Besluit van 18 januari 2001, houdende uitvoering van richtlijn nr. 97/68/EG en van richtlijn nr. 2000/25/EG (Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 september 2000, nr. MJZ2000108272, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op de richtlijn nr. 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59), op richtlijn nr. 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 (PbEG L 173) inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad en op de artikelen 13, 15 en 17 van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

De Raad van State gehoord (advies van 3 november 2000, nr. W08.00.0431/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 januari 2001, nr. MJZ20010026174, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. richtlijn 97/68: richtlijn nr. 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59);

b. richtlijn 2000/25: richtlijn nr. 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 (PbEG L 173) inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad;

c. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

d. fabrikant: persoon of organisatie die tegenover de keuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en zich garant stelt voor de overeenstemming van de productie met het goedgekeurde type;

e. keuringsinstantie: een door Onze Minister aangewezen keuringsinstantie;

f. mobiele machine: mobiel werktuig, vervoerbare industriële uitrusting of voertuig met of zonder carrosserie, niet bestemd voor personen- of goederenvervoer over de weg als bedoeld in bijlage I, deel 1, van richtlijn 97/68;

g. motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine: een verbrandingsmotor als bedoeld in bijlage I, deel 1, van richtlijn 97/68 bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine;

h. trekker: een voertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van richtlijn nr. 74/150/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84);

i. motor bestemd voor het aandrijven van een trekker: een verbrandingsmotor als bedoeld in bijlage I van richtlijn 2000/25 bestemd voor het aandrijven van een trekker;

j. motor:

1°. verbrandingsmotor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine, en

2°. verbrandingsmotor bestemd voor het aandrijven van een trekker.

Artikel 2

Het is verboden een trekker of een motor bestemd voor het aandrijven van een trekker te vervaardigen, in te voeren, in voorraad te hebben of af te leveren indien deze niet behoort tot een type dat wat betreft luchtverontreiniging:

a. hetzij is goedgekeurd ingevolge een typegoedkeuring door de keuringsinstantie, verricht aan de hand van de krachtens artikel 5, derde lid, vastgestelde voorschriften;

b. hetzij blijkens een goedkeuringscertificaat als bedoeld in richtlijn 2000/25 is goedgekeurd;

c. hetzij is goedgekeurd op grond van een typegoedkeuring die ingevolge richtlijn 2000/25 ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt.

Artikel 3

Het is verboden een motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine te vervaardigen, in te voeren, in voorraad te hebben of af te leveren indien deze niet behoort tot een type dat wat betreft luchtverontreiniging:

a. hetzij is goedgekeurd ingevolge een typegoedkeuring door de keuringsinstantie, verricht aan de hand van de krachtens artikel 5, derde lid, vastgestelde voorschriften;

b. hetzij blijkens een goedkeuringscertificaat als bedoeld in richtlijn 97/68 is goedgekeurd;

c. hetzij is goedgekeurd op grond van een typegoedkeuring die ingevolge richtlijn 97/68 ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt.

Artikel 4

  • 1. De in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden zijn niet van toepassing indien de handelingen geschieden met het oog op uitvoer van motoren naar gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte niet van toepassing is.

  • 2. De in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van motoren:

    a. voor gebruik door het leger;

    b. die zich nog in een stadium van beproeving of onderzoek bevinden;

    c. die uitsluitend bestemd zijn om te worden tentoongesteld of aan overeenkomstige manifestaties deel te nemen; of

    d. die dienen als monster voor een ingevolge dit besluit te verrichten keuring.

  • 3. Het in artikel 2 gestelde verbod is voorts niet van toepassing ten aanzien van vervangingsmotoren voor in gebruik zijnde trekkers die voor de inwerkingtreding van dit besluit voor de eerste maal in het verkeer zijn gebracht.

Artikel 5

  • 1. Een aanvraag voor een typegoedkeuring als bedoeld in de artikelen 2, aanhef en onder a, en 3, aanhef en onder a, wordt ingediend door de fabrikant bij de keuringsinstantie. Een aanvraag voor een typegoedkeuring mag niet in meer dan één lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden ingediend. Voor ieder goed te keuren motortype, motorfamilie of trekkertype wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend overeenkomstig richtlijn 97/68 of richtlijn 2000/25.

  • 2. Een typegoedkeuring wordt slechts geweigerd indien een motor of trekker niet voldoet aan de krachtens het derde lid vastgestelde voorschriften. Indien de goed te keuren motor slechts functioneert dan wel een kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van de trekker of de mobiele machine waarin deze is gemonteerd, wordt de typegoedkeuring dienovereenkomstig beperkt.

