Besluit van 23 juli 2001, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 21 maart 2001, nr. CIM2001/U61478;

Gelet op de artikelen 3, eerste en tweede lid, en 8, tweede lid, van de Remigratiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 mei 2001, nr. W04.01.0167/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, van 13 juli 2001, nr. CIM2001/U77162;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, onderdeel a, wordt «op grond van artikel 9, 9a of 10, van de Vreemdelingenwet in Nederland te hebben verbleven,» vervangen door: rechtmatig verblijf in Nederland had als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000,.

B

Artikel 4, onderdeel b, komt te luiden:

b. geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van meer dan € 91 000,– op 1 januari van het jaar waarin de basisvoorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, op 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar;.

C

In artikel 5, onderdeel a, wordt «op grond van artikel 9, 9a of 10, van de Vreemdelingenwet in Nederland te hebben verbleven en voor het besluit tot toekenning van de remigratievoorzieningen een vergunning als bedoeld in artikel 9 of 10 van die wet te hebben verkregen,» vervangen door: rechtmatig verblijf in Nederland te hebben gehad als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en voor het besluit tot toekenning van de remigratievoorzieningen rechtmatig verblijf in Nederland te hebben gehad als bedoeld in artikel 8, onder a, b, d, e, dan wel l, van deze wet,.

D

In artikel 10, eerste lid, onderdeel b, wordt «op grond van artikel 9 of 10, van de Vreemdelingenwet in Nederland te hebben verbleven,» vervangen door: rechtmatig verblijf in Nederland te hebben gehad als bedoeld in artikel 8, onder a, b, d, e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000,.

E

In artikel 10, tweede lid, wordt «met betrekking tot de vergunning tot verblijf, bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, en de vergunning tot vestiging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van die wet,» vervangen door: met betrekking tot de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Vreemdelingenwet 2000,.

F

Artikel 11, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De SVB vermeldt in een bijlage bij de beschikkingen, bedoeld in het tweede lid, in ieder geval de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a, b, d, e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000, anders dan voor een verblijf voor een tijdelijk doel, op grond waarvan de remigrant of zijn partner tot Nederland zijn toegelaten en de ononderbroken verblijfsduur van de remigrant of zijn partner op grond van genoemd rechtmatig verblijf, berekend vanaf bedoelde ingangsdatum van het rechtmatig verblijf tot de vertrekdatum, dan wel dat de remigrant of zijn partner voor de vertrekdatum Nederlander waren.

ARTIKEL II

1. In afwijking van artikel I, onderdeel B luidt artikel 4, onderdeel b van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet tot 1 januari 2002 als volgt:

b. geen beschikking te hebben over een rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van meer dan f 200 000,– op 1 januari van het jaar waarin de basisvoorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, geen vermogensbelasting verschuldigd te zijn over het daaraan voorafgaande jaar;.

2. Voorzover de in artikel I, onderdeel B genoemde peildata zijn gelegen vóór 2002 moet voor € 91 000,– worden gelezen: f 200 000,–.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug voor wat betreft:

a. de artikelen I, onderdeel B, en II tot en met 1 januari 2001; en

b. artikel I, onderdeel A, C tot en met F tot en met 1 april 2001.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.

histnoot

Tavarnelle, 23 juli 2001

Beatrix

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Uitgegeven de vierde september 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 per 1 april 2001 is onder meer de indeling van de omschrijving van de onderscheiden categorieën vreemdelingen gewijzigd, waarbij tevens het aantal categorieën vreemdelingen sterk is beperkt. In verband hiermee worden ook enkele bepalingen van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet aangepast.

Tevens is in dit besluit een wijziging opgenomen in verband met het in werking getreden nieuwe belastingstelsel per 1 januari 2001.

Tevens is in dit besluit voor dit laatste onderwerp overgangsrecht opgenomen.

De wijzigingen worden hierna toegelicht.

Artikel I, onderdeel A en C

In de artikelen 4 en 5 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor de basis- en remigratievoorzieningen.

Een van de voorwaarden voor de basisvoorzieningen is onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag daarvan gedurende tenminste één jaar ononderbroken op grond van artikel 9, 9a of 10 van de Vreemdelingenwet van 1965 (hierna: Vreemdelingenwet) in Nederland te hebben verbleven, anders dan voor een verblijf voor een tijdelijk doel.

Een van de voorwaarden voor de remigratievoorzieningen is onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag daarvan gedurende tenminste drie jaar ononderbroken op grond van artikel 9, 9a of 10 van de Vreemdelingenwet in Nederland te hebben verbleven en voor het besluit tot toekenning van de remigratievoorzieningen een vergunning als bedoeld in artikel 9 of 10 van die wet te hebben verkregen, anders dan voor een verblijf voor een tijdelijk doel.

In de onderdelen A en C, van artikel I, zijn de verwijzingen naar de Vreemdelingenwet vervangen door verwijzingen naar de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw2000). Dit betekent dat het in de onderscheidenlijke gevallen gaat om vreemdelingen die in het bezit zijn van:

– een vergunning voor bepaalde tijd regulier (artikel 8 onder a juncto artikel 14 Vw2000);

– een vergunning voor onbepaalde tijd regulier (artikel 8 onder b juncto artikel 20 Vw2000);

– een vergunning voor bepaalde tijd asiel (artikel 8 onder c juncto artikel 28 Vw2000);

– een vergunning voor onbepaalde tijd asiel (artikel 8 onder d juncto artikel 33 Vw2000).

