Besluit van 27 augustus 2001 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (wijziging ingangsdatum vrijstelling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 13 juli 2001, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/GSV/01/32386, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 13, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, 6, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet en artikel 5, derde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2001, No.W12.01.0323/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 21 augustus 2001, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/GSV/01/50789, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I. Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999

Artikel 22 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 19991 wordt als volgt gewijzigd:

1°. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. Indien de aanvraag voor de vrijstelling wordt ingediend binnen een jaar na de datum waarop de persoon, bedoeld in het eerste lid, voor het eerst voldoet aan de in dat lid opgenomen voorwaarden, gaat de vrijstelling in op die datum. Indien de aanvraag voor de vrijstelling later wordt ingediend, gaat de vrijstelling in op de datum van de aanvraag om vrijstelling.

2°. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het tweede lid, eerste zin, en het derde lid, zijn niet van toepassing indien de persoon bedoeld in het eerste lid, binnen de in die leden genoemde periode van een jaar respectievelijk ten hoogste drie jaar, eenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet dan wel kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet heeft ontvangen.

Artikel II. Inwerkingtredingsbepaling

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 27 augustus 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de dertiende september 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel 22 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: KB 746) biedt de mogelijkheid aan ingezetenen die een buitenlandse wettelijke socialeverzekeringsuitkering of een uitkering op grond van een regeling van een volkenrechtelijke organisatie ontvangen, vrijstelling te vragen van verzekeringsplicht voor de (Nederlandse) volksverzekeringen, met uitzondering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Een verzoek daartoe moet worden ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

De vrijstelling gaat in op de datum waarop het verzoek daartoe bij de SVB is ingediend. In de praktijk blijkt deze regel voor de belanghebbenden nogal eens problemen te veroorzaken. Als reden daarvoor wordt in vele gevallen de onbekendheid met de mogelijkheid tot het aanvragen van vrijstelling van verzekeringsplicht voor de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Kinderbijslagwet opgegeven.

Uiteraard zijn door de SVB de nodige stappen ondernomen om degenen die daarin zijn geïnteresseerd op schriftelijke wijze maar ook mondeling van informatie te voorzien die nodig is om op een verantwoorde manier een beslissing te nemen inzake de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot vrijstelling. De regering blijft onveranderd van mening dat het toch in eerste instantie de betrokkene zelf is die het initiatief dient te nemen om te bezien welke de consequenties zijn indien men niet langer onderworpen is aan een buitenlands wettelijk sociaalzekerheidsstelsel maar aan dat van het Nederlandse. Desalniettemin kan zij zich voorstellen dat men het totaalbeeld van deze gevolgen niet onder alle omstandigheden in een keer en bijtijds kan overzien. Dat geldt ook voor de vrijstellingsregeling, zoals is neergelegd in dit artikel.

Daarom ziet dit wijzigingsbesluit er op dat de vrijstelling van verzekeringsplicht op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene Kinderbijslagwet feitelijk terugwerkt tot de datum waarop men (weer) verzekeringsplichtig voor de volksverzekeringen is geworden, mits het verzoek daartoe niet later wordt ingediend dan één jaar na aanvang van de verzekeringsplicht (en voldoet aan de overige voorwaarden genoemd in artikel 22, eerste lid, van het KB 746). Met deze wijziging wordt invulling gegeven aan de toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg van 1 februari 2001 over de socialeverzekerings- en fiscale positie van grensarbeiders (Kamerstukken II 2000/01, 26 834, nr. 5, blz. 9).

De mogelijkheid van de SVB om met terugwerkende kracht van ten hoogste drie jaar voor de datum van de aanvraag vrijstelling te verlenen (zie het huidige artikel 22, derde lid, van het KB 746), blijft bestaan. Het toegevoegde zesde lid aan artikel 22 ziet er echter op toe dat geen vrijstelling met terugwerkende kracht van een jaar (zie het nieuwe tweede lid) dan wel met drie jaar (zie het huidige derde lid; bij onbillijkheden van overwegende aard) verleend kan worden in die gevallen dat betrokkene reeds een uitkering heeft ontvangen op grond van de volksverzekeringen. Het gaat immers niet aan betrokkene in dat geval met terugwerkende kracht buiten de kring van verzekerden te brengen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1998, 746, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 juni 2001, Stb. 311.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven