten zijn optische tekens die door navigatielantaarns worden getoond.

  • 2. Een toplicht is een wit licht dat gelijkmatig en ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 225° en wel 112°30' aan elke zijde van het schip van recht vooruit tot 22°30' achterlijker dan dwars.

  • 3. Boordlichten zijn een groen licht aan stuurboordszijde en een rood licht aan bakboordszijde die elk gelijkmatig en ononderbroken schijnen over een boog van de horizon van 112°30' en wel elk aan zijn zijde van het schip van recht vooruit tot 22°30' achterlijker dan dwars.

  • 4. Een heklicht is een wit licht dat gelijkmatig en ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 135° en wel aan elke zijde van het schip over 67°30' van recht achteruit.

  • 5. Een geel licht aan het hek is een geel licht dat gelijkmatig en ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 135° en wel aan elke zijde van het schip over 67°30' van recht achteruit.

  • 6. Een rondom schijnend licht is een licht dat gelijkmatig en ononderbroken schijnt over een boog van de horizon van 360°.

  • 7. a. Een flikkerlicht is een licht dat schijnt met een frequentie van 40 tot 60 flikkeringen per minuut.

    b. Een snel flikkerlicht is een licht dat schijnt met een frequentie van 100 tot 120 flikkeringen per minuut. De perioden van licht en donker moeten bij flikkerlichten ongeveer even lang zijn.

  • 8. De lichten worden naar sterkte ingedeeld in: – gewone, – heldere en krachtige lichten.

B

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Kleur van de lichten

  • 1. Voor de lichten wordt een vijfkleuren systeem toegepast met als kleuren: wit, rood, groen, geel en blauw. Dit systeem komt overeen met de aanbevelingen van de «Commission Internationale de L'Éclairage», publicatie CIE nr. 2.2 (TC-1.6) 1975 «Couleurs des signaux lumineux». Deze kleuren gelden voor het door de lantaarn uitgestraalde licht.

  • 2. De grenzen van het gebied voor elke kleur in het hierna afgebeelde kleurdiagram (overeenkomstig publicatie CIE nr. 2.2 (TC-1.6) 1975), worden bepaald door het aangeven van de coördinaten van de hoekpunten, die als volgt zijn vastgesteld:

    Kleur van het lichtCoördinaten van de hoekpunten
    witx0,3100,4430,5000,5000,4530,310
     y0,2830,3820,3820,4400,4400,348
    roodx0,6900,7100,6800,660  
     y0,2900,2900,3200,320  
    groenx0,0090,2840,2070,013  
     y0,7200,5200,3970,494  
    geelx0,6120,6180,5750,575  
     y0,3820,3820,4250,406  
    blauwx0,1360,2180,1850,102  
     y0,0400,1420,1750,105  

    Kleurdiagram volgens de CIE

    2360 K komt overeen met het licht van een luchtledige gloeilamp,

    2856 K komt overeen met het licht van een met gas gevulde gloeilamp.

C

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8 Sterkte en zichtbaarheid van de lichten

In onderstaande tabel worden de toegelaten grenswaarden van IO, IB en t voor de verschillende soorten lichten vermeld, met dien verstande dat de waarden gelden voor het door de lantaarn uitgestraalde licht. IO en IB zijn uitgedrukt in cd en t in km.Grenswaarden

  Kleur van het licht
Soort lichtwitgroen/roodgeelblauw
 min. max. min. max. min. max.min. max.
 IO2,710,01,24,71,13,20,92,7
GewoonIB2,07,50,93,50,82,40,72,0
 t2,33,71,72,81,62,51,52,3
 IO12,033,06,727,04,820,06,727,0
HelderIB9,025,05,020,03,615,05,020,0
 t3,95,33,25,02,94,63,25,0
 IO47,0133,047,0133,0
KrachtigIB35,0100,035,0100,0
 t5,98,05,98,0

D

Artikel 1.01 van Bijlage 2 komt te luiden:

Artikel 1.01 Nominale spanningen

De nominale spanningen voor navigatielantaarns in de Rijnvaart zijn 230 V, 110 V, 24 V en 12 V. Bij voorkeur moet apparatuur voor 24 V worden gebruikt.

E

Artikel 3.03 van Bijlage 2 komt te luiden:

Artikel 3.03 Elektrische lichtbronnen

  • 1. In de lantaarns mogen alleen de volgens hun constructie daarvoor bestemde gloeilampen worden gebruikt. Deze moeten verkrijgbaar zijn voor nominale spanningen. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. De gloeilamp mag in de navigatielantaarn slechts in de voorgeschreven stand kunnen worden bevestigd. Er worden ten hoogste twee standen toegestaan. Onopzettelijke verdraaiingen en tussenstanden moeten uitgesloten zijn. Voor het testen wordt de minst gunstige positie gekozen.

  • 3. Gloeilampen mogen geen eigenschappen vertonen die hun prestatievermogen ongunstig beïnvloeden, b.v. strepen of vlekken op de ballon of gebrekkige opstelling van de gloeidraad in de ballon.

  • 4. De bedrijfskleurtemperatuur van de gloeilamp mag niet lager zijn dan 2360 K.

  • 5. Er moeten lamphouders en lampvoeten worden toegepast die voldoen aan de speciale eisen voor het optische stelsel en aan de mechanische belasting bij gebruik aan boord.

  • 6. De lampvoet moet zo vast zijn verbonden met de ballon, dat de gloeilamp na een honderd-urig bedrijf en een overspanning van 10% een gelijkmatige draaiing met een daarbij optredend koppel van 25 kg/cm zonder veranderingen en schade verdraagt.

  • 7. Op de ballon of op de voet van de gloeilampen moeten het fabrieksmerk, de nominale spanning, het nominale vermogen, en/of de nominale lichtsterkte, alsmede het goedkeuringsmerk goed leesbaar en duurzaam zijn aangebracht.

  • 8. Gloeilampen moeten voldoen aan de volgende toleranties:

    a. gloeilampen voor de nominale spanningen 230V, 110V en 24V.

    Nom. spanningNom. vermogenOpgemeten max. vermogen3)Nom. levensduurTestwaarden3)Gloeilichaam mm
        Horizontale lichtsterkte4Kleur temperatuur  
    VWWhcdKb1
    244043 4523600,72+0,113,5+1,35
    11060691000bisbis00
          15+2,511,5+1,5
    2306569 65285600

    Opmerkingen:

    1 Toelaatbare afwijking ten opzichte van het hart van de lichtbron voor een lamp van 24V/40W: ± 1,5 mm.

    2 L: de brede oriënteringsvleugel aan de lampvoet P 28s bij staande lampen bevindt zich links ten opzichte van de uitstralingsrichting.

    3 Voor het meten van de beginwaarden moeten de gloeilampen in de gebruiksstand van te voren gedurende 60 minuten in gebruik zijn geweest.

    4 De grenswaarden moeten in acht worden genomen in het gebied op ± 10° aan weerszijden van de horizontale lijn door het hart van het gloeilichaam bij een draaiing van de lamp van 360°.

    b. gloeilampen voor de nominale spanningen 24V en 12V.

    stb-2001-506-1.gif

    Nom. spanningNom. vermogenOpgemeten max. vermogen1Nom. levensduurTestwaarden1Gloeilichaam
        Horizontale lichtsterkte2Kleur temperatuur 
    VWWhcdK1 mm
    12   12 9 tot 13
     1018 tot23609 tot 17
    24  100020tot 
    12   302856 
     2526,5 tot 9 tot 13
    24   48  

    Opmerkingen:

    1 Voor het meten van de beginwaarden moeten de gloeilampen in de gebruiksstand van te voren gedurende 60 minuten in gebruik zijn geweest.

    2 Deze grenswaarden moeten in acht worden genomen in het gebied op 30° aan weerszijden van de horizontale lijn door het hart van het gloeilichaam bij een draaiing van de lamp van 360°.

    c. De lampen worden op de lampvoet gemerkt met vermelding van de bijbehorende grootheden. Als deze merken zich op de ballon bevinden mag daardoor het functioneren van de lampen niet nadelig worden beïnvloed.

    d. Indien in plaats van gloeilampen ontladingslampen worden gebruikt, dan zijn hiervoor de eisen voor gloeilampen van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhange, 24 september 2001

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de eerste november 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De Voorschriften omtrent de kleur en de sterkte der lichten, alsmede omtrent de goedkeuring der navigatielantaarns voor de Rijnvaart 1990, waren laatstelijk door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) vastgesteld bij resolutie van 30 mei 1990 (protocol 1990-I-16) en voor de Rijn in Nederland van kracht verklaard bij het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990. De CCR heeft nu bij resolutie van 7 december 2000 (protocol 2000-III-19) enkele wijzigingen in deze voorschriften aangebracht.

Het Besluit typegoedkeuring navigatielantaarns Rijnvaart 1990 geeft, samen met een aantal andere algemene maatregelen van bestuur, uitvoering aan de Herziene Rijnvaartakte en is derhalve van toepassing op schepen die de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, bevaren. Krachtens artikel 1 van de Herziene Rijnvaartakte maken de Waal en de Lek deel uit van de Rijn.

In het Rijnvaartpolitiereglement 1995 zijn gele snelle flikkerlichten ingevoerd. Met deze lichten worden zg. snelle schepen verplicht zich kenbaar te maken voor de overige scheepvaart. De onderhavige voorschriften kenden echter nog niet het begrip «snel flikkerlicht» en bevatten nog geen normen voor krachtige lichten in de kleur geel. Hierin wordt thans voorzien.

In 1988 heeft Cenelec, het Europees Comité voor elektronische normalisatie, de geharmoniseerde norm HD 472 S1 (nominale netspanning voor openbare elektriciteitssystemen onder laagspanning) aangenomen. De nominale netspanning in alle landen van de Europese Economische Ruimte (EER) evolueert in verschillende stappen en na een overgangsperiode die in 2003 afloopt, naar een netspanning van 230V +/-10%. Deze wijziging van de basisnormen voor de toepassing van voltages voor elektrische apparatuur heeft ook voor de Rijnvaart, in casu voor de onderhavige voorschriften, consequenties.

Aangezien de CCR heeft aanbevolen de inwerkingtreding van de onderhavige regeling te laten geschieden op 1 oktober 2001, maar deze datum inmiddels is gepasseerd is er zekerheidshalve voor gekozen om het onderhavige besluit op de in artikel II aangegeven wijze in werking te laten treden.

Om reden van door de CCR voorgeschreven internationale gelijkvormigheid van regelgeving die voortvloeit uit de Herziene Rijnvaartakte, is gekozen voor de methode om daar, waar het gaat om enkele ondergeschikte wijzigingen in de desbetreffende artikelen, die artikelen integraal te vervangen.

Ter uitvoering van artikel 52 van de Scheepvaartverkeerswet werd een voorontwerp van het onderhavige besluit (met de nota van toelichting) bekendgemaakt in de Staatscourant van 3 mei 2001, nr. 85. Van deze bekendmaking is mededeling gedaan aan de Staten-Generaal. Er zijn terzake geen zienswijzen naar voren gebracht.

Toelichting bij de gewijzigde artikelen

Artikel 2

Onder de definities van de verschillende soorten navigatielichten wordt nu tevens het begrip «snel flikkerlicht» omschreven.

Artikel 7

In dit artikel is de waarde voor met gas gevulde gloeilampen aangepast.

Artikel 8

In de bij dit artikel behorende tabel van grenswaarden zijn de waarden voor krachtige gele lichten toegevoegd.

Artikelen 1.01 en 3.03 van bijlage 2

In deze bepalingen is steeds de nominale spanning van 220 V gewijzigd in 230 V.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 1990, 611, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 15 september 1998, Stb. 559.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven