Besluit van 30 augustus 2001 tot wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering in verband met uitbreiding van de aanspraak op farmaceutische hulp

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 juli 2001, Z/VU-2197771, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Gelet op artikel 8, derde lid, van de Ziekenfondswet;

De Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 2001, no. W13.01.0333/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 augustus 2001, Z/VU-2289241, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I

Het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het derde lid van artikel 2 vervalt.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. De aanspraak op een verstrekking kan slechts tot gelding worden gebracht voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop naar aard, inhoud en omvang is aangewezen.

  • 2. Onverminderd hetgeen bij of krachtens dit besluit wordt bepaald, kan het ziekenfonds bij reglement de voorwaarden vaststellen waaronder de aanspraken tot gelding worden gebracht.

C

In artikel 9, derde lid, onderdeel d, wordt «of een ernstige stofwisselingsstoornis» vervangen door: , een ernstige stofwisselingsstoornis, chronisch obstructief longlijden, cystische fibrose of een ernstig congenitaal hartfalen en bij dat hartfalen een dreigende groeiachterstand heeft.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 30 augustus 2001

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de achttiende september 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Het onderhavige besluit strekt ertoe de aanspraak op grond van de Ziekenfondswet en de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 (Wtz 1998) op farmaceutische hulp met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2001 uit te breiden met dieetpreparaten voor verzekerden die lijden aan chronisch obstructief longlijden, cystische fibrose of een ernstig congenitaal hartfalen en bij dat hartfalen sprake is van een dreigende groeiachterstand. Doel van toediening van het dieetpreparaat bij laatstgenoemde indicatie is de voedingstoestand van het kind zo goed mogelijk te houden tot chirurgisch ingrijpen mogelijk is en om de groeiachterstand niet groter te laten worden.

Met de uitbreiding van de aanspraak wordt de tijdens de begrotingsbehandeling voor het jaar 2001 aanvaarde motie-Bijs/Oudkerk inzake de vergoeding van dieetpreparaten (Kamerstukken II 2000/2001, 27 400 XVI, nr. 35) uitgevoerd. Tijdens de behandeling van de begroting heb ik meegedeeld positief te staan tegenover de uitbreiding van de aanspraak zoals de Tweede Kamer dat wenst, maar eerst het rapport van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) hierover af te wachten. (Handelingen II 2000/2001, 30-2571 en 30-2628).

Op 31 mei 2001, FARM/21024932, heeft het CVZ zijn rapport inzake wijziging aanspraak op dieetvoeding uitgebracht. In dat rapport neemt het CVZ de aanbeveling van zijn rechtsvoorganger, de Ziekenfondsraad, van 23 mei 1996 (uitgave Ziekenfondsraad 1996, nr. 712) over om de aanspraak op dieetpreparaten uit te breiden met de hiervoor genoemde indicaties.

Op 5 juni 2001 heb ik de Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer der Staten-Generaal meegedeeld deze uitbreiding met ingang van 1 juli 2001 mogelijk te maken (Niet-Dossierstuk 2000–2001, vws0000780). Op 18 juni 2001, Z/VU-2190330, heb ik het CVZ verzocht ziekenfondsen te vragen om, vooruitlopend op wijziging van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering, vanaf 1 juli 2001 over te gaan tot vergoeding van dieetpreparaten die verstrekt worden aan verzekerden met een van de bovenvermelde aandoeningen. Hetzelfde heb ik op 18 juni 2001, Z/VU-2190344, aan Zorgverzekeraars Nederland gevraagd met betrekking tot de overeenkomst van standaardverzekering. Ingevolge artikel 6 van het op artikel 5 van de Wtz 1998 gebaseerde Vergoedingenbesluit particulier verzekerden geldt de uitbreiding van de vergoeding van dieetpreparaten namelijk ook voor verzekerden die een overeenkomst van standaardverzekering ingevolge die wet hebben gesloten.

