Besluit van 18 oktober 2001, houdende wijziging van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet (verhoging jaarcijnzen en omzetting in euro)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 18 juli 2001, no. TRCJZ/2001/10270, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 18, tweede lid, en 38 van de Zaaizaad- en Plantgoedwet;

De Raad van State gehoord (advies van 11 september 2001, no. W11.010366/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 12 oktober 2001, no. TRCJZ/2001/13912, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Artikel 5 van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet1 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De jaarcijns voor landbouwgewassen bedraagt:

    a. voor de eerste periode € 162,23 (f 357,50);

    b. voor de tweede periode € 227,12 (f 500,50);

    c. voor de derde periode € 292,01 (f 643,50);

    d. voor de vierde periode € 389,34 (f 858,00);

    e. voor de vijfde en volgende periode of perioden € 551,57 (f 1215,50).

  • 2. De jaarcijns voor groentegewassen bedraagt:

    a. voor de eerste periode € 292,01 (f 643,50);

    b. voor de tweede periode € 421,79 (f 929,50);

    c. voor de derde periode € 551,57 (f 1215,50);

    d. voor de vierde periode € 681,33 (f 1501,45);

    e. voor de vijfde en volgende periode of perioden € 973,36 (f 2145,00).

  • 3. De jaarcijns voor sier-, boomkwekerij- en bosbouwgewassen bedraagt:

    a. voor de eerste periode € 129,78 (f 286,00);

    b. voor de tweede periode € 194,67 (f 429,00);

    c. voor de derde periode € 259,56 (f 572,00);

    d. voor de vierde periode € 324,45 (f 715,00);

    e. voor de vijfde en volgende periode of perioden € 454,23 (f 1001,00).

Artikel II

De in het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet vermelde guldensbedragen vervallen met ingang van 1 januari 2002, met inbegrip van de guldenstekens en de haakjes.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 oktober 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op grond van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet zijn de houder van een kwekersrecht en degene op wiens naam een ras van bepaalde daartoe aangewezen landbouwgewassen in het Nederlands Rassenregister is ingeschreven, verplicht tot het betalen van een jaarcijns voor het in stand houden van de inschrijving in het Nederlands Rassenregister. Het onderhavige besluit strekt ertoe de jaarcijnzen met 43% te verhogen.

Tegelijkertijd met de onderhavige wijziging van de jaarcijnzen, zullen ook de andere tarieven van de Raad voor het Kwekersrecht, de met de verlening van kwekersrechten belaste uitvoeringsinstantie, met eenzelfde percentage verhoogd worden. Dit betreft de tarieven voor het behandelen van een aanvraag tot verlening van kwekersrecht en voor het verrichten van het onderzoek naar de zelfstandigheid van een ras dat aan de verlening van een kwekersrecht voorafgaat. Hiertoe zal de Regeling Tarieven Raad voor het Kwekersrecht worden aangepast.

2. Aanleiding en achtergrond van de verhoging

De verhoging van de tarieven en de jaarcijnzen van de Raad voor het Kwekersrecht houdt verband met het feit, dat er de afgelopen jaren bij de Raad een tekort van 1,6 miljoen gulden is ontstaan als gevolg van een ernstige discrepantie tussen de door de Raad ontvangen bijdragen voor de door hem verrichte diensten en de door de Raad in verband met die diensten gemaakte kosten. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de tarieven en jaarcijnzen al langere tijd niet zijn aangepast aan de algemene prijsontwikkeling; voor de jaarcijnzen geldt bijvoorbeeld dat er sinds 1993 geen aanpassing meer heeft plaatsgevonden.

Met het onderhavige besluit en de wijziging van de Regeling Tarieven Raad voor het Kwekersrecht wordt deze situatie rechtgezet. Dit leidt tot een verhoging van de jaarcijnzen en tarieven met 43%, ter dekking van het ontstane tekort. Deze verhoging kan tevens worden beschouwd als het alsnog doorberekenen van de kostenstijging sinds begin jaren negentig. Dit is in lijn met de in het huidige regeerakkoord opgenomen indexatie van eigen bijdragen voor door de overheid geleverde diensten volgens een koppeling aan de algemene prijsontwikkeling (Kamerstukken II 1997/98, 26 024, nr. 10, blz. 22).

In verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002, wordt de verhoging van de jaarcijnzen voor de verschillende categorieën van gewassen en de diverse perioden van inschrijving in het op grond van artikel I van dit besluit nieuw voorgestelde artikel 5 alvast in euro's uitgedrukt. Hiermee wordt vooruitgelopen op de rijksbrede operatie tot aanpassing van bedragen in wetgeving aan de euro. Bij de omrekening naar euro's zijn de bedragen tot twee cijfers achter de komma berekend, conform de daarover in het kabinet gemaakte afspraken (Kamerstukken II 1999/2000, 27 042, nr. 1; zie tevens Kamerstukken II 2000/01, 27 472).

Om het budgettaire tekort bij de Raad voor het Kwekersrecht niet verder te laten oplopen, is ervoor gekozen de verhoging van de jaarcijnzen nog in 2001 van kracht te laten worden. Daartoe zijn in artikel I de corresponderende bedragen in guldens tussen haakjes vermeld en is in artikel II voorzien in een overgangsbepaling op grond waarvan de in guldens vermelde bedragen met ingang van 1 januari 2002 komen te vervallen, met inbegrip van de guldenstekens en de haakjes.

De verhoging van de jaarcijnzen gaat uiteraard pas in vanaf het moment waarop dit besluit in werking treedt, te weten 1 november 2001; van terugwerkende kracht is derhalve geen sprake.

Omdat de jaarcijns niet ziet op een kalenderjaar hoeft voor het jaar 2001 geen nadere voorziening te worden getroffen. Op grond van artikel 3 van het Jaarcijnsbesluit Zaaizaad- en Plantgoedwet is de jaarcijns namelijk telkens verschuldigd over perioden van twaalf maanden, voor de eerste maal voor de periode aanvangend op de eerste maand volgende op die van de inschrijving in het Nederlands Rassenregister, en zo verder. Dit betekent dat het moment waarop individuele bedrijven voor het eerst met de gevolgen van de verhoging van de jaarcijnzen geconfronteerd zullen worden, verschillend zal zijn, afhankelijk van de datum waarop een ras voor het eerst is ingeschreven in het Nederlands Rassenregister. Sommige bedrijven zullen derhalve al in 2001, andere bedrijven pas in 2002 voor het eerst met de verhoging te maken krijgen.

3. Bedrijfseffecten

De voorgestelde verhoging van de jaarcijnzen heeft directe gevolgen voor de circa 580 Nederlandse bedrijven, die zich met de veredeling van plantenrassen bezighouden ter verkrijging van een intellectueel eigendomsrecht, het kwekersrecht. Hoewel er sprake is van een substantiële verhoging van de jaarcijnzen, vormen de hiermee gepaard gaande kosten slechts een fractie van de kosten die zijn verbonden aan het ontwikkelen van nieuwe plantenrassen. Daar komt bij dat de bedrijven die met de verhoging worden geconfronteerd, over de mogelijkheid beschikken om de kostenverhoging door te berekenen aan hun afnemers, door het vragen van hogere vergoedingen voor het met hun toestemming vermeerderen en in het verkeer brengen van teeltmateriaal van een plantenras waarvoor kwekersrecht is verleend.

Het is voorts niet onbelangrijk dat de jaarcijnzen van de Raad voor het Kwekersrecht ook na de toepassing van de verhoging nog beneden het niveau liggen van de jaarcijnzen die in het kader van de verlening van een communautair kwekersrecht worden gehanteerd door het Communautair Bureau voor Planterassen. Sinds 27 april 1995 is het op grond van verordening nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie van 27 april 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227) mogelijk voor een plantenras communautair kwekersrecht aan te vragen. Het communautaire stelsel en de nationale stelsels van kwekersrecht staan naast elkaar; dit betekent dat de kweker de keuze heeft tussen een bescherming op communautair of op nationaal niveau. Bij de keuze voor het niveau waarop een kweker bescherming wenst voor een door hem ontwikkeld plantenras, spelen naast inhoudelijke overwegingen uiteraard ook de kosten ter verkrijging van een kwekersrecht een rol.

Het onderhavige besluit bevat geen informatieverplichtingen aan de overheid of een derde en is om die reden niet relevant voor de vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber


XNoot
1

Stb. 1967, 222; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 augustus 1997, Stb. 384.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 november 2001, nr. 220.

Naar boven