  • 3. Onze Minister stelt de voorschriften vast aan de hand waarvan de in de artikelen 2, aanhef en onder a, en 3, aanhef en onder a, bedoelde typegoedkeuringen worden verricht. De voorschriften hebben betrekking op eigenschappen en onderdelen van motoren en trekkers, die bepalend zijn voor de door deze veroorzaakte luchtverontreiniging en bevatten mede een omschrijving van het keuringsproces.

  • 4. In geval van wijziging van de keuringsvoorschriften die ten grondslag hebben gelegen aan de typegoedkeuringen, bedoeld in het eerste lid of aan een goedkeuringscertificaat als bedoeld in de artikelen 2, aanhef en onder b, en 3, aanhef en onder b, kan Onze Minister een termijn stellen bij het verstrijken waarvan die typegoedkeuring zijn geldigheid verliest.

Artikel 6

  • 1. Degene aan wie de typegoedkeuring is verleend:

    a. brengt merktekens als bedoeld in richtlijn 2000/25 aan op elke motor bestemd voor de aandrijving van een trekker die behoort tot het goedgekeurde type overeenkomstig de bij die richtlijn bepaalde voorschriften;

    b. brengt merktekens als bedoeld in richtlijn 97/68 aan op elke motor bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine die behoort tot het goedgekeurde type overeenkomstig de bij die richtlijn bepaalde voorschriften;

    c. verschaft informatie aan degene die de motor inbouwt, indien de typegoedkeuring is verleend onder beperkingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid;

    d. verschaft, periodiek dan wel op verzoek, informatie aan de keuringsinstantie in verband met de in richtlijn 97/68 genoemde rapportageverplichtingen; en

    e. stelt de keuringsinstantie in kennis van wijziging van de gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan het verlenen van een typegoedkeuring.

  • 2. Degene die een motor of een trekker invoert, vermeldt de typegoedkeuringsgegevens op de handelsbescheiden.

  • 3. Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en het tweede lid.

Artikel 7

  • 1. De keuringsinstantie houdt toezicht op het overeenstemmen van motoren en trekkers met het type waarvoor een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in de artikelen 2 en 3. Tot dit toezicht kan behoren het steekproefsgewijs keuren van motoren, het periodiek controleren van de organisatie van de fabrikant alsmede het proces volgens hetwelk hij zijn werkzaamheden verricht.

  • 2. Degene aan wie de goedkeuring is verleend, is gehouden de nodige medewerking te verlenen aan de werkzaamheden die verband houden met het in het eerste lid bedoelde toezicht.

  • 3. Onze Minister kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 8

  • 1. De keuringsinstantie trekt een typegoedkeuring in indien degene aan wie deze is verleend daarom verzoekt.

  • 2. De keuringsinstantie kan een typegoedkeuring intrekken indien:

    a. degene aan wie de typegoedkeuring is verleend ten onrechte een motor of een trekker doet of laat doorgaan als behorende tot een goedgekeurd type;

    b. degene aan wie de goedkeuring is verleend in strijd handelt met de voorschriften, bedoeld in artikel 6 van dit besluit of met artikel 7, tweede lid;

    c. uit het toezicht, bedoeld in artikel 7, eerste lid, blijkt dat een motor of een trekker niet overeenstemt met het type waarvoor de typegoedkeuring is verleend;

    d. de typegoedkeuring ten onrechte is verleend.

Artikel 9

Onze Minister, handelende in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat, kan de keuringsinstantie aanwijzingen geven van algemene aard omtrent de uitoefening van de aan de keuringsinstantie opgedragen taken. Indien als keuringsinstantie de Dienst Wegverkeer wordt aangewezen, worden de aanwijzingen gegeven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister.

Artikel 10

  • 1. Artikel 2 is van toepassing met ingang van:

    a. 1 juli 2001: voor trekkers en motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker met een vermogen groter dan of gelijk aan 37 kW doch kleiner dan of gelijk aan 560 kW;

    b. 1 januari 2002: voor trekkers en motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker met een vermogen groter dan of gelijk aan 18 kW doch kleiner dan 37 kW.

  • 2. Voor motoren bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine met een vermogen groter dan of gelijk aan 18 kW doch kleiner dan 37 kW is artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2001.

  • 3. Onverminderd de in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden, kunnen motoren als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, die voor de in die leden genoemde data zijn geproduceerd tot uiterlijk twaalf maanden na die data voor de eerste maal in het verkeer worden gebracht.

  • 4. De keuringsinstantie kan op een overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van richtlijn 97/68 ingediend verzoek van de fabrikant toestaan dat gedurende twaalf maanden na de datum, waarop de geldigheidsduur van een goedkeuring als bedoeld in de artikelen 2 en 3 is verstreken, motoren die voldoen aan de voorwaarden van artikel 10, tweede lid, van richtlijn 97/68 in het verkeer worden gebracht.

Artikel 11

Een wijziging van richtlijn 97/68 of van richtlijn 2000/25 gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 12

Het Besluit typekeuring luchtverontreiniging motoren voor mobiele machines wordt ingetrokken.

Artikel 13

  • 1. Goedkeuringen van de Dienst Wegverkeer voor motoren bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die voldoen aan richtlijn 97/68, worden aangemerkt als goedkeuringen die zijn verleend op grond van dit besluit.

  • 2. Goedkeuringen van de Dienst Wegverkeer voor trekkers of motoren bestemd voor het aandrijven van een trekker verleend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, die voldoen aan richtlijn 2000/25, worden aangemerkt als goedkeuringen die zijn verleend op grond van dit besluit.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 15

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 18 januari 2001

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Uitgegeven de dertigste januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In dit besluit zijn de volgende twee richtlijnen geïmplementeerd:

I. de richtlijn nr. 97/68/EG van 16 december 1997 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PbEG 1998, L 59; richtlijn 97/68).

II. de richtlijn nr. 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers en houdende wijziging van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEG L 173; richtlijn 2000/25). Richtlijn 2000/25 is een bijzondere richtlijn die valt onder kaderrichtlijn nr. 74/150/EEG van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (PbEG L 84). Richtlijn nr. 74/150/EG heeft betrekking op de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen. Deze richtlijn schrijft technische voorschriften voor onderdelen of kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers (verder: trekkers) en de controle op de naleving hiervan voor.

Richtlijn 97/68 was grotendeels in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in het Besluit typekeuring luchtverontreiniging motoren voor mobiele machines (hierna: BTLMM). Het BTLMM voorzag in de typekeuring van dieselmotoren bestemd voor mobiele machines. Een zodanig regime was niet nieuw: het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna: BTML) voorziet onder meer in een typekeuring voor dieselmotoren bestemd voor motorrijtuigen op tenminste vier wielen, niet zijnde een landbouwtrekker of een motorrijtuig dat niet sneller kan rijden dan 25 km per uur. Destijds is onder meer voor een apart besluit gekozen, omdat de door richtlijn 97/68 bestreken motoren een andere bestemming hebben en de typekeuringsprocedures verschillen. Hierbij is wel zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het BTML.

Aangezien beide hiervoor onder I en II genoemde richtlijnen zowel inhoudelijk als procedureel sterk overeenkomen is ervoor gekozen beide richtlijnen in één besluit te implementeren. Zo hanteert richtlijn 2000/25 dezelfde testvoorwaarden en grenswaarden voor de uitstoot als richtlijn 97/68. Mogelijke afstemmingsproblemen worden met deze wijze van implementatie voorkomen en voor eventuele toekomstige wijzigingen kan naar verwachting worden volstaan met één wijziging. Implementatie van beide richtlijnen in één algemene maatregel van bestuur (amvb) heeft naast de hiervoor genoemde voordelen ook nog het voordeel dat de relatie met het BTML overzichtelijker en gebruiksvriendelijker wordt: op het terrein van de luchtverontreinigingstypekeuringen bestaan dan slechts twee «kapstokbesluiten». Eén voor de voertuigen die dienen te worden toegelaten tot het verkeer op de weg ingevolge artikel 21 van de Wegenverkeerswet 1994 en één voor de niet voor de openbare weg bestemde (motoren van) mobiele machines en de minder veelvuldig op de openbare weg voorkomende trekkers.

Hieronder wordt aangegeven waarin de afzonderlijke richtlijnen voorzien.

Richtlijn 97/68

Richtlijn 97/68 stelt voor het eerst Europese emissie-eisen aan dieselmotoren voor mobiele machines. Het gaat hier om een totale harmonisatie, zodat de lidstaten hier niet van kunnen afwijken. Richtlijn 97/68 voorziet in de introductie en aanscherping van de emissie-eisen in twee fasen. Wanneer beide fasen ingaan is afhankelijk van het vermogen van de motor. In de eerste fase dienen de motoren (van de categorieën A, B en C) wat betreft de luchtverontreiniging te voldoen aan de grenswaarden van tabel 4.2.1 van bijlage I van richtlijn 97/68, terwijl motoren (van de categorieën D, E, F en G) in de tweede fase dienen te voldoen aan de grenswaarden van tabel 4.2.3. Onderstaande tabel maakt het voorgaande duidelijk voor de in richtlijn 97/68 gehanteerde vermogenscategorieën.

Richtlijn 97/68Categorie richtlijn 97/68 (vermogen)Fase I (grenswaarden tabel 4.2.1) per:Fase II (grenswaarden tabel 4.2.3) per:
Weigeren typegoedkeuringA/E (130 – 560 kW) B/F (75 – 130 kW) C/G (37 – 75 kW) D (18 – 37 kW)01-07-1998 01-07-1998 01-07-199801-01-2001 01-01-2002 01-01-2003 01-01-2000
Verbieden in de handel brengen nieuwe motorenA/E (130 – 560 kW) B/F (75 – 130 kW) C/G (37 – 75 kW) D (18 – 37 kW)01-01-1999 01-01-1999 01-04-199901-01-2002 01-01-2003 01-01-2004 01-01-2001

Richtlijn 2000/25

Richtlijn 2000/25 voorziet in typegoedkeuringen voor dieselmotoren bestemd voor het aandrijven van een trekker. Indien de motoren voor wat betreft de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes niet voldoen aan de eisen van de richtlijn, moeten de lidstaten typegoedkeuring weigeren en is het verboden de motor voor de eerste keer in het verkeer te brengen. Indien de motor reeds is gemonteerd in een trekker, hebben de typegoedkeuring en het verbod tot het in het verkeer brengen betrekking op de trekker. Ook deze richtlijn onderwerpt de motoren aan emissie-eisen op basis van totale harmonisatie, waarvan de lidstaten niet af kunnen wijken.

Voor de testprocedure van de motoren en de grenswaarden die aan de verontreinigende uitstoot gesteld worden, wordt in de bijlagen van de richtlijn verwezen naar richtlijn 97/68. Evenals richtlijn 97/68 voorziet richtlijn 2000/25 in de introductie en aanscherping van de emissie-eisen in twee fasen. Ook hier is de vraag wanneer beide fasen ingaan afhankelijk van het vermogen van de motor. In fase I gelden (voor motoren van de categorieën A, B, C) de grenswaarden van tabel 4.2.1 van bijlage I van richtlijn 97/68, terwijl in fase II (voor motoren van de categorieën D, E, F, G) de grenswaarden van tabel 4.2.3 van die richtlijn gelden. Ter verduidelijking onderstaande tabel.

Richtlijn 2000/25Categorie richtlijn 97/68 (vermogen)Fase I (grenswaarden tabel 4.2.1) per:Fase II (grenswaarden tabel 4.2.3) per:
Weigeren typegoedkeuringA/E (130 – 560 kW) B/F (75 – 130 kW) C/G (37 – 75 kW) D (18 – 37 kW) 01-01-2001 01-01-200101-01-2001 01-01-2002 01-01-2003 01-01-2001
Verbieden voor de eerste keer in het verkeer brengenA/E (130-560 kW) B/F (75 – 130 kW) C/G (37 – 75 kW) D (18 – 37 kW)01-07-2001 01-07-2001 01-07-200101-01-2002 01-01-2003 01-01-2004 01-01-2002

Op basis van de richtlijnen 97/68 en 2000/25 kan een fabrikant een typegoedkeuring verkrijgen voor een motor (bestemd voor een mobiele machine of een trekker) of voor een trekker als geheel. Deze goedkeuring heeft tevens betrekking heeft op overeenkomstig het goedgekeurde type geconstrueerde motoren of trekkers. Daarom is een belangrijke plaats toebedeeld aan de procedures die betrekking hebben op de controle van de overeenstemming van de productie (conformity of production). Door deze controle waarbij de productiemethode en de werkwijzen van de fabrikant worden beoordeeld, wordt gewaarborgd dat alle motoren en landbouwtrekkers die door een fabrikant in het kader van de typegoedkeuring worden geproduceerd ook daadwerkelijk overeenkomen met de goedgekeurde typen.

De typegoedkeuring waar het hier om gaat, ziet, zoals ook uit de rechtsgrondslag van dit besluit (artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging) blijkt, uitsluitend op de luchtverontreinigingsaspecten van de in het besluit nader genoemde motoren en landbouwtrekkers. In het kader van het BTLMM is de Dienst Wegverkeer (RDW; zie artikel 4a Wegenverkeerswet 1994) te Zoetermeer als keuringsinstantie aangewezen. Het is de bedoeling de RDW ook op grond van dit besluit aan te wijzen als keuringsinstantie.

Voor de typekeuring van andere aspecten dan emissies naar de lucht is de Stichting Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG) aangewezen in de Regeling aanwijzing van het IMAG als keuringsinstituut voor landbouw- of bosbouwtrekkers (Stcrt. 25 maart 1977, nr. 60).

In het kader van de verleende typegoedkeuring waar het gaat om de luchtverontreinigingsaspecten wordt door de aan te wijzen keuringsinstantie toezicht gehouden op de overeenstemming van de productie. In bijlage I van richtlijn 97/68 (waarnaar ook in richtlijn 2000/25 verwezen wordt) wordt beschreven op welke wijze de overeenstemming van de productie moet worden gecontroleerd. Ook de fabrikant dient aan bepaalde verplichtingen te voldoen. In een ministeriële regeling wordt opgenomen op welke wijze deze dient te zorgen voor toereikende regelingen en procedures ter garantie van een doeltreffende controle. Als de overeenstemming van de productie niet is gewaarborgd, dient de fabrikant in overleg met deze dienst terstond maatregelen te nemen die herstel van de overeenstemming van de productie beogen. Voor de in Nederland afgegeven typegoedkeuringen kan op deze wijze doelmatig worden gecontroleerd of aan de bepalingen van de richtlijnen wordt voldaan.

Vanzelfsprekend moeten motoren en trekkers waarvoor in Nederland geen typegoedkeuring is afgegeven ook worden gecontroleerd. Hierbij kan worden gedacht aan motoren en trekkers die in een andere lidstaat van de Europese Unie in het verkeer zijn gebracht en in Nederland worden ingevoerd. Daarnaast worden ook motoren en trekkers afkomstig uit derde landen in Nederland in het verkeer gebracht. Controle zal hier veelal plaatsvinden bij machinefabrikanten en importeurs. Bovendien kan in het kader van de invoerformaliteiten steekproefsgewijs worden gecontroleerd op het voldoen aan de bepalingen van de richtlijn.

Overtreding van de verbodsbepalingen van dit besluit is op grond van artikel 92, aanhef en onder a, van de Wet inzake de luchtverontreiniging een strafbaar feit waartegen in het kader van de nationale handhaving kan worden opgetreden. In de Wet economische delicten is aangegeven welke sancties hierop zijn gesteld. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het stilleggen van de onderneming en het onttrekken aan het verkeer. Indien de overtreding verband houdt met het feit dat de overeenstemming van de productie niet of onvoldoende is gewaarborgd, zal de keuringsinstantie deze informatie ter kennis brengen aan de keuringsinstantie van de lidstaat waar de goedkeuring heeft plaatsgevonden. Deze kan vervolgens maatregelen nemen om de overeenstemming van de productie te herstellen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Voor de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de richtlijnen. Het voor de trekkers en de mobiele machines gehanteerde begrip motor is dynamisch gedefinieerd door verwijzing naar de bijlage van de relevante richtlijn. Indien de reikwijdte van de richtlijn in de toekomst wordt uitgebreid tot benzinemotoren, behoeft het besluit geen aanpassing. Uiteraard zal dit in de desbetreffende ministeriële regeling wel dienen te worden verwerkt.

Artikel 2

De verbodsbepaling van artikel 2 is zodanig geformuleerd dat deze betrekking heeft op zowel hier te lande geproduceerde als ingevoerde voor de aandrijving van trekkers bestemde motoren en trekkers. In richtlijn 2000/25 is een verbodsbepaling geformuleerd in de zin dat lidstaten het voor de eerste maal in het verkeer brengen verbieden. In aansluiting op artikel 13 van de Wet inzake de luchtverontreiniging is dit verbod gepreciseerd in de zin dat het vervaardigen, invoeren, in voorraad hebben of afleveren van deze motoren is verboden.

Artikel 3

De opmerkingen die bij artikel 2 voor de motoren bestemd voor de aandrijving van trekkers zijn gemaakt, gelden eveneens ten aanzien van motoren bestemd om te worden gemonteerd in een mobiele machine dan wel gemonteerd in een mobiele machine.

Artikel 4

Dit artikel geeft een aantal vrijstellingen van de verboden genoemd in de artikelen 2 en 3 van het besluit. Voor vrijstellingen van het verbod verwijst richtlijn 2000/25 naar artikel 10 van richtlijn 97/68. Artikel 5 van het BTLMM heeft daarom model gestaan voor deze bepaling, inclusief de vrijstellingen waarin richtlijn 97/68 niet voorziet. In vergelijking met deze bepaling is er één andere uitzondering op het verbod van artikel 2. Motoren die dienen voor de vervanging van motoren die gemonteerd zijn in voor de inwerkingtreding van dit besluit in het verkeer gebrachte en in gebruik zijnde trekkers hoeven niet tot een goedgekeurd type te behoren, aldus artikel 4, vierde lid, van richtlijn 2000/25.

Artikel 5

In het kader van algemene regels ten aanzien van de typegoedkeuring is met name het derde lid van belang. Het kent aan de minister de bevoegdheid toe om keuringsvoorschriften op te stellen, bedoeld in artikel 2, onder a, en artikel 3, onder a. In deze keuringsvoorschriften zal worden verwezen naar de procedures zoals beschreven in de richtlijn, waarbij tevens de datum waarop de keuringsplicht voor de naar vermogen onderscheiden motoren ingaat wordt vastgelegd. Bij aanscherping van de eisen zal op grond van het vierde lid tevens de datum worden bekendgemaakt waarop een goedkeuring haar geldigheid verliest.

Artikel 6

Conform de richtlijnen is in het eerste lid, onder a onderscheidenlijk b, bepaald dat elke motor bestemd voor een trekker of een mobiele machine die is gefabriceerd in overeenstemming met het goedgekeurde type van merktekens moet worden voorzien. Het gaat dan om het handelsmerk of de handelsnaam van de fabrikant, de typeaanduiding van de motor en het EG-typegoedkeuringskenmerk. Deze merktekens spelen met name een belangrijke rol in het kader van de handhaving van de verbodsbepaling waardoor op eenvoudige wijze valt te controleren of een motor behoort tot een goedgekeurd type.

De informatieverplichting, bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft in het bijzonder betrekking op reeds geproduceerde en te produceren aantallen motoren in het kader van de verleende typegoedkeuring.

Artikel 7

In deze bepaling wordt de keuringsinstantie de bevoegdheid gegeven om toezicht te houden op de in de richtlijnen vervatte bepalingen betreffende het overeenstemmen van de productie met het goedgekeurde type. Deze bevoegdheid is een logisch uitvloeisel van de verleende typegoedkeuring en heeft tot doel te waarborgen dat alle motoren bestemd voor trekkers en mobiele machines en trekkers die in het kader van de typegoedkeuring worden geproduceerd ook daadwerkelijk blijven behoren tot het goedgekeurde type. In dit kader zal, zoals thans ook bij motorrijtuigen het geval is, de typekeurende instantie een onderzoek instellen naar de bedrijfsvoering van de fabrikant.

Artikel 8

Intrekken van de verleende typegoedkeuring is slechts mogelijk op grond van de in dit artikel genoemde omstandigheden.

Artikel 9

In dit artikel is de Minister van VROM de bevoegdheid gegeven om de keuringsinstantie aanwijzingen van algemene aard te geven met betrekking tot de uitoefening van de aan haar opgedragen taken. Het geven van deze aanwijzingen gebeurt in overeenstemming met de Minister van Verkeer en Waterstaat en/of de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Indien de RDW als keuringsinstantie wordt aangewezen is het de Minister van Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister, die de aanwijzingen geeft. Dit is in overeenstemming met artikel 4c van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 10

Richtlijn 97/68 en richtlijn 2000/25 geven data waarop nieuwe motoren en trekkers niet langer in het verkeer mogen worden gebracht, tenzij ze voldoen aan de eisen van de richtlijnen. Deze data verschillen naar gelang het vermogen van de motor, zodat ook het tijdstip van inwerkingtreding van de verboden in de artikelen 2 en 3 afhankelijk is van het vermogen van de motor. Zie hiervoor ook de algemene toelichting.

Richtlijn 2000/25 hanteert dezelfde indeling naar vermogen als richtlijn 97/68. Voor de inzichtelijkheid is er in het onderhavige besluit voor gekozen de categorieën motoren niet, zoals het geval is in de richtlijnen, met letters, maar met het vermogen in kilowatt te omschrijven.

Beide richtlijnen voorzien tevens in verscherping van de emissie-eisen. Ook het moment waarop deze tweede fase ingaat verschilt per vermogenscategorie. Artikel 9, vierde lid, van richtlijn 97/68 en artikel 4, derde lid, van richtlijn 2000/25 zijn als volgt in een tabel weer te geven:

Richtlijn 97/68Categorie naar vermogenFase I (tabel 4.2.1) per:Categorie naar vermogenFase II (tabel 4.2.3) per:
Verbieden in de handel brengen nieuwe motorenA (130–560 kW) B (75–130 kW) C (37–75 kW)01-01-1999 01-01-1999 01-04-1999D (18–37 kW) E (130–560 kW) F (75–130 kW) G (37–75 kW)01-01-2001 01-01-2002 01-01-2003 01-01-2004
Richtlijn 2000/25Categorie naar vermogenFase I (tabel 4.2.1) per:Categorie naar vermogenFase II (tabel 4.2.3) per:
Verbieden voor de eerste keer in het verkeer brengenA (130–560 kW) B (75–130 kW) C (37–75 kW) 01–07-2001 01–07-2001 01–07-2001 D (18–37 kW) E (130–560 kW) F (75–130 kW) G (37–75 kW)01-01-2002 01-01-2002 01-01-2003 01-01-2004

De zogenoemde tweede fase wordt geïmplementeerd in een ministeriële regeling gebaseerd op artikel 5, vierde lid, van dit besluit, met dien verstande dat categorie D wel al in dit besluit (artikel 10, eerste en tweede lid) is neergelegd. De reden hiervoor is dat thans voor het eerst eisen aan motoren in categorie D worden gesteld. Strikt genomen is voor deze motoren – in tegenstelling tot de categorieën E, F en G – dus geen sprake van een tweede fase.

In artikel 10, derde lid, van het besluit is bepaald dat motoren die zijn geproduceerd voor de hier genoemde data gedurende twaalf maanden te rekenen vanaf deze data van de werking van de verbodsbepaling worden uitgezonderd. Deze vrijstelling voorkomt dat de reeds bij de fabrikant aanwezige motoren door introductie van de emissie-eisen onverkoopbaar worden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel 4, vijfde lid (eerste zin), van richtlijn 2000/25 en aan artikel 9, vierde lid, van richtlijn 97/68. Om gebruik te kunnen maken van deze vrijstelling moet de productiedatum van de motor kunnen worden aangetoond door middel van een document dat door de keuringsdienst kan worden geverifieerd en dat desgewenst bij controle moet worden overgelegd (bijvoorbeeld een accountantsverklaring).

In geval van toekomstige aanscherpingen van de emissie-eisen zullen alle motoren die voor de eerste maal in het verkeer worden gebracht moeten beschikken over een typegoedkeuring en zullen bestaande goedkeuringen hun geldigheid verliezen. Daarom bevat artikel 4, vijfde lid (laatste zin), van richtlijn 2000/25 en artikel 10, tweede lid, van richtlijn 97/68 een regeling inzake restantvoorraden. Deze regeling is geïmplementeerd in het vierde lid van artikel 10 van dit besluit. Op grond van dit vierde lid kan de fabrikant een beperkt aantal motoren bestemd voor trekkers en mobiele machines gedurende een periode van twaalf maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de goedkeuringen alsnog in het verkeer brengen. Om gebruik te kunnen maken van deze regeling moet de fabrikant een verzoek tot ontheffing indienen.

Artikel 11

Er wordt in artikel 1 dynamisch verwezen naar beide richtlijnen. Dit betekent dat toekomstige wijzigingen van de richtlijnen automatisch doorwerken. In dit artikel wordt nu het moment bepaald waarop een eventuele wijziging van de richtlijnen doorwerkt, te weten het moment waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikelen 12 en 13

Met artikel 13 wordt bewerkstelligd dat typegoedkeuringen verleend door de RDW voor motoren van mobiele machines en voor trekkers en motoren voor trekkers gelden als te zijn verleend op grond van dit besluit. Reden voor zo'n overgangsbepaling is onder meer dat door het intrekken van het BTLMM de grondslag vervalt aan de voor motoren van mobiele machines op grond van dat besluit verleende typegoedkeuringen. Met de overgangsbepaling voor goedkeuringen van trekkers en motoren voor trekkers wordt geanticipeerd op een eventueel niet halen van de implementatiedatum van richtlijn 2000/25.

3. Transponeringstabel

In onderstaande transponeringstabel is aangegeven op welke wijze richtlijn 97/68 en richtlijn 2000/25 zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving waarvoor de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verantwoordelijk is. De bepalingen die niet expliciet zijn genoemd behoeven geen implementatie.

Artikel(-lid) Richtlijn 97/68Implementatie in
2 (definities)Voorzover nodig in art. 1 van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines (BTLT)
3, eerste lid (aanvraag om typegoedkeuring)Art. 5, eerste lid, BTLT
3, tweede lid (oudermotor)Art. 5, eerste lid, BTLT
3, derde lid (aanvraag mag niet in meer dan 1 lidstaat worden ingediend)Art. 5, eerste lid, BTLT
4, eerste lid (verlenen typegoedkeuring)Art. 5, tweede lid, BTLT
4, tweede lid (registratieplicht lidstaat)Art. 5, derde lid, BTLT en art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
4, derde lid (beperkte typegoedkeuring)Art. 5, tweede lid, BTLT
4, vierde lid (uitwisseling gegevens keuringsinstanties)Art. 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer
4, vijfde lid (informeren Europese Commissie)Art. 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer
5, eerste lid (wijziging typegoedkeuring)Art. 6, eerste lid, onder e, BTLT
5, tweede lid (indiening wijzigingsaanvraag of nieuwe aanvraag)Art. 5, eerste lid, BTLT
5, derde lid (wijziging informatiepakket) Art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
6, eerste lid (merktekens)Art. 6, eerste lid, onder b, BTLT
6, tweede lid (informatieplicht bij typegoedkeuring onder beperkingen)Art. 6, eerste lid, onder c, BTLT
6, derde lid (informatieplicht houder typegoedkeuring over geproduceerde motoren)Art. 6, eerste lid, sub d, BTLT en art. 6 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
6, vierde lid (informatieplicht houder typegoedkeuring over voorgenomen productie) Art. 6, eerste lid, sub d, BTLT en art. 6 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
7, eerste lid (gelijkwaardigheid niet-EG typekeuringen)Art. 3, onder c, BTLT
7, tweede lidArt. 3, onder c, BTLT
8, eerste lid (geen verbod)Art. 3 en art. 5, tweede lid, BTLT
8, tweede lid (verbod)Art. 3, onder a en b, BTLT
8, derde lid (registratie en controle typegoedkeuringsnummers)Art. 7 BTLT en art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
8, vierde lid (extra controle)Art. 7 BTLT en art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
8, vijfde lid (informatieverplichting op verzoek in het kader controle)Art. 7, tweede lid, BTLT
8, zesde lid (intrekkingsbevoegdheid in het geval de fabrikant niet in staat is te verifiëren of aan de voorschriften wordt voldaan) Art. 8, tweede lid, BTLT
9, eerste, tweede en derde lid (al dan niet weigeren typegoedkeuring)Art. 3 BTLT en art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
9, vierde lid (verbod in de handel brengen motoren)Artt. 3, 5 en 10 BTLT en art. 5 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
9, vierde lid (uitstel voor eerder geproduceerde motoren) Artt. 5 en 10, derde lid, BTLT
10, eerste lid (uitzonderingen)Art. 4, tweede lid, BTLT
10, tweede lid (voorradenregeling)Art. 10, vierde lid, BTLT
11, eerste lid (maatregelen inzake controle op de overeenstemming van de productie)Art. 7, eerste lid, BTLT en art. 7 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
11, tweede lid (maatregelen) Art. 7, eerste lid, BTLT en art. 7 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
12, eerste lid (gebrek aan overeenstemming)Art. 8, tweede, BTLT en art. 8, vierde lid, van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
12, tweede lid (te nemen maatregelen bij gebrek aan overeenstemming)Art. 8, tweede lid, BTLT
12, vierde lid (kennisgevingsplicht keuringsinstanties) Art. 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer
Artikel(-lid) Richtlijn 2000/25Implementatie in
1 (definities)Voor zover nodig in art. 1 BTLT
2 (procedure verlenen typegoedkeuring)Art. 5 BTLT
3, eerste lid (verplichtingen motortype)Art. 2 BTLT
3, tweede lid (verplichtingen trekkertype)Art. 2 BTLT
4, eerste lid (niet weigeren typegoedkeuring)Artt. 2 en 5 BTLT en art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
4, tweede lid (weigeren typegoedkeuring)Art. 3 van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines
4, derde lid (verbod in verkeer brengen motoren en trekkers)Art. 2 en art. 10, eerste lid, BTLT
4, derde lid (uitstel van verbod in verkeer brengen motoren en trekkers)Van deze mogelijkheid maakt Nederland geen gebruik
4, vierde lid (uitzondering voor uitvoer)Art. 4, eerste lid, BTLT
4, vierde lid (uitzondering voor vervangingsmotoren)Art. 4, derde lid, BTLT
4, vijfde lid (uitstel voor eerder geproduceerde motoren)Art. 10, derde lid, BTLT
4, vijfde lid (voorradenregeling) Art. 10, vierde lid, BTLT
5 (erkenning andere typegoedkeuringen)Art. 2, onder c, BTLT

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 februari 2001, nr. 31.

Naar boven