In zijn rapport beveelt het CVZ aan om bij wettelijk voorschrift te regelen dat de verstrekking afhankelijk wordt gesteld van het hebben van voorafgaande toestemming van het ziekenfonds. Een voorafgaande toestemming kan in bepaalde situaties wenselijk zijn. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij een dergelijke vereiste alleen maar onnodig belastend is. Ik geef er de voorkeur aan om ziekenfondsen zelf instrumenten te laten inzetten om een doelmatige uitvoering van de verstrekking te realiseren. Dit is bovendien in de lijn van het kabinetsbeleid de verzekeraar een regierol te geven bij de farmaceutische hulp (Kamerstukken II 1999/2000, nrs. 24 124 en 24 036, nr. 101). Ziekenfondsen kunnen, naast het maken van afspraken met voorschrijvers en afleveraars, voor het doelmatig uitvoeren van de verstrekking als instrument het verzekeringsreglement hanteren. In dat reglement staan onder meer voorwaarden voor het tot gelding maken van de aanspraak. Om deze laatste mogelijkheid tot uitdrukking te brengen, is met het onderhavige besluit in het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering een bepaling opgenomen waarin geregeld wordt dat ziekenfondsen bij reglement de voorwaarden kunnen vaststellen waaronder de aanspraken tot gelding worden gebracht. Deze bepaling is zo geformuleerd dat daaruit blijkt dat deze voorwaarden niet in strijd mogen zijn met hetgeen bij en krachtens voornoemd besluit is geregeld.

Indien een ziekenfonds van de mogelijkheid gebruik maakt de voorwaarden bij reglement vast te stellen, zal hij de bij hem ingeschreven verzekerden op een passende wijze schriftelijk over die voorwaarden moeten informeren. Deze voorwaarden kunnen immers niet in werking treden – en dus ook niet de verzekerde binden – indien zij niet eerst op een geschikte wijze zijn bekendgemaakt.

2. Artikelen

Artikel I

A en B

Er is voor gekozen om de algemene voorwaarden thans in een nieuw artikel 2a te regelen. Het eerste lid van het nieuw artikel 2a van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering betreft daarom hetgeen voorheen in het derde lid van artikel 2 geregeld was. Het regelt de algemene indicatievereisten die voor alle aanspraken gelden. Het tweede lid van het nieuwe artikel 2a is een nieuwe regeling. Het regelt dat ziekenfondsen bij reglement de voorwaarden kunnen vaststellen waaronder de aanspraken tot gelding worden gebracht. Deze voorwaarden mogen niet in strijd zijn met de regels die bij of krachtens het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering zijn vastgesteld. Daartoe strekt de zinsnede «Onverminderd hetgeen bij of krachtens dit besluit wordt bepaald». Door de algemene formulering van de bepaling en de plaats van de bepaling in het besluit, kunnen ziekenfondsen ook voor andere verstrekkingen voorwaarden in het reglement stellen. Dit is ook bij een verdere deregulering van de aanspraken gewenst. Zoals in het algemene deel van de toelichting is aangegeven, kunnen de bij reglement vastgestelde voorwaarden de verzekerde alleen binden indien zij op een geschikte wijze aan de verzekerden zijn bekendgemaakt. Het ligt in de rede dat een ziekenfonds zijn verzekerden expliciet en schriftelijk op de hoogte brengt van het reglement en de wijzigingen daarin.

C

Met deze wijziging is de aanspraak uitgebreid met dieetpreparaten indien de verzekerde lijdt aan chronisch obstructief longlijden, cystische fibrose, of een ernstig congenitaal hartfalen en bij dat hartfalen een dreigende groeiachterstand heeft. Uit het rapport van de Ziekenfondsraad blijkt dat het toedienen van dieetpreparaten bij kinderen met een ernstig congenitaal hartfalen en een groeiachterstand zinvol is om de voedingstoestand zo goed mogelijk te houden tot chirurgisch ingrijpen mogelijk is en om de groeiachterstand niet groter te laten worden. In andere situaties en bij volwassenen met een hartkwaal zijn geen positieve effecten van de toediening van dieetpreparaten bekend. In die situaties bestaat er dan ook geen aanspraak.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

Stb. 1996, 63, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 juni 2001, Stb. 311.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven