Besluit van 7 augustus 2001, houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu (Bouwbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 december 2000, nr. MJZ2000153138, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 2 van de Woningwet;

De Raad van State gehoord (advies van 27 april 2001, nr. W08.00.0616/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2001, nr. MJZ2001078982, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1.1. Begripsbepalingen

Artikel 1.1

  • 1. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt verstaan onder:

    belastingscombinatie: verzameling van belastingen die gelijktijdig kunnen optreden;

    bouwconstructie: onderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen;

    brandcompartiment: gedeelte van een of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van brand;

    brand- en rookvrije vluchtroute: van brand gevrijwaarde rookvrije vluchtroute die uitsluitend door verkeersruimten voert;

    brandweerlift: lift die mede tot doel heeft brandweermateriaal dat nodig is om een gebouw te kunnen doorzoeken naar achtergebleven personen en om een brand te blussen, naar de gewenste bouwlaag te transporteren;

    gebruiksfunctie: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen;

    gebruiksfunctie die bijzonder gevoelig is voor luchtvaartlawaai:gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Luchtvaartwet een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer vanwege een luchtvaartterrein;

    gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai: gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Wet geluidhinder een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot onderscheidenlijk industrielawaai vanwege een industrieterrein, wegverkeerslawaai vanwege een weg of railverkeerslawaai vanwege een spoorweg, alsmede een kantoorfunctie gelegen binnen een zone waarvoor een zodanige ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt;

    gebruiksfunctie die gevoelig is voor luchtvaartlawaai: gebruiksfunctie in een gebouw, waarvoor krachtens de Wet geluidhinder of de Luchtvaartwet een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie geldt met betrekking tot luchtvaartlawaai vanwege een luchtvaartterrein, alsmede een kantoorfunctie gelegen binnen een zone waarvoor een zodanige ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt;

    integraal toegankelijke toiletruimte: toiletruimte die mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;

    integraal toegankelijke badruimte: badruimte die mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;

    inwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen twee voor mensen toegankelijke besloten ruimten van een gebouw, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;

    klimlijn: denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap met elkaar verbindt;

    loopafstand: afstand, gemeten langs een denkbeeldige, kortst realiseerbare vloeiend verlopende lijn tussen twee punten, waarover op een afstand van ten minste 0,3 m van constructie-onderdelen kan worden gelopen;

    meetniveau: hoogte van het aansluitende terrein, gemeten ter plaatse van de toegang van het gebouw;

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

    nominale belasting: maximale belasting van een verbrandingstoestel, bepaald op basis van de calorische bovenwaarde van de brandstof waarvoor dat toestel is ingericht;

    richtlijn bouwproducten: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (89/106/EEG, PbEG L 40), zoals gewijzigd bij richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 (PbEG L 220);

    rookcompartiment: gedeelte van een of meer gebouwen bestemd als maximaal uitbreidingsgebied van rook;

    rookvrije vluchtroute: van rook gevrijwaarde route die begint bij een toegang van een rookcompartiment of een subbrandcompartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift;

    technische ruimte: besloten ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren van een gebouw,waaronder in elk geval begrepen een meterruimte, een liftmachineruimte en een stookruimte;

    toegang van een gebruiksfunctie: toegang tot het aansluitende terrein, een gemeenschappelijke verkeersruimte, een gemeenschappelijk verblijfsgebied of een ruimte van een andere gebruiksfunctie, ter plaatse waarvan een route begint die uitsluitend door niet-gemeenschappelijke ruimten van de gebruiksfunctie naar een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied voert.

    toegankelijkheidssector: gedeelte van een gebouw dat mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers;

    trappenhuis: verkeersruimte, waarin een trap ligt;

    uitwendige scheidingsconstructie: constructie die de scheiding vormt tussen een voor mensen toegankelijke besloten ruimte van een gebouw en de buitenlucht, de grond of het water, waaronder begrepen de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het voldoen van die scheidingsconstructie aan een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift;

    veiligheidstrappenhuis: trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, en dat in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte;

    verblijfsgebied: gedeelte van een gebruiksfunctie met ten minste een verblijfsruimte, bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toiletruimte, een badruimte, een technische ruimte of een verkeersruimte;

    verblijfsruimte: ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden;

    verkeersruimte: ruimte anders dan een ruimte in een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte, bestemd voor het bereiken van een andere ruimte;

    verkeersroute: route die begint bij een toegang van een ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt bij de toegang van een andere ruimte;

    vluchttrappenhuis: trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert;

    vrije vloeroppervlakte: vloeroppervlakte waarboven zich een vrije hoogte bevindt van ten minste 2,3 m voor een woonfunctie niet zijnde een woonfunctie van een woonwagen en 2,1 m voor een andere gebruiksfunctie.

  • 2. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    bijdrage tot brandvoortplanting: bijdrage tot brandvoortplanting als bedoeld in NEN 6065 of NEN 1775;

    CLV-systeem: CLV-systeem als bedoeld in NEN 2757;

    coëfficiënt voor koeling: coëfficiënt voor koeling als bedoeld in NEN 2917;

    energieprestatiecoëfficiënt: energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in NEN 2916 en NEN 5128;

    factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte: factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte als bedoeld in NEN 2778;

    funderingselement: funderingselement als bedoeld in NEN 6740;

    fundamentele belastingscombinaties: fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702;

    gebruiksoppervlakte: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

    hoofddraagconstructie: hoofddraagconstructie als bedoeld in NEN 6702;

    isolatie-index voor contactgeluid: isolatie-index voor contactgeluid als bedoeld in NEN 5077;

    karakteristiek geluidsniveau: karakteristiek geluidsniveau als bedoeld in NEN 5077;

    karakteristieke geluidwering: karakteristieke geluidwering als bedoeld in NEN 5077;

    karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid: karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid als bedoeld in NEN 5077;

    leefzone: leefzone als bedoeld in NEN 1087;

    lozingstoestel: lozingstoestel als bedoeld in NEN 3215;

    netto-inhoud: netto-inhoud als bedoeld in NEN 2580;

    rookmelder: rookmelder als bedoeld in NEN 2555;

    rookproductie: rookproductie als bedoeld in NEN 6066;

    stookplaats; stookplaats als bedoeld NEN 6061;

    uiterste grenstoestand: uiterste grenstoestand als bedoeld in NEN 6702;

    vrije hoogte: vrije hoogte als bedoeld in NEN 2580;

    vuurbelasting: vuurbelasting als bedoeld in NEN 6090;

    wateropname: wateropname als bedoeld in NEN 2778;

    weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als bedoeld in NEN 6068;

    weerstand tegen rookdoorgang: weerstand tegen rookdoorgang als bedoeld in NEN 6075.

  • 3. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    woonfunctie: gebruiksfunctie voor het wonen;

    bijeenkomstfunctie: gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport;

    celfunctie: gebruiksfunctie voor dwangverblijf van mensen;

    gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling;

    industriefunctie: gebruiksfunctie voor het bedrijfsmatig bewerken of opslaan van materialen en goederen, of voor agrarische doeleinden;

    kantoorfunctie: gebruiksfunctie voor administratie;

    logiesfunctie: gebruiksfunctie voor het bieden van recreatief verblijf of tijdelijk onderdak aan mensen;

    onderwijsfunctie: gebruiksfunctie voor het geven van onderwijs;

    sportfunctie: gebruiksfunctie voor het beoefenen van sport;

    winkelfunctie: gebruiksfunctie voor het verhandelen van materialen, goederen of diensten;

    overige gebruiksfunctie: niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt.

  • 4. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    lichte industriefunctie: industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt;

    onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs: onderwijsfunctie voor het basis- of voortgezet speciaal onderwijs;

    overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer: overige gebruiksfunctie die bestemd is voor aankomst of vertrek van vervoermiddelen ten behoeve van weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer van personen.

  • 5. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    woongebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend woonfuncties zijn gelegen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen;

    cellengebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend celfuncties zijn gelegen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen;

    logiesgebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin uitsluitend logiesfuncties zijn gelegen die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersruimten waarop geen andere gebruiksfuncties zijn aangewezen.

  • 6. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt voorts verstaan onder:

    bezettingsgraad van gebruiksoppervlakte: aantal m2 gebruiksoppervlakte per persoon;

    bezettingsgraad van vloeroppervlakte: aantal m2 vloeroppervlakte van een verblijfsgebied per persoon;

    bezettingsgraadklasse: klasse die de bezettingsgraad van een gebruiksoppervlakte en de bezettingsgraad van een vloeroppervlakte aan verblijfsgebied aangeeft overeenkomstig tabel 1.

    tabel 1

    klassebezettingsgraad
     in m2 gebruiksoppervlakte per persoonin m2 vloeroppervlakte aan verblijfsgebied per persoon
    B1≤ 2≤ 1,3
    B2> 2 – ≤ 5> 1,3 – ≤ 3,3
    B3> 5 – ≤ 12> 3,3 – ≤ 8
    B4> 12 – ≤ 30> 8 – ≤ 20
    B5> 30> 20
  • 7. Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt in een tabel verstaan onder:

    –: dit lid is niet van toepassing;

    *: het hele artikel is van toepassing;

    >: alle waarden groter dan de achter dit teken aangegeven waarde;

    n.t.: deze bezettingsgraadklasse is niet toegestaan;

    ≤: alle waarden kleiner of gelijk aan de achter dit teken aangegeven waarde.

Artikel 1.2

Bij of krachtens dit besluit worden gedeelten van een bouwwerk, ruimten of voorzieningen, die ten dienste staan van meer dan een gebruiksfunctie, aangeduid als gemeenschappelijk. Zodanige gedeelten, ruimten of voorzieningen worden geacht deel uit te maken van ieder van de betrokken gebruiksfuncties.

§ 1.2. Toepassing NEN, NEN-EN en aansluitvoorwaarden

Artikel 1.3

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van een in dit besluit genoemde NEN of aansluitvoorwaarde.

Artikel 1.4

  • 1. Indien een in dit besluit genoemde NEN wordt vervangen door een NEN-EN als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de richtlijn bouwproducten, treedt die NEN-EN in de plaats van die NEN.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van een NEN-EN als bedoeld in het eerste lid, waarbij, voorzover nodig, kan worden afgeweken van een bij of krachtens dit besluit gegeven voorschrift.

§ 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling

Artikel 1.5

Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift.

§ 1.4. Kwaliteitsverklaringen en CE-markeringen

Artikel 1.6

Indien bij of krachtens dit besluit een eis is gesteld ten aanzien van een bouwmateriaal of bouwdeel en voor dat bouwmateriaal of bouwdeel een op die eis toegesneden, door Onze Minister erkende kwaliteitsverklaring is afgegeven, is aan de betreffende eis voldaan, indien dat bouwmateriaal of bouwdeel overeenkomstig die kwaliteitsverklaring is toegepast.

Artikel 1.7

  • 1. Een bouwproduct dat zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten en dat is voorzien van een op dat product betrekking hebbende CE-markering als bedoeld in de richtlijn bouwproducten, wordt gelijk gesteld met een bouwproduct waarvoor een kwaliteitsverklaring is afgegeven.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een bouwproduct waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven.

Artikel 1.8

  • 1. Het is verboden een bouwproduct in de handel te brengen, waarvoor overeenkomstig de richtlijn bouwproducten is vastgesteld dat het een CE-markering moet dragen, indien dat product:

    a. niet zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften als bedoeld in artikel 3 van de richtlijn bouwproducten, of

    b. niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwproducten waarvoor een verklaring van conformiteit als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de richtlijn bouwproducten is afgegeven, en op bouwproducten ten aanzien waarvan Onze Minister met toepassing van artikel 6, tweede lid, van de richtlijn bouwproducten heeft bepaald dat zij binnen Nederland in de handel mogen worden gebracht.

  • 3. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit.

Artikel 1.9

  • 1. Het is verboden een bouwproduct, een aan dat product bevestigd label, de verpakking van een bouwproduct of de begeleidende handelsdocumenten te voorzien van een markering die gelijkenis vertoont met een CE-markering, als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van de richtlijn bouwproducten.

  • 2. Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod is een strafbaar feit.

Artikel 1.10

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent hetgeen met het oog op de implementatie van de richtlijn bouwproducten regeling behoeft.

§ 1.5. Ontheffingen

Artikel 1.11

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk tot het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk, tenzij bij het voorschrift anders is aangegeven.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover bij of krachtens dit besluit geen voorschrift is vastgesteld omtrent de staat van een bestaand bouwwerk, bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van een voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk tot het rechtens verkregen niveau.

Artikel 1.12

Indien voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, een vergunning ingevolge die wet of verordening is verleend, is, voorzover een aan die vergunning verbonden voorschrift afwijkt van een voorschrift van dit besluit, uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.

§ 1.6. Niet-permanente bouwwerken en woonwagens

Artikel 1.13

  • 1. Een niet-permanent bouwwerk voldoet, voorzover voor een gebruiksfunctie voorschriften zijn aangewezen, ten minste aan de voorschriften omtrent de staat van een bestaand bouwwerk. Het voldoet bovendien aan de voorschriften met betrekking tot een te bouwen bouwwerk, voorzover dat met betrekking tot die voorschriften is aangegeven.

  • 2. Een woonwagen voldoet bij herplaatsing ten minste aan de voorschriften met betrekking tot een bestaande woonwagen.

HOOFDSTUK 2. VOORSCHRIFTEN UIT HET OOGPUNT VAN VEILIGHEID

AFDELING 2.1. ALGEMENE STERKTE VAN DE BOUWCONSTRUCTIE

§ 2.1.1. Nieuwbouw

Artikel 2.1
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die duurzaam bestand is tegen de daarop werkende krachten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.1

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     belastingscombinatiesbouwconstructiebelastingscombinatieshoofddraagconstructieuiterste grenstoestand
    artikel2.2    2.3 2.4 
     lid123451212
    1Woonfunctie         
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw1231212
     bwoonfunctie van een woonwagen13412
     candere woonfunctie123112
    2Bijeenkomstfunctie1231212
    3Celfunctie1231212
    4Gezondheidszorgfunctie1231212
    5Industriefunctie         
     alichte industriefunctie123512
     bandere industriefunctie1231212
    6Kantoorfunctie1231212
    7Logiesfunctie1231212
    8Onderwijsfunctie1231212
    9Sportfunctie1231212
    10Winkelfunctie1231212
    11Overige gebruiksfunctie         
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer1231212
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen1231212
     candere overige gebruiksfunctie123512
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde123 1212
Artikel 2.2
  • 1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 6702. Voorzover NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties, wordt uitgegaan van NEN 6700.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een dak of een vloerafscheiding niet overschreden bij de bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702. Daarbij wordt uitgegaan van een stootbelasting.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan voor de bouwconstructie van een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.

  • 4. Voor het bepalen van de fundamentele belastingscombinaties voor de fundering voor een woonwagen wordt, in afwijking van het eerste lid, uitgegaan van:

    a. een laststelsel dat bestaat uit twee verticale, evenwijdige lijnlasten die elk een rekenwaarde hebben ter grootte van 6,8 kN/m en een lengte van 15 m, en die op een afstand van ten minste 2,5 m en ten hoogste 3 m van elkaar liggen; indien de standplaats ligt in een onbebouwd gebied I, als bedoeld in NEN 6702, wordt voor de lijnlasten uitgegaan van een rekenwaarde ter grootte van 7,3 kN/m,

    b. een puntlast met een rekenwaarde van 50 kN die in rekening wordt gebracht als een vrije belasting als bedoeld in NEN 6702, en

    c. de rekenwaarde van het eigen gewicht van de fundering.

  • 5. In afwijking van het eerste lid kan worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.

Artikel 2.3
  • 1. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, onverminderd artikel 2.2, niet overschreden bij bijzondere belastingscombinaties als bedoeld in NEN 6702. Daarbij wordt uitgegaan van:

    a. een gasexplosie,

    b. een botsing door een voertuig, en

    c. een extreme grondwaterstand.

    Indien NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties wordt uitgegaan van NEN 6700.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt eveneens uitgegaan van het wegvallen van de bijdrage aan de standzekerheid die wordt geleverd door constructie-onderdelen op een aangrenzend perceel.

Artikel 2.4
  • 1. Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.2 wordt bepaald volgens:

    a. NEN 6710 of NEN 6770, indien de bouwconstructie is vervaardigd van metaal als bedoeld in die normen,

    b. NEN 6720 of NEN 6790, indien de bouwconstructie is vervaardigd van steenachtig materiaal als bedoeld in die normen,

    c. NEN 6760, indien de bouwconstructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm,

    d. NEN 2608, indien de bouwconstructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm, of

    e. NEN 6707, indien de bouwconstructie de bevestiging van dakbedekking is als bedoeld in die norm.

  • 2. Indien voor een bouwconstructie wordt uitgegaan van de belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859, wordt, in afwijking van het eerste lid, het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN 3859.

§ 2.1.2. Bestaande bouw

Artikel 2.5
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een bouwconstructie die bestand is tegen de daarop werkende krachten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.5 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.5

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     belastingscombinatiesbouwconstructie uiterste grenstoestand
    artikel2.6  2.7 
     lid12312
    1Woonfunctie1212
    2Bijeenkomstfunctie1212
    3Celfunctie1212
    4Gezondheidszorgfunctie1212
    5Industriefunctie     
     alichte industriefunctie12312
     bandere industriefunctie1212
    6Kantoorfunctie1212
    7Logiesfunctie1212
    8Onderwijsfunctie1212
    9Sportfunctie1212
    10Winkelfunctie1212
    11Overige gebruiksfunctie     
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer1212
     bandere overige gebruiksfunctie12312
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde1212
Artikel 2.6
  • 1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 6702. Voorzover NEN 6702 niet voorziet in de kwantificering van de belastingscombinaties wordt uitgegaan van NEN 6700.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan voor de bouwconstructie van een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte, een opstelplaats voor een warmwatertoestel en een opstelplaats voor een stooktoestel worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan worden uitgegaan van de fundamentele belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859.

Artikel 2.7
  • 1. Het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand als bedoeld in artikel 2.6 wordt bepaald volgens:

    a. NEN 6710 of NEN 6770, indien de bouwconstructie is vervaardigd van metaal als bedoeld in die normen,

    b. NEN 6720 of NEN 6790, indien de bouwconstructie is vervaardigd van steenachtig materiaal als bedoeld in die normen,

    c. NEN 6760, indien de bouwconstructie is vervaardigd van hout als bedoeld in die norm,

    d. NEN 2608, indien de bouwconstructie is vervaardigd van glas als bedoeld in die norm, of

    e. NEN 6707, indien de bouwconstructie de bevestiging van dakbedekking is als bedoeld in die norm.

  • 2. Indien voor een bouwconstructie wordt uitgegaan van de belastingscombinaties, bepaald volgens NEN 3859, wordt, in afwijking van het eerste lid, het niet overschrijden van een uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN 3859. 3.

AFDELING 2.2. STERKTE BIJ BRAND

§ 2.2.1. Nieuwbouw

Artikel 2.8
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.8 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.8

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     tijdsduur bezwijkenbepalingsmethode
    artikel2.9      2.10
     lid1234567*
    1Woonfunctie        
     aWoonfunctie gelegen in een woongebouw12*
     bwoonfunctie van een woonwagen
     candere woonfunctie123*
    2Bijeenkomstfunctie146*
    3Celfunctie        
     acelfunctie voor dag- en nachtverblijf156*
     bandere celfunctie146*
    4Gezondheidszorgfunctie        
      1 gedeelte voor aan bed gebonden patienten156*
      2 ander gedeelte146*
    5Industriefunctie146*
    6Kantoorfunctie146*
    7Logiesfunctie        
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, niet gelegen in een logiesgebouw1*
     bandere logiesfunctie156*
    8Onderwijsfunctie146*
    9Sportfunctie146*
    10Winkelfunctie146*
    11Overige gebruiksfunctie        
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer146*
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen146*
     candere overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde7*
Artikel 2.9
  • 1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute, wordt gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.9.1 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

    Tabel 2.9.1

    hoofddraagconstructietijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
    indien geen vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau60
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau90
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau120
  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt de in tabel 2.9.1 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waarvan de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500 MJ/m2 en geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.

  • 4. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, gedurende 90 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.9.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

    Tabel 2.9.2

    hoofddraagconstructietijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
    indien geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau60
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau90
    indien een vloer van een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau120
  • 6. In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de in tabel 2.9.2 aangegeven tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het bouwwerk waarvan de hoofddraagconstructie deel uitmaakt niet groter is dan 500 MJ/m2.

  • 7. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, afhankelijk van de bestemming en de inrichting van een bouwwerk, bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand, gedurende zodanige tijd niet overschreden, dat het bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd kan worden verlaten en kan worden doorzocht, zonder dat gevaar bestaat voor instorting van de hoofddraagconstructie.

Artikel 2.10

De tijdsduur gedurende welke een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie niet wordt overschreden, als bedoeld in artikel 2.9, wordt bepaald volgens:

a. NEN 6069,

b. NEN 6071,

c. NEN 6072 of

d. NEN 6073.

§ 2.2.2. Bestaande bouw

Artikel 2.11
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende enige tijd kan worden verlaten en doorzocht zonder dat er gevaar voor instorting is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.11 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.11

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     tijdsduur bezwijkenbepalingsmethode
    artikel2.12    2.13
     lid12345*
    1Woonfunctie      
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw12*
     bwoonfunctie van een woonwagen
     candere woonfunctie12*
    2Bijeenkomstfunctie134*
    3Celfunctie      
     acelfunctie voor dag- en nachtverblijf134*
     bandere celfunctie134*
    4Gezondheidszorgfunctie      
      1 gezondheidszorgfunctie voor overnachting134*
      2 ander gezondheidszorgfunctie134*
    5Industriefunctie134*
    6Kantoorfunctie134*
    7Logiesfunctie      
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, niet gelegen in een logiesgebouw1*
     bandere logiesfunctie134*
    8Onderwijsfunctie134*
    9Sportfunctie134*
    10Winkelfunctie134*
    11Overige gebruiksfunctie      
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer134*
     bandere overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde5 *
Artikel 2.12
  • 1. Een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie waarvan het bezwijken leidt tot het onbruikbaar worden van een rookvrije vluchtroute, wordt gedurende 20 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.12.1 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

    Tabel 2.12.1

    hoofddraagconstructietijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 7 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau30
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de woonfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau60
  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van een gebruiksfunctie waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, gedurende 30 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

  • 4. Onverminderd het eerste lid, wordt een uiterste grenstoestand van een in tabel 2.12.2 aangegeven hoofddraagconstructie gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand.

    Tabel 2.12.2

    hoofddraagconstructietijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau30
    indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau60
  • 5. Een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie wordt, afhankelijk van de bestemming en de inrichting van een bouwwerk, bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand, gedurende zodanige tijd niet overschreden, dat het bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd kan worden verlaten en kan worden doorzocht, zonder dat gevaar bestaat voor instorting van de hoofddraagconstructie.

Artikel 2.13

De tijdsduur gedurende welke een uiterste grenstoestand van een hoofddraagconstructie niet wordt overschreden, als bedoeld in artikel 2.12, wordt bepaald volgens:

a. NEN 6069,

b. NEN 6071,

c. NEN 6072 of

d. NEN 6073.

AFDELING 2.3. VLOERAFSCHEIDING

§ 2.3.1. Nieuwbouw

Artikel 2.14
  • 1. Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.14 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.14 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.14

    Gebruksfunctieleden van toepassing grenswaarden
     aanwezigheidhoogteopeningenopstapmogelijkheidhoogteopeningen
    artikel2.15  2.16   2.17   2.18 2.162.17 
     lid1231234123412123
                    [m][m][m]
    1Woonfunctie                
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie12123123110,10,5
    2Bijeenkomstfunctie1231234134210,5
    3Celfunctie1231313421,20,3
    4Gezondheidszorgfunctie123123134210,5
    5Industriefunctie123123134210,5
    6Kantoorfunctie123123134210,5
    7Logiesfunctie123123134210,5
    8Onderwijsfunctie                
     aonderwijsfunctie voor speciaal onderwijs123123134110,2
     bandere onderwijsfunctie123123134110,5
    9Sportfunctie1231234134210,5
    10Winkelfunctie123123134210,5
    11Overige gebruiksfunctie123123134210,5
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde12312210,5
Artikel 2.15
  • 1. Een vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.

  • 2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:

    a. een trap of

    b. een hellingbaan.

  • 3. Onverminderd het tweede lid geldt het eerste lid niet voor:

    a. een rand van een podium,

    b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst,

    c. een rand van een laadvloer,

    d. een rand van een perron en

    e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.

Artikel 2.16
  • 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste de in tabel 2.14 aangegeven waarde.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 1,2 m indien de vloer hoger ligt dan 13 m boven een aangrenzende vloer of boven het aansluitende terrein of het aansluitend water.

  • 3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,85 m.

  • 4. Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1,1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,7 m.

Artikel 2.17
  • 1. Tussen een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, en de vloer is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde.

  • 3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde.

  • 4. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in een gedeelte van een gebruiksfunctie dat mede bestemd is voor bezoekers, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

Artikel 2.18
  • 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer.

  • 2. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer.

§ 2.3.2. Bestaande bouw

Artikel 2.19
  • 1. Een bestaand bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.19 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.19 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.19

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidhoogte openingen
    artikel2.20  2.21  2.22 
     lid12312312
    1Woonfunctie         
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1212312
    2Bijeenkomstfunctie123123
    3Celfunctie123123
    4Gezondheidszorgfunctie123123
    5Industriefunctie123123
    6Kantoorfunctie123123
    7Logiesfunctie123123
    8Onderwijsfunctie        
     aonderwijsfunctie voor speciaal onderwijs123123
     bandere onderwijsfunctie123123
    9Sportfunctie123123
    10Winkelfunctie123123
    11Overige gebruiksfunctie123123
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde12313
Artikel 2.20
  • 1. Een vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1,5 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water.

  • 2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan:

    a. een trap of

    b. een hellingbaan.

  • 3. Onverminderd het tweede lid geldt het eerste lid niet voor:

    a. een rand van een podium,

    b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst,

    c. een rand van een laadvloer,

    d. een rand van een perron en

    e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer.

Artikel 2.21
  • 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,9 m.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft, in afwijking van het eerste tot en met derde lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.

  • 3. Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,6 m.

Artikel 2.22
  • 1. Tussen een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, en de vloer is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.20, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.

AFDELING 2.4. OVERBRUGGING VAN HOOGTEVERSCHILLEN

§ 2.4.1. Nieuwbouw

Artikel 2.23
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.23 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.23 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.23

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     voorziening
    artikel2.24 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1
    2Bijeenkomstfunctie1
    3Celfunctie1
    4Gezondheidszorgfunctie1
    5Industriefunctie  
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie1
    6Kantoorfunctie1
    7Logiesfunctie1
    8Onderwijsfunctie1
    9Sportfunctie1
    10Winkelfunctie1
    11Overige gebruiksfunctie  
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 1
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen1
     candere overige gebruiksfunctie2
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2
Artikel 2.24
  • 1. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, verkeersruimten, toiletruimten en badruimten of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

  • 2. Een hoogteverschil tussen voor bezoekers toegankelijke vloeren of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

§ 2.4.2. Bestaande bouw

Artikel 2.25
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.25 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op die gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.25 geen voorschrift is gegeven.

    Tabel 2.25

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheid
    artikel2.26 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1
    2Bijeenkomstfunctie1
    3Celfunctie1
    4Gezondheidszorgfunctie1
    5Industriefunctie  
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie1
    6Kantoorfunctie1
    7Logiesfunctie1
    8Onderwijsfunctie1
    9Sportfunctie1
    10Winkelfunctie1
    11Overige gebruiksfunctie  
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m21
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen1
     candere overige gebruiksfunctie2
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2
Artikel 2.26
  • 1. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsruimten, verkeersruimten, toiletruimten en badruimten of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,22 m, wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

  • 2. Een hoogteverschil tussen voor bezoekers toegankelijke vloeren of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,22 m, wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

AFDELING 2.5. TRAP

§ 2.5.1. Nieuwbouw

Artikel 2.27
  • 1. Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.27 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.27 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.27

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     afmetingen traptrapbordes afscheidingleuning regenwerendheidafmetingen trap
    artikel2.28         2.29  2.30     2.31 2.322.28    
     lid1234567891012312345612*6 en 9
    1Woonfunctie                      [m2]
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw123412123412*    
     bwoonfunctie van een woonwagen     
     candere woonfunctie 12 4121 23412*    
    bij bezettingsgraadklasse                      B1B2B3B4B5
    2Bijeenkomstfunctie                            
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport567131256140100n.t.n.t.n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie567131256140100250n.t. n.t.
    3Celfunctie5671312561     
      1 verblijfsgebied waarin een bezoekruimte of een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte ligt                      40100250n.t.n.t.
      2 ander verblijfsgebied                      40100250600>600
    4Gezondheidszorgfunctie5671312561     
      1 verblijfsgebied voor bezoekers                      40100250n.t.n.t.
      2 ander verblijfsgebied                      40100250600n.t.
    5Industriefunctie                           
     alichte industriefunctie--
     bandere industriefunctie5678131256140100250600>600
    6Kantoorfunctie567131256140100250600n.t.
    7Logiesfunctie567131256140100250600n.t.
    8Onderwijsfunctie567-131234140100250n.t.n.t.
    9Sportfunctie567131256140100250600>600
    1Winkelfunctie567131256140100250600>600
    11Overige gebruiksfunctie                           
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2567131256140100250600>600
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen567131256140100250600>600
     candere overige gebruiksfunctie567131240100250600>600
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde5910131240100250600>600
Artikel 2.28
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom A.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, heeft een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a kolom B.

  • 3. Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24 groter is dan 600 m2, heeft die trap, in afwijking van het eerste lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.

  • 4. Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28a, kolom B.

  • 5. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom A.

  • 6. Indien de totale vloeroppervlakte aan verblijfsgebied, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24, groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het eerste lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

  • 7. Een aantrede, een optrede en de breedte van een tredevlak van een trapvormige vloer van een verblijfsgebied hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

  • 8. In afwijking van het vijfde en zesde lid, geldt geen maximum hoogte voor een trap van een industriefunctie.

  • 9. Indien de totale vloeroppervlakte van voor bezoekers toegankelijke vloeren, die is aangewezen op een trap als bedoeld in artikel 2.24, groter is dan de in tabel 2.27 aangegeven grenswaarde, heeft die trap, in afwijking van het vijfde lid, afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

  • 10. Een aantrede, een optrede en een tredevlak van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.28b, kolom B.

    Tabel 2.28a afmetingen van een trap van een woonfunctie

     AB
    minimum breedte van de trap0,8 m1,2 m
    minimum vrije hoogte boven de trap2,3 m2,3 m
    maximum hoogte van de trap4 m4 m
    minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede0,22 m0,24 m
    maximum hoogte van een optrede0,185 m0,185 m
    minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak0,05 m0,17 m
    minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak0,23 m 0,23 m
    minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap0,3 m0,3 m

    Tabel 2.28b afmetingen van een trap van een niet tot bewoning bestemde gebruiksfunctie

     AB
    minimum breedte van de trap0,8 m1,1 m
    minimum vrije hoogte boven de trap2,1 m2,1 m
    maximum hoogte van de trap4 m4 m
    minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede0,185 m0,21 m
    maximum hoogte van een optrede0,21 m0,21 m
    minimum breedte van het tredevlak, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak0,05 m0,17 m
    minimum breedte van het tredevlak ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van dat vlak0,23 m 0,23 m
    minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap0,3 m0,3 m
Artikel 2.29
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, eerste lid of vijfde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,8 m x 0,8 m.

  • 2. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, tweede of derde lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,2 m x 1,2 m.

  • 3. Een trap als bedoeld in artikel 2.28, zesde en negende lid, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,1 m x 1,1 m.

Artikel 2.30
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,8 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft geen openingen met een breedte groter dan 0,5 m.

  • 3. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

  • 4. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.

  • 5. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, onverminderd het tweede lid, tot een hoogte van 0,7 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

  • 6. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven een tredevlak.

Artikel 2.31
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.24, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3 heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,8 m en niet meer dan 1 m.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, geldt dit voorschrift alleen voor een trap waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1 m.

Artikel 2.32

Een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een gebruiksfunctie, waarmee een vanaf het aansluitende terrein gemeten hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, ligt in een besloten ruimte. De uitwendige scheidingsconstructie van die besloten ruimte is, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend.

§ 2.5.2. Bestaande bouw

Artikel 2.33
  • 1. Een bestaande trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.33 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.33 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.33

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     afmetingen traptrapbordes afscheidingleuningen
    artikel2.34  2.352.36 2.37
     lid123*12*
    1Woonfunctie       
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie12*1*
    2Bijeenkomstfunctie12*12*
    3Celfunctie12*12*
    4Gezondheidszorgfunctie12*12*
    5Industriefunctie       
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie12*12*
    6Kantoorfunctie12*12*
    7Logiesfunctie12*12*
    8Onderwijsfunctie12*12*
    9Sportfunctie12*12*
    10Winkelfunctie12*12*
    11Overige gebruiksfunctie       
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m212*12*
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen12*12*
     candere overige gebruiksfunctie12
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde13**
Artikel 2.34
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

  • 2. Een aantrede en een optrede van een trapvormige vloer van een verblijfsruimte hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

  • 3. Een aantrede en een optrede van een voor bezoekers toegankelijke trapvormige vloer hebben afmetingen die voldoen aan tabel 2.34.

    Tabel 2.34 afmetingen van een trap

    minimum breedte van de trap0,7 m
    minimum vrije hoogte boven de trap1,9 m
    minimum aantrede ter plaatse van de klimlijn, gemeten loodrecht op de voorkant van de trede0,13 m
    maximum hoogte van een optrede0,22 m
    minimum afstand van de klimlijn tot de zijkanten van de trap0,2 m
Artikel 2.35

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, sluit ter plaatse van de bovenste trede over de ten minste vereiste breedte van die trap aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Artikel 2.36
  • 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant van een tredevlak meer dan 1,5 m boven een direct naast de trap gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de voorkant van een tredevlak gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m. Tussen de afscheiding en de trap is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

  • 2. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven een tredevlak geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.

Artikel 2.37

Een trap als bedoeld in artikel 2.26, waarvan ter plaatse van de klimlijn de helling groter is dan 2:3, en waarmee een hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, heeft aan ten minste een zijkant een leuning. De bovenkant van de leuning ligt, gemeten boven de voorkant van een tredevlak van de trap, op een hoogte van niet minder dan 0,6 m en niet meer dan 1 m.

AFDELING 2.6. HELLINGBAAN

§ 2.6.1. Nieuwbouw

Artikel 2.38
  • 1. Een te bouwen hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.38 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.38 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.38

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     afmetingen hellingbaanhellingbaan-bordes afscheiding
    artikel 2.392.402.41       
     lid**12345678
    1Woonfunctie          
     awoonfunctie van een woonwagen-
     bandere woonfunctie**123456
    2Bijeenkomstfunctie**123478
    3Celfunctie**123478
    4Gezondheidszorgfunctie**123478
    5Industriefunctie          
     alichte industriefunctie-
     bandere industriefunctie**123478
    6Kantoorfunctie**123478
    7Logiesfunctie**123478
    8Onderwijsfunctie**123478
    9Sportfunctie**123478
    10Winkelfunctie**123478
    11Overige gebruiksfunctie          
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2**123478
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen**123478
     candere overige gebruiksfunctie**124
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde**124
Artikel 2.39

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft een breedte van ten minste 1,1 m, een hoogte van niet meer dan 1 m en een helling van ten hoogste:

a. 1:12 indien het hoogteverschil niet groter is dan 0,25 m,

b. 1:16 indien het hoogteverschil groter is dan 0,25 m, maar niet groter dan 0,5 m, en

c. 1:20 indien het hoogteverschil groter is dan 0,5 m.

Artikel 2.40

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 1,4 m x 1,4 m.

Artikel 2.41
  • 1. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, heeft aan beide zijkanten een aaneengesloten afscheiding met een hoogte van ten minste 0,04 m boven de hellingbaan.

  • 2. Voorzover een zijkant van een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.24, meer dan 1 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, is, in afwijking van het eerste lid, de boven de hellingbaan gemeten hoogte van de afscheiding ten minste 0,85 m.

  • 3. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft geen openingen met een grotere breedte dan 0,5 m.

  • 4. Tussen een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m.

  • 5. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

  • 6. Een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.

  • 7. In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid tot een hoogte van 0,7 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m.

  • 8. In een gedeelte voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in het tweede lid, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de hellingbaan.

§ 2.6.2. Bestaande bouw

Artikel 2.42
  • 1. Een bestaande hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.2 overbrugt, kan op veilige wijze worden gebruikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.42 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.42 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.42

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     afmetingen hellingbaanhellingbaan-bordes afscheiding
    artikel 2.432.442.45  
     lid**123
    1Woonfunctie     
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie**123
    2Bijeenkomstfunctie**1
    3Celfunctie**1
    4Gezondheidszorgfunctie**1
    5Industriefunctie     
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie**1
    6Kantoorfunctie**1
    7Logiesfunctie**1
    8Onderwijsfunctie**1
    9Sportfunctie**1
    10Winkelfunctie**1
    11Overige gebruiksfunctie     
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2**1
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen**1
     candere overige gebruiksfunctie**1
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde**1
Artikel 2.43

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft een breedte van ten minste 0,7 m en een helling van ten hoogste 1:10.

Artikel 2.44

Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, sluit aan de bovenzijde over de ten minste vereiste breedte van die hellingbaan aan op een vrije vloeroppervlakte van ten minste 0,7 m x 0,7 m.

Artikel 2.45
  • 1. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.26, heeft, voorzover een zijkant meer dan 1,5 m boven een direct naast de hellingbaan gelegen vloer ligt, aan die zijkant een afscheiding. De boven de hellingbaan gemeten hoogte van die afscheiding is ten minste 0,6 m.

  • 2. Tussen een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, en de hellingbaan is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,1 m.

  • 3. Een afscheiding als bedoeld in het eerste lid, heeft tot een hoogte van 0,6 m boven de hellingbaan geen openingen met een breedte groter dan 0,2 m.

AFDELING 2.7. ELEKTRICITEITS- EN NOODSTROOMVOORZIENING

§ 2.7.1. Nieuwbouw

Artikel 2.46
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een veilige voorziening voor elektriciteit.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.46 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.46

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidaansluitingen veiligheidverbouw tijdelijke bouw
    artikel2.47 2.482.49  2.502.51
     lid12*123**
    1Woonfunctie        
     awoonfunctie van een woonwagen1*1-
     bandere woonfunctie12*123**
    2Bijeenkomstfunctie12*123**
    3Celfunctie12*123**
    4Gezondheidszorgfunctie12*123**
    5Industriefunctie        
     alichte industriefunctie2*123**
     bandere industriefunctie12*123**
    6Kantoorfunctie12*123**
    7Logiesfunctie12*123**
    8Onderwijsfunctie12*123**
    9Sportfunctie12*123**
    10Winkelfunctie12*123**
    11Overige gebruiksfunctie        
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m212*123**
     boverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen, gelegen onder het meetniveau12*1 23**
     candere overige gebruiksfunctie2*1 23**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2123**
Artikel 2.47
  • 1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor elektriciteit.

  • 2. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor noodstroom, indien de verlichtingsinstallatie volgens artikel 2.59, moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom.

Artikel 2.48

Een voorziening voor elektriciteit heeft in een meterruimte, als bedoeld in artikel 4.66, een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van elektriciteit.

Artikel 2.49
  • 1. Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

  • 2. Een voorziening voor noodstroom voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

  • 3. Een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid, geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, voldoende stroom om de betrokken verlichtingsinstallatie gedurende ten minste 60 minuten te laten werken.

Artikel 2.50

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de in de artikelen 2.47, tweede lid, en 2.49, derde lid, gestelde voorschriften.

Artikel 2.51

Bij het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.47, tweede lid, van toepassing.

§ 2.7.2. Bestaande bouw

Artikel 2.52
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een veilige voorziening voor elektriciteit.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.52 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.52

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidaansluitingen veiligheid
    artikel2.53 2.542.55  
     lid12*123
    1Woonfunctie12*123
    2Bijeenkomstfunctie12*123
    3Celfunctie12*123
    4Gezondheidszorgfunctie12*123
    5Industriefunctie      
     alichte industriefunctie2*123
     bandere industriefunctie12*123
    6Kantoorfunctie12*123
    7Logiesfunctie12*123
    8Onderwijsfunctie12*123
    9Sportfunctie12*123
    10Winkelfunctie12*123
    11Overige gebruiksfunctie12*123
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde12
Artikel 2.53
  • 1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor elektriciteit.

  • 2. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor noodstroom indien de verlichtingsinstallatie volgens artikel 2.66, moet zijn aangesloten op een voorziening voor noodstroom.

Artikel 2.54

Een voorziening voor elektriciteit heeft een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van elektriciteit.

Artikel 2.55
  • 1. Een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

  • 2. Een voorziening voor noodstroom voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

  • 3. Een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid, geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, voldoende stroom om de betrokken verlichtingsinstallatie gedurende ten minste 60 minuten te laten werken.

AFDELING 2.8. VERLICHTING

§ 2.8.1. Nieuwbouw

Artikel 2.56
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige verlichtingsinstallatie dat het bouwwerk veilig kan worden verlaten, sociaal veilig en bruikbaar is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.56 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.56 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.56

    gebruiksfunctieleden van toepassing grenswaarden
     verlichtingssterktestroomvoorziening noodverlichtingvoorz. voor noodstroom verbouwtijdelijke bouw verlichtingssterktenoodverlichting
    artikel2.57   2.582.59   2.602.61 2.622.572.59    
     lid1234*1234*12*[lux][m2]
    1Woonfunctie                   
     awoonfunctie van een woonwagen    
     bandere woonfunctie23*4*    
    bij bezettingsgraadklasse              B1B2B3B4B5
    2Bijeenkomstfunctie                   
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport123*134*1*1060150n.t. n.t. n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie123*134*1*1060150375n.t. n.t.
    3Celfunctie123*134*1*      
      1niet-gemeenschappelijke ruimte             20060150375900>900
      2gemeenschappelijke ruimte voor bezoekers             1060150375n.t.n.t.
      3andere ruimte             1060150375900>900
    4Gezondheidszorgfunctie123*134*1*      
      1ruimte voor bezoekers             1060150375n.t. n.t.
      2andere ruimte             1060150375900n.t.
    5Industriefunctie                   
     alichte industriefunctie3*4*
     bandere industriefunctie123*134*1*1060150375900>900
    6Kantoorfunctie123*134*1*1060150375900n.t.
    7Logiesfunctie123*134*1*1060150375900n.t.
    8Onderwijsfunctie                   
     aonderwijsfunctie voor het speciaal onderwijs123*134*1*      
      1ruimte voor het geven van onderwijs             25060150375n.t.n.t.
      2andere ruimte             1060150375n.t. n.t.
     bandere onderwijsfunctie123*134*1*1060150375n.t.n.t.
    9Sportfunctie                   
     asportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisonderwijs123*134*1*      
      1ruimte voor onderwijs in lichamelijke oefening             20060150375900>900
      2andere ruimte             1060150375900>900
     bsportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor speciaal onderwijs123*134*1*      
      1ruimte voor onderwijs in lichamelijke oefening             20060150375900>900
      2ruimte voor watergewennings- of bewegingstherapie             25060150375900>900
      3andere ruimte             1060150375900>900
     candere sportfunctie123*134*1*1060150375900>900
    10Winkelfunctie123*134*1*1060150375900>900
    11Overige gebruiksfunctie                   
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, niet gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2.123*134*1*10
     boverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, gelegen onder het meetniveau. 123*234*1*10
     coverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2.123*34*1*10
     doverige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen, gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2. 123*234*1*10
     eandere overige gebruiksfunctie23*4*1*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde34*4*2*
Artikel 2.57
  • 1. Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.56.

  • 2. Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux kan geven ten minste over een breedte als bedoeld in artikel 2.167, op de bovenzijde van een vloer, van een trap en van een hellingbaan, waarover die rookvrije vluchtroute voert.

  • 3. Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 10 lux.

  • 4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van de bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.

Artikel 2.58

Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.57, is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.47, eerste en tweede lid.

Artikel 2.59
  • 1. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.56 is aangegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.

  • 2. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.

  • 3. Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, als bedoeld in artikel 2.57, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.

  • 4. Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.47, tweede lid.

Artikel 2.60

Een verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom, als bedoeld in artikel 2.59, geeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 2.49, derde lid, een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

Artikel 2.61
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.59, derde en vierde lid, en 2.60.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde, geen ontheffing van de artikelen 2.57, derde lid, 2.58, 2.59, vierde lid, en 2.60.

Artikel 2.62

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.57 tot en met 2.60 van toepassing.

§ 2.8.2. Bestaande bouw

Artikel 2.63
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige verlichtingsinstallatie dat het bouwwerk veilig kan worden verlaten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.63 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.63 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.63

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens- waarden
     verlichtingssterktestroomvoorziening noodverlichtingvoorz. voor noodstroomnoodverlichting
     artikel2.64   2.652.66   2.672.66
     lid1234*1234*[m2]
    1Woonfunctie           
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie23*
    2Bijeenkomstfunctie           
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport12*13*200
     bandere bijeenkomstfunctie12*13*500
    3Celfunctie           
      1 ruimte voor bezoekers12*13*600
      2 andere ruimte23*34*
    4Gezondheidszorgfunctie12*13*1 200
    5Industriefunctie           
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie12*3*
    6Kantoorfunctie12*13*1 200
    7Logiesfunctie12*13*500
    8Onderwijsfunctie12*13*500
    9Sportfunctie2*3*
    10Winkelfunctie12*3*
    11Overige gebruiksfunctie           
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, niet gelegen onder het meetniveau, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m212*3*
     boverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer, gelegen onder het meetniveau.12*23*
     candere overige gebruiksfunctie23
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde4
Artikel 2.64
  • 1. Een verblijfsruimte heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de verblijfsruimte kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

  • 2. Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een verlichtingsinstallatie die een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux over de vereiste breedte bedoeld in artikel 2.176, kan geven op de bovenzijde van een vloer, van een trap en van een hellingbaan waarover die rookvrije vluchtroute voert.

  • 3. Een liftkooi heeft een verlichtingsinstallatie die de vloer van de liftkooi kan verlichten met een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

  • 4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde, heeft, afhankelijk van zijn bestemming, indien daar een voor mensen toegankelijke vloer, trap of hellingbaan aanwezig is, een verlichtingsinstallatie waarmee die vloer, trap of hellingbaan kan worden verlicht.

Artikel 2.65

Een verlichtingsinstallatie als bedoeld in artikel 2.64, is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit als bedoeld in artikel 2.53, eerste lid.

Artikel 2.66
  • 1. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte die groter is dan de grenswaarde die in tabel 2.63 is aangegeven, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.

  • 2. Een verlichtingsinstallatie van een verblijfsruimte is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.

  • 3. Een verlichtingsinstallatie van een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert als bedoeld in artikel 2.64, tweede lid, is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.

  • 4. Een verlichtingsinstallatie van een liftkooi is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.53, tweede lid.

Artikel 2.67

Een verlichtingsinstallatie die is aangesloten op een voorziening voor noodstroom als bedoeld in artikel 2.66, geeft gedurende de periode als bedoeld in artikel 2.55, derde lid,een verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

AFDELING 2.9. GASVOORZIENING

§ 2.9.1. Nieuwbouw

Artikel 2.68
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een veilige voorziening voor gas.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.68 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.68

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidaansluitingen veiligheid
    artikel2.69 2.70  2.71
     lid12123*
    1Woonfunctie      
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw121 2*
     bwoonfunctie van een woonwagen112*
     candere woonfunctie112*
    2Bijeenkomstfunctie13*
    3Celfunctie13*
    4Gezondheidszorgfunctie13*
    5Industriefunctie13*
    6Kantoorfunctie13*
    7Logiesfunctie13*
    8Onderwijsfunctie13*
    9Sportfunctie13*
    10Winkelfunctie13*
    11Overige gebruiksfunctie13*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde*
Artikel 2.69
  • 1. Een gebruiksfunctie heeft een voorziening voor gas, tenzij de gebruiksfunctie kan worden aangesloten op een gemeenschappelijke of publieke voorziening voor verwarming.

  • 2. Een woongebouw heeft een voorziening voor gas, indien het een gemeenschappelijke voorziening voor verwarming heeft.

Artikel 2.70
  • 1. Een voorziening voor gas heeft in een meterruimte als bedoeld in artikel 4.66, een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van gas.

  • 2. Een voorziening voor gas als bedoeld in artikel 2.69, heeft een aansluitpunt bij:

    a. een opstelplaats voor een kooktoestel als bedoeld in artikel 4.81,

    b. een opstelplaats voor een stooktoestel als bedoeld in artikel 4.87, en

    c. een opstelplaats voor een warmwatertoestel als bedoeld in artikel 4.95.

  • 3. Een voorziening voor gas heeft een aansluitpunt bij elke opstelplaats voor een op gas gestookt verbrandingstoestel.

Artikel 2.71

Een voorziening voor gas voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

§ 2.9.2 Bestaande bouw

Artikel 2.72
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een veilige voorziening voor gas.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.72 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.72

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidveiligheid
    artikel2.732.74
     lid**
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie van een woonwagen*
     bandere woonfunctie**
    2Bijeenkomstfunctie*
    3Celfunctie*
    4Gezondheidszorgfunctie*
    5Industriefunctie*
    6Kantoorfunctie*
    7Logiesfunctie*
    8Onderwijsfunctie*
    9Sportfunctie*
    10Winkelfunctie*
    11Overige gebruiksfunctie*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde*
Artikel 2.73

Een voorziening voor gas heeft een aansluitmogelijkheid voor aansluiting op het distributienet van gas.

Artikel 2.74

Een voorziening voor gas voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften.

AFDELING 2.10. BEWEEGBARE CONSTRUCTIE-ONDERDELEN

§ 2.10.1. Nieuwbouw

Artikel 2.75
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructie-onderdelen dat veilig kan worden gevlucht en dat veilig gebruik kan worden gemaakt van de aan het perceel grenzende openbare ruimte.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.75 voorschriften zijnaangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.75

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     hoogteverbouw tijdelijke bouw
    artikel2.76    2.772.78
     lid12345**
    1Woonfunctie       
     awoonfunctie van een woonwagen 5*
     bandere woonfunctie1234**
    2Bijeenkomstfunctie1234**
    3Celfunctie1234**
    4Gezondheidszorgfunctie1234**
    5Industriefunctie1234**
    6Kantoorfunctie1234**
    7Logiesfunctie1234**
    8Onderwijsfunctie1234**
    9Sportfunctie1234**
    10Winkelfunctie1234**
    11Overige gebruiksfunctie1234**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde1234**
Artikel 2.76
  • 1. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg of boven een strook van 0,6 m grenzend aan die weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg of strook.

  • 2. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een niet voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 2,2 m boven die weg.

  • 3. Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een vloer waarover een rookvrije vluchtroute voert, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 2,2 m boven die vloer. Dit voorschrift geldt niet voor een deur, indien de vluchtroute een vrije doorgang heeft met een breedte van ten minste 0,6 m ter plaatse van die deur in enige geopende stand.

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid gelden niet voor een deur die toegang verschaft tot een ruimte die zo klein is dat een persoon zich daarin niet helemaal kan bevinden.

  • 5. Een beweegbaar constructie-onderdeel bevindt zich in geopende stand niet buiten de standplaats.

Artikel 2.77

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.76, tweede, derde en vijfde lid.

Artikel 2.78

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.76, tweede, derde en vijfde lid, van toepassing.

§ 2.10.2. Bestaande bouw

Artikel 2.79
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanige beweegbare constructie-onderdelen dat veilig gebruik kan worden gemaakt van de aan het perceel grenzende openbare ruimte.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.79 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.79 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.79

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     hoogte
    artikel 2.80
     lid*
    1Woonfunctie 
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie*
    2Bijeenkomstfunctie*
    3Celfunctie*
    4Gezondheidszorgfunctie*
    5Industriefunctie*
    6Kantoorfunctie*
    7Logiesfunctie*
    8Onderwijsfunctie*
    9Sportfunctie*
    10Winkelfunctie*
    11Overige gebruiksfunctie*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde*
Artikel 2.80

Een beweegbaar constructie-onderdeel dat zich in geopende stand kan bevinden boven een voor motorvoertuigen openstaande weg, ligt, gemeten vanaf de onderzijde van dat onderdeel, meer dan 4,2 m boven die weg.

AFDELING 2.11. BEPERKING VAN HET ONTSTAAN VAN EEN BRAND-GEVAARLIJKE SITUATIE

§ 2.11.1. Nieuwbouw

Artikel 2.81
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.81 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.81

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     stookplaatsschacht, koker of kanaal rookafvoerdak verbouwtijdelijke bouw
    artikel2.822.832.84  2.85  2.862.87
     lid**123123**
    1Woonfunctie          
     awoonfunctie van een woonwagen*121**
     bandere woonfunctie**12312**
    2Bijeenkomstfunctie**12312**
    3Celfunctie**12312**
    4Gezondheidszorgfunctie**12312**
    5Industriefunctie**12312**
    6Kantoorfunctie**12312**
    7Logiesfunctie**12312**
    8Onderwijsfunctie**12312**
    9Sportfunctie**12312**
    10Winkelfunctie**12312**
    11Overige gebruiksfunctie**123**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde13**
Artikel 2.82

Materiaal, toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien:

a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of

b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 363 K.

Artikel 2.83

Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m2 en grenzend aan meer dan een brandcompartiment, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar over een dikte van ten minste 0,01 m, gemeten loodrecht op de binnenzijde. Dit geldt niet indien de schacht, de koker of het kanaal ligt in en uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten.

Artikel 2.84
  • 1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 6062, brandveilig.

  • 2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar. Dit geldt uitsluitend indien in dat materiaal een temperatuur, bepaald volgens NEN 6062, kan optreden van meer dan 363 K.

  • 3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.

Artikel 2.85
  • 1. Een dak van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk.

  • 2. Het eerste lid geldt niet, indien het gebouw waarin een gebruiksfunctie ligt:

    a. geen vloer van een verblijfsgebied heeft, die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en

    b. geen brandgevaarlijk dak heeft op een horizontale afstand van de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.

  • 3. Het eerste lid geldt niet, indien het bouwwerk geen gebouw zijnde:

    a. geen voor bezoekers toegankelijke vloer heeft die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en

    b. geen brandgevaarlijk dak heeft op een afstand van de perceelsgrens van minder dan 15 m; indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt de afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.

Artikel 2.86

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.83, 2.84, eerste en tweede lid, en 2.85.

Artikel 2.87

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.83, 2.84, eerste en tweede lid, en 2.85 van toepassing.

§ 2.11.2. Bestaande bouw

Artikel 2.88
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.88 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.88

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     stookplaatsrookafvoer
    artikel2.892.90  
     lid*123
    1Woonfunctie    
     awoonfunctie van een woonwagen*12
     bandere woonfunctie*123
    2Bijeenkomstfunctie*123
    3Celfunctie*123
    4Gezondheidszorgfunctie*123
    5Industriefunctie*123
    6Kantoorfunctie*123
    7Logiesfunctie*123
    8Onderwijsfunctie*123
    9Sportfunctie*123
    10Winkelfunctie*123
    11Overige gebruiksfunctie*123
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.89

Materiaal, toegepast ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van een gebruiksfunctie is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien:

a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m2, of

b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 363 K.

Artikel 2.90
  • 1. Een voorziening voor de afvoer van rook is, bepaald volgens NEN 8062, luchtdicht.

  • 2. Materiaal waaruit een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld, is, bepaald volgens NEN 6064, onbrandbaar, indien in dat materiaal een volgens NEN 8062 bepaalde temperatuur kan optreden van meer dan 363 K.

  • 3. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een voorziening voor de afvoer van rook van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak van een ander bouwwerk is ten minste 15 m.

AFDELING 2.12. BEPERKING VAN ONTWIKKELING VAN BRAND

§ 2.12.1. Nieuwbouw

Artikel 2.91
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.91 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.91

    gebruiksfunctie         leden van toepassing     grenswaarden
                       zijde grenzend aan een
              binnenbuitenboven
     binnenoppervlakbuitenoppervlak beloopbaar vlakvrijgesteld verbouwtijdelijke bouwbrand- en rookvrije vluchtrouterookvrije vluchtrouteoverigbrand- en rookvrije vluchtrouterookvrije vluchtrouteoverigbrand- en rookvrije vluchtrouteoverig
    artikel2.922.93     2.94 2.95 2.96 2.97 2.92  2.93  2.94 
     lid*12345612121212 *  1 2
                        [klasse]  [klasse] [klasse]
    1Woonfunctie                       
     awoonfunctie van een woonwagen*112144T3
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen*125121244244T1T3
     candere woonfunctie*123512111224224T1T3
    2Bijeenkomstfunctie*123512111244244T1T3
    3Celfunctie*123512111        
      1niet-gemeenschappelijke ruimte               113114T1T2
      2gemeenschappelijke ruimte               114114T1T3
    4Gezondheidszorgfunctie                       
     agezondheidszorgfunctie voor aan bedgebonden patienten*123512111224224T1T3
     bandere gezondheidszorgfunctie*123512111244244T1T3
    5Industriefunctie*123512111244244T1T3
    6Kantoorfunctie*123512111244244T1T3
    7Logiesfunctie                       
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw*123512111244244T1T3
     bandere logiesfunctie*123512111224224T1T3
    8Onderwijsfunctie*123512111244244T1T3
    9Sportfunctie*123512111244244T1T3
    10Winkelfunctie*123512111244244T1T3
    11Overige gebruiksfunctie*123512111244244T1T3
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde                       
     atunnel of tunnelvormig bouwwerk voor verkeer1245612222-244T1T3
     bander bouwwerk geen gebouw zijnde124512222244T1T3
Artikel 2.92

Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die niet grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.91.

Artikel 2.93
  • 1. Een constructie-onderdeel niet zijnde een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.91. Een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel voldoet aan klasse 4.

  • 2. Een gedeelte van een constructie-onderdeel dat hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 2.

  • 3. Een constructie-onderdeel van een bouwwerk waarvan een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m daarboven, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.

  • 4. Een constructie-onderdeel van een bouwwerk, waarvan een voor mensen toegankelijke vloer hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m daarboven, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.

  • 5. Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor:

    a. een deur,

    b. een raam,

    c. een kozijn en

    d. een aan een deur, een raam of een kozijn gelijk te stellen constructie-onderdeel.

  • 6. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht en is toegekeerd naar een weg, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan klasse 1.

Artikel 2.94
  • 1. De artikelen 2.92 en artikel 2.93 gelden niet voor de bovenzijde van:

    a. een vloer,

    b. een hellingbaan,

    c. een trap en

    d. een dak.

  • 2. Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.91.

Artikel 2.95
  • 1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.

  • 2. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen, waarvoor volgens de artikelen 2.92 tot en met 2.94 een eis geldt, de eis niet van toepassing.

Artikel 2.96
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.93, derde lid.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen gebouw zijnde geen ontheffing van artikel 2.93, vierde lid.

Artikel 2.97
  • 1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 2.93, derde lid, van toepassing.

  • 2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk geen gebouw zijnde is artikel 2.93, vierde lid, van toepassing.

§ 2.12.2. Bestaande bouw

Artikel 2.98
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen..

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.98 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.98

    gebruiksfunctie    leden van toepassing grenswaarden
              zijde grenzend aan een
            binnenbuitenboven
     binnenoppervlakbuitenoppervlak beloopbaar vlakvrijgesteldbrand- en rookvrije cluchtrouterookvrije vluchtrouteoverigbrand- en rookvrije vluchtrouterookvrije vluchtrouteoverigbrand- en rookvrije vluchtrouteoverig
    artikel2.992.1002.101 2.102 2.99  2.100  2.101 
     lid**1212*  1  * 
              [klasse] [klasse] [klasse]
    1Woonfunctie              
     awoonfunctie van een woonwagen**12144T3
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen**121244244T1T3
     candere woonfunctie**121224224T1T3
    2Bijeenkomstfunctie**121244244T1T3
    3Celfunctie**121        
      1niet-gemeenschappelijke ruimte      113114T1T2
      2gemeenschappelijke ruimte      114114T1T3
    4Gezondheidszorgfunctie              
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten**121224244T1T3
     bandere gezondheidszorgfunctie**121244244T1T3
    5Industriefunctie**121244244T1T3
    6Kantoorfunctie**121244244T1T3
    7Logiesfunctie              
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw**121244244T1T3
     bandere logiesfunctie**121224224T1T3
    8Onderwijsfunctie**121244244T1T3
    9Sportfunctie**121244244T1T3
    10Winkelfunctie**121244244T1T3
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde              
     atunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer*122244T1T3
     bander bouwwerk geen gebouw zijnde*122244T1T3
Artikel 2.99

Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die niet grenst aan de buitenlucht een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.98.

Artikel 2.100

Een constructie-onderdeel niet zijnde een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel, heeft aan een zijde die grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die voldoet aan de klasse die voor die zijde is aangegeven in tabel 2.98. Een deur, een raam, een kozijn of een daarmee gelijk te stellen constructie-onderdeel voldoet aan klasse 4.

Artikel 2.101
  • 1. De artikelen 2.99 en 2.100 gelden niet voor de bovenzijde van:

    a. een vloer,

    b. een hellingbaan en

    c. een trap.

  • 2. Een vloer, een hellingbaan of een trap heeft aan de bovenzijde een volgens NEN 1775 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting, die ten hoogste gelijk is aan de klasse die is aangegeven in tabel 2.98.

Artikel 2.102
  • 1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens de artikelen 2.99 tot en met 2.101 een eis geldt, is de eis niet van toepassing.

  • 2. Voor bouwwerken geen gebouw zijnde is op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen waarvoor volgens de artikelen 2.99 tot en met 2.101 een eis geldt, de eis niet van toepassing.

AFDELING 2.13. BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND

§ 2.13.1. Nieuwbouw

Artikel 2.103
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.103 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.103

    gebruiksfunctieleden van toepassing grenswaarden
     liggingomvangwbdbo zelfsluitende deurverbouw tijdelijke bouwafmetingen
    artikel2.104       2.105          2.106      2.1072.1082.1092.105
     lid1234567812345678910111234567***4
    1Woonfunctie                             [m2]
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw123-12456712345***1 000
     bwoonfunctie van een woonwagen-–-6
     candere woonfunctie12312346712345***1 000
    2Bijeenkomstfunctie123146781357**1 000
    3Celfunctie                              
     acelfunctie gelegen in een cellengebouw123-14678910157**1 000
     bcelfunctie niet gelegen in een cellengebouw12314678101357**1 000
    4Gezondheidszorgfunctie                              
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten1231467811157**1 000
     bandere gezondheidszorgfunctie123-146781357**1 000
    5Industriefunctie                              
     alichte industriefunctie1234567146781357**1 000
     bandere industriefunctie12345146781357**1 000
    6Kantoorfunctie123146781357**1 000
    7Logiesfunctie123146781357** 500
    8Onderwijsfunctie123146781357**1 000
    9Sportfunctie123146781357**1 000
    10Winkelfunctie123146781357**1 000
    11Overige gebruiksfunctie123458146781357**1 000
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.104
  • 1. Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een stooktoestel niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, liggen een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2, een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen en een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, in een brandcompartiment.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, ligt een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, niet in een brandcompartiment.

  • 4. Een niet besloten verblijfsgebied ligt in een brandcompartiment.

  • 5. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1 000 m2 en met een volgens NEN 6090 bepaalde vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m2.

  • 6. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m2, die uitsluitend is bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

  • 7. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie, die uitsluitend is bestemd voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 mJ/m2.

  • 8. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m2, die niet is bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

Artikel 2.105
  • 1. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.

  • 2. In een brandcompartiment van een woonfunctie liggen uitsluitend woonfuncties en gebruiksfuncties die ten dienste staan van die woonfuncties.

  • 3. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw.

  • 4. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde.

  • 5. Indien een woonfunctie gelegen in een woongebouw is aangewezen op geheel of gedeeltelijk samenvallende vluchtroutes als bedoeld in artikel 2.157, derde tot en met vijfde lid, liggen in het brandcompartiment waarin die woonfunctie ligt, ten hoogste:

    a. zes woonfuncties of

    b. woonfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 800 m2.

  • 6. Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde lid, is een brandcompartiment.

  • 7. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m2 is een brandcompartiment.

  • 8. Een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, is een brandcompartiment.

  • 9. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de celfunctie. Dit geldt niet, indien de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.116, waarin de niet-gemeenschappelijke ruimten liggen en een aangrenzende celfunctie of een besloten gemeenschappelijke ruimte ten minste 60 minuten is. Daarbij kan tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van de celfunctie en de gemeenschappelijke verkeersruimte die toegang geeft tot dat gebied, worden volstaan met ten minste 30 minuten indien:

    a. die gemeenschappelijke verkeersruimte twee toegangen heeft die een toegang zijn van het brandcompartiment of aansluiten op een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten voert naar een toegang van het brandcompartiment, en

    b. de afstand tussen die toegangen ten minste 5 m is.

    Indien zich tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en de gemeenschappelijke verkeersruimte een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak, gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.

  • 10. In afwijking van het vierde lid, heeft een brandcompartiment waarin een subbrandcompartiment ligt als bedoeld in artikel 2.116, een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 500 m2.

  • 11. Een brandcompartiment heeft per bouwlaag een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de brandcompartimenten op die bouwlaag.

Artikel 2.106
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw en een niet besloten veiligheidstrappenhuis is niet lager dan 60 minuten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2. Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien:

    a. het brandcompartiment en de besloten ruimte op hetzelfde perceel liggen, en

    b. in een gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger boven het meetniveau ligt dan de in tabel 2.103 aangegeven grenswaarde.

    Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, kan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, worden volstaan met 30 minuten. Dit geldt niet voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag naar een veiligheidstrappenhuis.

  • 5. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een besloten ruimte van een gebouw op een aangrenzend perceel, wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.

  • 6. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een woonwagen naar een andere woonwagen is niet lager dan 30 minuten. Bij de bepaling van deze weerstand wordt uitgegaan van een identieke, doch spiegelsymmetrisch op een afstand van 5 m geplaatste woonwagen.

  • 7. Het derde geldt niet voor een brandcompartiment bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

Artikel 2.107

In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

Artikel 2.108

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van artikel 2.107.

Artikel 2.109

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.104 en 2.105 van toepassing, waarbij voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag telkens 30 minuten wordt aangehouden.

§ 2.13.2. Bestaande bouw

Artikel 2.110
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.110 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.110

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens- waarden
     liggingomvang wbdbozelfsluitende deur afmetingen
    artikel2.111       2.112         2.113 2.1142.112
     lid123456781234567891012*5
    1Woonfunctie                     [m2]
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw12312456122.000
     bwoonfunctie van een woonwagen
     candere woonfunctie123123456122 000
    2Bijeenkomstfunctie1231456712*2 000
    3Celfunctie                      
     acelfunctie gelegen in een cellengebouw123-145678912*2 000
     bcelfunctie niet gelegen in een cellengebouw1231456712*2 000
    4Gezondheidszorgfunctie                      
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten123145671012*2 000
     bandere gezondheidszorgfunctie123-1456712*2 000
    5Industriefunctie                      
     alichte industriefunctie12345671456712*3 000
     bandere industriefunctie123451456712*3 000
    6Kantoorfunctie1231456712* 2 000
    7Logiesfunctie1231456712*1 000
    8Onderwijsfunctie1231456712*3 000
    9Sportfunctie1231456712*3 000
    10Winkelfunctie1231456712*2 000
    11Overige gebruiksfunctie1234581456712*2 000
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.111
  • 1. Een besloten ruimte van een gebouw ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een stooktoestel, niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, derde en vierde lid.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, liggen een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2, een ruimte voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen en een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, derde en vierde lid, in een brandcompartiment.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, ligt een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, niet in een brandcompartiment.

  • 4. Een niet besloten verblijfsruimte ligt in een brandcompartiment.

  • 5. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 2 000 m2 en een volgens NEN 6090 bepaalde vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m2.

  • 6. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, die uitsluitend is bestemd voor de opslag van goederen of materialen, niet zijnde bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

  • 7. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van ten hoogste 200 MJ/m2.

  • 8. Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op een overige gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 100 m2, die niet is bestemd voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen.

Artikel 2.112
  • 1. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel.

  • 2. In een brandcompartiment van een woonfunctie liggen uitsluitend woonfuncties en gebruiksfuncties die ten dienste staan van die woonfuncties.

  • 3. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een woonfunctie niet gelegen in een woongebouw.

  • 4. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.110 aangegeven grenswaarde.

  • 5. Een stookruimte als bedoeld in artikel 4.92, vierde lid, is een brandcompartiment.

  • 6. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m2 is een brandcompartiment.

  • 7. Een ruimte, die bestemd is voor de opslag van bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, is een brandcompartiment.

  • 8. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de celfunctie. Dit geldt niet indien de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121 waarin de niet-gemeenschappelijke ruimten liggen, en een aangrenzende celfunctie of een besloten gemeenschappelijke ruimte ten minste 60 minuten is. Daarbij kan tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en de gemeenschappelijke verkeersruimte die toegang geeft tot dat gebied, worden volstaan met ten minste 30 minuten indien:

    a. die gemeenschappelijke verkeersruimte twee toegangen heeft die een toegang zijn van het brandcompartiment of aansluiten op een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten voert naar een toegang van het brandcompartiment, en

    b. de afstand tussen die toegangen ten minste 5 m is.

    Indien zich tussen een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van de celfunctie en de gemeenschappelijke verkeersruimte een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.

  • 9. In afwijking van het vierde lid, heeft een brandcompartiment waarin een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121 ligt, een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1 000 m2.

  • 10. Een brandcompartiment heeft per bouwlaag een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie op die bouwlaag.

Artikel 2.113
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw, is niet lager dan 20 minuten.

  • 2. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment van de gebruiksfunctie naar een besloten ruimte van een gebouw op een ander perceel, wordt voor het gebouw op het aangrenzende perceel uitgegaan van een identiek doch spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Deze spiegeling heeft plaats ten opzichte van het hart van de openbare weg, het openbaar water of het openbaar groen indien het perceel grenst aan die weg, dat water of dat groen.

Artikel 2.114

In een inwendige scheidingsconstructie van een brandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

AFDELING 2.14. VERDERE BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND

§ 2.14.1. Nieuwbouw

Artikel 2.115
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan bepaald in paragraaf 2.13.1.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.115 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.115

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens-waarden
     liggingomvang wbdbozelfsluitende deur wbdbo
    artikel2.116   2.117     2.118    2.1192.118
     lid123412345612345*1
    1Woonfunctie                [minuten]
     awoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw124123513460
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw12412345123460
     cwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen1414123460
     dandere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie                 
     acelfunctie gelegen in een cellengebouw14121530
     bcelfunctie niet gelegen in een cellengebouw1412130
    4Gezondheidszorgfunctie                 
     agedeelte voor aan bed gebonden patiënten3412615*30
     boverige gedeelten
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie1241231*30
    8Onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.116
  • 1. Een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt in een subbrandcompartiment.

  • 2. Een gemeenschappelijk verblijfsgebied ligt in een subbrandcompartiment.

  • 3. Een verblijfsruimte ligt in een subbrandcompartiment.

  • 4. Een subbrandcompartiment ligt in een brandcompartiment

Artikel 2.117
  • 1. Een subbrandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een brandcompartiment.

  • 2. Een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.116, eerste lid, omvat uitsluitend niet-gemeenschappelijke ruimten van niet meer dan een gebruiksfunctie.

  • 3. Een subbrandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan 500 m2.

  • 4. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend:

    a. een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 40 m2, of

    b. die verblijfsruimte, indien de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan 40 m2.

  • 5. Een gemeenschappelijk verblijfsgebied is een subbrandcompartiment.

  • 6. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van:

    a. niet meer dan 50 m2, indien die verblijfsruimte niet permanent wordt bewaakt, of

    b. niet meer dan 500 m2, indien die verblijfsruimte permanent wordt bewaakt.

Artikel 2.118
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een sub-brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw is niet lager dan de in tabel 2.115 aangegeven grenswaarde.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is de volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een subbrandcompartiment naar een ruimte als bedoeld in het eerste lid, die in dezelfde woonfunctie ligt, niet lager dan 30 minuten.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met 30 minuten, indien:

    a. de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het subbrandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m2 en

    b. in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, kan tussen een subbrandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute loopt zijn volstaan met 30 minuten.

  • 5. Indien zich tussen een subbrandcompartiment en een aangrenzende ruimte die toegang geeft tot dat subbrandcompartiment, een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag buiten beschouwing een oppervlak gelegen onder die deur, dat niet groter is dan 0,02 m2 en waarvan de hoogte, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.

Artikel 2.119

In een inwendige scheidingsconstructie van een subbrandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

§ 2.14.2. Bestaande bouw

Artikel 2.120
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan bepaald in paragraaf 2.13.2

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.120 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.120

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     liggingomvang wbdbozelfsluitende deur
    artikel2.121 2.122    2.123 2.124
     lid121234512*
    1Woonfunctie          
     awoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, gelegen in een woongebouw1 21231
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, gelegen in een woongebouw1212341
     cwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen12141
     dandere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie          
     acelfunctie gelegen in een cellengebouw121212
     bcelfunctie niet gelegen in een cellengebouw12121
    4Gezondheidszorgfunctie          
     agedeelte voor aan bed gebonden patiënten1212512*
     boverige gedeelten
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie121231*
    8Onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.121
  • 1. Een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte ligt in een subbrandcompartiment.

  • 2. Een subbrandcompartiment ligt in een brandcompartiment.

Artikel 2.122
  • 1. Een subbrandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een brandcompartiment.

  • 2. Een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.121, omvat uitsluitend niet-gemeenschappelijke ruimten van een gebruiksfunctie.

  • 3. Een subbrandcompartiment met een gemeenschappelijke verblijfsruimte omvat uitsluitend met die verblijfsruimte in verbinding staande gemeenschappelijke verblijfsruimten, gemeenschappelijke verkeersruimten, gemeenschappelijke toiletruimten en gemeenschappelijke badruimten.

  • 4. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend:

    a. een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 60 m2, of

    b. die verblijfsruimte, indien de vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan 60 m2.

  • 5. Een subbrandcompartiment waarin een verblijfsruimte ligt, omvat uitsluitend een of meer met elkaar in verbinding staande ruimten met een totale gebruiksoppervlakte van:

    a. niet meer dan 100 m2, indien die verblijfsruimte niet permanent wordt bewaakt, of

    b. niet meer dan 1000 m2, indien die verblijfsruimte permanent wordt bewaakt.

Artikel 2.123
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een sub-brandcompartiment naar een besloten ruimte van een gebouw is niet lager dan 20 minuten.

  • 2. Indien zich tussen een subbrandcompartiment en een aangrenzende besloten ruimte die toegang geeft tot dat subbrandcompartiment een deur bevindt, blijft bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag het oppervlak gelegen onder die deur buiten beschouwing, indien dat oppervlak niet groter is dan 0,02 m2, en de hoogte van dat oppervlak, gemeten vanaf de vloer, niet groter is dan 0,05 m.

Artikel 2.124

In een inwendige scheidingsconstructie van een subbrandcompartiment waarvoor een eis voor de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt, bevindt zich geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

AFDELING 2.15. BEPERKING VAN ONTSTAAN VAN ROOK

§ 2.15.1. Nieuwbouw

Artikel 2.125
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat het zich snel ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.125 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.125

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     algemeenbeloopbaar vlak vrijgesteldtijdelijke bouw
    artikel2.126             2.1272.1282.129
     lid1234567891011121314***
    1Woonfunctie                 
     awoonfunctie van een woonwagen1-**
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen145***
     candere woonfunctie123***
    2Bijeenkomstfunctie145***
    3Celfunctie1456789***
    4Gezondheidszorgfunctie                 
      1gedeelte voor aan bed gebonden patiënten1231011***
      2ander gedeelte145-***
    5Industriefunctie145***
    6Kantoorfunctie145***
    7Logiesfunctie                 
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw145***
     bandere logiesfunctie123***
    8Onderwijsfunctie145***
    9Sportfunctie145***
    10Winkelfunctie145***
    11Overige gebruiksfunctie45***
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde                 
     atunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer121314***
     bander bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.126
  • 1. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht, een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 2. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 3. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 4. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 5. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 6. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2 of klasse 3, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 7. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 8. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 9. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 10. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 11. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde, in afwijking van het eerste lid, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 12. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de lucht in een tunnel, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 13. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 14. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft dat constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

Artikel 2.127

Artikel 2.126, tweede tot en met elfde, dertiende en veertiende lid, geldt niet voor de bovenzijde van:

a. een vloer,

b. een hellingbaan en

c. een trap.

Artikel 2.128

Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens artikel 2.126 een eis geldt, is die eis niet van toepassing.

Artikel 2.129

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.126 tot en met 2.128 van toepassing.

§ 2.15.2. Bestaande bouw

Artikel 2.130
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat het zich snel ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.130 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.130

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     algemeenbeloopbaar vlak vrijgesteld
    artikel1.3.1        2.1322.133
     lid123456789**
    1Woonfunctie           
     awoonfunctie van een woonwagen1*
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen13**
     candere woonfunctie12**
    2Bijeenkomstfunctie13**
    3Celfunctie1345**
    4Gezondheidszorgfunctie           
     agedeelte voor aan bed gebonden patiënten126**
     bander gedeelte13**
    5Industriefunctie13**
    6Kantoorfunctie13**
    7Logiesfunctie           
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw13**
     bandere logiesfunctie12**
    8Onderwijsfunctie13**
    9Sportfunctie13**
    10Winkelfunctie13**
    11Overige gebruiksfunctie3**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde           
     atunnel of tunnelvormig bouwwerk voor het verkeer789**
     bander bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.131
  • 1. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aaneen zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 5. In afwijking van het eerste lid, heeft een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, gelegen tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 6. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een verkeersroute voert, die ligt tussen de toegang van een subbrandcompartiment en een toegang van het rookcompartiment waarin het subbrandcompartiment ligt, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

  • 7. Een constructie-onderdeel heeft aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte, een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1.

  • 8. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 2, maar niet aan klasse 1, heeft het constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 2,2 m-1.

  • 9. Indien een constructie-onderdeel aan een zijde die grenst aan de lucht in een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting heeft die voldoet aan klasse 1, heeft het constructie-onderdeel aan die zijde een rookproductie met een volgens NEN 6066 bepaalde rookdichtheid van ten hoogste 5,4 m-1.

Artikel 2.132

Artikel 2.131, tweede tot en met achtste lid, geldt niet voor de bovenzijde van:

a. een vloer

b. een hellingbaan en

c. een trap.

Artikel 2.133

Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructie-onderdelen van elke afzonderlijke ruimte waarvoor volgens artikel 2.131 een eis geldt, is die eis niet van toepassing.

AFDELING 2.16. BEPERKING VAN VERSPREIDING VAN ROOK

§ 2.16.1. Nieuwbouw

Artikel 2.134
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.134 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.134

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     liggingomvang weerstand rookdoorgangzelfsluitende constructieonderdelentijdelijke bouw loopafstand
    artikel2.135 2.136      2.1372.138  2.1392.136    
     lid121234567*123*2 en 3
    1Woonfunctie                [m]  
     awoonfunctie van een woonwagen-
     bwoonfunctie gelegen in een woongebouw12 *12*
     candere woonfunctie12*1*
    bij bezettingsgraadklasse              B1B2B3B4B5
    2Bijeenkomstfunctie                   
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport12234*3*3030n.t. n.t. n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie12234*3*303030n.t. n.t.
    3Celfunctie1223456*3*     
      1ruimte voor bezoekers              303030n.t. n.t.
      2andere ruimte              30303045n.t.
    4Gezondheidszorgfunctie12234*3*     
      1ruimte voor bezoekers              303030n.t. n.t.
      2andere ruimte              30303045n.t.
    5Industriefunctie122347*3*3030304560
    6Kantoorfunctie12234*3*30303045n.t.
    7Logiesfunctie                   
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw124*3*n.t.
     blogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw12234*3*30303030n.t.
     clogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw121234*3*30303030n.t.
    8Onderwijsfunctie12234*3*303030n.t.n.t.
    9Sportfunctie12234*3*3030304560
    10Winkelfunctie12234*3*3030304560
    11Overige gebruiksfunctie1223*3*3030304560
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.135
  • 1. Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer rookcompartimenten.

  • 2. Tussen een toegang van een verblijfsgebied en een toegang van een besloten vluchttrappenhuis van een gebouw waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 50 m boven het meetniveau, ligt een verkeersruimte met een lengte van ten minste 2 m. Indien de verkeersruimte een besloten ruimte is, is deze een rookcompartiment.

Artikel 2.136
  • 1. Een subbrandcompartiment is een rookcompartiment.

  • 2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsgebied en een toegang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde. Bij het bepalen van de loopafstand wordt een constructie-onderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, dat in het verblijfsgebied ligt, buiten beschouwing gelaten en wordt de loopafstand die in het verblijfsgebied ligt, met 1,5 vermenigvuldigd.

  • 3. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet groter dan de in tabel 2.134 aangegeven grenswaarde.

  • 4. Het hoogteverschil tussen de vloer van een verblijfsgebied en een vloer ter plaatse van een toegang waarop het verblijfsgebied is aangewezen, van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan 4 m.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, is de loopafstand tussen een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en een toegang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, niet groter dan 22,5 m.

  • 6. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsgebieden die in hetzelfde rookcompartiment liggen, is niet groter dan 12 m.

  • 7. Het vierde lid geldt niet, indien de bouwlagen met elkaar in open verbinding staan, tenzij de op vloerniveau gemeten open verbinding kleiner of gelijk is aan 25% van de kleinste vloeroppervlakte van de bouwlagen die binnen de omhullende scheidingsconstructies van het rookcompartiment liggen.

Artikel 2.137

De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een rookcompartiment naar een besloten ruimte is niet lager dan 30 minuten.

Artikel 2.138
  • 1. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend constructie-onderdeel.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor een toegang van een woonfunctie gelegen in een woongebouw.

  • 3. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitende deur.

Artikel 2.139

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.135 tot en met 2.138 van toepassing.

§ 2.16.2. Bestaande bouw

Artikel 2.140
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat verspreiding van rook voldoende wordt beperkt zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.140 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.140

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens- waarden
     liggingomvang weerstand rookdoorgangzelfsluitende constructieonderdelenloopafstand
    artikel2.1412.142 2.1432.144  2.142
     lid*12*1232
    1Woonfunctie       [m]
     awoonfunctie van een woonwagen
     bwoonfunctie gelegen in een woongebouw**12
     candere woonfunctie**1
    2Bijeenkomstfunctie*2*360
    3Celfunctie*2*375
    4Gezondheidszorgfunctie*2*375
    5Industriefunctie*2*375
    6Kantoorfunctie*2*375
    7Logiesfunctie        
     alogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw*2*375
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw*12*375
    8Onderwijsfunctie*2*360
    9Sportfunctie*2*375
    10Winkelfunctie*2*375
    11Overige gebruiksfunctie*2*375
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.141

Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer rookcompartimenten

Artikel 2.142
  • 1. Een subbrandcompartiment is een rookcompartiment.

  • 2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is niet groter dan de in tabel 2.140 aangegeven grenswaarde.

Artikel 2.143

De volgens NEN 6075 bepaalde weerstand tegen rookdoorgang van een rookcompartiment naar een besloten ruimte is niet lager dan 20 minuten.

Artikel 2.144
  • 1. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitend constructie-onderdeel.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor een toegang van een woonfunctie gelegen in een woongebouw.

  • 3. In een inwendige scheidingsconstructie van een rookcompartiment, waarvoor een weerstand tegen rookdoorgang geldt, bevindt zich geen beweegbaar constructie-onderdeel anders dan een zelfsluitende deur.

AFDELING 2.17. VLUCHTEN BINNEN EEN ROOKCOMPARTIMENT EN EEN SUBBRANDCOMPARTIMENT

§ 2.17.1. Nieuwbouw

Artikel 2.145
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment voldoende snel en veilig kunnen worden verlaten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.145.1 en tabel 2.145.2 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.145.1

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     verblijfsgebied en verblijfsruimteverblijfsgebied en verblijfsruimte
    artikel2.146              2.146              
     lid123456789101112131415  8    9    10  
                         [-]    [m2]    [m]  
    1Woonfunctie                              
     awoonfunctie van een woonwagen            
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen67            
     cwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen1236714            
     dwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw12456714            
     ewoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw123456714            
    bij bezettingsgraadklasse               B1B2B3B4B5B1B2B3B4B5B1B2B3B4B5
    2Bijeenkomstfunctie                              
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport891011121413,755,5n.t.n.t. n.t. 2050n.t. n.t. n.t.2020n.t. n.t. n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie 891011121413,755,52n.t.n.t. 2050125n.t. n.t.202020n.t. n.t.
    3Celfunctie 891011121314              
      1ruimte voor bezoekers               13,755,52n.t.n.t. 2050125n.t. n.t.202020n.t. n.t.
      2ruimte waarin een cellenblok ligt               13,755,521n.t.2050125##n.t. 20202030n.t.
      3andere ruimte               13,755,521n.t.2050125##n.t. 20202030n.t.
    4Gezondheidszorgfunctie                              
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten89101112131415               
      1ruimte voor bezoekers               13,755,52n.t.n.t. 2050125n.t. n.t.202020n.t. n.t.
      2andere ruimte               13.755,521n.t.2050125375n.t. 20202030n.t.
     bandere gezondheidszorgfunctie891011121314               
      1ruimte voor bezoekers               13.755,52n.t.n.t. 2050125n.t. n.t.202020n.t. n.t.
      2andere ruimte               13,755,521n.t.2050125375n.t. 20202030n.t.
    5Industriefunctie891011121413,755,52102050125375##2020203040
    6Kantoorfunctie891011121413,755,521n.t.2050125375n.t.20202030n.t.
    7Logiesfunctie                              
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw891011121413,755,521n.t.2050125375n.t. 20202030n.t.
     bandere logiesfunctie89101112131413,755,521n.t.2050125375n.t. 20202030n.t.
    8Onderwijsfunctie891011121413,755,52n.t.n.t.2050125n.t.n.t. 202020n.t. n.t.
    9Sportfunctie891011121413,755,521020501253757502020203040
    10Winkelfunctie891011121413,755,521020501253757502020203040
    11Overige gebruiksfunctie891011121413,755,521020501253757502020203040
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

    Tabel 2.145.2

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     subbrandcompartimentrookcompartiment tijdelijke bouwrookcompartiment
    artikel2.147 2.148     2.149 2.148               
     lid1212345612  2    3    4  6
                    [m2]    [-]    [m2]  [m]
    1Woonfunctie                          
     awoonfunctie van een woonwagen            
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen11            
     cwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen12121  500          
     dwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw12121  500          
     ewoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw12121  500          
    bij bezettingsgraadklasse          B1B2B3B4B5B1B2B3B4B5B1B2B3B4B5 
    2Bijeenkomstfunctie                          
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport23452120300n.t. n.t. n.t. 9,23,7n.t.n.t.n.t. 3075n.t. n.t. n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie23452120300750n.t.n.t.9,23,71,5n.t.n.t. 3075187,5n.t.n.t.
    3Celfunctie23452                
      1ruimte voor bezoekers          120300750n.t. n.t. 9,23,71,5n.t.n.t. 3075187,5n.t. n.t.
      2ruimte waarin een cellenblok ligt          50505050n.t.9,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t.
      3andere ruimte          1203007501000n.t.9,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t.
    4Gezondheidszorgfunctie                          
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten234562                
      1ruimte voor bezoekers          120300750n.t. n.t. 9,23,71,5n.t.n.t. 3075187,5n.t. n.t. 40
      2andere ruimte          1203007501000n.t.9,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t. 30
     bandere gezondheidszorgfunctie234562                
      1ruimte voor bezoekers          120300750n.t. n.t. 9,23,71,5n.t.n.t. 3075187,5n.t. n.t. 40
      2andere ruimte          1203007501000n.t.9,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t. 40
    5Industriefunctie2345 2120300750100010009,23,71,50,60,23075187,54501125
    6Kantoorfunctie2345621203007501000n.t. 9,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t. 40
    7Logiesfunctie                          
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw134529,23,71,50,6n.t.3075187,5450n.t.
     bandere logiesfunctie123452500500500500n.t.9,23,71,5 0,6n.t.3075187,5450n.t.
    8Onderwijsfunctie23452120300750n.t.n.t. 9,23,71,5n.t. n.t.3075187,5n.t. n.t.
    9Sportfunctie23452120300750100010009,23,71,50,60,23075187,54501125
    10Winkelfunctie23452120300750100010009,23,71,50,60,23075187,54501125
    11Overige gebruiksfunctie23452120300750100010009,23,71,50,60,23075187,54501125
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.146
  • 1. De loopafstand tussen een punt in een gemeenschappelijk verblijfsgebied en ten minste een toegang van het subbrandcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is ten hoogste 20 m. Bij het bepalen van de loopafstand wordt een constructie-onderdeel, niet zijnde een bouwconstructie, dat in het verblijfsgebied ligt, buiten beschouwing gelaten.

  • 2. De loopafstand tussen een punt in een gemeenschappelijke verblijfsruimte en ten minste een toegang van het subbrandcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is ten hoogste 30 m.

  • 3. Een verblijfsgebied of een verblijfsruimte heeft ten minste twee toegangen, indien:

    a. in die ruimte geen opstelplaats voor een kooktoestel ligt en de vloeroppervlakte van dat gebied groter is dan 75 m2, of

    b. in die ruimte een opstelplaats voor een kooktoestel ligt en de vloeroppervlakte van dat gebied groter is dan 25 m2.

  • 4. Ten minste een toegang als bedoeld in het tweede lid, van een gemeenschappelijke verblijfsruimte is een toegang van het subbrandcompartiment waarin die ruimte ligt, of bij ten minste een toegang begint een route die uitsluitend door gemeenschappelijke verkeersruimten naar een toegang van dat subbrandcompartiment voert. De toegang van die verblijfsruimte mag de toegang van een andere verblijfsruimte zijn, op voorwaarde dat die ruimte ten minste twee toegangen heeft waarbij een route begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het subbrandcompartiment voert.

  • 5. Het eerste, het tweede en het derde lid gelden niet voor een gemeenschappelijk verblijfsgebied dat in een subbrandcompartiment ligt met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2.

  • 6. De loopafstand tussen de toegang van een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte en ten minste een toegang van het brandcompartiment of het subbrandcompartiment waarin die ruimte ligt, is ten hoogste 15 m.

  • 7. Een toegang als bedoeld in het zesde lid, van een niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte, is een toegang van een brandcompartiment of een subbrandcompartiment, of ter plaatse van die toegang begint een route naar de toegang van een brandcompartiment of een subbrandcompartiment. Een besloten ruimte op die route heeft een niet-ioniserende rookmelder die is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit en die voldoet aan de primaire inrichtingseisen en de primaire producteisen volgens NEN 2555.

  • 8. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsgebied of van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of die verblijfsruimte in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde, met een minimum van 600 mm voor elke toegang.

  • 9. De deur van een toegang van een verblijfsgebied of een verblijfsruimte draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van dat verblijfsgebied of van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde.

  • 10. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en ten minste een toegang van die ruimte is niet groter dan de in tabel 2.145.1 aangegeven waarde.

  • 11. De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar opleverende stoffen, of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 20 m.

  • 12. Een toegang als bedoeld in het tiende lid:

    a. is een toegang van het rookcompartiment waarin die ruimte ligt,

    b. is een toegang waarbij een route begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het rookcompartiment voert, of

    c. is een toegang van een andere verblijfsruimte, indien die verblijfsruimte ten minste twee toegangen heeft als bedoeld in onderdeel a of onderdeel b van dit lid.

  • 13. Het twaalfde lid geldt niet voor een verblijfsruimte die in een subbrandcompartiment ligt.

  • 14. Indien volgens het eerste tot en met vierde lid, het tiende of het twaalfde lid twee toegangen zijn vereist, is de afstand tussen een punt van de ene toegang en een punt van de andere toegang ten minste 5 m.

  • 15. Ten minste een toegang van een verblijfsruimte voor aan bed gebonden patiënten en ten minste een verkeersroute die naar die toegang voert, hebben een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,9 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.

Artikel 2.147
  • 1. Een toegang van een subbrandcompartiment als bedoeld in artikel 2.146, eerste en tweede lid:

    a. is een toegang van het rookcompartiment waarin dat subbrandcompartiment ligt, of

    b. is een toegang waarbij een rookvrije vluchtroute begint die uitsluitend door verkeersruimten naar een toegang van het rookcompartiment voert.

  • 2. Een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 heeft ten minste twee toegangen.

Artikel 2.148
  • 1. De afstand tussen een stookplaats en de verticale projectie van een trap is ten minste 1,5 m.

  • 2. Een rookcompartiment heeft een of meer toegangen, met een minimum van twee indien de gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.145.2 gegeven grenswaarde.

  • 3. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een rookcompartiment, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.145.2 aangegeven waarde, met een minimum van 600 mm voor elke toegang.

  • 4. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.145.2 aangegeven grenswaarde.

  • 5. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de deur van een toegang van een in dat compartiment gelegen verblijfsgebied of verblijfsruimte niet indraait tegen de vluchtrichting als bedoeld in artikel 2.146, negende lid.

  • 6. Een besloten ruimte waardoor een verkeersroute voert heeft tussen twee toegangen een loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.145.2 aangegeven grenswaarde.

Artikel 2.149
  • 1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.146, zesde lid, en 2.147, eerste lid, van toepassing.

  • 2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.146 tot en met 2.148 van toepassing.

§ 2.17.2. Bestaande bouw

Artikel 2.150
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment op veilige wijze kunnen worden verlaten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.150 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.150

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     verblijfsruimterookcompartiment verblijfsruimte 
    artikel2.151     2.152    2.151  2.152  
     lid12345612345234123
                  [m][-][m2][m2][-][m2]
    1Woonfunctie                 
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw11500
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1 000 m2, niet gelegen in een woongebouw en niet van een woonwagen11500
     candere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie                 
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport23451234402,77806001,85120
     bandere bijeenkomstfunctie23451234401,4920011251300
    3Celfunctie23451234500,6248020000,42720
    4Gezondheidszorgfunctie234561234500,6248020000,42720
    5Industriefunctie234512345500,29120020000,21800
    6Kantoorfunctie23451234500,6248020000,42720
    7Logiesfunctie                 
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1 000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw2345134500,624800,42720
     bandere logiesfunctie23451234500,6248010000,42720
    8Onderwijsfunctie23451234401,4920011251300
    9Sportfunctie23451234500,29120030000,21800
    10Winkelfunctie23451234500,29120020000,21800
    11Overige gebruiksfunctie23451234500,29120020000,21800
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.151
  • 1. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van het subbrandcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, is ten hoogste 45 m.

  • 2. De loopafstand tussen een punt in een verblijfsruimte en een toegang van de verblijfsruimte is niet groter dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.

  • 3. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een verblijfsruimte, is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.150 aangegeven waarde, met een minimum van 500 mm voor elke toegang.

  • 4. Een deur van een toegang van een verblijfsruimte draait bij het openen niet in tegen de vluchtrichting, indien de op die toegang aangewezen vloeroppervlakte van die verblijfsruimte groter is dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.

  • 5. De loopafstand tussen een punt in een ruimte die bestemd is voor de opslag van of waar gewerkt wordt met bij ministeriële regeling aangegeven brandbare, brandbevorderende of bij brand gevaar op leverende stoffen, of voor de gezondheid schadelijke stoffen, en ten minste een toegang van die ruimte, is ten hoogste 37,5 m.

  • 6. Ten minste een toegang van een verblijfsruimte voor aan bed gebonden patiënten en ten minste een verkeersroute die naar die toegang voert, hebben een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.

Artikel 2.152
  • 1. Een rookcompartiment heeft een of meer toegangen, met een minimum van twee, indien de gebruiksoppervlakte van het rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.150 gegeven grenswaarde. Bij iedere toegang begint een rookvrije vluchtroute die niet met een rookvrije vluchtroute van de andere toegang samenvalt.

  • 2. De getalwaarde van de breedte van de totale vrije doorgang in mm van de toegangen van een rookcompartiment is ten minste de getalwaarde van de op die toegangen aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment in m2, vermenigvuldigd met de in tabel 2.150 aangegeven waarde, met een minimum van 500 mm voor elke toegang.

  • 3. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.150 aangegeven grenswaarde.

  • 4. Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de deur van een toegang van een in dat compartiment gelegen verblijfsgebied of verblijfsruimte niet indraait tegen de vluchtrichting als bedoeld in artikel 2.151, vierde lid.

  • 5. Indien de loopafstand tussen ten minste een toegang van een verblijfsruimte en een toegang van het rookcompartiment waarin de verblijfsruimte ligt, kleiner is dan 30 m, heeft het brandcompartiment, in afwijking van het eerste lid, ten minste een toegang.

AFDELING 2.18. VLUCHTROUTES

§ 2.18.1. Nieuwbouw

Artikel 2.153
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende vluchtroutes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.153 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.153

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     veilige plaatsalgemeen uit rookcompartimentuit subbrandcompartimentvluchttrappenhuis tijdelijk bouwwerkrookcompartiment
    artikel2.154  2.1552.156          2.157    2.1582.1592.156          
     lid123*123456789101112345**  6    7  8
                                [m2]    [m2]  [m]
    1Woonfunctie                                 
     awoonfunctie van een woonwagen        
     bandere woonfunctie1134512345        
    bij bezettingsgraadklasse                      B1B2B3B4B5B1B2B3B4B5 
    2Bijeenkomstfunctie                                 
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport12234678**3075n.t.n.t. n.t. 120300n.t. n.t. n.t. 30
     bandere bijeenkomstfunctie12234678**3075188n.t. n.t. 120300750n.t. n.t. 30
    3Celfunctie                                30
      1rookcompartiment voor bezoekers-323478**120300750n.t. n.t.30
      2ander rookcompartiment323478**1203007501800n.t. 30
    4Gezondheidszorgfunctie                                 
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed bebonden patiënten122347911**           
      1rookcompartiment voor bezoekers                      120300750n.t.n.t.
      2ander rookcompartiment                      12030075018001800
     bandere gezondheidszorgfunctie12234678**           
      1rookcompartiment voor bezoekers                      3075188n.t.n.t. 120300750n.t. n.t. 30
      2ander rookcompartiment                      307518845011251203007501800450030
    5Industriefunctie12234678*307518845011251203007501800450030
    6Kantoorfunctie12234678* *3075188450n.t.1203007501800n.t.30
    7Logiesfunctie                                 
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2122347810**750750750750n.t.20
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m2122347810**750750750750n.t.20
     clogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van minder dan 500 m212234678**307518845011251203007501800450030
    8Onderwijsfunctie1223478**120300750n.t.n.t. 15
    9Sportfunctie12234678**307518845011251203007501800450030
    10Winkelfunctie12234678*307518845011251203007501800450030
    11Overige gebruiksfunctie                                 
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer12234678307518845011251203007501800450030
     bandere overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde12*
Artikel 2.154
  • 1. Een rookvrije vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend.

  • 2. Een gemeenschappelijke rookvrije vluchtroute waarop een celfunctie is aangewezen leidt, in afwijking van het eerste lid, naar een ander brandcompartiment.

  • 3. Een rookvrije vluchtroute leidt naar een ander brandcompartiment.

Artikel 2.155

Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende vluchtroutes.

Artikel 2.156
  • 1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee brand- en rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor een rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.

  • 2. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor een rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 250 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, kan worden volstaan met één vluchtroute, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende vluchtroutes nergens samenvallen.

  • 4. Delen van de twee vluchtroutes als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kunnen voorzover deze in een veiligheidstrappenhuis liggen, samenvallen.

  • 5. Indien het rookcompartiment een technische ruimte is, kunnen, in afwijking van het eerste lid, de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes over een lengte van niet meer dan 8 m samenvallen .

  • 6. In afwijking van het tweede lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, als de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153.

  • 7. In afwijking van het tweede lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes samenvallen, indien deze gedeelten een brand- en rookvrije vluchtroute zijn en de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op deze gedeelten, niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153.

  • 8. Onverminderd het zevende lid, kunnen de eerste gedeelten van de twee vluchtroutes uitsluitend samenvallen over een lengte die niet groter is dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.153. Bij het bepalen van de lengte worden gedeelten die in een veiligheidstrappenhuis liggen buiten beschouwing gelaten.

  • 9. De eerste gedeelten van de twee vluchtroutes als bedoeld in het zevende lid, kunnen uitsluitend samenvallen over een lengte van niet meer dan 20 m.

  • 10. Het hoogteverschil tussen een vloer van een verblijfsgebied dat is aangewezen op samenvallende vluchtroutes als bedoeld in het zevende lid en het meetniveau, is niet groter dan 12,5 meter.

  • 11. Ter plaatse van ten minste een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute die naar een toegang van een ander brandcompartiment voert. Het gedeelte van deze vluchtroute, dat tussen de toegang van het rookcompartiment en de toegang van het andere brandcompartiment ligt, voert niet over een trap of door een lift.

Artikel 2.157
  • 1. Ter plaatse van een toegang van een subbrandcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die nergens samenvallen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het subbrandcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, als het samenvallende gedeelte niet in een trappenhuis ligt en niet aan een ander subbrandcompartiment grenst.

  • 4. In afwijking van het derde lid, kan het samenvallende gedeelte aan een ander subbrandcompartiment grenzen, indien:

    a. het samenvallende gedeelte aan niet meer dan één ander subbrandcompartiment grenst,

    b. de toegang van het subbrandcompartiment en de toegang van het andere subbrandcompartiment recht tegenover elkaar liggen en

    c. het samenvallende gedeelte niet langs een beweegbaar constructie-onderdeel voert, tenzij dit deel uitmaakt van de toegang van het andere subbrandcompartiment.

  • 5. In afwijking van het derde lid, kan het samenvallende gedeelte in een trappenhuis liggen en aan een ander subbrandcompartiment grenzen, indien:

    a. de totale gebruiksoppervlakte van de woonfuncties die zijn aangewezen op dat trappenhuis niet groter is dan 800 m2, geen vloer van een verblijfsgebied van die woonfuncties hoger ligt dan 12,5 m boven het meetniveau en geen van de woonfuncties een gebruiksoppervlakte heeft van meer dan 150 m2,

    b. op dat trappenhuis niet meer dan zes woonfuncties zijn aangewezen, waarvan geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 6 m boven het meetniveau, of

    c. dat trappenhuis een veiligheidstrappenhuis is.

Artikel 2.158

Een vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan 8 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toepassing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert.

Artikel 2.159

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.155 tot en met 2.158 van toepassing.

§ 2.18.2. Bestaande bouw

Artikel 2.160
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft voldoende routes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.160 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.160

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens-waarden
     veilige plaatsalgemeen rookcompartimentsubbrandcompartiment vluchttrappenhuisrookcompartiment
    artikel2.161  2.1622.163    2.164   2.1652.163 
     lid123*123451234*24
                     [m2][m2]
    1Woonfunctie                
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1123412345001500
    2Bijeenkomstfunctie                
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport121234*150600
     bandere bijeenkomstfunctie121234*3001500
    3Celfunctie3134*2700
    4Gezondheidszorgfunctie                
     agezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten121345*2700
     bandere gezondheidszorgfunctie121234*14005600
    5Industriefunctie121234*14005600
    6Kantoorfunctie121234*6752700
    7Logiesfunctie                
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2121234*2001000
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2121234*2001000
     clogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2121234*14005600
    8Onderwijsfunctie12134*1500
    9Sportfunctie121234*14005600
    10Winkelfunctie121234*14005600
    11Overige gebruiksfunctie                
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer12123414005600
     bandere overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde12*
Artikel 2.161
  • 1. Een rookvrije vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend.

  • 2. Een gemeenschappelijke rookvrije vluchtroute waarop een celfunctie is aangewezen leidt, in afwijking van het eerste lid, naar een ander brandcompartiment.

  • 3. Een rookvrije vluchtroute leidt naar een ander brandcompartiment.

Artikel 2.162

Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, voldoende vluchtroutes.

Artikel 2.163
  • 1. Ter plaatse van een toegang van een rookcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die behalve bij de toegang nergens samenvallen. Dit geldt niet voor rookcompartiment met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2 waarin geen verblijfsruimte ligt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien de totale gebruiksoppervlakte van de rookcompartimenten die zijn aangewezen op die rookvrije vluchtroute, niet groter is dan de in tabel 2.160 aangegeven grenswaarde.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het rookcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, indien het samenvallende gedeelte een brand- en rookvrije vluchtroute is. Indien het samenvallende gedeelte niet in een veiligheidstrappenhuis ligt, is de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartimenten die is aangewezen op dit gedeelte, niet groter dan de grenswaarde die is aangegeven in tabel 2.160.

  • 5. Ter plaatse van ten minste een toegang van een rookcompartiment begint een rookvrije vluchtroute die naar een toegang van een ander brandcompartiment voert. Het gedeelte van deze rookvrije vluchtroute, dat tussen de toegang van het rookcompartiment en de toegang van het andere brandcompartiment ligt, voert niet over een trap of door een lift.

Artikel 2.164
  • 1. Ter plaatse van de toegang van een subbrandcompartiment beginnen ten minste twee rookvrije vluchtroutes die nergens samenvallen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan worden volstaan met één rookvrije vluchtroute, indien het subbrandcompartiment meer dan een toegang heeft en ten minste twee van de ter plaatse van die toegangen beginnende rookvrije vluchtroutes nergens samenvallen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, kunnen de twee rookvrije vluchtroutes geheel of gedeeltelijk samenvallen, indien de totale gebruiksoppervlakte aan subbrandcompartiment die is aangewezen op dit gedeelte niet groter is dan 500 m2.

  • 4. In afwijking van het derde lid, kan de totale gebruiksoppervlakte groter zijn dan 500 m2, indien:

    a. het samenvallende gedeelte in een veiligheidstrappenhuis ligt, of

    b. het samenvallende gedeelte een brand- en rookvrije vluchtroute is en de totale gebruiksoppervlakte aan subbrandcompartimenten die is aangewezen op het samenvallende gedeelte, niet groter is dan 1 500 m2.

Artikel 2.165

Een vluchttrappenhuis waarbinnen een hoogteverschil van meer dan 12,5 m kan worden overbrugd, voldoet aan de voorschriften die van toepassing zijn op een ruimte waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert.

AFDELING 2.19. INRICHTING VAN ROOKVRIJE VLUCHTROUTES

§ 2.19.1. Nieuwbouw

Artikel 2.166
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanig ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.166 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.166

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     afmetingen doorgangscheidingsconstructietussen vluchtmogelijkhedenluchttoevoer en rookafvoerpermanente vuurbelastingdraairichting deur loopafstandopvang- en doorstroomcapaciteitinrichting draairichting deur
    artikel2.167 2.168 2.1692.170 2.171  2.1722.1732.1742.171    
     lid1212*12123***  2  
                     [m2]
    1Woonfunctie                  
     awoonfunctie van een woonwagen    
     bandere woonfunctie112*121*    
    bij bezettingsgraadklasse             B1B2B3B4B5
    2Bijeenkomstfunctie                  
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport112*123*3075n.t. n.t. n.t.
     bandere bijeenkomstfunctie112*123*3075187,5n.t.n.t.
    3Celfunctie112*123*     
      1verblijfsgebied voor bezoekers             3075187,5n.t. n.t.
      2ander verblijfsgebied             3075187,5450n.t.
    4Gezondheidszorgfunctie                  
     agedeelte voor aan bed gebonden patiënten1212*123*     
      1verblijfsgebied voor bezoekers             3075187,5n.t. n.t.
      2ander verblijfsgebied             3075187,5450n.t.
     bander gedeelte van een gezondheidszorgfunctie112*123*     
      1verblijfsgebied voor bezoekers             3075187,5n.t. n.t.
      2ander verblijfsgebied             3075187,5450n.t.
    5Industriefunctie112*123*3075187,54501125
    6Kantoorfunctie112*123*3075187,5450n.t.
    7Logiesfunctie                  
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte niet groter dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw112*123**3075187,54501125
     blogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2, niet gelegen in een logiesgebouw112*123**3075187,5450n.t.
     clogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw112*123**3075187,5450n.t.
    8Onderwijsfunctie112*123*3075187,5188188
    9Sportfunctie112*123*3075187,54501125
    10Winkelfunctie112*123*3075187,54501125
    11Overige gebruiksfunctie112*1 23*3075187,54501125
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde*
Artikel 2.167
  • 1. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte die niet kleiner is dan 0,6 m en een hoogte van ten minste 1,9 m.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, heeft een rookvrije vluchtroute die voert naar een ander brandcompartiment, een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,9 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.

Artikel 2.168
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen rookvrije vluchtroutes bedraagt ten minste 30 minuten. Dit geldt niet voor een samenvallend gedeelde en aan het begin van twee rookvrije vluchtroutes als bedoeld in de artikelen 2.156, eerste en tweede lid en 2.157, eerste lid.

  • 2. Een inwendige scheidingsconstructie tussen twee rookvrije vluchtroutes bevat geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

Artikel 2.169

Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten.

Artikel 2.170
  • 1. Het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de netto-vloeroppervlakte van een veiligheidstrappenhuis is per bouwlaag ten hoogste 3 500 MJ.

  • 2. Een vluchttrappenhuis anders dan een veiligheidstrappenhuis, is niet rechtstreeks bereikbaar vanuit een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, een liftkooi of een technische ruimte. Dit geldt niet indien het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de som van de netto-vloeroppervlakten van een bouwlaag van dat vluchttrappenhuis en van de rechtstreeks daarop uitkomende ruimten ten hoogste 3 500 MJ is.

Artikel 2.171
  • 1. Een deur tussen een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, en een vluchttrappenhuis draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in.

  • 2. Een deur die in de rookvrije vluchtroute ligt, draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de totale op die deur aangewezen gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment, groter is dan de in tabel 2.166 aangegeven grenswaarde.

  • 3. Indien een deur van een toegang van een rookcompartiment niet tegen de vluchtrichting indraait, als bedoeld in artikel 2.148, vierde lid, draait geen enkele deur die in een rookvrije vluchtroute van dat rookcompartiment ligt, bij het openen tegen de vluchtrichting in.

Artikel 2.172

Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft tussen twee toegangen die in de rookvrije vluchtroute liggen, een loopafstand die niet groter is dan 30 m. Dit geldt niet voor een vluchttrappenhuis.

Artikel 2.173

Een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een opvangcapaciteit en een doorstroomcapaciteit, die voldoen aan de bij ministeriële regeling gegeven voorschriften.

Artikel 2.174

Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft zodanig ingerichte vluchtroutes, dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.

§ 2.19.2. Bestaande bouw

Artikel 2.175
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanig ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.175 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.175

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     afmetingen doorgangscheidingsconstructie tussen vluchtmogelijkhedenluchttoevoer en rookafvoerpermanente vuurbelastingdraairichting deur loopafstandinrichting luchttoevoer en rookafvoerdraairichting deur
    artikel2.176 2.177 2.1782.1792.180 2.1812.1822.1782.180
     lid1212**12***1
                 [dm3/s][m2]
    1Woonfunctie            
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie112**16
    2Bijeenkomstfunctie            
     abijeenkomstfunctie voor het aanschouwen van sport112**12100120
     bandere bijeenkomstfunctie112**12100300
    3Celfunctie112**12100720
    4Gezondheidszorgfunctie            
     agedeelte voor bedgebonden patiënten1212**12100720
     bgedeelte niet voor bedgebonden patiënten112**12100720
    5Industriefunctie112**121001800
    6Kantoorfunctie112**12100720
    7Logiesfunctie            
     alogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte niet groter dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw112**12*1001800
     blogiesfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m2, niet gelegen in een logiesgebouw112**12*100720
     clogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw112**12*100720
    8Onderwijsfunctie112**12100300
    9Sportfunctie112**121001800
    10Winkelfunctie112**121001800
    11Overige gebruiksfunctie112**121001800
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde*
Artikel 2.176
  • 1. Een rookvrije vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte die niet kleiner is dan 0,5 m en een hoogte van ten minste 1,2 m.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, heeft een rookvrije vluchtroute die voert naar een ander brandcompartiment, een vrije doorgang waardoor een blok met een lengte van 2,3 m, een hoogte van 1,2 m en een breedte van 1,1 m horizontaal kan worden voortbewogen.

Artikel 2.177
  • 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen rookvrije vluchtroutes bedraagt ten minste 20 minuten. Dit geldt niet voor een samenvallend gedeelte en aan het begin van twee rookvrije vluchtroutes als bedoeld in de artikelen 2.163, eerste lid, en 2.164, eerste lid.

  • 2. Een inwendige scheidingsconstructie tussen twee rookvrije vluchtroutes bevat geen ander beweegbaar constructie-onderdeel dan een zelfsluitende deur.

Artikel 2.178

Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten.

Artikel 2.179

Het product van de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting en de netto-vloeroppervlakte van een bouwlaag van een veiligheidstrappenhuis is niet groter dan 7 000 MJ.

Artikel 2.180
  • 1. Een deur van een ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de totale gebruiksoppervlakte aan rookcompartiment die is aangewezen op die deur groter is dan de grenswaarde, gegeven in tabel 2.175.

  • 2. Indien een deur van een toegang van een rookcompartiment niet tegen de vluchtrichting indraait, als bedoeld in artikel 2.152, derde lid, draait geen enkele deur die in de rookvrije vluchtroute van dat rookcompartiment ligt, bij het openen tegen de vluchtrichting in.

Artikel 2.181

Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft tussen twee toegangen die in de rookvrije vluchtroute liggen, een loopafstand die niet groter is dan 35 m. Dit geldt niet voor een vluchttrappenhuis.

Artikel 2.182

Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft zodanig ingerichte vluchtroutes, dat in geval van brand op doeltreffende en veilige wijze kan worden gevlucht.

AFDELING 2.20. VOORKOMING EN BEPERKING VAN ONGEVALLEN BIJ BRAND

§ 2.20.1. Nieuwbouw

Artikel 2.183
  • 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.183 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.183

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidloopafstand inrichtingtijdelijke bouw
    artikel2.184 2.185   2.186 2.187
     lid12123412*
    1Woonfunctie         
     awoonfunctie van een woonwagen
     bwoonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2, gelegen in een woongebouw voor de huisvesting van minder zelfredzame personen2121*
     candere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m22121*
     dandere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m21121*
    2Bijeenkomstfunctie1341*
    3Celfunctie1341*
    4Gezondheidszorgfunctie1341*
    5Industriefunctie1341*
    6Kantoorfunctie1341*
    7Logiesfunctie1341*
    8Onderwijsfunctie1341*
    9Sportfunctie1341*
    10Winkelfunctie1341*
    11Overige gebruiksfunctie31*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2*
Artikel 2.184
  • 1. Een gebruiksfunctie waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift.

  • 2. Een gebruiksfunctie met een lift heeft een al dan niet gemeenschappelijke brandweerlift.

Artikel 2.185
  • 1. De loopafstand tussen een toegang van een subbrandcompartiment of een rookcompartiment en ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan 45 m.

  • 2. De loopafstand tussen een toegang van een subbrandcompartiment en ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan 90 m.

  • 3. De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en ten minste een toegang van een vluchttrappenhuis is niet groter dan 30 m.

  • 4. De loopafstand tussen een toegang van een rookcompartiment en van ten minste een toegang van een brandweerlift is niet groter dan 75 m.

Artikel 2.186
  • 1. Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert, heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van reddingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.

  • 2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde is zodanig ingericht dat gebruikers daarvan bij brand binnen redelijke tijd door de brandweer kunnen worden gered.

Artikel 2.187

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.184 tot en met 2.186 van toepassing.

§ 2.20.2. Bestaande bouw

Artikel 2.188
  • 1. Een bestaand bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.188 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.188

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     inrichting
    artikel2.189 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1
    2Bijeenkomstfunctie1
    3Celfunctie1
    4Gezondheidszorgfunctie1
    5Industriefunctie1
    6Kantoorfunctie1
    7Logiesfunctie1
    8Onderwijsfunctie1
    9Sportfunctie1
    10Winkelfunctie1
    11Overige gebruiksfunctie1
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2
Artikel 2.189
  • 1. Een niet-besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert heeft een voorziening voor de afvoer van rook met een component voor toevoer van verse lucht en een component voor afvoer van rook, met een zodanige capaciteit dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt voor het uitvoeren van reddingswerkzaamheden en bluswerkzaamheden.

  • 2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde is zodanig ingericht, dat de gebruikers van dat bouwwerk bij brand binnen redelijke tijd door de brandweer kunnen worden gered.

AFDELING 2.21. BESTRIJDING VAN BRAND

§ 2.21.1. Nieuwbouw

Artikel 2.190
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.190 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.190

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens- waarden
     aanwezigheidaantal veiligheidverbouw tijdelijke bouwaanwezigheid
    artikel2.191   2.192    2.193  2.1942.1952.191
     lid123412345123**2
    1Woonfunctie              [m2]
     awoonfunctie van een woonwagen
     bwoonfunctie gelegen in een woongebouw voor minder zelfredzame personen131345123**
     candere woonfunctie121345123**500
    2Bijeenkomstfunctie122345123**500
    3Celfunctie132345123**
    4Gezondheidszorgfunctie               
     agezondheidszorgfunctie bestemd voor aan bed gebonden patiënten132345123**
     bander gezondheidszorgfunctie122345123**500
    5Industriefunctie               
     alichte industriefunctie121*
     bandere industriefunctie122345123**1000
    6Kantoorfunctie122345123**500
    7Logiesfunctie               
     alogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw122345123**500
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw132345123**
    8Onderwijsfunctie132345123**
    9Sportfunctie122345123**500
    10Winkelfunctie122345123**500
    11Overige gebruiksfunctie               
     aoverige gebruiksfunctie voor het personenvervoer met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m213 2345123**
     bandere overige gebruiksfunctie121*
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde4
Artikel 2.191
  • 1. Een gebruiksfunctie met een verblijfsgebied waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.

  • 2. Een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de grenswaarde vermeld in tabel 2.190, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.

  • 3. Een gebruiksfunctie heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke brandslanghaspel.

  • 4. Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.

Artikel 2.192
  • 1. Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen subbrandcompartiment niet groter is dan 50 m.

  • 2. Het aantal droge blusleidingen is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 35 m.

  • 3. Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied gelegen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door besloten ruimten kan worden bereikt.

  • 4. Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt een constructie-onderdeel niet zijnde een bouwconstructie, gelegen in een verblijfsgebied, buiten beschouwing gelaten.

  • 5. Bij het bepalen van de loopafstand als bedoeld in het derde lid, wordt de loopafstand gelegen in een verblijfsgebied met 1,5 vermenigvuldigd.

Artikel 2.193
  • 1. Een droge blusleiding als bedoeld in artikel 2.191, eerste lid, voldoet aan NEN 1594.

  • 2. Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid:

    a. is aangesloten op een voorziening voor drinkwater als bedoeld in artikel 3.120, en

    b. ligt niet in een vluchttrappenhuis.

  • 3. Een brandslanghaspel als bedoeld in artikel 2.191, tweede en derde lid, heeft een slang met:

    a. een lengte van niet meer dan 30 m en

    b. een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit van 1,3 m3/h, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels aangesloten op dezelfde voorziening voor drinkwater.

Artikel 2.194

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk geen ontheffing van de artikelen 2.191, tweede en derde lid, 2.192, derde tot en met vijfde lid, en 2.193, tweede en derde lid.

Artikel 2.195

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 2.191 tot en met 2.193 van toepassing.

§ 2.21.2. Bestaande bouw

Artikel 2.196
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.196 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.196

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aanwezigheidaantal veiligheid
    artikel2.197 2.1982.199
     lid12**
    1Woonfunctie    
     awoonfunctie van een woonwagen
     bwoonfunctie gelegen in een woongebouw1* *
     candere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1000 m21**
     dandere woonfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1000 m2
    2Bijeenkomstfunctie1**
    3Celfunctie1**
    4Gezondheidszorgfunctie1**
    5Industriefunctie1**
    6Kantoorfunctie1**
    7Logiesfunctie1**
    8Onderwijsfunctie1**
    9Sportfunctie1**
    10Winkelfunctie1**
    11Overige gebruiksfunctie1**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde2
Artikel 2.197
  • 1. Een gebruiksfunctie met een verblijfsruimte waarvan de vloer hoger ligt dan 20 m boven het meetniveau, heeft ten minste een al dan niet gemeenschappelijke droge blusleiding.

  • 2. Een bouwwerk geen gebouw zijnde heeft, afhankelijk van zijn bestemming en grootte, zodanige voorzieningen dat een brand binnen redelijke tijd kan worden geblust.

Artikel 2.198

Het aantal droge blusleidingen is zodanig, dat de loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een droge blusleiding en een toegang van een op die aansluiting aangewezen rookcompartiment niet groter is dan 70 m.

Artikel 2.199

De inrichting van een droge blusleiding, als bedoeld in artikel 2.197, eerste lid, voldoet aan NEN 1594 voor:

a. de drukbestendigheid,

b. de onbrandbaarheid van het materiaal van de leiding,

c. de soorten koppelingen voor de aansluiting van brandslangen,

d. de aanduiding van de brandslangaansluitingen en

e. de aanduiding van de voedingsaansluitingen.

AFDELING 2.22. GROTE BRANDCOMPARTIMENTEN

§ 2.22.1. Nieuwbouw

Artikel 2.200
  • 1. Een te bouwen bouwwerk met een brandcompartiment of een subbrandcompartiment, waarvan de gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, is zodanig ingericht dat het brandveilig is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.200 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.200

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     Inrichtingvluchtroute Bestrijding van brand
    artikel2.2012.2022.203
     lid***
    1Woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie***
    3Celfunctie***
    4Gezondheidszorgfunctie***
    5Industriefunctie***
    6Kantoorfunctie***
    7Logiesfunctie***
    8Onderwijsfunctie***
    9Sportfunctie***
    10Winkelfunctie***
    11Overige gebruiksfunctie***
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.201

Een brandcompartiment en een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.1, onderscheidenlijk 2.14.1, zijn zodanig ingericht dat het uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met die paragrafen.

Artikel 2.202

De loopafstand tussen een punt in een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, en het aansluitende terrein is zodanig dat bij brand het aansluitende terrein snel en veilig kan worden bereikt op een wijze als beoogd met de paragrafen 2.16.1, 2.17.1, 2.18.1, 2.19.1 en 2.20.1.

Artikel 2.203

Een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.201, heeft zodanige voorzieningen dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met paragraaf 2.21.1.

§ 2.22.2. Bestaande bouw

Artikel 2.204
  • 1. Een bestaand bouwwerk met een brandcompartiment of subbrandcompartiment waarvan de gebruiksoppervlakte groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.2, onderscheidenlijk 2.14.2, is zodanig ingericht dat het brandveilig is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.204 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.204

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     InrichtingVluchtroute Bestrijding van brand
    artikel2.2052.2062.207
     lid***
    1Woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie***
    3Celfunctie***
    4Gezondheidszorgfunctie***
    5Industriefunctie***
    6Kantoorfunctie***
    7Logiesfunctie***
    8Onderwijsfunctie***
    9Sportfunctie***
    10Winkelfunctie***
    11Overige gebruiksfunctie***
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.205

Een brandcompartiment en een subbrandcompartiment met een gebruiksoppervlakte die groter is dan de toelaatbare gebruiksoppervlakte als bedoeld in paragraaf 2.13.2, onderscheidenlijk 2.14.2, zijn zodanig ingericht dat het uitbreiden van brand wordt beperkt op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met die paragrafen.

Artikel 2.206

De loopafstand tussen een punt in een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.205 en het aansluitende terrein is zodanig dat bij brand het aansluitende terrein snel en veilig kan worden bereikt op een wijze als beoogd met de paragrafen 2.16.2, 2.17.2, 2.18.2, 2.19.2 en 2.20.2.

Artikel 2.207

Een brandcompartiment als bedoeld in artikel 2.205, heeft zodanige voorzieningen dat een brand kan worden bestreden op een wijze die leidt tot een mate van brandveiligheid als beoogd met paragraaf 2.21.2.

AFDELING 2.23. HOGE EN ONDERGRONDSE GEBOUWEN, NIEUWBOUW

Artikel 2.208

  • 1. Een te bouwen bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger dan 70 m boven of lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk brandveilig is.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.208 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

    Tabel 2.208

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     Inrichting
    artikel2.209 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1
    2Bijeenkomstfunctie12
    3Celfunctie12
    4Gezondheidszorgfunctie12
    5Industriefunctie12
    6Kantoorfunctie12
    7Logiesfunctie12
    9Onderwijsfunctie12
    10Sportfunctie12
    11Winkelfunctie12
    12Overige gebruiksfunctie12
    13Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.209

  • 1. Een bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied hoger dan 70 m boven het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk een mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.11.1, 2.12.1, 2.13.1, 2.14,1, 2.15,1, 2.16,1, 2.17,1, 2.18,1, 2.19,1, 2.20,1 en 2.21.1.

  • 2. Een bouwwerk waarin een vloer van een verblijfsgebied lager dan 8 m onder het meetniveau ligt, is zodanig ingericht dat het bouwwerk een mate van brandveiligheid heeft als beoogd met de paragrafen 2.11.1, 2.12.1, 2.13.1, 2.14,1, 2.15,1, 2.16,1, 2.17,1, 2.18,1, 2.19,1, 2.20,1 en 2.21.1.

AFDELING 2.24. TOEGANG VAN EEN BOUWWERK

§ 2.24.1. Nieuwbouw

Artikel 2.210
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige toegang dat veel voorkomende criminaliteit wordt tegengegaan.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.210 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.210 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.210

    gebruiksfunctie
     aanwezigheid
    artikel2.211 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw12
     bandere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.211
  • 1. Een toegang van een woongebouw heeft een zelfsluitende deur die van buitenaf uitsluitend met een sleutel kan worden geopend.

  • 2. Ten minste een toegang van het woongebouw:

    a. heeft aan de buitenkant een voorziening waarmee een signaal kan worden gegeven, dat in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een op die toegang aangewezen woonfunctie waarneembaar is,

    b. heeft een spreekinstallatie die vanuit een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie kan worden bediend en

    c. kan vanuit een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie worden geopend.

§ 2.24.2. Bestaande bouw

Artikel 2.212
  • 1. Een bestaand bouwwerk heeft een zodanige toegang dat veel voorkomende criminaliteit wordt tegengegaan.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.212 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.212 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.212

    gebruiksfunctie
     aanwezigheid
    artikel2.213 
     lid12
    1Woonfunctie  
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw12
     bandere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 2.213
  • 1. Een toegang van een woongebouw heeft een zelfsluitende deur die van buitenaf uitsluitend met een sleutel kan worden geopend.

  • 2. Ten minste een toegang van een woongebouw heeft aan de buitenkant een voorziening waarmee een signaal kan worden gegeven, dat in een niet-gemeenschappelijke ruimte van een op die toegang aangewezen woonfunctie waarneembaar is.

AFDELING 2.25. INBRAAKWERENDHEID, NIEUWBOUW

Artikel 2.214

  • 1. Een te bouwen bouwwerk biedt weerstand tegen inbraak.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.214 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.214 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 2.214

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     hoedanigheid
    artikel 2.215
     lid*
    1Woonfunctie 
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie*
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 2.215

Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructie-onderdelen in een uitwendige scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte, die volgens NEN 5087 bereikbaar zijn voor inbraak, hebben een volgens NEN 5096 bepaalde inbraakwerendheid die voldoet aan de in die norm aangegeven weerstandsklasse 2. Dit geldt ook voor een inwendige scheidingsconstructie tussen een niet-gemeenschappelijke ruimte en een aangrenzende gebruiksfunctie of een aangrenzende gemeenschappelijke ruimte.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN UIT HET OOGPUNT VAN GEZONDHEID

AFDELING 3.1. BESCHERMING TEGEN GELUID VAN BUITEN, NIEUWBOUW

Artikel 3.1

  • 1. Een te bouwen bouwwerk biedt in een verblijfsgebied bescherming tegen geluid van buiten.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.1 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.1 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.1

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarde
     industrie-, weg- of railverkeerslawaailuchtvaartlawaai verbouwtijdelijke bouwindustrie-, weg- of railverkeerslawaai
    artikel3.2     3.3    3.4   3.5  3.2
     lid1234561234512341231
    1Woonfunctie                   
     awoonfunctie van een woonwagen21
     bandere woonfunctie                   
      1verblijfsgebied voor nachtverblijf14561345123412335
      2ander verblijfsgebied14561451231235
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie                   
      1verblijfsgebied voor aan bed gebonden patiënten 1456134512412330
      2ander verblijfsgebied1456145121235
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie34562451212
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie                   
      1geluidsgevoelig verblijfsgebied zoals bedoeld in de Wet geluidhinder1456145121230
      2ander verblijfsgebied1456145121235
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.2

  • 1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering, die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en de grenswaarde voor het geluidsniveau in het verblijfsgebied als aangegeven in tabel 3.1, met een minimum van 20 dB(A).

  • 2. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen de woonwagen en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB(A).

  • 3. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de volgens de Wet geluidhinder bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en 40 dB(A), met een minimum van 20 dB(A). Bij de berekening of meting van de geluidsbelasting wordt uitgegaan van het geluidsniveau over de periode van 7.00 uur tot 19.00 uur.

  • 4. Indien krachtens de Wet geluidhinder in het verblijfsgebied een hoger geluidsniveau is toegestaan dan bedoeld in het eerste en derde lid, heeft de uitwendige scheidingsconstructie een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting van die scheidingsconstructie en het krachtens de Wet geluidhinder toegestane geluidsniveau.

  • 5. Op een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied als bedoeld in het eerste en derde lid, die niet de scheiding vormt met een aangrenzend verblijfsgebied van een andere gebruiksfunctie die gevoelig is voor industrie-, weg- of railverkeerslawaai, zijn het eerste, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager ligt dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste en het derde tot en met vijfde lid, van het verblijfsgebied waarin die verblijfsruimte ligt.

Artikel 3.3

  • 1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie die gevoelig is voor luchtvaartlawaai, die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die, afhankelijk van de volgens de Luchtvaartwet bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie, niet kleiner is dan de waarde die is aangegeven in tabel 3.3.1. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.

    Tabel 3.3.1 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai

    Geluidsbelasting in KeVereiste karakteristieke geluidwering in dB(A)
    36–4030–33
    41–4533–36
    46–5036–40
    meer dan 5040
  • 2. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die, afhankelijk van de volgens de Luchtvaartwet bepaalde geluidsbelasting van die scheidingsconstructie, niet kleiner is dan de waarde die is aangegeven in tabel 3.3.2. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.

    Tabel 3.3.2 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai

    Geluidsbelasting in KeVereiste karakteristieke geluidwering in dB(A)
    36–4027–30
    41–4530–33
    46–5033–36
    meer dan 5036
  • 3. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie die bijzonder gevoelig is voor luchtvaartlawaai en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de LAeq geluidsbelasting veroorzaakt door structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer, op die constructie en een LAeq geluidsniveau van 26 dB(A). De LAeq geluidsbelasting voor startend en landend vliegverkeer buiten een gebruiksfunctie, uitgedrukt in dB(A), wordt berekend overeenkomstig de Regeling berekening nachtelijke geluidsbelasting, waarbij de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, onderscheiden naar startend en landend vliegverkeer (Lgevel;m), gelijk wordt gesteld aan 0 dB(A).

  • 4. Op een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, die niet de scheiding vormt met een aangrenzend verblijfsgebied van een voor luchtvaartlawaai gevoelige gebruiksfunctie, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Een scheidingsconstructie als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die maximaal 2 dB(A) lager is dan de karakteristieke geluidwering als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, van het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt.

Artikel 3.4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.2, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing verlenen van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.3, tweede, vierde en vijfde lid, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.

  • 3. In afwijking van het tweede lid verlenen burgemeester en wethouders bij het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een woonfunctie ontheffing van de karakteristieke geluidwering, bedoeld de in artikel 3.3, eerste, vierde en vijfde lid, tot het in tabel 3.4 genoemde niveau. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.

    Tabel 3.4 Geluidwering in geval van luchtvaartlawaai

    Geluidsbelasting in KeVereiste karakteristieke geluidwering in dB(A)
    40–5030–35
    51–5535–40
    meer dan 5540
  • 4. Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de karakteristieke geluidwering, bedoeld in artikel 3.3, derde lid, voor LAeq tot een niveau van 30 dB(A).

Artikel 3.5

  • 1. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.2 van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau maximaal 10 dB(A) hoger ligt.

  • 2. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.3, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke geluidwering ten minste de in tabel 3.4 genoemde waarde heeft. Indien de geluidsbelasting ligt tussen de Ke-waarden, gegeven in de eerste kolom, wordt de te bereiken waarde van de geluidwering bepaald door middel van rechtevenredige interpolatie tussen de dB(A)-waarden, gegeven in de tweede kolom.

  • 3. Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.3, derde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau LAeq geen grotere waarde heeft dan 30 dB(A).

AFDELING 3.2. BESCHERMING TEGEN GELUID VAN INSTALLATIES, NIEUWBOUW

Artikel 3.6

  • 1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen geluid van installaties.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.6 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.6 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.6

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     aangrenzend perceelzelfde perceel verbouwtijdelijke bouw
    artikel3.73.8  3.93.10
     lid*123**
    1Woonfunctie      
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie*1**
    2Bijeenkomstfunctie*3**
    3Celfunctie*3**
    4Gezondheidszorgfunctie*3**
    5Industriefunctie*3**
    6Kantoorfunctie*3**
    7Logiesfunctie      
     alogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw*3**
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw*23**
    8Onderwijsfunctie*3**
    9Sportfunctie*3**
    10Winkelfunctie*3**
    11Overige gebruiksfunctie*3**
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.7

Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor het verhogen van waterdruk of een lift van een gebruiksfunctie veroorzaakt in een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie op een aangrenzend perceel een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A). Dit geldt niet voor een op een aangrenzend perceel gelegen lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie.

Artikel 3.8

  • 1. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).

  • 2. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift van een logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw, veroorzaakt in een verblijfsgebied van een andere op hetzelfde perceel gelegen logiesfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 35 dB(A).

  • 3. Een toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift veroorzaakt in een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen woonfunctie een volgens NEN 5077 bepaald karakteristiek geluidsniveau van ten hoogste 30 dB(A).

Artikel 3.9

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van het toegestane karakteristieke geluidsniveau als bedoeld in de artikelen 3.7 en 3.8, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) hoger is.

Artikel 3.10

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 3.7 en 3.8, van overeenkomstige toepassing, waarbij het geluidsniveau maximaal 10 dB(A) hoger ligt.

AFDELING 3.3. GELUIDWERING TUSSEN VERBLIJFSRUIMTEN VAN DEZELFDE GEBRUIKSFUNCTIE, NIEUWBOUW

Artikel 3.11

  • 1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen onderlinge geluidsoverlast tussen niet-gemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.11 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.11 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.11

    gebruiksfunctieleden van toepassing
     isolatie-indexverbouw tijdelijke bouw
    artikel3.12    3.133.14
     lid12345**
    1Woonfunctie       
     awoonfunctie van een woonwagen
     bandere woonfunctie1**
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie       
     aonderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs2345*
     bandere onderwijsfunctie
    9Sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.12

  • 1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte naar een andere verblijfsruimte van dezelfde woonfunctie is ten minste 20 dB. Dit voorschrift geldt niet, indien de verblijfsruimten op dezelfde bouwlaag zijn gelegen en met elkaar in open verbinding staan, of indien de ene ruimte vanuit de andere rechtstreeks bereikbaar is door een deuropening.

  • 2. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 0 dB.

  • 3. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte bestemd voor spelactiviteiten van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 10 dB.

  • 4. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte bestemd voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen van een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 0 dB.

  • 5. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen van een onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs naar een andere verblijfsruimte voor het geven van onderwijs aan een groep leerlingen van dezelfde onderwijsfunctie, is ten minste 10 dB.

Artikel 3.13

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de vereiste geluidwering, bedoeld in artikel 3.12, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.

Artikel 3.14

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk is artikel 3.12, eerste lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke isolatie-index maximaal 10 dB(A) lager ligt.

AFDELING 3.4. BEPERKING VAN GALM, NIEUWBOUW

Artikel 3.15

  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft in een verblijfsruimte of een gemeenschappelijke verkeersruimte een zodanige geluidsabsorptie, dat geluidhinder door galm wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.15 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.15 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.15

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrens- waarden
     galmverblijfsruimte
    artikel3.16 3.16
     lid122
         [s]
    1Woonfunctie   
     awoonfunctie gelegen in een woongebouw1
     bandere woonfunctie
    2Bijeenkomstfunctie
    3Celfunctie
    4Gezondheidszorgfunctie
    5Industriefunctie
    6Kantoorfunctie
    7Logiesfunctie
    8Onderwijsfunctie   
     aonderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs21
     bandere onderwijsfunctie
    9Sportfunctie   
     asportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs21,5
     bandere sportfunctie
    10Winkelfunctie
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.16

  • 1. Een aan een niet-gemeenschappelijke ruimte van een woonfunctie grenzende besloten gemeenschappelijke verkeersruimte voor het ontsluiten van een woonfunctie gelegen in een woongebouw, heeft een volgens NEN 5078 bepaalde totale geluidsabsorptie met een getalwaarde, uitgedrukt in m2, die niet kleiner is dan 1/8 van de getalwaarde van de inhoud van die ruimte, uitgedrukt in m3, in elk van de octaafbanden met middenfrequenties van 250, 500, 1 000 en 2 000 Hz.

  • 2. Een verblijfsruimte heeft een volgens NEN 5077 bepaalde gemiddelde nagalmtijd van niet meer dan de in tabel 3.15 aangegeven grenswaarde.

AFDELING 3.5. GELUIDWERING TUSSEN RUIMTEN VAN VERSCHILLENDE GEBRUIKSFUNCTIES, NIEUWBOUW

Artikel 3.17

  • 1. Een te bouwen bouwwerk biedt bescherming tegen onderlinge geluidsoverlast tussen gebruiksfuncties.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.17 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.17 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.17

    gebruiksfunctieleden van toepassinggrenswaarden
     ander perceelhetzelfde perceel verbouwtijdelijke bouw ander perceelhetzelfde perceel
    artikel3.18    3.19            3.203.213.18   3.19   
     lid1234512345678910111213**12341245
    1Woonfunctie                            
     awoonfunctie van een woonwagen
     bwoonfunctie gelegen in een woongebouw1234123467 **05–5005–50
     candere woonfunctie12341234**05– 5005– 50
    2Bijeenkomstfunctie                            
     abijeenkomstfunctie voor geluidbelastende activiteiten12341234**101055101055
     bandere bijeenkomstfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    3Celfunctie123412348**005– 500– 5– 5
    4Gezondheidszorgfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    5Industriefunctie                            
     aindustriefunctie voor geluidbelastende activiteiten12341234**55005500
     bandere industriefunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    6Kantoorfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    7Logiesfunctie                            
     alogiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw12341234**00– 5– 500– 5– 5
     blogiesfunctie gelegen in een logiesgebouw123412349**00– 5– 500– 5– 5
    8Onderwijsfunctie                            
     aonderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs123412341011**00– 5– 500– 5– 5
     bandere onderwijsfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    9Sportfunctie                            
     asportfunctie behorend tot een onderwijsfunctie voor het basisof speciaal onderwijs1234512341213**00– 5– 500– 5– 5
     bandere sportfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    10Winkelfunctie12341234**00– 5– 500– 5– 5
    11Overige gebruiksfunctie123412345**00– 5– 500– 5– 5
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde

Artikel 3.18

  • 1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende gebruiksfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde. Dit voorschrift geldt niet indien de aangrenzende gebruiksfunctie een lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie is.

  • 2. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende gebruiksfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde. Dit voorschrift geldt niet indien de aangrenzende gebruiksfunctie een lichte industriefunctie of een overige gebruiksfunctie is.

  • 3. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied, van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 4. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied, van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, is de volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op een ander perceel gelegen, aangrenzende onderwijsfunctie, niet kleiner dan 10 dB.

Artikel 3.19

  • 1. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 2. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 3. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 4. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een besloten ruimte niet zijnde een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende woonfunctie, is niet kleiner dan de in tabel 3.17 aangegeven grenswaarde.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid, is geen eis gesteld aan de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een gebruiksfunctie die ten dienste staat van een woonfunctie naar die woonfunctie.

  • 6. In afwijking van het derde en vierde lid, is geen eis gesteld aan de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een op hetzelfde perceel gelegen, besloten gemeenschappelijke verkeersruimte.

  • 7. In afwijking van het eerste tot en met vierde lid, geldt geen eis voor de karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een gemeenschappelijke ruimte naar een andere gemeenschappelijke ruimte indien op die ruimten uitsluitend dezelfde gebruiksfuncties zijn aangewezen.

  • 8. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een besloten niet-gemeenschappelijke ruimte naar een binnen hetzelfde gebouw gelegen verblijfsgebied van een andere celfunctie, zijn niet kleiner dan -5 dB.

  • 9. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid en de isolatie-index voor contactgeluid, voor de geluidsoverdracht van een niet-gemeenschappelijke besloten ruimte van een logiesfunctie gelegen in een logiesgebouw naar een gemeenschappelijk verblijfsgebied van een logiesfunctie of een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied van een andere logiesfunctie gelegen in hetzelfde logiesgebouw, zijn niet kleiner dan – 5 dB.

  • 10. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten of een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen naar een verblijfsruimte voor een groep leerlingen van een andere op hetzelfde perceel gelegen onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs, is niet kleiner dan 0 dB.

  • 11. De volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een verblijfsruimte voor spelactiviteiten of een verblijfsruimte voor het met behulp van gereedschappen bewerken van materialen naar een verblijfsruimte voor een groep leerlingen van een andere op hetzelfde perceel gelegen onderwijsfunctie voor het basis- of speciaal onderwijs, is niet kleiner dan 10 dB.

  • 12. De volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke isolatie-index voor luchtgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende onderwijsfunctie, is niet kleiner dan 0 dB.

  • 13. In afwijking van het tweede lid is de volgens NEN 5077 bepaalde isolatie-index voor contactgeluid voor de geluidsoverdracht van een besloten ruimte naar een verblijfsgebied van een op hetzelfde perceel gelegen aangrenzende onderwijsfunctie niet kleiner dan 10 dB.

Artikel 3.20

Burgemeester en wethouders verlenen bij het geheel of gedeeltelijk veranderen of het vergroten van een bouwwerk ontheffing van de vereiste geluidwering, bedoeld in de artikelen 3.18 en 3.19, tot een niveau dat maximaal 10 dB(A) lager ligt.

Artikel 3.21

Op het bouwen van een niet-permanent bouwwerk zijn de artikelen 3.18 en 3.19 van overeenkomstige toepassing, waarbij de karakteristieke isolatie-index maximaal 10 dB(A) lager ligt.

AFDELING 3.6. WERING VAN VOCHT VAN BUITEN

§ 3.6.1. Nieuwbouw

Artikel 3.22
  • 1. Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige uitwendige scheidingsconstructies, dat het binnendringen van vocht in verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten voldoende wordt beperkt.

  • 2. Voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 3.22 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 3.22 geen voorschrift is aangewezen.

    Tabel 3.22

    gebruiksfunctieleden van toepas-sing
     algemeen
    artikel3.23   
     lid1234
    1Woonfunctie    
     awoonfunctie van een woonwagen13
     bandere woonfunctie1234
    2Bijeenkomstfunctie1234
    3Celfunctie1234
    4Gezondheidszorgfunctie1234
    5Industriefunctie    
     alichte industriefunctie
     bandere industriefunctie1234
    6Kantoorfunctie1234
    7Logiesfunctie1234
    8Onderwijsfunctie1234
    9Sportfunctie1234
    10Winkelfunctie1234
    11Overige gebruiksfunctie
    12Bouwwerk geen gebouw zijnde
Artikel 3.23
  • 1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 2. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op het kunnen binnendringen van vocht in het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 3. Een inwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, voorzover die scheidingsconstructie niet grenst aan een ander verblijfsgebied voor het verblijven van mensen, een andere toiletruimte of een andere badruimte, is, bepaald volgens NEN 2778, waterdicht.

  • 4. Een constructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte, en een kruipruimte, met inbegrip van de op die constructie aansluitende delen van andere constructies, voorzover die delen van invloed zijn op de specifieke luchtvolumestroom naar het verblijfsgebied, de toiletruimte of de badruimte, heeft een volgens NEN 2690 bepaalde, specifieke luchtvolumes