Voorts gaat het om vreemdelingen die gemeenschapsonderdanen zijn en deze onderdanen verblijf houden op grond van een regeling krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en om vreemdelingen die hun verblijfsrecht ontlenen aan het Associatiebesluit 1/180 van de Associatieraad EEG/Turkije.

Artikel I, onderdeel D, E en F

De artikelen 10 en 11 van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet bevatten nadere regels ter uitvoering van de terugkeerregeling, zoals neergelegd in artikel 8 van de Remigratiewet.

In artikel 10, eerste lid, zijn de voorwaarden neergelegd om gebruik te kunnen maken van de terugkeerregeling. In het tweede lid van artikel 10 is bepaald dat de Minister van Justitie nadere regels stelt over de wedertoelating tot Nederland van de remigrant, zijn partner en hun kinderen. Deze nadere regels zijn gesteld in het Vreemdelingenbesluit 2000 (de artikelen 3.55, 3.71, tweede lid, onderdeel g, en 3.92, tweede lid). In artikel 11 is de procedure van wedertoelating tot Nederland opgenomen en de daarbij benodigde schriftelijke stukken.

In de artikelen 10 en 11 wordt eveneens verwezen naar de artikelen 9 en 10 van de Vreemdelingenwet. In de onderdelen D, E en F, van artikel I, zijn deze verwijzingen in de onderscheidenlijke gevallen vervangen door verwijzingen naar de betreffende artikelen van de Vw2000.

Bij de berekening van de periode van rechtmatig verblijf, wordt het rechtmatig verblijf onder de Vreemdelingenwet meegerekend. Dit is geregeld in artikel 9.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Aangezien perioden van rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l van de Vw2000 pas kunnen worden opgebouwd vanaf het tijdstip waarop de Vw2000 inwerking is getreden, voorziet het Vreemdelingenbesluit 2000 in een bepaling (artikel 9.1) ingevolge waarvan eerder verblijf op basis van een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet meetelt.

Artikel I, onderdeel B

Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de basisvoorzieningen is geen vermogensbelasting verschuldigd zijn over het jaar waarin de basisvoorzieningen worden toegekend of, indien over dat jaar nog geen aanslag is opgelegd, over het daaraan voorafgaande jaar (artikel 4, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet).

Als drempelbedrag voor de mogelijke toekenning van de basisvoorzieningen van de Remigratiewet is naar een algemeen geldend criterium gezocht, dat ook uit handhavingsoogpunt praktisch en sluitend kan zijn. De basisvoorzieningen zijn – in tegenstelling tot de remigratievoorzieningen – niet alleen van toepassing voor uitkeringsgerechtigden van het stelsel van de sociale zekerheid. Ook werknemers en zelfstandig gevestigden kunnen voor de basisvoorzieningen een beroep doen op de Remigratiewet.

In verband met het in werking getreden nieuwe belastingstelsel per 1 januari 2001 is aanpassing van deze voorwaarde noodzakelijk, omdat de vermogensbelasting is komen te vervallen. De nieuwe formulering vormt een vertaling naar de nieuwe systematiek en terminologie van de Wet inkomstenbelasting 2001. Aangesloten is bij de rendementsgrondslag als bedoeld in artikel 5.3 van die wet.

Omzetting van guldens in euro's

Het bedrag van f 200 000,– is omgezet in € 91 000,–. Op grond van de vuistregels met betrekking tot de introductie van de euro (kamerstukken II 1998/99, 25 107, nr. 32, pag. 10–11) mogen grote grensbedragen (meer dan f 40 000,–) worden gesteld op een mooi afgerond eurobedrag. Tevens is een van de vuistregels dat afrondingen plaatsvinden in het voordeel van de burger.

Aan beide vuistregels is in casu voldaan. De exacte omzetting is € 90 756,04. Het bedrag van f 200 000,– is met de omzetting in € 91 000,– grosso modo verhoogd met f 550,–. Dit betekent dat na 1 januari 2002 een remigrant niet in aanmerking komt voor de basisvoorzieningen indien hij beschikt over een rendementsgrondslag van meer dan f 200 550,–.

Hoewel het nieuwe drempelbedrag door de nieuwe systematiek van de Wet inkomstenbelasting 2001 en door de afronding bij de omzetting van guldens in euro's wat hoger is dan het oude drempelbedrag acht ik dit niet in strijd met de doelstelling van de Remigratiewet om faciliteiten beschikbaar te stellen voor personen, die niet zelf in hun remigratie kunnen voorzien.

Artikel II

Dit artikel regelt het overgangsrecht van de wijziging die in artikel I, onderdeel B, is opgenomen. Deze overgangsbepaling strekt ertoe in gevallen waarin in het jaar 2001 de basisvoorziening wordt toegekend voordat aan de belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting is opgelegd, de vermogenstoets over het voorafgaande jaar te kunnen blijven verrichten aan de hand van de vraag of over dat jaar vermogensbelasting verschuldigd was.

Artikel III

De verschillende data voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de onderscheiden artikelen houdt verband met de inwerkingtreding van de Wet Inkomstenbelasting 2001 op 1 januari 2001 respectievelijk de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel


XNoot
1

Stb. 2000, 128.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 oktober 2001, nr. 195.

Naar boven