Wet van 4 oktober 2001 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd partnerschap

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels over het gezamenlijk gezag aan te passen in verband met de verkrijging van gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte van een kind tijdens een geregistreerd partnerschap;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Titel 14 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 245, vijfde lid, wordt na «krachtens» ingevoegd: artikel 253sa of krachtens.

B

Artikel 253 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid van artikel 253 wordt na «hertrouwen» ingevoegd: dan wel een geregistreerd partnerschap aangegaan.

2. Aan artikel 253 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien gewezen geregistreerde partners die gezamenlijk gezag uitoefenden over het kind, opnieuw met elkaar een geregistreerd partnerschap aangaan dan wel met elkaar huwen.

C

Na paragraaf 1 van Afdeling 2 wordt een paragraaf 1a ingevoegd, die luidt:

Paragraaf 1a. Het gezamenlijk gezag van ouders binnen een geregistreerd partnerschap

ARTIKEL 253AA
  • 1. Over een staande een geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen de ouders gezamenlijk het gezag uit.

  • 2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede, derde en vierde lid, en 251a.

D

In afdeling 3A wordt voorafgaande aan artikel 253t een paragraaf 1 ingevoegd, die luidt:

Paragraaf 1. Het gezamenlijk gezag van rechtswege van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

ARTIKEL 253SA
  • 1. Over een staande een geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen een ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is, gezamenlijk het gezag uit, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder.

  • 2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn hierop van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede, derde en vierde lid, en 251a.

  • 3. Artikel 5, vierde, vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het kind, over wie de ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen of uitoefenen, met dien verstande dat, indien de ouder en zijn partner niet uiterlijk ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte naamskeuze hebben gedaan, de ambtenaar van de burgerlijke stand als geslachtsnaam van het kind de geslachtsnaam van de moeder in de geboorteakte opneemt.

E

Aansluitend op paragraaf 1 in afdeling 3A wordt een opschrift ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 2. Het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder krachtens rechterlijke beslissing

F

In afdeling 3A wordt voorafgaande aan artikel 253w een opschrift ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 3. Gemeenschappelijke bepalingen inzake het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

G

In artikel 253y wordt »artikel 253t» vervangen door: de artikelen 253sa en 253t.

ARTIKEL II

Indien het wetsvoorstel tot openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht tot wet wordt verheven en in werking treedt, komt het eerste lid van artikel 253sa te luiden:

  • 1. Over een staande huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren kind oefenen een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, gezamenlijk het gezag uit, tenzij het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 4 oktober 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Uitgegeven de achttiende oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 oktober 2001, Stb. 467.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 2000/2001, 27 047.

Handelingen II 2000/2001, blz. 4203–4220; 4279–4280.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 047 (249, 249a, 249b, 249c).

Handelingen I 2001/2002, zie vergadering dd. 2 oktober 2001.

Naar boven