Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2001, 410 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | Staatsblad 2001, 410 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 december 2000, nr. MJZ2000153138, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Gelet op artikel 2 van de Woningwet;
De Raad van State gehoord (advies van 27 april 2001, nr. W08.00.0616/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2001, nr. MJZ2001078982, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt verstaan onder:
belastingscombinatie: verzameling van belastingen die gelijktijdig kunnen optreden;
bouwconstructie: onderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen;
brandcompartiment: gedeelte van een of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand;
brand- en rookvrije vluchtroute: van brand gevrijwaarde rookvrije vluchtroute die uitsluitend door verkeersruimten voert;
brandweerlift: lift die mede tot doel heeft brandweermateriaal dat nodig is om een gebouw te kunnen doorzoeken naar achtergebleven personen en om een brand te blussen, naar de gewenste bouwlaag te transporteren;
gebruiksfunctie: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen;
gebruiksfunctie die bijzonder gevoelig is voor luchtvaartlawaai:gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Luchtvaartwet een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer vanwege een luchtvaartterrein;
gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai: gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Wet geluidhinder een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot onderscheidenlijk industrielawaai vanwege een industrieterrein, wegverkeerslawaai vanwege een weg of railverkeerslawaai vanwege een spoorweg, alsmede een kantoorfunctie gelegen binnen een zone waarvoor een zodanige ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt;
gebruiksfunctie die gevoelig is voor luchtvaartlawaai: gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Wet geluidhinder of de Luchtvaartwet een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot luchtvaartlawaai vanwege een luchtvaartterrein, alsmede een kantoorfunctie gelegen binnen een zone waarvoor een zodanige ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt;
integraal toegankelijke toiletruimte: toiletruimte die mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;
integraal toegankelijke badruimte: badruimte die mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;
inwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen twee voor mensen toegankelijke besloten ruimten van een gebouw, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;
klimlijn: denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap met elkaar verbindt;
loopafstand: afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare vloeiend verlopende lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,3 m van constructie-onderdelen kan worden gelopen;
meetniveau: hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw;
NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
nominale belasting: maximale belasting van een verbrandingstoestel, bepaald op basis van de calorische bovenwaarde van de brandstof waarvoor dat toestel is ingericht;
richtlijn bouwproducten: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (89/106/EEG, PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220);
rookcompartiment: gedeelte van een of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van rook;
rookvrije vluchtroute: van rook gevrijwaarde route die begint bij een toegang van een rookcompartiment of een subbrandcompartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift;
technische ruimte: besloten ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren van een gebouw,waaronder in elk geval begrepen een meterruimte, een liftmachineruimte en een stookruimte;
toegang van een gebruiksfunctie: toegang tot het aansluitende terrein, een gemeenschappelijke verkeersruimte, een gemeenschappelijk verblijfsgebied of een ruimte van een andere gebruiksfunctie, ter plaatse waarvan een route begint die uitsluitend door niet-gemeenschappelijke ruimten van de gebruiksfunctie naar een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied voert.
toegankelijkheidssector: gedeelte van een gebouw dat mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;
trappenhuis: verkeersruimte, waarin een trap ligt;
uitwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen een voor mensen toegankelijke besloten ruimte van een gebouw en de buitenlucht, de grond of het water, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;
veiligheidstrappenhuis: trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, en dat in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte;
verblijfsgebied: gedeelte van een gebruiksfunctie met ten minste een verblijfsruimte, bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toiletruimte, een badruimte, een technische ruimte of een verkeersruimte;
verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden;
verkeersruimte: ruimte anders dan een ruimte in een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte, bestemd voor het bereiken van een andere ruimte;
verkeersroute: route die begint bij een toegang van een ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt bij de toegang van een andere ruimte;
vluchttrappenhuis: trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert;
vrije vloeroppervlakte: vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van ten minste 2,3 m voor een woonfunctie niet zijnde een woonfunctie van een woonwagen en 2,1 m voor een andere gebruiksfunctie.
2. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:
bijdrage tot brandvoortplanting: bijdrage tot brandvoortplanting als bedoeld in NEN 6065 of NEN 1775;
CLV-systeem: CLV-systeem als bedoeld in NEN 2757;
coëfficiënt voor koeling: coëfficiënt voor koeling als bedoeld in NEN 2917;
energieprestatiecoëfficiënt: energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in NEN 2916 en NEN 5128;
factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte: factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte als bedoeld in NEN 2778;
funderingselement: funderingselement als bedoeld in NEN 6740;
fundamentele belastingscombinaties: fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702;
gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
hoofddraagconstructie: hoofddraagconstructie als bedoeld in NEN 6702;
isolatie-index voor contactgeluid: isolatie-index voor contactgeluid als bedoeld in NEN 5077;
karakteristiek geluidsniveau: karakteristiek geluidsniveau als bedoeld in NEN 5077;
karakteristieke geluidwering: karakteristieke geluidwering als bedoeld in NEN 5077;
karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid: karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid als bedoeld in NEN 5077;
leefzone: leefzone als bedoeld in NEN 1087;
lozingstoestel: lozingstoestel als bedoeld in NEN 3215;
netto-inhoud: netto-inhoud als bedoeld in NEN 2580;
rookmelder: rookmelder als bedoeld in NEN 2555;
rookproductie: rookproductie als bedoeld in NEN 6066;
stookplaats; stookplaats als bedoeld NEN 6061;
uiterste grenstoestand: uiterste grenstoestand als bedoeld in NEN 6702;
vrije hoogte: vrije hoogte als bedoeld in NEN 2580;
vuurbelasting: vuurbelasting als bedoeld in NEN 6090;
wateropname: wateropname als bedoeld in NEN 2778;
weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als bedoeld in NEN 6068;
weerstand tegen rookdoorgang: weerstand tegen rookdoorgang als bedoeld in NEN 6075.
3. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:
woonfunctie: gebruiksfunctie voor het wonen;
bijeenkomstfunctie: gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport;
celfunctie: gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen;
gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling;
industriefunctie: gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden;
kantoorfunctie: gebruiksfunctie voor administratie;
logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen;
onderwijsfunctie: gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs;
sportfunctie: gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport;
winkelfunctie: gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten;
overige gebruiksfunctie: niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt.
4. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:
lichte industriefunctie: industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt;
onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs: onderwijsfunctie voor het basis- of voortgezet speciaal onderwijs;
overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer: overige gebruiksfunctie die bestemd is voor aankomst of vertrek van vervoermiddelen ten behoeve van weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer van personen.
5. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:
woongebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend woonfuncties zijn gelegen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen;
cellengebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend celfuncties zijn gelegen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen;
logiesgebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend logiesfuncties zijn gelegen die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen.
6. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:
bezettingsgraad van gebruiksoppervlakte: aantal m2 gebruiksoppervlakte per persoon;
bezettingsgraad van vloeroppervlakte: aantal m2 vloeroppervlakte van een verblijfsgebied per persoon;
bezettingsgraadklasse: klasse die de bezettingsgraad van een gebruiksoppervlakte en de bezettingsgraad van een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied aangeeft overeenkomstig tabel 1.
tabel 1
klasse | bezettingsgraad | |
---|---|---|
in m2 gebruiksoppervlakte per persoon | in m2 vloeroppervlakte aan verblijfsgebied per persoon | |
B1 | ≤ 2 | ≤ 1,3 |
B2 | > 2 – ≤ 5 | > 1,3 – ≤ 3,3 |
B3 | > 5 – ≤ 12 | > 3,3 – ≤ 8 |
B4 | > 12 – ≤ 30 | > 8 – ≤ 20 |
B5 | > 30 | > 20 |
7. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt in een tabel verstaan onder:
–: dit lid is niet van toepassing;
*: het hele artikel is van toepassing;
>: alle waarden groter dan de achter dit teken aangegeven waarde;
n.t.: deze bezettingsgraadklasse is niet toegestaan;
≤: alle waarden kleiner of gelijk aan de achter dit teken aangegeven waarde.
Bij of krachtens dit besluit worden gedeelten van een bouwwerk, ruimten of voorzieningen, die ten dienste staan van meer dan een gebruiksfunctie, aangeduid als gemeenschappelijk. Zodanige gedeelten, ruimten of voorzieningen worden geacht deel uit te maken van ieder van de betrokken gebruiksfuncties.
Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van een in dit besluit genoemde NEN of aansluitvoorwaarde.
1. Indien een in dit besluit genoemde NEN wordt vervangen door een NEN-EN als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de richtlijn bouwproducten, treedt die NEN-EN in de plaats van die NEN.
2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van een NEN-EN als bedoeld in het eerste lid, waarbij, voorzover nodig, kan worden afgeweken van een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift.
Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.
Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwmateriaal of bouwdeel en voor dat bouwmateriaal of bouwdeel een op die eis toegesneden, door Onze Minister erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan, indien dat bouwmateriaal of bouwdeel overeenkomstig die kwaliteitsverklaring is toegepast.
1. Een bouwproduct dat zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten en dat is voorzien van een op dat product betrekking hebbende CE-markering als bedoeld in de richtlijn bouwproducten, wordt gelijk gesteld met een bouwproduct waarvoor een kwaliteitsverklaring is afgegeven.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een bouwproduct waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven.
1. Het is verboden een bouwproduct in de handel te brengen, waarvoor overeenkomstig de richtlijn bouwproducten is vastgesteld dat het een CE-markering moet dragen, indien dat product:
a. niet zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten, of
b. niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwproducten waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven, en op bouwproducten ten aanzien waarvan Onze Minister met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten heeft bepaald dat zij binnen Nederland in de handel mogen worden gebracht.
3. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit.
1. Het is verboden een bouwproduct, een aan dat product bevestigd label, de verpakking van een bouwproduct of de begeleidende handelsdocumenten te voorzien van een markering die gelijkenis vertoont met een CE-markering, als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van de richtlijn bouwproducten.
2. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent hetgeen met het oog op de implementatie van de richtlijn bouwproducten regeling behoeft.
1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk tot het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk, tenzij bij het voorschrift anders is aangegeven.
2. Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover bij of krachtens dit besluit geen voorschrift is vastgesteld omtrent de staat van een bestaand bouwwerk, bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van een voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk tot het rechtens verkregen niveau.
Indien voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, een vergunning ingevolge die wet of verordening is verleend, is, voorzover een aan die vergunning verbonden voorschrift afwijkt van een voorschrift van dit besluit, uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.
1. Een niet-permanent bouwwerk voldoet, voorzover voor een gebruiksfunctie voorschriften zijn aangewezen, ten minste aan de voorschriften omtrent de staat van een bestaand bouwwerk. Het voldoet bovendien aan de voorschriften met betrekking tot een te bouwen bouwwerk, voorzover dat met betrekking tot die voorschriften is aangegeven.
2. Een woonwagen voldoet bij herplaatsing ten minste aan de voorschriften met betrekking tot een bestaande woonwagen.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die duurzaam bestand is tegen de daarop werkende krachten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.1
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
belastingscombinaties | bouwconstructie | belastingscombinaties | hoofddraagconstructie | uiterste grenstoestand | |||||||
artikel | 2.2 | 2.3 | 2.4 | ||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
b | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | 3 | 4 | – | – | – | 1 | 2 | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | – | 1 | 2 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
5 | Industriefunctie | ||||||||||
a | lichte industriefunctie | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | – | 1 | 2 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 | |
c | andere overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | – | 1 | 2 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | 2 | 1 | 2 |
1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 6702. Voorzover NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties, wordt uitgegaan van NEN 6700.
2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een dak of een vloerafscheiding niet overschreden bij de bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702. Daarbij wordt uitgegaan van een stootbelasting.
3. In afwijking van het eerste lid, kan voor de bouwconstructie van een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
4. Voor het bepalen van de fundamentele belastingscombinaties voor de fundering voor een woonwagen wordt, in afwijking van het eerste lid, uitgegaan van:
a. een laststelsel dat bestaat uit twee verticale, evenwijdige lijnlasten die elk een rekenwaarde hebben ter grootte van 6,8 kN/m en een lengte van 15 m, en die op een afstand van ten minste 2,5 m en ten hoogste 3 m van elkaar liggen; indien de standplaats ligt in een onbebouwd gebied I, als bedoeld in NEN 6702, wordt voor de lijnlasten uitgegaan van een rekenwaarde ter grootte van 7,3 kN/m,
b. een puntlast met een rekenwaarde van 50 kN die in rekening wordt gebracht als een vrije belasting als bedoeld in NEN 6702, en
c. de rekenwaarde van het eigen gewicht van de fundering.
5. In afwijking van het eerste lid kan worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
1. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, onverminderd artikel 2.2, niet overschreden bij bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702. Daarbij wordt uitgegaan van:
a. een gasexplosie,
b. een botsing door een voertuig, en
c. een extreme grondwaterstand.
Indien NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties wordt uitgegaan van NEN 6700.
2. Onverminderd het eerste lid wordt eveneens uitgegaan van het wegvallen van de bijdrage aan de standzekerheid die wordt geleverd door constructie-onderdelen op een aangrenzend perceel.
1. Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.2 wordt bepaald volgens:
a. NEN 6710 of NEN 6770, indien de bouwconstructie is vervaardigd van metaal als bedoeld in die normen,
b. NEN 6720 of NEN 6790, indien de bouwconstructie is vervaardigd van steenachtig materiaal als bedoeld in die normen,
c. NEN 6760, indien de bouwconstructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm,
d. NEN 2608, indien de bouwconstructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm, of
e. NEN 6707, indien de bouwconstructie de bevestiging van dakbedekking is als bedoeld in die norm.
2. Indien voor een bouwconstructie wordt uitgegaan van de belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859, wordt, in afwijking van het eerste lid, het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN 3859.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een bouwconstructie die bestand is tegen de daarop werkende krachten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.5 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.5
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
belastingscombinaties | bouwconstructie | uiterste grenstoestand | |||||
artikel | 2.6 | 2.7 | |||||
lid | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
5 | Industriefunctie | ||||||
a | lichte industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | 2 | – | 1 | 2 | |
b | andere overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | – | 1 | 2 |
1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 6702. Voorzover NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties wordt uitgegaan van NEN 6700.
2. In afwijking van het eerste lid, kan voor de bouwconstructie van een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
3. In afwijking van het eerste lid, kan worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.
1. Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.6 wordt bepaald volgens:
a. NEN 6710 of NEN 6770, indien de bouwconstructie is vervaardigd van metaal als bedoeld in die normen,
b. NEN 6720 of NEN 6790, indien de bouwconstructie is vervaardigd van steenachtig materiaal als bedoeld in die normen,
c. NEN 6760, indien de bouwconstructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm,
d. NEN 2608, indien de bouwconstructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm, of
e. NEN 6707, indien de bouwconstructie de bevestiging van dakbedekking is als bedoeld in die norm.
2. Indien voor een bouwconstructie wordt uitgegaan van de belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859, wordt, in afwijking van het eerste lid, het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN 3859. 3.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.8 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.8
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tijdsduur bezwijken | bepalingsmethode | |||||||||
artikel | 2.9 | 2.10 | ||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||
a | Woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | – | – | – | – | * | |
b | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
3 | Celfunctie | |||||||||
a | celfunctie voor dag- en nachtverblijf | 1 | – | – | – | 5 | 6 | – | * | |
b | andere celfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||
1 gedeelte voor aan bed gebonden patienten | 1 | – | – | – | 5 | 6 | – | * | ||
2 ander gedeelte | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | ||
5 | Industriefunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
7 | Logiesfunctie | |||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | – | – | – | – | – | * | |
b | andere logiesfunctie | 1 | – | – | – | 5 | 6 | – | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | 1 | – | – | 4 | – | 6 | – | * | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | 7 | * |
1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute, wordt gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.9.1 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
Tabel 2.9.1
hoofddraagconstructie | tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten |
---|---|
indien geen vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau | 60 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau | 90 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau | 120 |
3. In afwijking van het tweede lid, wordt de in tabel 2.9.1 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waarvan de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500 MJ/m2 en geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.
4. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, gedurende 90 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
5. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.9.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
Tabel 2.9.2
hoofddraagconstructie | tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten |
---|---|
indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau | 60 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau | 90 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau | 120 |
6. In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de in tabel 2.9.2 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waarvan de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500 MJ/m2.
7. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, afhankelijk van de bestemming en de inrichting van een bouwwerk, bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand, gedurende zodanige tijd niet overschreden, dat het bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd kan worden verlaten en kan worden doorzocht, zonder dat gevaar bestaat voor instorting van de hoofddraagconstructie.
De tijdsduur gedurende welke een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie niet wordt overschreden, als bedoeld in artikel 2.9, wordt bepaald volgens:
a. NEN 6069,
b. NEN 6071,
c. NEN 6072 of
d. NEN 6073.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende enige tijd kan worden verlaten en doorzocht zonder dat er gevaar voor instorting is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.11 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.11
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tijdsduur bezwijken | bepalingsmethode | |||||||
artikel | 2.12 | 2.13 | ||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | – | – | * | |
b | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | – | – | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
3 | Celfunctie | |||||||
a | celfunctie voor dag- en nachtverblijf | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
b | andere celfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||
1 gezondheidszorgfunctie voor overnachting | 1 | – | 3 | 4 | – | * | ||
2 ander gezondheidszorgfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | ||
5 | Industriefunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
7 | Logiesfunctie | |||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | – | – | – | * | |
b | andere logiesfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | – | 3 | 4 | – | * | |
b | andere overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | 5 | * |
1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute, wordt gedurende 20 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.12.1 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
Tabel 2.12.1
hoofddraagconstructie | tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten |
---|---|
indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau | 30 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau | 60 |
3. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
4. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.12.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.
Tabel 2.12.2
hoofddraagconstructie | tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten |
---|---|
indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau | 30 |
indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau | 60 |
5. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, afhankelijk van de bestemming en de inrichting van een bouwwerk, bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand, gedurende zodanige tijd niet overschreden, dat het bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd kan worden verlaten en kan worden doorzocht, zonder dat gevaar bestaat voor instorting van de hoofddraagconstructie.
De tijdsduur gedurende welke een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie niet wordt overschreden, als bedoeld in artikel 2.12, wordt bepaald volgens:
a. NEN 6069,
b. NEN 6071,
c. NEN 6072 of
d. NEN 6073.
1. Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.14 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.14 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.14
Gebruksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | hoogte | openingen | opstapmogelijkheid | hoogte | openingen | |||||||||||||
artikel | 2.15 | 2.16 | 2.17 | 2.18 | 2.16 | 2.17 | ||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | ||
[m] | [m] | [m] | ||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | 3 | – | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 1 | 0,1 | 0,5 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | – | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1,2 | – | 0,3 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
8 | Onderwijsfunctie | |||||||||||||||||
a | onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | 1 | – | 1 | – | 0,2 | |
b | andere onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | 1 | – | 1 | – | 0,5 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 2 | 1 | – | 0,5 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | – | – | 2 | – | – | – | – | 1 | 0,5 | – |
1. Een vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.
2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:
a. een trap of
b. een hellingbaan.
3. Onverminderd het tweede lid geldt het eerste lid niet voor:
a. een rand van een podium,
b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst,
c. een rand van een laadvloer,
d. een rand van een perron en
e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.
1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste de in tabel 2.14 aangegeven waarde.
2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 1,2 m indien de vloer hoger ligt dan 13 m boven een aangrenzende vloer of boven het aansluitende terrein of het aansluitend water.
3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,85 m.
4. Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1,1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,7 m.
1. Tussen een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, en de vloer is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.
2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde.
3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde.
4. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in een gedeelte van een gebruiksfunctie dat mede bestemd is voor bezoekers, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer.
2. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer.
1. Een bestaand bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.19 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.19 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.19
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | hoogte | openingen | ||||||||
artikel | 2.20 | 2.21 | 2.22 | |||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | |||||||||
a | onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
b | andere onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | 3 | 1 | – | 3 | – | – |
1. Een vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1,5 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.
2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:
a. een trap of
b. een hellingbaan.
3. Onverminderd het tweede lid geldt het eerste lid niet voor:
a. een rand van een podium,
b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst,
c. een rand van een laadvloer,
d. een rand van een perron en
e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.
1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,9 m.
2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft, in afwijking van het eerste tot en met derde lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.
3. Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.
1. Tussen een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, en de vloer is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.
2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.23 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.23 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.23
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
voorziening | ||||
artikel | 2.24 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | |
3 | Celfunctie | 1 | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | – | |
5 | Industriefunctie | |||
a | lichte industriefunctie | – | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | – | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | – | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 | 1 | – | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | 1 | – | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | 2 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 2 |
1. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, verkeersruimten, toiletruimten en badruimten of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.
2. Een hoogteverschil tussen voor bezoekers toegankelijke vloeren of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.
1. Een bestaand bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.25 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op die gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.25 geen voorschrift is gegeven.
Tabel 2.25
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
aanwezigheid | ||||
artikel | 2.26 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | |
3 | Celfunctie | 1 | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | – | |
5 | Industriefunctie | |||
a | lichte industriefunctie | – | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | – | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | – | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 | 1 | – | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | 1 | – | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | 2 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 2 |
1. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsruimten, verkeersruimten, toiletruimten en badruimten of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,22 m, wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.
2. Een hoogteverschil tussen voor bezoekers toegankelijke vloeren of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,22 m, wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.
1. Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.27 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.27 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.27
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen trap | trapbordes | afscheiding | leuning | regenwerendheid | afmetingen trap | ||||||||||||||||||||||||
artikel | 2.28 | 2.29 | 2.30 | 2.31 | 2.32 | 2.28 | |||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | * | 6 en 9 | ||||||
1 | Woonfunctie | [m2] | |||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 1 | 2 | * | – | |||||
b | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |||||
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | 4 | – | – | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 1 | 2 | * | – | |||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | ||||||||||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | n.t. | n.t. | n.t. | |
b | andere bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | n.t. | n.t. | |
3 | Celfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | ||||||
1 verblijfsgebied waarin een bezoekruimte of een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte ligt | 40 | 100 | 250 | n.t. | n.t. | ||||||||||||||||||||||||
2 ander verblijfsgebied | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | ||||||||||||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | ||||||
1 verblijfsgebied voor bezoekers | 40 | 100 | 250 | n.t. | n.t. | ||||||||||||||||||||||||
2 ander verblijfsgebied | 40 | 100 | 250 | 600 | n.t. | ||||||||||||||||||||||||
5 | Industriefunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | - | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | - | – | – | – | – | – | – | |
b | andere industriefunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | 8 | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | n.t. | |
7 | Logiesfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | n.t. | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | - | 1 | – | 3 | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | n.t. | n.t. | |
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
1 | Winkelfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | 1 | 2 | – | – | 5 | 6 | 1 | – | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | 5 | – | – | – | 9 | 10 | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 40 | 100 | 250 | 600 | >600 |
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom A.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a kolom B.
3. Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24 groter is dan 600 m2, heeft die trap, in afwijking van het eerste lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.
4. Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.
5. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom A.
6. Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24, groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het eerste lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.
7. Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.
8. In afwijking van het vijfde en zesde lid, geldt geen maximum hoogte voor een trap van een industriefunctie.
9. Indien de totale vloeroppervlakte van voor bezoekers toegankelijke vloeren, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24, groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het vijfde lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.
10. Een aantrede, een optrede en een tredevlak van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.
Tabel 2.28a afmetingen van een trap van een woonfunctie
A | B | |
---|---|---|
minimum breedte van de trap | 0,8 m | 1,2 m |
minimum vrije hoogte boven de trap | 2,3 m | 2,3 m |
maximum hoogte van de trap | 4 m | 4 m |
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede | 0,22 m | 0,24 m |
maximum hoogte van een optrede | 0,185 m | 0,185 m |
minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,05 m | 0,17 m |
minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,23 m | 0,23 m |
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap | 0,3 m | 0,3 m |
Tabel 2.28b afmetingen van een trap van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie
A | B | |
---|---|---|
minimum breedte van de trap | 0,8 m | 1,1 m |
minimum vrije hoogte boven de trap | 2,1 m | 2,1 m |
maximum hoogte van de trap | 4 m | 4 m |
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede | 0,185 m | 0,21 m |
maximum hoogte van een optrede | 0,21 m | 0,21 m |
minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,05 m | 0,17 m |
minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak | 0,23 m | 0,23 m |
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap | 0,3 m | 0,3 m |
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, eerste lid of vijfde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,8 m x 0,8 m.
2. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, tweede of derde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,2 m x 1,2 m.
3. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, zesde en negende lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,1 m x 1,1 m.
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,8 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.
2. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft geen openingen met een breedte groter dan 0,5 m.
3. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
4. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.
5. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, onverminderd het tweede lid, tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
6. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3 heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,8 m en niet meer dan 1 m.
2. In afwijking van het eerste lid, geldt dit voorschrift alleen voor een trap waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1 m.
Een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een gebruiksfunctie, waarmee een vanaf het aansluitende terrein gemeten hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, ligt in een besloten ruimte. De uitwendige scheidingsconstructie van die besloten ruimte is, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend.
1. Een bestaande trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.33 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.33 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.33
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen trap | trapbordes | afscheiding | leuningen | ||||||
artikel | 2.34 | 2.35 | 2.36 | 2.37 | |||||
lid | 1 | 2 | 3 | * | 1 | 2 | * | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | – | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
5 | Industriefunctie | ||||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | 1 | 2 | – | * | 1 | 2 | * | |
c | andere overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | – | 3 | * | – | – | * |
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.
2. Een aantrede en een optrede van een trapvormige vloer van een verblijfsruimte hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.
3. Een aantrede en een optrede van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.
Tabel 2.34 afmetingen van een trap
minimum breedte van de trap | 0,7 m |
minimum vrije hoogte boven de trap | 1,9 m |
minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede | 0,13 m |
maximum hoogte van een optrede | 0,22 m |
minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap | 0,2 m |
Een trap als bedoeld in artikel 2.26, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.
1. Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1,5 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.
2. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.
Een trap als bedoeld in artikel 2.26, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3, en waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,6 m en niet meer dan 1 m.
1. Een te bouwen hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.38 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.38 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.38
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen hellingbaan | hellingbaan-bordes | afscheiding | ||||||||||
artikel | 2.39 | 2.40 | 2.41 | |||||||||
lid | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | - | – | – | |
b | andere woonfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
3 | Celfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
5 | Industriefunctie | |||||||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | - | – | |
b | andere industriefunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
6 | Kantoorfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
7 | Logiesfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
8 | Onderwijsfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
9 | Sportfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
10 | Winkelfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | |
c | andere overige gebruiksfunctie | * | * | 1 | 2 | – | 4 | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | * | * | 1 | 2 | – | 4 | – | – | – | – |
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft een breedte van ten minste 1,1 m, een hoogte van niet meer dan 1 m en een helling van ten hoogste:
a. 1:12 indien het hoogteverschil niet groter is dan 0,25 m,
b. 1:16 indien het hoogteverschil groter is dan 0,25 m, maar niet groter dan 0,5 m, en
c. 1:20 indien het hoogteverschil groter is dan 0,5 m.
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,4 m x 1,4 m.
1. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft aan beide zijkanten een aaneengesloten afscheiding met een hoogte van ten minste 0,04 m boven de hellingbaan.
2. Voorzover een zijkant van een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, meer dan 1 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, is, in afwijking van het eerste lid, de boven de hellingbaan gemeten hoogte van de afscheiding ten minste 0,85 m.
3. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft geen openingen met een grotere breedte dan 0,5 m.
4. Tussen een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.
5. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
6. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.
7. In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.
8. In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.
1. Een bestaande hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan op veilige wijze worden gebruikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.42 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.42 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.42
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen hellingbaan | hellingbaan-bordes | afscheiding | |||||
artikel | 2.43 | 2.44 | 2.45 | ||||
lid | * | * | 1 | 2 | 3 | ||
1 | Woonfunctie | ||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | 1 | – | – | |
3 | Celfunctie | * | * | 1 | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | * | 1 | – | – | |
5 | Industriefunctie | ||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | – | |
b | andere industriefunctie | * | * | 1 | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | * | * | 1 | – | – | |
7 | Logiesfunctie | * | * | 1 | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | * | * | 1 | – | – | |
9 | Sportfunctie | * | * | 1 | – | – | |
10 | Winkelfunctie | * | * | 1 | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 | * | * | 1 | – | – | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen | * | * | 1 | – | – | |
c | andere overige gebruiksfunctie | * | * | 1 | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | * | * | 1 | – | – |
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.
Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte van die hellingbaan aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.
1. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant meer dan 1,5 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de hellingbaan gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m.
2. Tussen een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.
3. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een veilige voorziening voor elektriciteit.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.46 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.46
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | aansluitingen | veiligheid | verbouw | tijdelijke bouw | ||||||
artikel | 2.47 | 2.48 | 2.49 | 2.50 | 2.51 | |||||
lid | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | * | 1 | – | – | – | - | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
5 | Industriefunctie | |||||||||
a | lichte industriefunctie | – | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
b | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen, gelegen onder het meetniveau | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | 2 | * | 1 | 2 | 3 | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 2 | – | 1 | 2 | 3 | * | * |
1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor elektriciteit.
2. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor noodstroom, indien de verlichtingsinstallatie volgens artikel 2.59, moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom.
Een voorziening voor elektriciteit heeft in een meterruimte, als bedoeld in artikel 4.66, een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van elektriciteit.
1. Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
2. Een voorziening voor noodstroom voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
3. Een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid, geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, voldoende stroom om de betrokken verlichtingsinstallatie gedurende ten minste 60 minuten te laten werken.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de in de artikelen 2.47, tweede lid, en 2.49, derde lid, gestelde voorschriften.
Bij het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.47, tweede lid, van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een veilige voorziening voor elektriciteit.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.52 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.52
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | aansluitingen | veiligheid | ||||||
artikel | 2.53 | 2.54 | 2.55 | |||||
lid | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | ||
1 | Woonfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
5 | Industriefunctie | |||||||
a | lichte industriefunctie | – | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | 1 | 2 | – |
1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor elektriciteit.
2. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor noodstroom indien de verlichtingsinstallatie volgens artikel 2.66, moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom.
Een voorziening voor elektriciteit heeft een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van elektriciteit.
1. Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
2. Een voorziening voor noodstroom voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
3. Een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid, geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, voldoende stroom om de betrokken verlichtingsinstallatie gedurende ten minste 60 minuten te laten werken.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige verlichtingsinstallatie dat het bouwwerk veilig kan worden verlaten, sociaal veilig en bruikbaar is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.56 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.56 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.56
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
verlichtingssterkte | stroomvoorziening | noodverlichting | voorz. voor noodstroom | verbouw | tijdelijke bouw | verlichtingssterkte | noodverlichting | |||||||||||||||
artikel | 2.57 | 2.58 | 2.59 | 2.60 | 2.61 | 2.62 | 2.57 | 2.59 | ||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | * | 1 | 2 | 3 | 4 | * | 1 | 2 | * | [lux] | [m2] | |||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||
b | andere woonfunctie | – | 2 | 3 | – | * | – | – | – | 4 | * | – | – | – | – | – | ||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | |||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | n.t. | n.t. | n.t. | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | ||
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | ||||||||
1 | niet-gemeenschappelijke ruimte | 200 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
2 | gemeenschappelijke ruimte voor bezoekers | 10 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
3 | andere ruimte | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | ||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 10 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
2 | andere ruimte | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | n.t. | |||||||||||||||
5 | Industriefunctie | |||||||||||||||||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | 3 | – | * | – | – | – | 4 | * | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | ||
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | n.t. | ||
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | n.t. | ||
8 | Onderwijsfunctie | |||||||||||||||||||||
a | onderwijsfunctie voor het speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | ||||||||
1 | ruimte voor het geven van onderwijs | 250 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
2 | andere ruimte | 10 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
b | andere onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | n.t. | n.t. | ||
9 | Sportfunctie | |||||||||||||||||||||
a | sportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisonderwijs | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | ||||||||
1 | ruimte voor onderwijs in lichamelijke oefening | 200 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
2 | andere ruimte | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
b | sportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | ||||||||
1 | ruimte voor onderwijs in lichamelijke oefening | 200 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
2 | ruimte voor watergewennings- of bewegingstherapie | 250 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
3 | andere ruimte | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | |||||||||||||||
c | andere sportfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | ||
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | 60 | 150 | 375 | 900 | >900 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, niet gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2. | 1 | 2 | 3 | – | * | 1 | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | – | – | – | – | – | ||
b | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, gelegen onder het meetniveau. | 1 | 2 | 3 | – | * | – | 2 | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | – | – | – | – | – | ||
c | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2. | 1 | 2 | 3 | – | * | – | – | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | – | – | – | – | – | ||
d | overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen, gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2. | 1 | 2 | 3 | – | * | – | 2 | 3 | 4 | * | 1 | – | * | 10 | – | – | – | – | – | ||
e | andere overige gebruiksfunctie | – | 2 | 3 | – | * | – | – | – | 4 | * | 1 | – | * | – | – | – | – | – | – | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | 3 | 4 | * | – | – | – | 4 | * | – | 2 | * | – | – | – | – | – | – |
1. Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56.
2. Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux kan geven ten minste over een breedte als bedoeld in artikel 2.167, op de bovenzijde van een vloer, van een trap en van een hellingbaan, waarover die rookvrije vluchtroute voert.
3. Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.
4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van de bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.
Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.57, is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.47, eerste en tweede lid.
1. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.56 is aangegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.
2. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.
3. Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, als bedoeld in artikel 2.57, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.
4. Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.
Een verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom, als bedoeld in artikel 2.59, geeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 2.49, derde lid, een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.
1. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.59, derde en vierde lid, en 2.60.
2. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geen ontheffing van de artikelen 2.57, derde lid, 2.58, 2.59, vierde lid, en 2.60.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.57 tot en met 2.60 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige verlichtingsinstallatie dat het bouwwerk veilig kan worden verlaten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.63 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.63 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.63
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens- waarden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
verlichtingssterkte | stroomvoorziening | noodverlichting | voorz. voor noodstroom | noodverlichting | |||||||||
artikel | 2.64 | 2.65 | 2.66 | 2.67 | 2.66 | ||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | * | 1 | 2 | 3 | 4 | * | [m2] | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | – | 2 | 3 | – | * | – | – | – | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 200 | |
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 500 | |
3 | Celfunctie | ||||||||||||
1 ruimte voor bezoekers | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 600 | ||
2 andere ruimte | – | 2 | 3 | – | * | – | – | 3 | 4 | * | – | ||
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 1 200 | |
5 | Industriefunctie | ||||||||||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | – | – | * | – | – | 3 | – | * | – | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 1 200 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 500 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | – | * | 1 | – | 3 | – | * | 500 | |
9 | Sportfunctie | – | 2 | – | – | * | – | – | 3 | – | * | – | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | – | * | – | – | 3 | – | * | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, niet gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 | 1 | 2 | – | – | * | – | – | 3 | – | * | – | |
b | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, gelegen onder het meetniveau. | 1 | 2 | – | – | * | – | 2 | 3 | – | * | – | |
c | andere overige gebruiksfunctie | – | 2 | – | – | – | – | – | 3 | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | 4 | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.
2. Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux over de vereiste breedte bedoeld in artikel 2.176, kan geven op de bovenzijde van een vloer, van een trap en van een hellingbaan waarover die rookvrije vluchtroute voert.
3. Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.
4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van zijn bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.
Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.64, is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.53, eerste lid.
1. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.63 is aangegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.
2. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.
3. Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert als bedoeld in artikel 2.64, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.
4. Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.
Een verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.66, geeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 2.55, derde lid,een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een veilige voorziening voor gas.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.68 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.68
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | aansluitingen | veiligheid | ||||||
artikel | 2.69 | 2.70 | 2.71 | |||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | – | * | |
b | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | 1 | 2 | – | * | |
c | andere woonfunctie | 1 | – | 1 | 2 | – | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
3 | Celfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
5 | Industriefunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
7 | Logiesfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
9 | Sportfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
10 | Winkelfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | 1 | – | 3 | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | * |
1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor gas, tenzij de gebruiksfunctie kan worden aangesloten op een gemeenschappelijke of publieke voorziening voor verwarming.
2. Een woongebouw heeft een voorziening voor gas, indien het een gemeenschappelijke voorziening voor verwarming heeft.
1. Een voorziening voor gas heeft in een meterruimte als bedoeld in artikel 4.66, een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van gas.
2. Een voorziening voor gas als bedoeld in artikel 2.69, heeft een aansluitpunt bij:
a. een opstelplaats voor een kooktoestel als bedoeld in artikel 4.81,
b. een opstelplaats voor een stooktoestel als bedoeld in artikel 4.87, en
c. een opstelplaats voor een warmwatertoestel als bedoeld in artikel 4.95.
3. Een voorziening voor gas heeft een aansluitpunt bij elke opstelplaats voor een op gas gestookt verbrandingstoestel.
Een voorziening voor gas voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een veilige voorziening voor gas.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.72 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.72
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
aanwezigheid | veiligheid | |||
artikel | 2.73 | 2.74 | ||
lid | * | * | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | * | |
b | andere woonfunctie | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | * | |
3 | Celfunctie | – | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | * | |
5 | Industriefunctie | – | * | |
6 | Kantoorfunctie | – | * | |
7 | Logiesfunctie | – | * | |
8 | Onderwijsfunctie | – | * | |
9 | Sportfunctie | – | * | |
10 | Winkelfunctie | – | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | * |
Een voorziening voor gas heeft een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van gas.
Een voorziening voor gas voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructie-onderdelen dat veilig kan worden gevlucht en dat veilig gebruik kan worden gemaakt van de aan het perceel grenzende openbare ruimte.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.75 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.75
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
hoogte | verbouw | tijdelijke bouw | |||||||
artikel | 2.76 | 2.77 | 2.78 | ||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | 5 | * | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | 3 | 4 | – | * | * |
1. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg of boven een strook van 0,6 m grenzend aan die weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg of strook.
2. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een niet voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 2,2 m boven die weg.
3. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een vloer waarover een rookvrije vluchtroute voert, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 2,2 m boven die vloer. Dit voorschrift geldt niet voor een deur, indien de vluchtroute een vrije doorgang heeft met een breedte van ten minste 0,6 m ter plaatse van die deur in enige geopende stand.
4. Het eerste, tweede en derde lid gelden niet voor een deur die toegang verschaft tot een ruimte die zo klein is dat een persoon zich daarin niet helemaal kan bevinden.
5. Een beweegbaar constructie-onderdeel bevindt zich in geopende stand niet buiten de standplaats.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.76, tweede, derde en vijfde lid.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.76, tweede, derde en vijfde lid, van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructie-onderdelen dat veilig gebruik kan worden gemaakt van de aan het perceel grenzende openbare ruimte.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.79 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.79 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.79
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||
---|---|---|---|
hoogte | |||
artikel | 2.80 | ||
lid | * | ||
1 | Woonfunctie | ||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | |
b | andere woonfunctie | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | |
3 | Celfunctie | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | |
5 | Industriefunctie | * | |
6 | Kantoorfunctie | * | |
7 | Logiesfunctie | * | |
8 | Onderwijsfunctie | * | |
9 | Sportfunctie | * | |
10 | Winkelfunctie | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | * |
Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.81 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.81
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
stookplaats | schacht, koker of kanaal | rookafvoer | dak | verbouw | tijdelijke bouw | |||||||
artikel | 2.82 | 2.83 | 2.84 | 2.85 | 2.86 | 2.87 | ||||||
lid | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | 3 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | * | – | 1 | 2 | – | 1 | – | – | * | * | |
b | andere woonfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
3 | Celfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
5 | Industriefunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
7 | Logiesfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
9 | Sportfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
10 | Winkelfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | 1 | 2 | – | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | * | 1 | 2 | 3 | – | – | – | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | 1 | – | 3 | * | * |
Materiaal, toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien:
a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of
b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 363 K.
Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m2 en grenzend aan meer dan een brandcompartiment, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar over een dikte van ten minste 0,01 m, gemeten loodrecht op de binnenzijde. Dit geldt niet indien de schacht, de koker of het kanaal ligt in en uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten.
1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 6062, brandveilig.
2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitsluitend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.
3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.
1. Een dak van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk.
2. Het eerste lid geldt niet, indien het gebouw waarin een gebruiksfunctie ligt:
a. geen vloer van een verblijfsgebied heeft, die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en
b. geen brandgevaarlijk dak heeft op een horizontale afstand van de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.
3. Het eerste lid geldt niet, indien het bouwwerk geen gebouw zijnde:
a. geen voor bezoekers toegankelijke vloer heeft die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en
b. geen brandgevaarlijk dak heeft op een afstand van de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.83, 2.84, eerste en tweede lid, en 2.85.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.83, 2.84, eerste en tweede lid, en 2.85 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.88 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.88
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
stookplaats | rookafvoer | |||||
artikel | 2.89 | 2.90 | ||||
lid | * | 1 | 2 | 3 | ||
1 | Woonfunctie | |||||
a | woonfunctie van een woonwagen | * | 1 | 2 | – | |
b | andere woonfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
3 | Celfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
5 | Industriefunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
6 | Kantoorfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
7 | Logiesfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
8 | Onderwijsfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
9 | Sportfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
10 | Winkelfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | 1 | 2 | 3 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – |
Materiaal, toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien:
a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of
b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 363 K.
1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 8062, luchtdicht.
2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien in dat materiaal een volgens NEN 8062 bepaalde temperatuur kan optreden van meer dan 363 K.
3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.91 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.91
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
zijde grenzend aan een | ||||||||||||||||||||||||||
binnen | buiten | boven | ||||||||||||||||||||||||
binnenoppervlak | buitenoppervlak | beloopbaar vlak | vrijgesteld | verbouw | tijdelijke bouw | brand- en rookvrije vluchtroute | rookvrije vluchtroute | overig | brand- en rookvrije vluchtroute | rookvrije vluchtroute | overig | brand- en rookvrije vluchtroute | overig | |||||||||||||
artikel | 2.92 | 2.93 | 2.94 | 2.95 | 2.96 | 2.97 | 2.92 | 2.93 | 2.94 | |||||||||||||||||
lid | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | 1 | 2 | * | 1 | 2 | ||||||||
[klasse] | [klasse] | [klasse] | ||||||||||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | * | 1 | – | – | – | – | – | 1 | 2 | 1 | – | – | – | – | – | – | – | 4 | – | – | 4 | – | T3 | ||
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | * | 1 | 2 | – | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | – | – | – | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
c | andere woonfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 2 | 4 | T1 | T3 | ||
2 | Bijeenkomstfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
3 | Celfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | ||||||||||
1 | niet-gemeenschappelijke ruimte | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 4 | T1 | T2 | |||||||||||||||||
2 | gemeenschappelijke ruimte | 1 | 1 | 4 | 1 | 1 | 4 | T1 | T3 | |||||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bedgebonden patienten | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 2 | 4 | T1 | T3 | ||
b | andere gezondheidszorgfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
5 | Industriefunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
6 | Kantoorfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
b | andere logiesfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 2 | 4 | T1 | T3 | ||
8 | Onderwijsfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
9 | Sportfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
10 | Winkelfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | * | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | 2 | 1 | – | 1 | – | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | |||||||||||||||||||||||||
a | tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer | – | 1 | 2 | – | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | – | 2 | – | 2 | – | 2 | – | – | - | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
b | ander bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 1 | 2 | – | 4 | 5 | – | 1 | 2 | – | 2 | – | 2 | – | 2 | – | – | – | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 |
Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die niet grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.91.
1. Een constructie-onderdeel niet zijnde een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.91. Een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel voldoet aan klasse 4.
2. Een gedeelte van een constructie-onderdeel dat hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 2.
3. Een constructie-onderdeel van een bouwwerk waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m daarboven, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.
4. Een constructie-onderdeel van een bouwwerk, waarvan een voor mensen toegankelijke vloer hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m daarboven, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.
5. Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor:
a. een deur,
b. een raam,
c. een kozijn en
d. een aan een deur, een raam of een kozijn gelijk te stellen constructie-onderdeel.
6. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht en is toegekeerd naar een weg, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.
1. De artikelen 2.92 en artikel 2.93 gelden niet voor de bovenzijde van:
a. een vloer,
b. een hellingbaan,
c. een trap en
d. een dak.
2. Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.91.
1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.
2. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen, waarvoor volgens de artikelen 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, de eis niet van toepassing.
1. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.93, derde lid.
2. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde geen ontheffing van artikel 2.93, vierde lid.
1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.93, derde lid, van toepassing.
2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk geen gebouw zijnde is artikel 2.93, vierde lid, van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen..
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.98 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.98
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
zijde grenzend aan een | |||||||||||||||||
binnen | buiten | boven | |||||||||||||||
binnenoppervlak | buitenoppervlak | beloopbaar vlak | vrijgesteld | brand- en rookvrije cluchtroute | rookvrije vluchtroute | overig | brand- en rookvrije vluchtroute | rookvrije vluchtroute | overig | brand- en rookvrije vluchtroute | overig | ||||||
artikel | 2.99 | 2.100 | 2.101 | 2.102 | 2.99 | 2.100 | 2.101 | ||||||||||
lid | * | * | 1 | 2 | 1 | 2 | * | 1 | * | ||||||||
[klasse] | [klasse] | [klasse] | |||||||||||||||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | * | * | 1 | 2 | 1 | – | – | – | 4 | – | – | 4 | – | T3 | ||
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
c | andere woonfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 2 | 4 | T1 | T3 | ||
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
3 | Celfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | ||||||||||
1 | niet-gemeenschappelijke ruimte | 1 | 1 | 3 | 1 | 1 | 4 | T1 | T2 | ||||||||
2 | gemeenschappelijke ruimte | 1 | 1 | 4 | 1 | 1 | 4 | T1 | T3 | ||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
b | andere gezondheidszorgfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
5 | Industriefunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
6 | Kantoorfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
b | andere logiesfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 2 | 4 | 2 | 2 | 4 | T1 | T3 | ||
8 | Onderwijsfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
9 | Sportfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
10 | Winkelfunctie | * | * | 1 | 2 | 1 | – | 2 | 4 | 4 | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | ||||||||||||||||
a | tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer | – | * | 1 | 2 | – | 2 | – | – | – | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 | ||
b | ander bouwwerk geen gebouw zijnde | – | * | 1 | 2 | – | 2 | – | – | – | 2 | 4 | 4 | T1 | T3 |
Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die niet grenst aan de buitenlucht een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.98.
Een constructie-onderdeel niet zijnde een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.98. Een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel voldoet aan klasse 4.
1. De artikelen 2.99 en 2.100 gelden niet voor de bovenzijde van:
a. een vloer,
b. een hellingbaan en
c. een trap.
2. Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die ten hoogste gelijk is aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.98.
1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens de artikelen 2.99 tot en met 2.101 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.
2. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen waarvoor volgens de artikelen 2.99 tot en met 2.101 een eis geldt, de eis niet van toepassing.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.103 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.103
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | wbdbo | zelfsluitende deur | verbouw | tijdelijke bouw | afmetingen | ||||||||||||||||||||||||||
artikel | 2.104 | 2.105 | 2.106 | 2.107 | 2.108 | 2.109 | 2.105 | |||||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | * | * | * | 4 | ||
1 | Woonfunctie | [m2] | ||||||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | - | – | – | 1 | 2 | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | * | * | * | 1 000 | |
b | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | - | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | –- | – | – | – | – | 6 | – | – | – | – | – | – | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | – | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | * | * | * | 1 000 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
3 | Celfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||
a | celfunctie gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | - | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | – | 1 | – | – | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
b | celfunctie niet gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | 10 | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | 11 | 1 | – | – | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
b | andere gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | - | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
5 | Industriefunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||
a | lichte industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 500 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 8 | 1 | – | – | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | 1 | – | 3 | – | 5 | – | 7 | * | – | * | 1 000 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een stooktoestel niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid.
2. Onverminderd het eerste lid, liggen een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2, een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen en een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, in een brandcompartiment.
3. In afwijking van het eerste lid, ligt een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, niet in een brandcompartiment.
4. Een niet besloten verblijfsgebied ligt in een brandcompartiment.
5. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1 000 m2 en met een volgens NEN 6090 bepaalde vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m2.
6. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2, die uitsluitend is bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
7. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie, die uitsluitend is bestemd voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 mJ/m2.
8. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2, die niet is bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
1. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.
2. In een brandcompartiment van een woonfunctie liggen uitsluitend woonfuncties en gebruiksfuncties die ten dienste staan van die woonfuncties.
3. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw.
4. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde.
5. Indien een woonfunctie gelegen in een woongebouw is aangewezen op geheel of gedeeltelijk samenvallende vluchtroutes als bedoeld in artikel 2.157, derde tot en met vijfde lid, liggen in het brandcompartiment waarin die woonfunctie ligt, ten hoogste:
a. zes woonfuncties of
b. woonfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 800 m2.
6. Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde lid, is een brandcompartiment.
7. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 is een brandcompartiment.
8. Een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, is een brandcompartiment.
9. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de celfunctie. Dit geldt niet, indien de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.116, waarin de niet-gemeenschappelijke ruimten liggen en een aangrenzende celfunctie of een besloten gemeenschappelijke ruimte ten minste 60 minuten is. Daarbij kan tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van de celfunctie en de gemeenschappelijke verkeersruimte die toegang geeft tot dat gebied, worden volstaan met ten minste 30 minuten indien:
a. die gemeenschappelijke verkeersruimte twee toegangen heeft die een toegang zijn van het brandcompartiment of aansluiten op een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten voert naar een toegang van het brandcompartiment, en
b. de afstand tussen die toegangen ten minste 5 m is.
Indien zich tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en de gemeenschappelijke verkeersruimte een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak, gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.
10. In afwijking van het vierde lid, heeft een brandcompartiment waarin een subbrandcompartiment ligt als bedoeld in artikel 2.116, een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 500 m2.
11. Een brandcompartiment heeft per bouwlaag een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de brandcompartimenten op die bouwlaag.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw en een niet besloten veiligheidstrappenhuis is niet lager dan 60 minuten.
2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2. Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.
3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien:
a. het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde perceel liggen, en
b. in een gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger boven het meetniveau ligt dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde.
Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.
4. In afwijking van het eerste lid, kan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, worden volstaan met 30 minuten. Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.
5. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een besloten ruimte van een gebouw op een aangrenzend perceel, wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.
6. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een woonwagen naar een andere woonwagen is niet lager dan 30 minuten. Bij de bepaling van deze weerstand wordt uitgegaan van een identieke, doch spiegelsymmetrisch op een afstand van 5 m geplaatste woonwagen.
7. Het derde geldt niet voor een brandcompartiment bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.107.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.104 en 2.105 van toepassing, waarbij voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag telkens 30 minuten wordt aangehouden.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.110 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.110
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens- waarden | ||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | wbdbo | zelfsluitende deur | afmetingen | ||||||||||||||||||||
artikel | 2.111 | 2.112 | 2.113 | 2.114 | 2.112 | |||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 1 | 2 | * | 5 | ||
1 | Woonfunctie | [m2] | ||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 4 | 5 | 6 | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 2.000 | |
b | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | – | – | – | 1 | 2 | – | 2 000 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
3 | Celfunctie | |||||||||||||||||||||||
a | celfunctie gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | - | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
b | celfunctie niet gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | 10 | 1 | 2 | * | 2 000 | |
b | andere gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | - | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
5 | Industriefunctie | |||||||||||||||||||||||
a | lichte industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 3 000 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 3 000 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 1 000 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 3 000 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 3 000 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 8 | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | 1 | 2 | * | 2 000 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een besloten ruimte van een gebouw ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een stooktoestel, niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, derde en vierde lid.
2. Onverminderd het eerste lid, liggen een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2, een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen en een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, derde en vierde lid, in een brandcompartiment.
3. In afwijking van het eerste lid, ligt een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, niet in een brandcompartiment.
4. Een niet besloten verblijfsruimte ligt in een brandcompartiment.
5. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 2 000 m2 en een volgens NEN 6090 bepaalde vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m2.
6. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, die uitsluitend is bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
7. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van ten hoogste 200 MJ/m2.
8. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, die niet is bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.
1. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.
2. In een brandcompartiment van een woonfunctie liggen uitsluitend woonfuncties en gebruiksfuncties die ten dienste staan van die woonfuncties.
3. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw.
4. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.110 aangegeven grenswaarde.
5. Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, vierde lid, is een brandcompartiment.
6. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 is een brandcompartiment.
7. Een ruimte, die bestemd is voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, is een brandcompartiment.
8. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de celfunctie. Dit geldt niet indien de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121 waarin de niet-gemeenschappelijke ruimten liggen, en een aangrenzende celfunctie of een besloten gemeenschappelijke ruimte ten minste 60 minuten is. Daarbij kan tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en de gemeenschappelijke verkeersruimte die toegang geeft tot dat gebied, worden volstaan met ten minste 30 minuten indien:
a. die gemeenschappelijke verkeersruimte twee toegangen heeft die een toegang zijn van het brandcompartiment of aansluiten op een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten voert naar een toegang van het brandcompartiment, en
b. de afstand tussen die toegangen ten minste 5 m is.
Indien zich tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van de celfunctie en de gemeenschappelijke verkeersruimte een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.
9. In afwijking van het vierde lid, heeft een brandcompartiment waarin een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121 ligt, een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2.
10. Een brandcompartiment heeft per bouwlaag een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie op die bouwlaag.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw, is niet lager dan 20 minuten.
2. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een besloten ruimte van een gebouw op een ander perceel, wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.
In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan bepaald in paragraaf 2.13.1.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.115 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.115
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens-waarden | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | wbdbo | zelfsluitende deur | wbdbo | |||||||||||||||
artikel | 2.116 | 2.117 | 2.118 | 2.119 | 2.118 | ||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | * | 1 | ||
1 | Woonfunctie | [minuten] | |||||||||||||||||
a | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | 4 | 1 | 2 | 3 | – | 5 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | – | 60 | |
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | 4 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 60 | |
c | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | – | – | 4 | 1 | – | – | 4 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | 60 | |
d | andere woonfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
3 | Celfunctie | ||||||||||||||||||
a | celfunctie gelegen in een cellengebouw | 1 | – | – | 4 | 1 | 2 | – | – | – | – | 1 | – | – | – | 5 | – | 30 | |
b | celfunctie niet gelegen in een cellengebouw | 1 | – | – | 4 | 1 | 2 | – | – | – | – | 1 | – | – | – | – | – | 30 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||||
a | gedeelte voor aan bed gebonden patiënten | – | – | 3 | 4 | 1 | 2 | – | – | – | 6 | 1 | – | – | – | 5 | * | 30 | |
b | overige gedeelten | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | – | 4 | 1 | 2 | 3 | – | – | – | 1 | – | – | – | – | * | 30 | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt in een subbrandcompartiment.
2. Een gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt in een subbrandcompartiment.
3. Een verblijfsruimte ligt in een subbrandcompartiment.
4. Een subbrandcompartiment ligt in een brandcompartiment
1. Een subbrandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een brandcompartiment.
2. Een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.116, eerste lid, omvat uitsluitend niet-gemeenschappelijke ruimten van niet meer dan een gebruiksfunctie.
3. Een subbrandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan 500 m2.
4. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend:
a. een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 40 m2, of
b. die verblijfsruimte, indien de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan 40 m2.
5. Een gemeenschappelijk verblijfsgebied is een subbrandcompartiment.
6. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van:
a. niet meer dan 50 m2, indien die verblijfsruimte niet permanent wordt bewaakt, of
b. niet meer dan 500 m2, indien die verblijfsruimte permanent wordt bewaakt.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een sub-brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw is niet lager dan de in tabel 2.115 aangegeven grenswaarde.
2. In afwijking van het eerste lid, is de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een subbrandcompartiment naar een ruimte als bedoeld in het eerste lid, die in dezelfde woonfunctie ligt, niet lager dan 30 minuten.
3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien:
a. de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het subbrandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2 en
b. in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.
4. In afwijking van het eerste lid, kan tussen een subbrandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute loopt zijn volstaan met 30 minuten.
5. Indien zich tussen een subbrandcompartiment en een aangrenzende ruimte die toegang geeft tot dat subbrandcompartiment, een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.
In een inwendige scheidingsconstructie van een subbrandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan bepaald in paragraaf 2.13.2
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.120 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.120
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | wbdbo | zelfsluitende deur | |||||||||
artikel | 2.121 | 2.122 | 2.123 | 2.124 | ||||||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||||
a | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | – | – | |
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | – | – | |
c | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | 2 | 1 | – | – | 4 | – | 1 | – | – | |
d | andere woonfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
3 | Celfunctie | |||||||||||
a | celfunctie gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | – | 1 | 2 | – | |
b | celfunctie niet gelegen in een cellengebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | – | 1 | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||
a | gedeelte voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | 5 | 1 | 2 | * | |
b | overige gedeelten | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | – | – | 1 | – | * | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte ligt in een subbrandcompartiment.
2. Een subbrandcompartiment ligt in een brandcompartiment.
1. Een subbrandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een brandcompartiment.
2. Een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121, omvat uitsluitend niet-gemeenschappelijke ruimten van een gebruiksfunctie.
3. Een subbrandcompartiment met een gemeenschappelijke verblijfsruimte omvat uitsluitend met die verblijfsruimte in verbinding staande gemeenschappelijke verblijfsruimten, gemeenschappelijke verkeersruimten, gemeenschappelijke toiletruimten en gemeenschappelijke badruimten.
4. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend:
a. een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 60 m2, of
b. die verblijfsruimte, indien de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan 60 m2.
5. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van:
a. niet meer dan 100 m2, indien die verblijfsruimte niet permanent wordt bewaakt, of
b. niet meer dan 1000 m2, indien die verblijfsruimte permanent wordt bewaakt.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een sub-brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw is niet lager dan 20 minuten.
2. Indien zich tussen een subbrandcompartiment en een aangrenzende besloten ruimte die toegang geeft tot dat subbrandcompartiment een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag het oppervlak gelegen onder die deur buiten beschouwing, indien dat oppervlak niet groter is dan 0,02 m2, en de hoogte van dat oppervlak, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.
In een inwendige scheidingsconstructie van een subbrandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het zich snel ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.125 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.125
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
algemeen | beloopbaar vlak | vrijgesteld | tijdelijke bouw | |||||||||||||||||
artikel | 2.126 | 2.127 | 2.128 | 2.129 | ||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | * | * | * | |||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | – | – | – | – | – | - | – | – | – | – | – | – | – | * | * | ||
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
3 | Celfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||
1 | gedeelte voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | – | 10 | 11 | – | – | – | * | * | * | ||
2 | ander gedeelte | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | - | – | – | – | – | * | * | * | ||
5 | Industriefunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
b | andere logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
9 | Sportfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
10 | Winkelfunctie | 1 | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | * | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | |||||||||||||||||||
a | tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 12 | 13 | 14 | * | * | * | ||
b | ander bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht, een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.
2. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
3. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
4. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
5. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
6. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2 of klasse 3, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
7. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
8. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
9. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
10. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
11. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
12. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de lucht in een tunnel, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.
13. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
14. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
Artikel 2.126, tweede tot en met elfde, dertiende en veertiende lid, geldt niet voor de bovenzijde van:
a. een vloer,
b. een hellingbaan en
c. een trap.
Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens artikel 2.126 een eis geldt, is die eis niet van toepassing.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.126 tot en met 2.128 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het zich snel ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.130 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.130
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
algemeen | beloopbaar vlak | vrijgesteld | |||||||||||
artikel | 1.3.1 | 2.132 | 2.133 | ||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | |
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | – | – | – | – | – | – | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
3 | Celfunctie | 1 | – | 3 | 4 | 5 | – | – | – | – | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||
a | gedeelte voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | – | – | – | 6 | – | – | – | * | * | |
b | ander gedeelte | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
5 | Industriefunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
b | andere logiesfunctie | 1 | 2 | – | – | – | – | – | – | – | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | 3 | – | – | – | – | – | – | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | ||||||||||||
a | tunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer | – | – | – | – | – | – | 7 | 8 | 9 | * | * | |
b | ander bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
3. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aaneen zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
4. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
5. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, gelegen tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
6. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
7. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.
8. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft het constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.
9. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft het constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.
Artikel 2.131, tweede tot en met achtste lid, geldt niet voor de bovenzijde van:
a. een vloer
b. een hellingbaan en
c. een trap.
Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens artikel 2.131 een eis geldt, is die eis niet van toepassing.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.134 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.134
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | weerstand rookdoorgang | zelfsluitende constructieonderdelen | tijdelijke bouw | loopafstand | |||||||||||||||||
artikel | 2.135 | 2.136 | 2.137 | 2.138 | 2.139 | 2.136 | ||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | * | 1 | 2 | 3 | * | 2 en 3 | |||||||
1 | Woonfunctie | [m] | ||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | - | – | – | – | – | – | – | – | ||||||
b | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | – | – | – | – | – | * | 1 | 2 | – | * | – | |||||||
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | – | – | – | – | – | – | * | 1 | – | – | * | – | ||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | |||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | n.t. | n.t. | n.t. | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | n.t. | n.t. | ||
3 | Celfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | * | – | – | 3 | * | |||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 30 | 30 | 30 | n.t. | n.t. | ||||||||||||||||
2 | andere ruimte | 30 | 30 | 30 | 45 | n.t. | ||||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | |||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 30 | 30 | 30 | n.t. | n.t. | ||||||||||||||||
2 | andere ruimte | 30 | 30 | 30 | 45 | n.t. | ||||||||||||||||
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 45 | 60 | ||
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 45 | n.t. | ||
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | – | – | – | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | – | – | – | – | n.t. | ||
b | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 30 | n.t. | ||
c | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 30 | n.t. | ||
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | n.t. | n.t. | ||
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 45 | 60 | ||
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | 4 | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 45 | 60 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | – | 2 | 3 | – | – | – | – | * | – | – | 3 | * | 30 | 30 | 30 | 45 | 60 | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer rookcompartimenten.
2. Tussen een toegang van een verblijfsgebied en een toegang van een besloten vluchttrappenhuis van een gebouw waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 50 m boven het meetniveau, ligt een verkeersruimte met een lengte van ten minste 2 m. Indien de verkeersruimte een besloten ruimte is, is deze een rookcompartiment.
1. Een subbrandcompartiment is een rookcompartiment.
2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsgebied en een toegang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde. Bij het bepalen van de loopafstand wordt een constructie-onderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, dat in het verblijfsgebied ligt, buiten beschouwing gelaten en wordt de loopafstand die in het verblijfsgebied ligt, met 1,5 vermenigvuldigd.
3. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde.
4. Het hoogteverschil tussen de vloer van een verblijfsgebied en een vloer ter plaatse van een toegang waarop het verblijfsgebied is aangewezen, van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan 4 m.
5. In afwijking van het tweede lid, is de loopafstand tussen een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en een toegang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, niet groter dan 22,5 m.
6. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsgebieden die in hetzelfde rookcompartiment liggen, is niet groter dan 12 m.
7. Het vierde lid geldt niet, indien de bouwlagen met elkaar in open verbinding staan, tenzij de op vloerniveau gemeten open verbinding kleiner of gelijk is aan 25% van de kleinste vloeroppervlakte van de bouwlagen die binnen de omhullende scheidingsconstructies van het rookcompartiment liggen.
De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een rookcompartiment naar een besloten ruimte is niet lager dan 30 minuten.
1. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend constructie-onderdeel.
2. Het eerste lid geldt niet voor een toegang van een woonfunctie gelegen in een woongebouw.
3. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitende deur.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.135 tot en met 2.138 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat verspreiding van rook voldoende wordt beperkt zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.140 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.140
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens- waarden | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ligging | omvang | weerstand rookdoorgang | zelfsluitende constructieonderdelen | loopafstand | ||||||
artikel | 2.141 | 2.142 | 2.143 | 2.144 | 2.142 | |||||
lid | * | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 3 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | [m] | ||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | woonfunctie gelegen in een woongebouw | * | – | – | * | 1 | 2 | – | – | |
c | andere woonfunctie | * | – | – | * | 1 | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 60 | |
3 | Celfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
5 | Industriefunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
6 | Kantoorfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
7 | Logiesfunctie | |||||||||
a | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | * | 1 | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
8 | Onderwijsfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 60 | |
9 | Sportfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
10 | Winkelfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | – | 2 | * | – | – | 3 | 75 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een subbrandcompartiment is een rookcompartiment.
2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet groter dan de in tabel 2.140 aangegeven grenswaarde.
De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een rookcompartiment naar een besloten ruimte is niet lager dan 20 minuten.
1. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend constructie-onderdeel.
2. Het eerste lid geldt niet voor een toegang van een woonfunctie gelegen in een woongebouw.
3. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment, waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitende deur.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment voldoende snel en veilig kunnen worden verlaten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.145.1 en tabel 2.145.2 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.145.1
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
verblijfsgebied en verblijfsruimte | verblijfsgebied en verblijfsruimte | ||||||||||||||||||||||||||||||||
artikel | 2.146 | 2.146 | |||||||||||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 8 | 9 | 10 | |||||||||||||||
[-] | [m2] | [m] | |||||||||||||||||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||||||||||
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | – | – | – | – | – | 6 | 7 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||||||||||
c | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | 2 | 3 | – | – | 6 | 7 | – | – | – | – | – | – | 14 | – | – | – | – | ||||||||||||||
d | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | – | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | – | – | – | 14 | – | – | – | – | ||||||||||||||
e | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | – | – | – | – | – | – | 14 | – | – | – | – | ||||||||||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | ||||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | n.t. | n.t. | n.t. | 20 | 50 | n.t. | n.t. | n.t. | 20 | 20 | n.t. | n.t. | n.t. | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | n.t. | n.t. | 20 | 50 | 125 | n.t. | n.t. | 20 | 20 | 20 | n.t. | n.t. | |||
3 | Celfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | – | |||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 13,75 | 5,5 | 2 | n.t. | n.t. | 20 | 50 | 125 | n.t. | n.t. | 20 | 20 | 20 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||||
2 | ruimte waarin een cellenblok ligt | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | ## | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | |||||||||||||||||
3 | andere ruimte | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | ## | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | |||||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | |||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 13,75 | 5,5 | 2 | n.t. | n.t. | 20 | 50 | 125 | n.t. | n.t. | 20 | 20 | 20 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||||
2 | andere ruimte | 13.75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | 375 | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | |||||||||||||||||
b | andere gezondheidszorgfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | – | |||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 13.75 | 5,5 | 2 | n.t. | n.t. | 20 | 50 | 125 | n.t. | n.t. | 20 | 20 | 20 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||||
2 | andere ruimte | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | 375 | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | |||||||||||||||||
5 | Industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | 0 | 20 | 50 | 125 | 375 | ## | 20 | 20 | 20 | 30 | 40 | ||
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | 375 | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | ||
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | 375 | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | ||
b | andere logiesfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | n.t. | 20 | 50 | 125 | 375 | n.t. | 20 | 20 | 20 | 30 | n.t. | ||
8 | Onderwijsfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | n.t. | n.t. | 20 | 50 | 125 | n.t. | n.t. | 20 | 20 | 20 | n.t. | n.t. | ||
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | 0 | 20 | 50 | 125 | 375 | 750 | 20 | 20 | 20 | 30 | 40 | ||
10 | Winkelfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | 0 | 20 | 50 | 125 | 375 | 750 | 20 | 20 | 20 | 30 | 40 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | – | 14 | – | 13,75 | 5,5 | 2 | 1 | 0 | 20 | 50 | 125 | 375 | 750 | 20 | 20 | 20 | 30 | 40 | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
Tabel 2.145.2
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
subbrandcompartiment | rookcompartiment | tijdelijke bouw | rookcompartiment | ||||||||||||||||||||||||||
artikel | 2.147 | 2.148 | 2.149 | 2.148 | |||||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 2 | 3 | 4 | 6 | |||||||||||||||
[m2] | [-] | [m2] | [m] | ||||||||||||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||||||||||
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | – | – | 1 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | – | – | – | ||||||||||||||
c | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | – | – | 1 | – | 500 | – | – | – | ||||||||||||||
d | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | – | – | 1 | – | 500 | – | – | – | ||||||||||||||
e | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 1 | 2 | – | – | – | – | 1 | – | 500 | – | – | – | ||||||||||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | ||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | n.t. | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | n.t. | n.t. | n.t. | 30 | 75 | n.t. | n.t. | n.t. | – | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | n.t. | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | – | ||
3 | Celfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | ||||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | n.t. | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | – | ||||||||||||
2 | ruimte waarin een cellenblok ligt | 50 | 50 | 50 | 50 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | – | ||||||||||||
3 | andere ruimte | 120 | 300 | 750 | 1000 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | – | ||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | 2 | ||||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | n.t. | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | 40 | ||||||||||||
2 | andere ruimte | 120 | 300 | 750 | 1000 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | 30 | ||||||||||||
b | andere gezondheidszorgfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | 2 | ||||||||||||||||||
1 | ruimte voor bezoekers | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | n.t. | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | 40 | ||||||||||||
2 | andere ruimte | 120 | 300 | 750 | 1000 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | 40 | ||||||||||||
5 | Industriefunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 2 | 120 | 300 | 750 | 1000 | 1000 | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | 0,2 | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | – | |||
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | – | 2 | 120 | 300 | 750 | 1000 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | 40 | ||
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | – | – | 1 | – | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | – | – | – | – | – | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | – | ||
b | andere logiesfunctie | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 500 | 500 | 500 | 500 | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | – | ||
8 | Onderwijsfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 9,2 | 3,7 | 1,5 | n.t. | n.t. | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | – | ||
9 | Sportfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | 750 | 1000 | 1000 | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | 0,2 | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | – | ||
10 | Winkelfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | 750 | 1000 | 1000 | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | 0,2 | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | – | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | 2 | 120 | 300 | 750 | 1000 | 1000 | 9,2 | 3,7 | 1,5 | 0,6 | 0,2 | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | – | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. De loopafstand tussen een punt in een gemeenschappelijk verblijfsgebied en ten minste een toegang van het subbrandcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is ten hoogste 20 m. Bij het bepalen van de loopafstand wordt een constructie-onderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, dat in het verblijfsgebied ligt, buiten beschouwing gelaten.
2. De loopafstand tussen een punt in een gemeenschappelijke verblijfsruimte en ten minste een toegang van het subbrandcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is ten hoogste 30 m.
3. Een verblijfsgebied of een verblijfsruimte heeft ten minste twee toegangen, indien:
a. in die ruimte geen opstelplaats voor een kooktoestel ligt en de vloeroppervlakte van dat gebied groter is dan 75 m2, of
b. in die ruimte een opstelplaats voor een kooktoestel ligt en de vloeroppervlakte van dat gebied groter is dan 25 m2.
4. Ten minste een toegang als bedoeld in het tweede lid, van een gemeenschappelijke verblijfsruimte is een toegang van het subbrandcompartiment waarin die ruimte ligt, of bij ten minste een toegang begint een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten naar een toegang van dat subbrandcompartiment voert. De toegang van die verblijfsruimte mag de toegang van een andere verblijfsruimte zijn, op voorwaarde dat die ruimte ten minste twee toegangen heeft waarbij een route begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het subbrandcompartiment voert.
5. Het eerste, het tweede en het derde lid gelden niet voor een gemeenschappelijk verblijfsgebied dat in een subbrandcompartiment ligt met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2.
6. De loopafstand tussen de toegang van een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte en ten minste een toegang van het brandcompartiment of het subbrandcompartiment waarin die ruimte ligt, is ten hoogste 15 m.
7. Een toegang als bedoeld in het zesde lid, van een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte, is een toegang van een brandcompartiment of een subbrandcompartiment, of ter plaatse van die toegang begint een route naar de toegang van een brandcompartiment of een subbrandcompartiment. Een besloten ruimte op die route heeft een niet-ioniserende rookmelder die is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit en die voldoet aan de primaire inrichtingseisen en de primaire producteisen volgens NEN 2555.
8. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsgebied of van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of die verblijfsruimte in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde, met een minimum van 600 mm voor elke toegang.
9. De deur van een toegang van een verblijfsgebied of een verblijfsruimte draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde.
10. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en ten minste een toegang van die ruimte is niet groter dan de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde.
11. De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 20 m.
12. Een toegang als bedoeld in het tiende lid:
a. is een toegang van het rookcompartiment waarin die ruimte ligt,
b. is een toegang waarbij een route begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het rookcompartiment voert, of
c. is een toegang van een andere verblijfsruimte, indien die verblijfsruimte ten minste twee toegangen heeft als bedoeld in onderdeel a of onderdeel b van dit lid.
13. Het twaalfde lid geldt niet voor een verblijfsruimte die in een subbrandcompartiment ligt.
14. Indien volgens het eerste tot en met vierde lid, het tiende of het twaalfde lid twee toegangen zijn vereist, is de afstand tussen een punt van de ene toegang en een punt van de andere toegang ten minste 5 m.
15. Ten minste een toegang van een verblijfsruimte voor aan bed gebonden patiënten en ten minste een verkeersroute die naar die toegang voert, hebben een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,9 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.
1. Een toegang van een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.146, eerste en tweede lid:
a. is een toegang van het rookcompartiment waarin dat subbrandcompartiment ligt, of
b. is een toegang waarbij een rookvrije vluchtroute begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het rookcompartiment voert.
2. Een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 heeft ten minste twee toegangen.
1. De afstand tussen een stookplaats en de verticale projectie van een trap is ten minste 1,5 m.
2. Een rookcompartiment heeft een of meer toegangen, met een minimum van twee indien de gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.145.2 gegeven grenswaarde.
3. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een rookcompartiment, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.2 aangegeven waarde, met een minimum van 600 mm voor elke toegang.
4. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.145.2 aangegeven grenswaarde.
5. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de deur van een toegang van een in dat compartiment gelegen verblijfsgebied of verblijfsruimte niet indraait tegen de vluchtrichting als bedoeld in artikel 2.146, negende lid.
6. Een besloten ruimte waardoor een verkeersroute voert heeft tussen twee toegangen een loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.145.2 aangegeven grenswaarde.
1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.146, zesde lid, en 2.147, eerste lid, van toepassing.
2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.146 tot en met 2.148 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment op veilige wijze kunnen worden verlaten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.150 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.150
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
verblijfsruimte | rookcompartiment | verblijfsruimte | |||||||||||||||||
artikel | 2.151 | 2.152 | 2.151 | 2.152 | |||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | ||
[m] | [-] | [m2] | [m2] | [-] | [m2] | ||||||||||||||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||||||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | – | – | – | – | – | 500 | – | – | |
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1 000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen | 1 | – | – | – | – | – | 1 | – | – | – | – | – | – | – | 500 | – | – | |
c | andere woonfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 40 | 2,77 | 80 | 600 | 1,85 | 120 | |
b | andere bijeenkomstfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 40 | 1,49 | 200 | 1125 | 1 | 300 | |
3 | Celfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,62 | 480 | 2000 | 0,42 | 720 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,62 | 480 | 2000 | 0,42 | 720 | |
5 | Industriefunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 50 | 0,29 | 1200 | 2000 | 0,2 | 1800 | |
6 | Kantoorfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,62 | 480 | 2000 | 0,42 | 720 | |
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1 000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | 50 | 0,62 | 480 | – | 0,42 | 720 | |
b | andere logiesfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,62 | 480 | 1000 | 0,42 | 720 | |
8 | Onderwijsfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 40 | 1,49 | 200 | 1125 | 1 | 300 | |
9 | Sportfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,29 | 1200 | 3000 | 0,2 | 1800 | |
10 | Winkelfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,29 | 1200 | 2000 | 0,2 | 1800 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | 2 | 3 | 4 | 5 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 50 | 0,29 | 1200 | 2000 | 0,2 | 1800 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het subbrandcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is ten hoogste 45 m.
2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van de verblijfsruimte is niet groter dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.
3. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.150 aangegeven waarde, met een minimum van 500 mm voor elke toegang.
4. Een deur van een toegang van een verblijfsruimte draait bij het openen niet in tegen de vluchtrichting, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.
5. De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar op leverende stoffen, of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 37,5 m.
6. Ten minste een toegang van een verblijfsruimte voor aan bed gebonden patiënten en ten minste een verkeersroute die naar die toegang voert, hebben een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.
1. Een rookcompartiment heeft een of meer toegangen, met een minimum van twee, indien de gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.150 gegeven grenswaarde. Bij iedere toegang begint een rookvrije vluchtroute die niet met een rookvrije vluchtroute van de andere toegang samenvalt.
2. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een rookcompartiment is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.150 aangegeven waarde, met een minimum van 500 mm voor elke toegang.
3. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.
4. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de deur van een toegang van een in dat compartiment gelegen verblijfsgebied of verblijfsruimte niet indraait tegen de vluchtrichting als bedoeld in artikel 2.151, vierde lid.
5. Indien de loopafstand tussen ten minste een toegang van een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, kleiner is dan 30 m, heeft het brandcompartiment, in afwijking van het eerste lid, ten minste een toegang.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende vluchtroutes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.153 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.153
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
veilige plaats | algemeen | uit rookcompartiment | uit subbrandcompartiment | vluchttrappenhuis | tijdelijk bouwwerk | rookcompartiment | ||||||||||||||||||||||||||||||
artikel | 2.154 | 2.155 | 2.156 | 2.157 | 2.158 | 2.159 | 2.156 | |||||||||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | * | * | 6 | 7 | 8 | |||||||||||
[m2] | [m2] | [m] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||||||
b | andere woonfunctie | 1 | – | – | – | 1 | – | 3 | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | – | – | – | ||||||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | ||||||||||||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 30 | 75 | n.t. | n.t. | n.t. | 120 | 300 | n.t. | n.t. | n.t. | 30 | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 30 | 75 | 188 | n.t. | n.t. | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 30 | ||
3 | Celfunctie | 30 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 | rookcompartiment voor bezoekers | - | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | – | – | – | – | – | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 30 | ||
2 | ander rookcompartiment | – | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | – | – | – | – | – | 120 | 300 | 750 | 1800 | n.t. | 30 | ||
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed bebonden patiënten | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | – | 9 | – | 11 | – | – | – | – | – | * | * | |||||||||||||
1 | rookcompartiment voor bezoekers | – | – | – | – | – | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | – | ||||||||||||||||||||||||
2 | ander rookcompartiment | – | – | – | – | – | 120 | 300 | 750 | 1800 | 1800 | – | ||||||||||||||||||||||||
b | andere gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | |||||||||||||
1 | rookcompartiment voor bezoekers | 30 | 75 | 188 | n.t. | n.t. | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 30 | ||||||||||||||||||||||||
2 | ander rookcompartiment | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||||||||||||||||||||||||
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | – | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 30 | 75 | 188 | 450 | n.t. | 120 | 300 | 750 | 1800 | n.t. | 30 | ||
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | – | 10 | – | – | – | – | – | – | * | * | – | – | – | – | – | 750 | 750 | 750 | 750 | n.t. | 20 | ||
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2 | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | – | 10 | – | – | – | – | – | – | * | * | – | – | – | – | – | 750 | 750 | 750 | 750 | n.t. | 20 | ||
c | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2 | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | – | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | – | – | – | – | – | 120 | 300 | 750 | n.t. | n.t. | 15 | ||
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | – | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | 8 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 30 | 75 | 188 | 450 | 1125 | 120 | 300 | 750 | 1800 | 4500 | 30 | ||
b | andere overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | – | * | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een rookvrije vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend.
2. Een gemeenschappelijke rookvrije vluchtroute waarop een celfunctie is aangewezen leidt, in afwijking van het eerste lid, naar een ander brandcompartiment.
3. Een rookvrije vluchtroute leidt naar een ander brandcompartiment.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende vluchtroutes.
1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee brand- en rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor een rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.
2. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor een rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid, kan worden volstaan met één vluchtroute, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende vluchtroutes nergens samenvallen.
4. Delen van de twee vluchtroutes als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kunnen voorzover deze in een veiligheidstrappenhuis liggen, samenvallen.
5. Indien het rookcompartiment een technische ruimte is, kunnen, in afwijking van het eerste lid, de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes over een lengte van niet meer dan 8 m samenvallen .
6. In afwijking van het tweede lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, als de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153.
7. In afwijking van het tweede lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, indien deze gedeelten een brand- en rookvrije vluchtroute zijn en de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153.
8. Onverminderd het zevende lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes uitsluitend samenvallen over een lengte die niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. Bij het bepalen van de lengte worden gedeelten die in een veiligheidstrappenhuis liggen buiten beschouwing gelaten.
9. De eerste gedeelten van de twee vluchtroutes als bedoeld in het zevende lid, kunnen uitsluitend samenvallen over een lengte van niet meer dan 20 m.
10. Het hoogteverschil tussen een vloer van een verblijfsgebied dat is aangewezen op samenvallende vluchtroutes als bedoeld in het zevende lid en het meetniveau, is niet groter dan 12,5 meter.
11. Ter plaatse van ten minste een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute die naar een toegang van een ander brandcompartiment voert. Het gedeelte van deze vluchtroute, dat tussen de toegang van het rookcompartiment en de toegang van het andere brandcompartiment ligt, voert niet over een trap of door een lift.
1. Ter plaatse van een toegang van een subbrandcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die nergens samenvallen.
2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het subbrandcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.
3. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, als het samenvallende gedeelte niet in een trappenhuis ligt en niet aan een ander subbrandcompartiment grenst.
4. In afwijking van het derde lid, kan het samenvallende gedeelte aan een ander subbrandcompartiment grenzen, indien:
a. het samenvallende gedeelte aan niet meer dan één ander subbrandcompartiment grenst,
b. de toegang van het subbrandcompartiment en de toegang van het andere subbrandcompartiment recht tegenover elkaar liggen en
c. het samenvallende gedeelte niet langs een beweegbaar constructie-onderdeel voert, tenzij dit deel uitmaakt van de toegang van het andere subbrandcompartiment.
5. In afwijking van het derde lid, kan het samenvallende gedeelte in een trappenhuis liggen en aan een ander subbrandcompartiment grenzen, indien:
a. de totale gebruiksoppervlakte van de woonfuncties die zijn aangewezen op dat trappenhuis niet groter is dan 800 m2, geen vloer van een verblijfsgebied van die woonfuncties hoger ligt dan 12,5 m boven het meetniveau en geen van de woonfuncties een gebruiksoppervlakte heeft van meer dan 150 m2,
b. op dat trappenhuis niet meer dan zes woonfuncties zijn aangewezen, waarvan geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 6 m boven het meetniveau, of
c. dat trappenhuis een veiligheidstrappenhuis is.
Een vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan 8 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toepassing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.155 tot en met 2.158 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk heeft voldoende routes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.160 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.160
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens-waarden | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
veilige plaats | algemeen | rookcompartiment | subbrandcompartiment | vluchttrappenhuis | rookcompartiment | |||||||||||||
artikel | 2.161 | 2.162 | 2.163 | 2.164 | 2.165 | 2.163 | ||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | 4 | * | 2 | 4 | ||
[m2] | [m2] | |||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 500 | 1500 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 150 | 600 | |
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 300 | 1500 | |
3 | Celfunctie | – | – | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | – | 2700 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | – | – | 1 | – | 3 | 4 | 5 | – | – | – | – | * | – | 2700 | |
b | andere gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 1400 | 5600 | |
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 1400 | 5600 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 675 | 2700 | |
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 200 | 1000 | |
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 200 | 1000 | |
c | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 1400 | 5600 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | – | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | – | 1500 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 1400 | 5600 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | * | 1400 | 5600 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | |||||||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | 1400 | 5600 | |
b | andere overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | 1 | 2 | – | * | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een rookvrije vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend.
2. Een gemeenschappelijke rookvrije vluchtroute waarop een celfunctie is aangewezen leidt, in afwijking van het eerste lid, naar een ander brandcompartiment.
3. Een rookvrije vluchtroute leidt naar een ander brandcompartiment.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende vluchtroutes.
1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.
2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien de totale gebruiksoppervlakte van de rookcompartimenten die zijn aangewezen op die rookvrije vluchtroute, niet groter is dan de in tabel 2.160 aangegeven grenswaarde.
3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.
4. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, indien het samenvallende gedeelte een brand- en rookvrije vluchtroute is. Indien het samenvallende gedeelte niet in een veiligheidstrappenhuis ligt, is de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartimenten die is aangewezen op dit gedeelte, niet groter dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.160.
5. Ter plaatse van ten minste een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute die naar een toegang van een ander brandcompartiment voert. Het gedeelte van deze rookvrije vluchtroute, dat tussen de toegang van het rookcompartiment en de toegang van het andere brandcompartiment ligt, voert niet over een trap of door een lift.
1. Ter plaatse van de toegang van een subbrandcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die nergens samenvallen.
2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het subbrandcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.
3. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, indien de totale gebruiksoppervlakte aan subbrandcompartiment die is aangewezen op dit gedeelte niet groter is dan 500 m2.
4. In afwijking van het derde lid, kan de totale gebruiksoppervlakte groter zijn dan 500 m2, indien:
a. het samenvallende gedeelte in een veiligheidstrappenhuis ligt, of
b. het samenvallende gedeelte een brand- en rookvrije vluchtroute is en de totale gebruiksoppervlakte aan subbrandcompartimenten die is aangewezen op het samenvallende gedeelte, niet groter is dan 1 500 m2.
Een vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan 12,5 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toepassing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanig ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.166 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.166
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen doorgang | scheidingsconstructie | tussen vluchtmogelijkheden | luchttoevoer en rookafvoer | permanente vuurbelasting | draairichting deur | loopafstand | opvang- en doorstroomcapaciteit | inrichting | draairichting deur | ||||||||||||
artikel | 2.167 | 2.168 | 2.169 | 2.170 | 2.171 | 2.172 | 2.173 | 2.174 | 2.171 | ||||||||||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | * | * | * | 2 | |||||||
[m2] | |||||||||||||||||||||
1 | Woonfunctie | ||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||||||
b | andere woonfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | 2 | 1 | – | – | * | – | – | – | ||||||
bij bezettingsgraadklasse | B1 | B2 | B3 | B4 | B5 | ||||||||||||||||
2 | Bijeenkomstfunctie | ||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | n.t. | n.t. | n.t. | ||
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | ||
3 | Celfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | |||||||
1 | verblijfsgebied voor bezoekers | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
2 | ander verblijfsgebied | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | |||||||||||||||
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||||||
a | gedeelte voor aan bed gebonden patiënten | 1 | 2 | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | |||||||
1 | verblijfsgebied voor bezoekers | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
2 | ander verblijfsgebied | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | |||||||||||||||
b | ander gedeelte van een gezondheidszorgfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | |||||||
1 | verblijfsgebied voor bezoekers | 30 | 75 | 187,5 | n.t. | n.t. | |||||||||||||||
2 | ander verblijfsgebied | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | |||||||||||||||
5 | Industriefunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | ||
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | ||
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte niet groter dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | * | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | ||
b | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | * | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | ||
c | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | * | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | n.t. | ||
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 188 | 188 | ||
9 | Sportfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | ||
10 | Winkelfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | 1 | – | 2 | 3 | – | * | – | 30 | 75 | 187,5 | 450 | 1125 | |||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | – | – | – | – | – |
1. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte die niet kleiner is dan 0,6 m en een hoogte van ten minste 1,9 m.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft een rookvrije vluchtroute die voert naar een ander brandcompartiment, een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,9 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen rookvrije vluchtroutes bedraagt ten minste 30 minuten. Dit geldt niet voor een samenvallend gedeelde en aan het begin van twee rookvrije vluchtroutes als bedoeld in de artikelen 2.156, eerste en tweede lid en 2.157, eerste lid.
2. Een inwendige scheidingsconstructie tussen twee rookvrije vluchtroutes bevat geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten.
1. Het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de netto-vloeroppervlakte van een veiligheidstrappenhuis is per bouwlaag ten hoogste 3 500 MJ.
2. Een vluchttrappenhuis anders dan een veiligheidstrappenhuis, is niet rechtstreeks bereikbaar vanuit een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een liftkooi of een technische ruimte. Dit geldt niet indien het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de som van de netto-vloeroppervlakten van een bouwlaag van dat vluchttrappenhuis en van de rechtstreeks daarop uitkomende ruimten ten hoogste 3 500 MJ is.
1. Een deur tussen een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, en een vluchttrappenhuis draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.
2. Een deur die in de rookvrije vluchtroute ligt, draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de totale op die deur aangewezen gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment, groter is dan de in tabel 2.166 aangegeven grenswaarde.
3. Indien een deur van een toegang van een rookcompartiment niet tegen de vluchtrichting indraait, als bedoeld in artikel 2.148, vierde lid, draait geen enkele deur die in een rookvrije vluchtroute van dat rookcompartiment ligt, bij het openen tegen de vluchtrichting in.
Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft tussen twee toegangen die in de rookvrije vluchtroute liggen, een loopafstand die niet groter is dan 30 m. Dit geldt niet voor een vluchttrappenhuis.
Een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een opvangcapaciteit en een doorstroomcapaciteit, die voldoen aan de bij ministeriële regeling gegeven voorschriften.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft zodanig ingerichte vluchtroutes, dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.
1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanig ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.175 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.175
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
afmetingen doorgang | scheidingsconstructie tussen vluchtmogelijkheden | luchttoevoer en rookafvoer | permanente vuurbelasting | draairichting deur | loopafstand | inrichting | luchttoevoer en rookafvoer | draairichting deur | ||||||
artikel | 2.176 | 2.177 | 2.178 | 2.179 | 2.180 | 2.181 | 2.182 | 2.178 | 2.180 | |||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | * | * | * | 1 | ||
[dm3/s] | [m2] | |||||||||||||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | – | – | – | – | 16 | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 120 | |
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 300 | |
3 | Celfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 720 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||
a | gedeelte voor bedgebonden patiënten | 1 | 2 | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 720 | |
b | gedeelte niet voor bedgebonden patiënten | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 720 | |
5 | Industriefunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 1800 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 720 | |
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||
a | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte niet groter dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | * | – | 100 | 1800 | |
b | logiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | * | – | 100 | 720 | |
c | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | * | – | 100 | 720 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 300 | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 1800 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 1800 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | – | 1 | 2 | * | * | 1 | 2 | – | – | 100 | 1800 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | – | – |
1. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte die niet kleiner is dan 0,5 m en een hoogte van ten minste 1,2 m.
2. In afwijking van het eerste lid, heeft een rookvrije vluchtroute die voert naar een ander brandcompartiment, een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.
1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen rookvrije vluchtroutes bedraagt ten minste 20 minuten. Dit geldt niet voor een samenvallend gedeelte en aan het begin van twee rookvrije vluchtroutes als bedoeld in de artikelen 2.163, eerste lid, en 2.164, eerste lid.
2. Een inwendige scheidingsconstructie tussen twee rookvrije vluchtroutes bevat geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.
Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten.
Het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de netto-vloeroppervlakte van een bouwlaag van een veiligheidstrappenhuis is niet groter dan 7 000 MJ.
1. Een deur van een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op die deur groter is dan de grenswaarde, gegeven in tabel 2.175.
2. Indien een deur van een toegang van een rookcompartiment niet tegen de vluchtrichting indraait, als bedoeld in artikel 2.152, derde lid, draait geen enkele deur die in de rookvrije vluchtroute van dat rookcompartiment ligt, bij het openen tegen de vluchtrichting in.
Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft tussen twee toegangen die in de rookvrije vluchtroute liggen, een loopafstand die niet groter is dan 35 m. Dit geldt niet voor een vluchttrappenhuis.
Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft zodanig ingerichte vluchtroutes, dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.
1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.183 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.183
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | loopafstand | inrichting | tijdelijke bouw | ||||||||
artikel | 2.184 | 2.185 | 2.186 | 2.187 | |||||||
lid | 1 | 2 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | * | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw voor de huisvesting van minder zelfredzame personen | – | 2 | 1 | 2 | – | – | 1 | – | * | |
c | andere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 | – | 2 | 1 | 2 | – | – | 1 | – | * | |
d | andere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2 | 1 | – | 1 | 2 | – | – | 1 | – | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
3 | Celfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
5 | Industriefunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
7 | Logiesfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | – | – | 3 | 4 | 1 | – | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | 3 | – | 1 | – | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | 2 | * |
1. Een gebruiksfunctie waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift.
2. Een gebruiksfunctie met een lift heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift.
1. De loopafstand tussen een toegang van een subbrandcompartiment of een rookcompartiment en ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan 45 m.
2. De loopafstand tussen een toegang van een subbrandcompartiment en ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan 90 m.
3. De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan 30 m.
4. De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en van ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan 75 m.
1. Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van reddingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.
2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde is zodanig ingericht dat gebruikers daarvan bij brand binnen redelijke tijd door de brandweer kunnen worden gered.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.184 tot en met 2.186 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.188 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.188
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
inrichting | ||||
artikel | 2.189 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | |
3 | Celfunctie | 1 | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | – | |
5 | Industriefunctie | 1 | – | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | |
7 | Logiesfunctie | 1 | – | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 2 |
1. Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van reddingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.
2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde is zodanig ingericht, dat de gebruikers van dat bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd door de brandweer kunnen worden gered.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.190 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.190
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens- waarden | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | aantal | veiligheid | verbouw | tijdelijke bouw | aanwezigheid | ||||||||||||
artikel | 2.191 | 2.192 | 2.193 | 2.194 | 2.195 | 2.191 | |||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 2 | ||
1 | Woonfunctie | [m2] | |||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | woonfunctie gelegen in een woongebouw voor minder zelfredzame personen | 1 | – | 3 | – | 1 | – | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | |
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | – | – | 1 | – | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
3 | Celfunctie | 1 | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | ||||||||||||||||
a | gezondheidszorgfunctie bestemd voor aan bed gebonden patiënten | 1 | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | |
b | ander gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
5 | Industriefunctie | ||||||||||||||||
a | lichte industriefunctie | 1 | – | – | – | – | 2 | – | – | – | 1 | – | – | – | * | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 1000 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
7 | Logiesfunctie | ||||||||||||||||
a | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | 1 | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | 3 | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | – | – | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | 500 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | ||||||||||||||||
a | overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 | 1 | – | 3 | – | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | * | * | – | ||
b | andere overige gebruiksfunctie | 1 | – | – | – | – | 2 | – | – | – | 1 | – | – | – | * | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een gebruiksfunctie met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.
2. Een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de grenswaarde vermeld in tabel 2.190, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.
3. Een gebruiksfunctie heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.
4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.
1. Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen subbrandcompartiment niet groter is dan 50 m.
2. Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 35 m.
3. Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied gelegen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door besloten ruimten kan worden bereikt.
4. Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt een constructie-onderdeel niet zijnde een bouwconstructie, gelegen in een verblijfsgebied, buiten beschouwing gelaten.
5. Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt de loopafstand gelegen in een verblijfsgebied met 1,5 vermenigvuldigd.
1. Een droge blusleiding als bedoeld in artikel 2.191, eerste lid, voldoet aan NEN 1594.
2. Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid:
a. is aangesloten op een voorziening voor drinkwater als bedoeld in artikel 3.120, en
b. ligt niet in een vluchttrappenhuis.
3. Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid, heeft een slang met:
a. een lengte van niet meer dan 30 m en
b. een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit van 1,3 m3/h, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels aangesloten op dezelfde voorziening voor drinkwater.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.191, tweede en derde lid, 2.192, derde tot en met vijfde lid, en 2.193, tweede en derde lid.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.191 tot en met 2.193 van toepassing.
1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.196 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.196
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
aanwezigheid | aantal | veiligheid | ||||
artikel | 2.197 | 2.198 | 2.199 | |||
lid | 1 | 2 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | |
b | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | – | * | * | |
c | andere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2 | 1 | – | * | * | |
d | andere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2 | – | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | – | * | * | |
3 | Celfunctie | 1 | – | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | – | * | * | |
5 | Industriefunctie | 1 | – | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | – | * | * | |
7 | Logiesfunctie | 1 | – | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | – | * | * | |
9 | Sportfunctie | 1 | – | * | * | |
10 | Winkelfunctie | 1 | – | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | – | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | 2 | – | – |
1. Een gebruiksfunctie met een verblijfsruimte waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.
2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.
Het aantal droge blusleidingen is zodanig, dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 70 m.
De inrichting van een droge blusleiding, als bedoeld in artikel 2.197, eerste lid, voldoet aan NEN 1594 voor:
a. de drukbestendigheid,
b. de onbrandbaarheid van het materiaal van de leiding,
c. de soorten koppelingen voor de aansluiting van brandslangen,
d. de aanduiding van de brandslangaansluitingen en
e. de aanduiding van de voedingsaansluitingen.
1. Een te bouwen bouwwerk met een brandcompartiment of een subbrandcompartiment, waarvan de gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, is zodanig ingericht dat het brandveilig is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.200 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.200
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
Inrichting | vluchtroute | Bestrijding van brand | ||
artikel | 2.201 | 2.202 | 2.203 | |
lid | * | * | * | |
1 | Woonfunctie | – | – | – |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | * |
3 | Celfunctie | * | * | * |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | * | * |
5 | Industriefunctie | * | * | * |
6 | Kantoorfunctie | * | * | * |
7 | Logiesfunctie | * | * | * |
8 | Onderwijsfunctie | * | * | * |
9 | Sportfunctie | * | * | * |
10 | Winkelfunctie | * | * | * |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | * | * |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – |
Een brandcompartiment en een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, zijn zodanig ingericht dat het uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met die paragrafen.
De loopafstand tussen een punt in een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, en het aansluitende terrein is zodanig dat bij brand het aansluitende terrein snel en veilig kan worden bereikt op een wijze als beoogd met de paragrafen 2.16.1, 2.17.1, 2.18.1, 2.19.1 en 2.20.1.
Een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, heeft zodanige voorzieningen dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met paragraaf 2.21.1.
1. Een bestaand bouwwerk met een brandcompartiment of subbrandcompartiment waarvan de gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.2, onderscheidenlijk 2.14.2, is zodanig ingericht dat het brandveilig is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.204 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.204
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
Inrichting | Vluchtroute | Bestrijding van brand | ||
artikel | 2.205 | 2.206 | 2.207 | |
lid | * | * | * | |
1 | Woonfunctie | – | – | – |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | * | * |
3 | Celfunctie | * | * | * |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | * | * |
5 | Industriefunctie | * | * | * |
6 | Kantoorfunctie | * | * | * |
7 | Logiesfunctie | * | * | * |
8 | Onderwijsfunctie | * | * | * |
9 | Sportfunctie | * | * | * |
10 | Winkelfunctie | * | * | * |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | * | * |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – |
Een brandcompartiment en een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.2, onderscheidenlijk 2.14.2, zijn zodanig ingericht dat het uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met die paragrafen.
De loopafstand tussen een punt in een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.205 en het aansluitende terrein is zodanig dat bij brand het aansluitende terrein snel en veilig kan worden bereikt op een wijze als beoogd met de paragrafen 2.16.2, 2.17.2, 2.18.2, 2.19.2 en 2.20.2.
Een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.205, heeft zodanige voorzieningen dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met paragraaf 2.21.2.
1. Een te bouwen bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger dan 70 m boven of lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk brandveilig is.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.208 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
Tabel 2.208
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||
---|---|---|---|---|
Inrichting | ||||
artikel | 2.209 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | |
5 | Industriefunctie | 1 | 2 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | |
9 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | |
10 | Sportfunctie | 1 | 2 | |
11 | Winkelfunctie | 1 | 2 | |
12 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | |
13 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – |
1. Een bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger dan 70 m boven het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk een mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.11.1, 2.12.1, 2.13.1, 2.14,1, 2.15,1, 2.16,1, 2.17,1, 2.18,1, 2.19,1, 2.20,1 en 2.21.1.
2. Een bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk een mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.11.1, 2.12.1, 2.13.1, 2.14,1, 2.15,1, 2.16,1, 2.17,1, 2.18,1, 2.19,1, 2.20,1 en 2.21.1.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige toegang dat veel voorkomende criminaliteit wordt tegengegaan.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.210 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.210 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.210
gebruiksfunctie | ||||
---|---|---|---|---|
aanwezigheid | ||||
artikel | 2.211 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | |
b | andere woonfunctie | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | |
3 | Celfunctie | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | |
7 | Logiesfunctie | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | |
9 | Sportfunctie | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – |
1. Een toegang van een woongebouw heeft een zelfsluitende deur die van buitenaf uitsluitend met een sleutel kan worden geopend.
2. Ten minste een toegang van het woongebouw:
a. heeft aan de buitenkant een voorziening waarmee een signaal kan worden gegeven, dat in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een op die toegang aangewezen woonfunctie waarneembaar is,
b. heeft een spreekinstallatie die vanuit een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie kan worden bediend en
c. kan vanuit een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie worden geopend.
1. Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige toegang dat veel voorkomende criminaliteit wordt tegengegaan.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.212 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.212 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.212
gebruiksfunctie | ||||
---|---|---|---|---|
aanwezigheid | ||||
artikel | 2.213 | |||
lid | 1 | 2 | ||
1 | Woonfunctie | |||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | |
b | andere woonfunctie | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | |
3 | Celfunctie | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | |
7 | Logiesfunctie | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | – | – | |
9 | Sportfunctie | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – |
1. Een toegang van een woongebouw heeft een zelfsluitende deur die van buitenaf uitsluitend met een sleutel kan worden geopend.
2. Ten minste een toegang van een woongebouw heeft aan de buitenkant een voorziening waarmee een signaal kan worden gegeven, dat in een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie waarneembaar is.
1. Een te bouwen bouwwerk biedt weerstand tegen inbraak.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.214 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.214 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 2.214
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||
---|---|---|---|
hoedanigheid | |||
artikel | 2.215 | ||
lid | * | ||
1 | Woonfunctie | ||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | |
b | andere woonfunctie | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | |
3 | Celfunctie | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | |
5 | Industriefunctie | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | |
7 | Logiesfunctie | – | |
8 | Onderwijsfunctie | – | |
9 | Sportfunctie | – | |
10 | Winkelfunctie | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – |
Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructie-onderdelen in een uitwendige scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte, die volgens NEN 5087 bereikbaar zijn voor inbraak, hebben een volgens NEN 5096 bepaalde inbraakwerendheid die voldoet aan de in die norm aangegeven weerstandsklasse 2. Dit geldt ook voor een inwendige scheidingsconstructie tussen een niet-gemeenschappelijke ruimte en een aangrenzende gebruiksfunctie of een aangrenzende gemeenschappelijke ruimte.
1. Een te bouwen bouwwerk biedt in een verblijfsgebied bescherming tegen geluid van buiten.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.1 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.1
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarde | ||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
industrie-, weg- of railverkeerslawaai | luchtvaartlawaai | verbouw | tijdelijke bouw | industrie-, weg- of railverkeerslawaai | ||||||||||||||||||
artikel | 3.2 | 3.3 | 3.4 | 3.5 | 3.2 | |||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 1 | |||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | 2 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | 1 | – | – | – | – | – | – | – | ||
b | andere woonfunctie | |||||||||||||||||||||
1 | verblijfsgebied voor nachtverblijf | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 3 | 35 | ||
2 | ander verblijfsgebied | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | – | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | – | 1 | 2 | – | 35 | ||
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
3 | Celfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
4 | Gezondheidszorgfunctie | |||||||||||||||||||||
1 | verblijfsgebied voor aan bed gebonden patiënten | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | – | 4 | 1 | 2 | 3 | 30 | ||
2 | ander verblijfsgebied | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | – | 4 | 5 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | – | 35 | ||
5 | Industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
6 | Kantoorfunctie | – | – | 3 | 4 | 5 | 6 | – | 2 | – | 4 | 5 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | – | – | ||
7 | Logiesfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
8 | Onderwijsfunctie | |||||||||||||||||||||
1 | geluidsgevoelig verblijfsgebied zoals bedoeld in de Wet geluidhinder | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | – | 4 | 5 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | – | 30 | ||
2 | ander verblijfsgebied | 1 | – | – | 4 | 5 | 6 | 1 | – | – | 4 | 5 | 1 | 2 | – | – | 1 | 2 | – | 35 | ||
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
10 | Winkelfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | ||
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering, die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidsniveau in het verblijfsgebied als aangegeven in tabel 3.1, met een minimum van 20 dB(A).
2. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen de woonwagen en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB(A).
3. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en 40 dB(A), met een minimum van 20 dB(A). Bij de berekening of meting van de geluidsbelasting wordt uitgegaan van het geluidsniveau over de periode van 7.00 uur tot 19.00 uur.
4. Indien krachtens de Wet geluidhinder in het verblijfsgebied een hoger geluidsniveau is toegestaan dan bedoeld in het eerste en derde lid, heeft de uitwendige scheidingsconstructie een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en het krachtens de Wet geluidhinder toegestane geluidsniveau.
5. Op een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied als bedoeld in het eerste en derde lid, die niet de scheiding vormt met een aangrenzend verblijfsgebied van een andere gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, zijn het eerste, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.
6. Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager ligt dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid, van het verblijfsgebied waarin die verblijfsruimte ligt.
1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor luchtvaartlawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die, afhankelijk van de volgens de Luchtvaartwet bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie, niet kleiner is dan de waarde die is aangegeven in tabel 3.3.1. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.
Tabel 3.3.1 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai
Geluidsbelasting in Ke | Vereiste karakteristieke geluidwering in dB(A) |
---|---|
36–40 | 30–33 |
41–45 | 33–36 |
46–50 | 36–40 |
meer dan 50 | 40 |
2. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die, afhankelijk van de volgens de Luchtvaartwet bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie, niet kleiner is dan de waarde die is aangegeven in tabel 3.3.2. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.
Tabel 3.3.2 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai
Geluidsbelasting in Ke | Vereiste karakteristieke geluidwering in dB(A) |
---|---|
36–40 | 27–30 |
41–45 | 30–33 |
46–50 | 33–36 |
meer dan 50 | 36 |
3. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie die bijzonder gevoelig is voor luchtvaartlawaai en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de LAeq geluidsbelasting veroorzaakt door structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer, op die constructie en een LAeq geluidsniveau van 26 dB(A). De LAeq geluidsbelasting voor startend en landend vliegverkeer buiten een gebruiksfunctie, uitgedrukt in dB(A), wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer (Lgevel;m), gelijk wordt gesteld aan 0 dB(A).
4. Op een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, die niet de scheiding vormt met een aangrenzend verblijfsgebied van een voor luchtvaartlawaai gevoelige gebruiksfunctie, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing.
5. Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt.
1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.2, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.
2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.3, tweede, vierde en vijfde lid, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.
3. In afwijking van het tweede lid verlenen burgemeester en wethouders bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctie ontheffing van de karakteristieke geluidwering, bedoeld de in artikel 3.3, eerste, vierde en vijfde lid, tot het in tabel 3.4 genoemde niveau. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.
Tabel 3.4 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai
Geluidsbelasting in Ke | Vereiste karakteristieke geluidwering in dB(A) |
---|---|
40–50 | 30–35 |
51–55 | 35–40 |
meer dan 55 | 40 |
4. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.3, derde lid, voor LAeq tot een niveau van 30 dB(A).
1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.2 van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau maximaal 10 dB(A) hoger ligt.
2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.3, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke geluidwering ten minste de in tabel 3.4 genoemde waarde heeft. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.
3. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.3, derde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau LAeq geen grotere waarde heeft dan 30 dB(A).
1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.6 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.6 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.6
gebruiksfunctie | leden van toepassing | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aangrenzend perceel | zelfde perceel | verbouw | tijdelijke bouw | |||||
artikel | 3.7 | 3.8 | 3.9 | 3.10 | ||||
lid | * | 1 | 2 | 3 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | |||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | * | 1 | – | – | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
3 | Celfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
5 | Industriefunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
6 | Kantoorfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
7 | Logiesfunctie | |||||||
a | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw | * | – | – | 3 | * | * | |
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | * | – | 2 | 3 | * | * | |
8 | Onderwijsfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
9 | Sportfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
10 | Winkelfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
11 | Overige gebruiksfunctie | * | – | – | 3 | * | * | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – |
Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift van een gebruiksfunctie veroorzaakt in een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie op een aangrenzend perceel een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A). Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.
1. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).
2. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift van een logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw, veroorzaakt in een verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen logiesfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 35 dB(A).
3. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van het toegestane karakteristieke geluidsniveau als bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) hoger is.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 3.7 en 3.8, van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau maximaal 10 dB(A) hoger ligt.
1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen onderlinge geluidsoverlast tussen niet-gemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.11 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.11 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.11
gebruiksfunctie | leden van toepassing | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
isolatie-index | verbouw | tijdelijke bouw | |||||||
artikel | 3.12 | 3.13 | 3.14 | ||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | * | * | ||
1 | Woonfunctie | ||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | – | – | – | – | * | * | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
3 | Celfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
7 | Logiesfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | ||||||||
a | onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs | – | 2 | 3 | 4 | 5 | * | – | |
b | andere onderwijsfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
9 | Sportfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – |
1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte naar een andere verblijfsruimte van dezelfde woonfunctie is ten minste 20 dB. Dit voorschrift geldt niet, indien de verblijfsruimten op dezelfde bouwlaag zijn gelegen en met elkaar in open verbinding staan, of indien de ene ruimte vanuit de andere rechtstreeks bereikbaar is door een deuropening.
2. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 0 dB.
3. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte bestemd voor spelactiviteiten van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 10 dB.
4. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte bestemd voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen van een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 0 dB.
5. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 10 dB.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de vereiste geluidwering, bedoeld in artikel 3.12, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.12, eerste lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke isolatie-index maximaal 10 dB(A) lager ligt.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft in een verblijfsruimte of een gemeenschappelijke verkeersruimte een zodanige geluidsabsorptie, dat geluidhinder door galm wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.15 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.15 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.15
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grens- waarden | |||
---|---|---|---|---|---|
galm | verblijfsruimte | ||||
artikel | 3.16 | 3.16 | |||
lid | 1 | 2 | 2 | ||
[s] | |||||
1 | Woonfunctie | ||||
a | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | – | – | |
b | andere woonfunctie | – | – | – | |
2 | Bijeenkomstfunctie | – | – | – | |
3 | Celfunctie | – | – | – | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | – | – | – | |
5 | Industriefunctie | – | – | – | |
6 | Kantoorfunctie | – | – | – | |
7 | Logiesfunctie | – | – | – | |
8 | Onderwijsfunctie | ||||
a | onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs | – | 2 | 1 | |
b | andere onderwijsfunctie | – | – | – | |
9 | Sportfunctie | ||||
a | sportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs | – | 2 | 1,5 | |
b | andere sportfunctie | – | – | – | |
10 | Winkelfunctie | – | – | – | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – |
1. Een aan een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie grenzende besloten gemeenschappelijke verkeersruimte voor het ontsluiten van een woonfunctie gelegen in een woongebouw, heeft een volgens NEN 5078 bepaalde totale geluidsabsorptie met een getalwaarde, uitgedrukt in m2, die niet kleiner is dan 1/8 van de getalwaarde van de inhoud van die ruimte, uitgedrukt in m3, in elk van de octaafbanden met middenfrequenties van 250, 500, 1 000 en 2 000 Hz.
2. Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde gemiddelde nagalmtijd van niet meer dan de in tabel 3.15 aangegeven grenswaarde.
1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen onderlinge geluidsoverlast tussen gebruiksfuncties.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.17 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.17 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.17
gebruiksfunctie | leden van toepassing | grenswaarden | ||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
ander perceel | hetzelfde perceel | verbouw | tijdelijke bouw | ander perceel | hetzelfde perceel | |||||||||||||||||||||||||
artikel | 3.18 | 3.19 | 3.20 | 3.21 | 3.18 | 3.19 | ||||||||||||||||||||||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | * | * | 1 | 2 | 3 | 4 | 1 | 2 | 4 | 5 | ||
1 | Woonfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | woonfunctie van een woonwagen | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | |
b | woonfunctie gelegen in een woongebouw | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 6 | 7 | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 5 | –5 | 0 | 0 | 5 | –5 | 0 | ||
c | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 5 | – 5 | 0 | 0 | 5 | – 5 | 0 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | bijeenkomstfunctie voor geluidbelastende activiteiten | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 10 | 10 | 5 | 5 | 10 | 10 | 5 | 5 | |
b | andere bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | 8 | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
5 | Industriefunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | industriefunctie voor geluidbelastende activiteiten | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 5 | 5 | 0 | 0 | 5 | 5 | 0 | 0 | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
7 | Logiesfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
b | logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | 9 | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
8 | Onderwijsfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | 10 | 11 | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
b | andere onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
9 | Sportfunctie | |||||||||||||||||||||||||||||
a | sportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | 12 | 13 | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
b | andere sportfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | – | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | – | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | – | – | – | – | – | – | – | – | * | * | 0 | 0 | – 5 | – 5 | 0 | 0 | – 5 | – 5 | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende gebruiksfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde. Dit voorschrift geldt niet indien de aangrenzende gebruiksfunctie een lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie is.
2. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende gebruiksfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde. Dit voorschrift geldt niet indien de aangrenzende gebruiksfunctie een lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie is.
3. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied, van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
4. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied, van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
5. In afwijking van het tweede lid, is de volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende onderwijsfunctie, niet kleiner dan 10 dB.
1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
2. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
3. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
4. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.
5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid, is geen eis gesteld aan de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een gebruiksfunctie die ten dienste staat van een woonfunctie naar die woonfunctie.
6. In afwijking van het derde en vierde lid, is geen eis gesteld aan de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een op hetzelfde perceel gelegen, besloten gemeenschappelijke verkeersruimte.
7. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid, geldt geen eis voor de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke ruimte naar een andere gemeenschappelijke ruimte indien op die ruimten uitsluitend dezelfde gebruiksfuncties zijn aangewezen.
8. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte naar een binnen hetzelfde gebouw gelegen verblijfsgebied van een andere celfunctie, zijn niet kleiner dan -5 dB.
9. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een niet-gemeenschappelijke besloten ruimte van een logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw naar een gemeenschappelijk verblijfsgebied van een logiesfunctie of een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere logiesfunctie gelegen in hetzelfde logiesgebouw, zijn niet kleiner dan – 5 dB.
10. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten of een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen naar een verblijfsruimte voor een groep leerlingen van een andere op hetzelfde perceel gelegen onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs, is niet kleiner dan 0 dB.
11. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten of een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen naar een verblijfsruimte voor een groep leerlingen van een andere op hetzelfde perceel gelegen onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs, is niet kleiner dan 10 dB.
12. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende onderwijsfunctie, is niet kleiner dan 0 dB.
13. In afwijking van het tweede lid is de volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende onderwijsfunctie niet kleiner dan 10 dB.
Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de vereiste geluidwering, bedoeld in de artikelen 3.18 en 3.19, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.
Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 3.18 en 3.19 van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke isolatie-index maximaal 10 dB(A) lager ligt.
1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige uitwendige scheidingsconstructies, dat het binnendringen van vocht in verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten voldoende wordt beperkt.
2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.22 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.22 geen voorschrift is aangewezen.
Tabel 3.22
gebruiksfunctie | leden van toepas-sing | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
algemeen | ||||||
artikel | 3.23 | |||||
lid | 1 | 2 | 3 | 4 | ||
1 | Woonfunctie | |||||
a | woonfunctie van een woonwagen | 1 | – | 3 | – | |
b | andere woonfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
2 | Bijeenkomstfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
3 | Celfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
4 | Gezondheidszorgfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
5 | Industriefunctie | |||||
a | lichte industriefunctie | – | – | – | – | |
b | andere industriefunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
6 | Kantoorfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
7 | Logiesfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
8 | Onderwijsfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
9 | Sportfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
10 | Winkelfunctie | 1 | 2 | 3 | 4 | |
11 | Overige gebruiksfunctie | – | – | – | – | |
12 | Bouwwerk geen gebouw zijnde | – | – | – | – |
1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.
2. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het kunnen binnendringen van vocht in het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.
3. Een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, voorzover die scheidingsconstructie niet grenst aan een ander verblijfsgebied voor het verblijven van mensen, een andere toiletruimte of een andere badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.
4. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op de specifieke luchtvolumestroom naar het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, heeft een volgens NEN 2690 bepaalde, specifieke luchtvolumes