Wet van 14 september 2001 tot wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement inzake tegemoetkoming in voor eigen rekening blijvende ziektekosten.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die dezen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is voor leden en gewezen leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en het Europees Parlement een aanspraak te regelen op tegemoetkoming in voor eigen rekening blijvende ziektekosten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

Schadeloosstelling en tegemoetkoming in ziektekosten.

B

Aan artikel 6 wordt, onder aanduiding van het bestaande artikel als het eerste lid, een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De kamerleden hebben aanspraak op een tegemoetkoming in de voor eigen rekening blijvende ziektekosten op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op gewezen kamerleden, hun nabestaanden en nabestaanden van kamerleden gedurende de periode dat zij een uitkering, dan wel een pensioen genieten krachtens de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot leden van de Tweede Kamer.

ARTIKEL II

De Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement2 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 2c wordt, onder aanduiding van het bestaande artikel als het eerste lid, een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De leden van het Europees Parlement hebben aanspraak op een tegemoetkoming in de voor eigen rekening blijvende ziektekosten op de voet van de regeling voor het burgerlijk rijkspersoneel.

  • 3. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op gewezen leden van het Europees Parlement, hun nabestaanden en nabestaanden van leden van het Europees Parlement gedurende de periode dat zij een uitkering, dan wel een pensioen genieten krachtens de overeenkomstig toegepaste bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers met betrekking tot leden van de Tweede Kamer.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 14 september 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de negende oktober 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 357, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XNoot
2

Stb. 1996, 13, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 14 december 2000, Stb. 571.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 2000/2001, 27 773.

Handelingen II 2000/2001, blz. 5999.

Kamerstukken I 2000/2001, 27 773 (390).

Handelingen I 2000/2001, blz. 1697.

Naar boven