Besluit van 26 september 2001 tot wijziging van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 augustus 2001, nr. CDJZ/BVW/2001-985, Centrale Directie Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 1, 2a, 2b, 2c, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en mede gelet op artikel 13 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962;

De Raad van State gehoord (advies van 7 september 2001, nr. W09.01.0428/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 21 september 2001, nr. CDJZ/BVW/2001-1201, Centrale Directie Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij1 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, onderdeel pp, wordt de zinsnede «het volumepercentage van druppels die met die dop geproduceerd worden» vervangen door: driftarme doppen.

B. Artikel 15, achtste lid, komt te luiden:

  • 8. Het driftarm karakter van doppen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a,

    a. blijkt uit een testcertificaat en

    b. wordt volgens een door Onze Ministers bij ministeriële regeling aan te wijzen testmethode dan wel een daaraan gelijkwaardige methode vastgesteld.

D. In artikel 25, derde lid, wordt «1 januari 2001» vervangen door: 1 november 2001.

E. In artikel 25, vierde lid, wordt «1 januari 2001» vervangen door: 1 november 2001.

F. Er wordt een nieuw artikel 29a ingevoegd luidende:

Met de in dit besluit bedoelde middelen en methoden worden gelijkgesteld middelen en methoden die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, en die aan ten minste gelijkwaardige technische eisen voldoen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na het tijdstip liggende vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 26 september 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G. H. Faber

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de vierde oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Op 27 januari 2000 is het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (verder te noemen Lozingenbesluit) vastgesteld. Het Lozingenbesluit bevat regels voor lozingen op oppervlaktewater als gevolg van agrarische activiteiten of activiteiten die daarmee samenhangen in de open teelt en op veehouderijen. Het Lozingenbesluit is gebaseerd op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

In artikel 15, vierde lid, van het Lozingenbesluit wordt onder andere het gebruik van driftarme doppen voorgeschreven. Driftarme doppen beperken het verwaaien van bestrijdingsmiddelen en bladbemestingsmiddelen tijdens het bespuiten van landbouwgewassen. Op grond van artikel 25, derde lid, van het Lozingenbesluit is de verplichting tot het gebruik van driftarme doppen op 1 januari 2001 in werking getreden. Artikel 15, achtste lid, van het Lozingenbesluit schrijft voor dat bij ministeriële regeling testmethoden voor driftarme doppen worden aangewezen. Hiertoe is de ontwerp-Regeling testmethoden driftarme doppen Lozingenbesluit open teelt en veehouderij (verder te noemen Regeling) opgesteld. Na het vaststellen van de Regeling moeten doppen die daarvoor in aanmerking komen aan de hand van de voorgeschreven testmethoden worden getest. De doppen die daarbij aan de gestelde eisen voldoen, worden ingevolge artikel 15, negende lid, van het Lozingenbesluit bij ministeriële regeling aangewezen.

Het ontwerp van de Regeling is ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), ter notificatie voorgelegd aan de Europese Commissie te Brussel. Naar aanleiding van de notificatie van de Regeling is besloten het Lozingenbesluit op een aantal punten aan te passen. De redenen van de aanpassingen en de aard van de wijzigingen zijn als volgt.

1. De noodzaak tot het verschuiven van de in het Lozingenbesluit vermelde datum waarop het gebruik van driftarme doppen verplicht wordt gesteld. Op de notificatie is door het Verenigd Koninkrijk en Denemarken gereageerd. Naar aanleiding van met name de zogenaamde Uitgebreid Gemotiveerde Mening (UGM) van het Verenigd Koninkrijk is de standstilltermijn, gedurende welke de Regeling in afwachting van de afronding van de notificatieprocedure niet kon worden vastgesteld, door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verlengd tot 5 februari 2001. Als gevolg hiervan is de vaststelling van de Regeling vertraagd en is deze pas op 26 februari 2001 vastgesteld. Door de verlate vaststelling van de Regeling is het testen van spuitdoppen overeenkomstig de daarin voorgeschreven testmethode(n) eveneens vertraagd. Daardoor is nog niet duidelijk welke doppen als driftarme doppen in de zin van het Lozingenbesluit kunnen worden aangemerkt. Als gevolg hiervan is de verplichting tot het gebruik van deze doppen in de praktijk niet uitvoerbaar en handhaafbaar. De in het Lozingenbesluit opgenomen datum van 1 januari 2001, waarop de verplichting tot het gebruik van driftarme doppen van kracht wordt, dient dan ook te worden verschoven naar 1 november 2001. Artikel 25, derde en vierde lid, is in deze zin gewijzigd. Het nieuwe tijdstip is afgestemd op de tijd die de betrokken sector nodig zal hebben om de spuitdoppen te testen en vervolgens als driftarm in de zin van het Lozingenbesluit op de markt te brengen. Gelet op de reeds voor het huidige teeltseizoen gedane investeringen is er tevens naar gestreefd het nieuwe tijdstip niet binnen het lopende teeltseizoen te laten vallen maar voor de aanvang van het nieuwe teeltseizoen. Tot dat tijdstip wordt de verplichting tot het gebruik van driftarme doppen met inachtneming van het gedoogbeleid, zoals verwoord in de gezamenlijke brieven van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II vergaderjaar 1991/1992, 22 343, nr. 2 en Kamerstukken II vergaderjaar 1996/1997, 25 085, nrs. 1–2 (Nota Grenzen aan gedogen) en het Kabinetsstandpunt Handhaven op niveau (Kamerstukken II vergaderjaar 1999/2000, 26 800 VI nr. 67) in redelijkheid gehandhaafd.

2. Het voorkomen van handelsbelemmeringen voor driftarme doppen die uit het buitenland afkomstig zijn. De bezwaren van het Verenigd Koninkrijk en Denemarken tegen het ontwerp van de Regeling richten zich met name tegen het risico van handelsbelemmeringen dat door de Regeling zou ontstaan. De testmethode uit de ter notificatie voorgelegde ontwerp-Regeling wijkt volgens hen te zeer af van de testmethoden uit andere EU-lidstaten. Als gevolg daarvan zouden driftarme doppen die met de laatstbedoelde methoden zijn getest niet in Nederland gebruikt kunnen worden. Naar aanleiding van deze bezwaren is geconstateerd dat het Lozingenbesluit, dat de uitgangspunten voor de ministeriële regeling bevat, verhelderd moet worden teneinde duidelijker aan te geven dat ook gelijkwaardige testmethoden uit het buitenland binnen Nederland toepasbaar zijn. In het ontwerp van de Regeling was met het oog op het voorkomen van handelsbelemmeringen reeds een zogenaamde bepaling van wederzijdse erkenning (artikel 9) opgenomen. Op grond van die bepaling zijn testmethoden, die rechtmatig zijn ontwikkeld in andere EU-lidstaten en staten die partij zijn bij de Overeenkomst inzake de Europees Economische Ruimte, in Nederland toelaatbaar. Deze in de Regeling neergelegde bepaling van wederzijdse erkenning vormt echter een te smalle basis voor het aanmerken van buitenlandse testmethoden als gelijkwaardig aan de Nederlandse testmethoden. De Nederlandse testmethode is namelijk sterk gerelateerd aan een bepaalde parameter (volumepercentagedruppels kleiner dan 100 μm) voor het testen van driftarme doppen. Teneinde de basis voor het in Nederland toelaten van andere testmethoden en middelen te verbreden is nu gekozen voor het in het Lozingenbesluit zélf opnemen van een bepaling van wederzijdse erkenning, het nieuwe artikel 29a. Mede gelet op Europese jurisprudentie en mededelingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen is het inmiddels gebruikelijk een dergelijke bepaling op te nemen in regelgeving waarin technische voorschriften voorkomen. In artikel 29a is gekozen voor de algemene formulering die blijkens de «Interdepartementale Handleiding Notificatie van regels betreffende producten en elektronische diensten» daarvoor gehanteerd moet worden. Op basis van deze formulering kunnen alle buitenlandse methoden of middelen die gelijkwaardig zijn aan de in het kader van het Lozingenbesluit voorgeschreven middelen en methoden als zodanig worden aangemerkt en in Nederland worden toegelaten. In lijn daarmee is artikel 15, achtste lid, van het Lozingenbesluit op grond waarvan het vaststellen van testmethoden wordt voorgeschreven zodanig gewijzigd dat hierin niet meer naar een bepaalde parameter wordt verwezen. Hierdoor wordt beoogd elke testmethode die, ongeacht de gehanteerde parameter, in gelijkwaardige mate tot doel heeft driftarme doppen van andere spuitdoppen te onderscheiden, toelaatbaar te laten zijn binnen Nederland. Voorts wordt de verwijzing naar een bepaalde parameter ook uit de definitieomschrijving van het testcertificaat voor driftarme doppen in artikel 1, eerste lid, onderdeel pp, van het Lozingenbesluit, geschrapt. Het bepaalde over het testcertificaat in het achtste lid van artikel 15 van het Lozingenbesluit wordt hierdoor beter van toepassing op spuitdoppen waarvan het driftarm karakter met op andere parameters gebaseerde testmethoden is vastgesteld.

Bekendmaking ingevolge artikel 33a Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Op grond van artikel 33a, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is het ontwerp van het besluit aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd en is het ontwerp ten behoeve van de inspraak door een ieder bekendgemaakt in de Staatscourant van 21 juni 2001. Naar aanleiding hiervan zijn geen opmerkingen gemaakt.

Melding aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen

In het kader van de notificatieprocedure van de Regeling is de Commissie van de Europese Gemeenschappen op de hoogte gesteld van de voorgenomen wijzigingen van het Lozingenbesluit. Gelet op het feit dat bij de wijzigingen geen technische voorschriften aan het Lozingenbesluit worden toegevoegd en gelet op het feit dat de wijzigingen de verwijdering van mogelijke handelsbelemmerende voorschriften behelzen is notificatie van het wijzigingsbesluit in het kader van artikel 8 van de hiervoor genoemde richtlijn nr. 98/34/EEG bij de Commissie niet noodzakelijk.

De wijziging zal na de afronding daarvan aan de Commissie gemeld worden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Stb. 2000, 43.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven