Besluit van 16 augustus 2001, houdende regels ter uitvoering van de Tijdelijke referendumwet (Tijdelijk referendumbesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 april 2001, nr. CW01/63983;

Gelet op de Tijdelijke referendumwet;

Gezien het advies van de Kiesraad van 31 augustus 2000, nr. KR00/71862;

De Raad van State gehoord (advies van 27 april 2001, nr. W04.01.0176/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2001, nr. CW01/70125;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder referendum: raadgevend correctief referendum.

  • 2. Bepalingen in dit besluit die betrekking hebben op een referendum over een wet, zijn tevens van toepassing op een referendum over de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag.

HOOFDSTUK 2 REGISTRATIE VAN KIESGERECHTIGDHEID VAN NEDERLANDERS DIE BUITEN NEDERLAND WONEN

Artikel 2

Ten aanzien van de verkrijgbaarheid van de registratieformulieren voor Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, is artikel D 2 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 3

Ten aanzien van de registratie van de kiesgerechtigdheid van Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, zijn de artikelen D 3 tot en met D 5 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel D 5, in plaats van «artikel D 3, eerste lid, van de Kieswet» wordt gelezen: artikel 34, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet.

HOOFDSTUK 3 STEMBUREAUS

Artikel 4

  • 1. De bekendmaking van de dag en het uur van de zitting van het plaatselijk stembureau, bedoeld in artikel 85, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, geschiedt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2. De bekendmaking van de dag en het uur van de zitting van het hoofdstembureau, bedoeld in artikel 95, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, geschiedt in één of meer dag- of nieuwsbladen die verspreid worden in de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd.

  • 3. De bekendmaking van de dag en het uur van de zittingen van het centraal stembureau, bedoeld in de artikelen 101, eerste lid, en 138, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, geschiedt als volgt:

    a. indien het een nationaal referendum betreft, door kennisgeving in de Staatscourant;

    b. indien het een provinciaal of gemeentelijk referendum betreft, door kennisgeving op de in de provincie, onderscheidenlijk gemeente, gebruikelijke wijze.

Artikel 5

Op de zittingen van het hoofdstembureau en het plaatselijk stembureau is artikel E 1 van het Kiesbesluit van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 HET INLEIDEND VERZOEK EN HET DEFINITIEVE VERZOEK TOT HET HOUDEN VAN EEN REFERENDUM

Paragraaf 1 De aangewezen plaatsen voor het indienen van verzoeken en het afleggen van ondersteuningsverklaringen

Artikel 6

Burgemeester en wethouders brengen de krachtens artikel 45, derde lid, van de Tijdelijke referendumwet aangewezen plaatsen waar verzoeken tot het houden van een referendum kunnen worden ingediend, alsmede de krachtens artikel 76, derde lid, van de Tijdelijke referendumwet aangewezen plaatsen waar een verklaring ter ondersteuning van een inleidend verzoek kan worden afgelegd, ter openbare kennis op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Paragraaf 2 Het afleggen van ondersteuningsverklaringen per brief door kiesgerechtigden die in Nederland wonen

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg dat het formulier, bedoeld in artikel 80, derde lid, van de Tijdelijke referendumwet, vóór verstrekking wordt voorzien van het stempel van de gemeente.

  • 2. Het formulier is kosteloos verkrijgbaar ter secretarie van iedere gemeente waar een verklaring ter ondersteuning van de desbetreffende wet of het desbetreffende besluit kan worden afgelegd. Desgevraagd wordt het formulier, kosteloos, toegezonden.

  • 3. Voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring per brief als bedoeld in artikel 80 van de Tijdelijke referendumwet wordt gebruik gemaakt van originele door het gemeentebestuur verstrekte formulieren of fotokopieën daarvan. Verklaringen die niet aan deze eisen voldoen, worden niet in behandeling genomen.

Paragraaf 3 Het indienen van verzoeken en het afleggen van ondersteuningsverklaringen door kiesgerechtigden die buiten Nederland wonen

Artikel 8

  • 1. De kiesgerechtigde die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft, dient het verzoek tot het houden van een nationaal referendum in, onderscheidenlijk legt de verklaring ter ondersteuning van een inleidend verzoek voor een nationaal referendum af, per brief bij de gemeente 's-Gravenhage.

  • 2. Bij het verzoek, onderscheidenlijk de ondersteuningsverklaring, wordt een kopie van een geldig identiteitsbewijs overgelegd waaruit het Nederlanderschap blijkt, dan wel op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de betrokkene de Nederlandse nationaliteit bezit.

  • 3. Het verzoek, onderscheidenlijk de ondersteuningsverklaring, wordt opgesteld overeenkomstig een model, dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Voor het indienen van het verzoek, onderscheidenlijk het afleggen van de verklaring, kan gebruik gemaakt worden van een formulier, dat ter beschikking wordt gesteld door de gemeente 's-Gravenhage, de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van Nederland, het kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het kabinet van de Gouverneur van Aruba.

Artikel 9

  • 1. Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage tekenen op verzoeken en ondersteuningsverklaringen die ontvangen worden buiten de termijn, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 75, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet, de datum aan waarop het verzoek, onderscheidenlijk de ondersteuningsverklaring, is ontvangen.

  • 2. Een verzoek dat ontvangen wordt nadat drie weken zijn verstreken na de mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Tijdelijke referendumwet dat over een wet een referendum kan worden gehouden, onderscheidenlijk een ondersteuningsverklaring die ontvangen wordt nadat zes weken zijn verstreken nadat het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau tot toelating van het inleidend verzoek onherroepelijk is geworden, wordt niet in behandeling genomen.

  • 3. Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gaan zo spoedig mogelijk na of de verzoeker, onderscheidenlijk degene die de ondersteuningsverklaring heeft afgelegd, kiesgerechtigd is en of hij reeds een verzoek over dezelfde wet heeft ingediend, onderscheidenlijk een ondersteuningsverklaring over dezelfde wet heeft afgelegd. Op het formulier wordt hiervan aantekening gehouden.

  • 4. Burgemeester en wethouder van 's-Gravenhage gaan na of er met betrekking tot de verzoeker, onderscheidenlijk degene die de ondersteuningsverklaring heeft afgelegd, die zich vóór 1 oktober 1994 dan wel op of na 1 oktober 1994 buiten Nederland gevestigd heeft, gegevens bekend zijn in het persoonskaartenarchief of het schakelregister, bedoeld in artikel 139 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, onderscheidenlijk in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente waarin de kiezer is ingeschreven, en, zo dit het geval is, of deze overeenstemmen met de in het verzoek onderscheidenlijk de verklaring vermelde gegevens.

  • 5. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is bepalend of dit op enig tijdstip binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, het geval was.

Artikel 10

Onverminderd artikel 9, tweede lid, zijn ongeldig de verzoeken, onderscheidenlijk de ondersteuningsverklaringen, die:

a. zijn ingediend, onderscheidenlijk afgelegd, door personen die daartoe ingevolge artikel 44, eerste lid, onderscheidenlijk 75, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet niet gerechtigd zijn;

b. zijn ingediend, onderscheidenlijk afgelegd voordat de termijn, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderscheidenlijk 75, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet is aangevangen;

c. niet alle krachtens artikel 8, tweede en derde lid, vereiste gegevens bevatten;

d. niet door de verzoeker, onderscheidenlijk degene die de verklaring heeft afgelegd, zijn ondertekend;

e. afkomstig zijn van kiesgerechtigden die meer dan één verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben ingediend, onderscheidenlijk meer dan één verklaring ter ondersteuning van een verzoek tot het houden van een referendum over dezelfde wet hebben afgelegd;

f. zijn ingediend, onderscheidenlijk afgelegd, door kiesgerechtigden die hun werkelijke woonplaats niet buiten Nederland hebben.

Paragraaf 4 Controle van ingediende verzoeken en afgelegde ondersteuningsverklaringen

Artikel 11

Bij de controle van ingediende verzoeken en afgelegde ondersteuningsverklaringen, bedoeld in de artikelen 48, eerste lid, en 79, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet en artikel 9, derde lid, van dit besluit, kan gebruik gemaakt worden van het administratienummer, bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, van de verzoeker, onderscheidenlijk van degene die de verklaring heeft afgelegd.

Paragraaf 5 Vaststelling van vereiste aantallen kiesgerechtigden, verzoeken en ondersteuningsverklaringen

Artikel 12

  • 1. Gedeputeerde staten stellen zo spoedig mogelijk nadat de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten heeft plaatsgevonden, het aantal kiesgerechtigden voor die verkiezing vast en maken dit aantal onverwijld op de in de provincie gebruikelijke wijze bekend. Ten behoeve van de vaststelling van het aantal kiesgerechtigden verstrekken burgemeester en wethouders van de gemeenten die in de provincie zijn gelegen, zo spoedig mogelijk na de stemming de benodigde gegevens betreffende de aantallen kiesgerechtigden in hun gemeente aan gedeputeerde staten.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen zo spoedig mogelijk nadat de stemming voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad heeft plaatsgevonden, het aantal kiesgerechtigden voor die verkiezing vast en maken dit aantal onverwijld op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

HOOFDSTUK 5 DE STEMMING

Artikel 13

Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 2 tot en met J 8 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 14

Bij het gelijktijdig plaatsvinden van een stemming voor een referendum ingevolge de Tijdelijke referendumwet met een andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemming zijn de artikelen J 10 tot en met J 12a van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in deze artikelen in plaats van «de stemming ingevolge de Kieswet» telkens wordt gelezen: de stemming ingevolge de Tijdelijke referendumwet.

Artikel 15

Ten aanzien van het stemmen door middel van elektronische stemmachines zijn de artikelen J 13, J 15a tot en met J 17, J 19 tot en met J 25 en artikel K 1 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat:

a. in artikel J 15a, eerste lid, in plaats van «de verkiezingen» wordt gelezen «referenda» en in plaats van «andere doeleinden dan verkiezingen» wordt gelezen: andere doeleinden dan verkiezingen of referenda;

b. in artikel J 21 in plaats van «de datum waarop en het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen: de datum waarop het referendum wordt gehouden en de benaming van de aan het referendum onderworpen wet of het aan het referendum onderworpen besluit, dan wel een afkorting daarvan;

c. in artikel J 23 in plaats van «een bepaalde kandidaat» wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet of het besluit.

Artikel 16

  • 1. Op de bij de stemming te gebruiken stemmachine wordt de benaming van de aan het referendum onderworpen wet of het aan het referendum onderworpen besluit vermeld en wordt aan de kiezer de keuze geboden zich voor of tegen de wet of het besluit uit te spreken.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor de wijze waarop de keuzes op de stemmachine worden vermeld.

Artikel 17

  • 1. In of bij elk stemlokaal is instructiemateriaal aanwezig ter voorlichting van de kiezer over het gebruik van de stemmachine.

  • 2. Bij elke stemmachine is een gebruiksaanwijzing aangebracht.

Artikel 18

Ten aanzien van de schorsing van de zitting van het stembureau zijn de artikelen J 26 tot en met J 35 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel J 26, tweede lid, in plaats van «tenzij het de verkiezing betreft van de leden van de gemeenteraad» wordt gelezen: tenzij het een gemeentelijk referendum betreft.

Artikel 19

Ten aanzien van de verzending van de briefstembescheiden naar kiezers buiten Nederland is artikel M 1 van het Kiesbesluit van toepassing.

Artikel 20

Ten aanzien van de extra zittingen van de briefstembureaus, bedoeld in artikel M 9 van de Kieswet, zijn de artikelen M 2 tot en met M 7 van het Kiesbesluit van toepassing.

HOOFDSTUK 6 DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU

Artikel 21

Het aantal kiesgerechtigden dat bevoegd is in een stemdistrict aan de stemming deel te nemen, wordt door het stembureau vastgesteld aan de hand van het afschrift, bedoeld in artikel J 17, eerste lid, van de Kieswet.

Artikel 22

Ten aanzien van de stemopneming door een stembureau waar met elektronische stemmachines wordt gestemd, zijn de artikelen N 2, N 3 en N 5 tot en met N 8 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat:

a. in artikel N 5, eerste lid, eerste volzin, in plaats van «artikel N 4» wordt gelezen: artikel 23 van het Tijdelijk referendumbesluit;

b. in artikel N 5, eerste lid, derde volzin, in plaats van «artikel N 4, eerste lid,» wordt gelezen: artikel 23, eerste lid, van het Tijdelijk referendumbesluit;

c. in artikel N 6, eerste lid, in plaats van «artikel N 4, zesde lid,» wordt gelezen: artikel 23, zesde lid, van het Tijdelijk referendumbesluit;

d. in artikel N 6, tweede lid, in plaats van «de uitslag van de verkiezingen» wordt gelezen: de uitslag van het referendum;

e. in artikel N 8 in plaats van «de toelating van de gekozen leden tot het vertegenwoordigend orgaan» wordt gelezen: de uitslag van het referendum.

Artikel 23

  • 1. Onmiddellijk na de in artikel N 3 van het Kiesbesluit voorgeschreven handelingen, verricht de voorzitter de handelingen die nodig zijn om van de stemmachine een afdruk van de in het tweede lid bedoelde gegevens te verkrijgen.

  • 2. Het stembureau stelt vast:

    a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet of het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet of het aan het referendum onderworpen besluit is uitgebracht;

    c. de som van de onder a en b bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;

    d. het aantal kiezers dat door middel van de stemmachine te kennen heeft gegeven geen keuze te willen maken, zijnde het aantal ongeldige stemmen.

  • 3. Indien in een stemlokaal meer dan één stemmachine wordt gebezigd, worden de in het tweede lid bedoelde aantallen per stemmachine vastgesteld en de aldus vastgestelde aantallen bij elkaar geteld.

  • 4. Tevens stelt het stembureau overeenkomstig artikel 21 het aantal kiesgerechtigden vast, dat bevoegd is in het stemdistrict aan de stemming deel te nemen.

  • 5. Vervolgens maakt de voorzitter de in het tweede tot en met het vierde lid bedoelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.

  • 6. Het geheugen van de stemmachine waarop de stemmen zijn vastgelegd wordt daarop in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Indien in een stemlokaal meer dan één stemmachine wordt gebruikt, worden de geheugens gezamenlijk in een pak gedaan, dat eveneens wordt verzegeld.

Artikel 24

Ten aanzien van de schorsing en de hervatting van de stemopneming door briefstembureaus zijn de artikelen N 9 tot en met N 13 van het Kiesbesluit van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 13 in plaats van «bedoeld in artikel N 6 van de Kieswet» wordt gelezen: bedoeld in artikel 122, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

In afwijking van artikel 12 gelden voor de verkiezingen van de leden van provinciale staten in 1999 en de leden van de gemeenteraden in 1998 en 1999 de aantallen kiesgerechtigden, die door het Centraal Bureau voor de Statistiek ter zake van die verkiezingen zijn bekendgemaakt.

Artikel 28

  • 1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Tijdelijke referendumwet in werking treedt.

  • 2. Ten aanzien van wetten en besluiten waarvoor op het tijdstip van het vervallen van dit besluit de termijn voor het indienen van een referendum is ingegaan, blijft het bepaalde in en krachtens dit besluit ook na dat tijdstip van kracht.

Artikel 29

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk referendumbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 16 augustus 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de vierde september 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het Tijdelijk referendumbesluit bevat nadere bepalingen ter uitvoering van de Tijdelijke referendumwet.

Aangezien het stelsel dat in de Tijdelijke referendumwet is vastgelegd voor een belangrijk deel aansluit bij hetgeen ten aanzien van verkiezingen is geregeld, zijn door middel van het Tijdelijk referendumbesluit diverse artikelen van het Kiesbesluit van (overeenkomstige) toepassing verklaard.

Voorts bepaalt het besluit op welke wijze de aantallen kiesgerechtigden worden vastgesteld, die als uitgangspunt dienen te worden genomen bij het bepalen of de drempel voor een inleidend of definitief verzoek tot het houden van een provinciaal of gemeentelijk referendum is behaald, en bij het vaststellen van de uitslag van een referendum.

Ter zake van het indienen van verzoeken tot het houden van een referendum en het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van verzoeken tot het houden van een nationaal referendum door Nederlanders die in het buitenland wonen, is in het onderhavige besluit een bijzondere regeling opgenomen.

Bij brief van 31 augustus 2000, kenmerk KR00/71862, heeft de Kiesraad advies uitgebracht over het ontwerp van dit besluit. De door de Kiesraad gedane aanbevelingen zijn grotendeels overgenomen. In de toelichting op de afzonderlijke onderdelen van het Tijdelijk referendumbesluit zal, waar nodig, nader op het advies van de Kiesraad worden ingegaan.

Nadat advies over het ontwerp van dit besluit was uitgebracht door de Kiesraad, werd in het voorstel voor een Tijdelijke referendumwet bij amendement-Scheltema-de Nie ook voor kiesgerechtigden die in Nederland wonen de mogelijkheid geopend om ondersteuningsverklaringen per brief af te leggen1. In verband hiermee is in het Tijdelijk referendumbesluit een paragraaf opgenomen, die nadere regels bevat ter uitvoering van het amendement.

Controle van ingediende verzoeken en afgelegde ondersteuningsverklaringen

Op grond van artikel 48, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet wordt na de indiening van een verzoek tot het houden van een referendum zo spoedig mogelijk nagegaan of de verzoeker als kiesgerechtigde in de gemeente is geregistreerd en of hij reeds eerder een verzoek over dezelfde wet of hetzelfde besluit heeft ingediend. Artikel 79, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet bevat een overeenkomstige regeling met betrekking tot ondersteuningsverklaringen. Bezien is op welke wijze deze controle zo efficiënt mogelijk kan plaatsvinden, en of daartoe nadere bepalingen in dit besluit dienden te worden opgenomen. De Kiesraad verwees in dit verband naar hetgeen de raad in zijn advies met betrekking tot het voorstel van wet houdende tijdelijke regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke referendumwet) over de controle van ingediende verzoeken en afgelegde verklaringen had opgemerkt.2 De Kiesraad bepleitte daarbij de mogelijkheid om in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) aan te tekenen, dat een verzoek is ingediend of een ondersteuningsverklaring is afgelegd. Op die wijze kan op het moment van het indienen van het verzoek, respectievelijk afleggen van de ondersteuningsverklaring, ten aanzien van alle aspecten worden beoordeeld of het verzoek dan wel de verklaring geldig is. De raad acht met name bij grote aantallen verzoeken en ondersteuningsverklaringen in één gemeente een andere werkwijze niet goed doenlijk. De Kiesraad bepleitte in zijn advies over het onderhavige besluit nogmaals een wijziging van de GBA-regelgeving teneinde registratie van verzoeken en verklaringen mogelijk te maken en wees er in verband hiermee op, dat ook voor het betrekkelijk geringe aantal niet-Nederlandse onderdanen van lidstaten van de Europese Unie dat in Nederland aan de verkiezingen voor het Europees Parlement wil deelnemen, het Logisch ontwerp GBA is aangepast.

Het advies van de Kiesraad is op dit punt niet overgenomen. Het voorstel van de raad impliceert, dat op alle plaatsen waar een verzoek wordt ingediend, respectievelijk een verklaring ter ondersteuning wordt afgelegd, een aansluiting op de GBA beschikbaar dient te zijn. In de memorie van toelichting bij het voorstel voor de Tijdelijke referendumwet werd reeds aangegeven, dat de regering er niet op voorhand van overtuigd is dat een goede en efficiënte controle uitsluitend mogelijk is, indien de door de Kiesraad voorgestane procedure wordt gevolgd, waarbij de controle op het moment van indiening geschiedt. Het is heel wel denkbaar – zeker als in aanmerking wordt genomen dat de verzoeken en ondersteuningsverklaringen gespreid over een periode van enkele weken binnenkomen – dat de formulieren bijvoorbeeld aan het einde van iedere dag naar een centraal punt binnen de gemeente worden overgebracht, alwaar vervolgens, centraal, de controle op de kiesgerechtigdheid en op het dubbel indienen van verzoeken en ondersteuningsverklaringen kan plaatsvinden. Dit heeft als voordeel dat de aanwezigheid van een GBA-aansluiting niet bepalend is voor de vraag of een bepaalde locatie kan worden aangewezen als plaats waar inleidende verzoeken kunnen worden ingediend, respectievelijk ondersteuningsverklaringen kunnen worden afgelegd.3 Tegen opneming van gegevens betreffende ingediende verzoeken en afgelegde ondersteuningsverklaringen in de GBA, zoals de Kiesraad bepleit, bestaan bovendien enkele meer principiële bezwaren. In de eerste plaats is de GBA bestemd voor de permanente registratie van algemene persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van publiekrechtelijke taken. De naar haar aard tijdelijke opneming van gegevens betreffende ingediende referendumverzoeken en afgelegde ondersteuningsverklaringen is derhalve niet in overeenstemming met doel en functie van de GBA. De vergelijking die de Kiesraad maakt met de opneming van gegevens betreffende de kiesgerechtigdheid van niet-Nederlandse EU-onderdanen ten behoeve van de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement gaat niet op. Die registratie vindt plaats op verzoek van de betrokkene, is in beginsel permanent en vindt haar grondslag in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, onder 2, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in samenhang met de artikelen Y 32, eerste lid, en Y 33, eerste lid, van de Kieswet. In de tweede plaats is een referendumverzoek, c.q. een ondersteuningsverklaring, niet uitsluitend als een procedurele ondersteuning te beschouwen, maar zal daaruit tevens kunnen worden afgeleid welk standpunt de betrokkene bij een eventuele stemming over het referendabele besluit zal innemen, hetgeen de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene kan raken. In verband hiermee is in de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer betreffende de Tijdelijke referendumwet toegezegd, dat bij de controle van de referendumverzoeken en de ondersteuningsverklaringen aan de hand van de GBA geen gegevens in de GBA zullen worden vastgelegd.4

Een en ander laat uiteraard onverlet dat bij de controle gebruik gemaakt wordt van gegevens die reeds in de GBA zijn opgenomen. Voor het gebruik van het administratienummer bij de controle is in artikel 11 van dit besluit een grondslag opgenomen.

Voor zover ten behoeve van de controle gegevens worden vastgelegd (al dan niet in elektronische vorm), dienen deze uiteraard, naar analogie van hetgeen ten aanzien van de ingediende formulieren in de Tijdelijke referendumwet is bepaald, te worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de controle.

De gemeenten kunnen zelf kiezen of zij de controle handmatig dan wel elektronisch uitvoeren. Bij deze keuze kunnen zij onder meer het verwachte aantal referendumverzoeken, respectievelijk ondersteuningsverklaringen, in relatie tot de gemeentegrootte betrekken.

Artikelsgewijs

Artikel 4

De bekendmaking van de zittingen van het plaatselijk stembureau, het hoofdstembureau en het centraal stembureau geschiedt zo veel mogelijk overeenkomstig hetgeen in de artikelen I 2 en P 1 van het Kiesbesluit is bepaald ten aanzien van de bekendmaking van de zittingen van het hoofdstembureau, respectievelijk het centraal stembureau bij verkiezingen.

Dit betekent, dat de zittingen van het plaatselijk stembureau worden bekendgemaakt op de wijze die gebruikelijk is in de gemeente waar het plaatselijk stembureau is gevestigd, en de zittingen van het hoofdstembureau in één of meer dag- of nieuwsbladen die verspreid worden in de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd. De bekendmaking van de zitting van het centraal stembureau wordt, al naar gelang of het een nationaal dan wel een provinciaal of gemeentelijk referendum betreft, bekendgemaakt in de Staatscourant, respectievelijk op de in de provincie of gemeente gebruikelijke wijze.

Het spreekt voor zich dat naast datum en tijdstip, tevens de plaats van de zitting wordt aangekondigd.

Artikel 7

Bij amendement is in de Tijdelijke referendumwet een bepaling toegevoegd die het mogelijk maakt dat verklaringen ter ondersteuning van een referendumverzoek ook per brief kunnen worden ingediend. Op het per brief afleggen van ondersteuningsverklaringen zijn de bepalingen van toepassing die ook voor het in persoon afleggen van ondersteuningsverklaringen gelden. Artikel 80 van de Tijdelijke referendumwet en de artikel 7 van het onderhavige besluit bevat daarnaast echter enkele specifieke bepalingen met betrekking tot de ondersteuningsverklaringen die per brief worden ingediend. Artikel 7 is op grond van artikel 82 van de Tijdelijke referendumwet vastgesteld.

In het eerste lid van artikel 7 wordt aan burgemeester en wethouders opgedragen de formulieren vóór uitreiking of toezending te (laten) voorzien van het gemeentestempel. Uit artikel 80, derde lid, van de Tijdelijke referendumwet volgt dat het formulier vóór verstrekking tevens wordt voorzien van de benaming van de wet of het besluit, waarop de verklaring betrekking heeft. Gelet op deze voorschriften is de verplichting tot terbeschikkingstelling van formulieren in artikel 7, tweede lid, van het besluit beperkt tot de secretarieën van gemeenten waar de verklaring kan worden afgelegd. Dit artikellid bepaalt tevens dat het formulier kosteloos verkrijgbaar is bij de secretarie van de gemeente. Het formulier wordt bovendien desgevraagd (kosteloos) toegezonden. Uit het derde lid van artikel 7 volgt dat het kopiëren van formulieren die van de juiste benaming en het gemeentestempel zijn voorzien, is toegestaan; het bewerken ervan echter niet. Om die reden zullen de formulieren niet via Internet beschikbaar kunnen worden gesteld.

Voor de hier beschreven systematiek is gekozen teneinde te voorkomen dat met blanco formulieren handtekeningen worden verzameld, waarop naderhand de benaming van de aan een referendum onderworpen wet of besluit wordt ingevuld. In dat geval zou het mogelijk zijn de formulieren – bij het reeds behaald zijn van de drempel voor het definitieve verzoek – voor een eventueel volgend referendum te bewaren. Overigens sluiten de wettelijke bepalingen een praktijk waarbij initiatiefnemers met (originele of fotokopieën van) formulieren voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen «langs de deur» gaan om handtekeningen te verzamelen, waarna zij de ingevulde formulieren aan de gemeentesecretarie doen toekomen, niet uit. De bepalingen vereisen namelijk niet dat degene die de ondersteuningsverklaring aflegt, deze ook zelf per brief aan de gemeentesecretarie opstuurt.

Voor de goede orde wordt erop gewezen dat per brief afgelegde ondersteuningsverklaringen die niet zijn gedaan met gebruikmaking van een origineel formulier of een fotokopie daarvan, niet zijn aan te merken als ondersteuningsverklaringen in de zin van de wettelijke regeling en om die reden terzijde dienen te worden gelegd. Volledigheidshalve is dit uitdrukkelijk vastgelegd in het derde lid, tweede volzin, van artikel 7.

Artikelen 8, 9 en 10

Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, kunnen ingevolge de Tijdelijke referendumwet deelnemen aan de stemming over een nationaal referendum en zijn ook bevoegd een verzoek tot het houden van een nationaal referendum in te dienen en te ondersteunen. De artikelen 8, 9 en 10 van het onderhavige besluit bevatten nadere regels met betrekking tot het indienen van verzoeken tot het houden van een referendum en het afleggen van verklaringen ter ondersteuning door deze kiesgerechtigden, alsmede nadere regels betreffende de controle ervan. Deze regels komen voor zover mogelijk overeen met hetgeen is bepaald ten aanzien van de in Nederland ingediende verzoeken en afgelegde verklaringen. Op enkele punten wijkt de regeling af van hetgeen met betrekking tot het afleggen van ondersteuningsverklaringen per brief binnen Nederland is bepaald. Deze afwijkingen zijn vooral gewenst met het oog op de in het algemeen tragere postbezorging vanuit het buitenland en de afwijkende procedure betreffende (controle op) de registratie van de kiesgerechtigdheid.

De deelname aan de stemming door Nederlanders die buiten Nederland wonen, is geregeld in de Tijdelijke referendumwet zelf. Nederlanders in het buitenland kunnen op dezelfde wijze deelnemen aan de stemming voor een nationaal referendum als aan een stemming voor de Tweede Kamer of het Europees Parlement.

Nederlanders die hun werkelijke woonplaats buiten Nederland hebben, kunnen een verzoek of ondersteuningsverklaring uitsluitend per brief indienen, respectievelijk afleggen. De verzoeken en ondersteuningsverklaringen dienen rechtstreeks aan het gemeentebestuur van 's-Gravenhage te worden toegezonden. Voor de Nederlanders die in het buitenland wonen, gelden dezelfde termijnen als voor de overige kiesgerechtigden. Verzoeken en verklaringen die te laat worden ingediend, dat wil zeggen nadat drie weken zijn verstreken na een mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Tijdelijke referendumwet dat over een wet of een stilzwijgende goedkeuring van een verdrag een referendum kan worden gehouden (voor wat betreft een inleidend verzoek) en nadat zes weken zijn verstreken nadat het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau betreffende het inleidend verzoek onherroepelijk is geworden (voor wat betreft het afleggen van een ondersteuningsverklaring), worden niet in behandeling genomen.

Voor het verzoek of de verklaring kan gebruik gemaakt worden van een formulier, waarvan het model bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Op het formulier worden in ieder geval de volgende gegevens opgenomen: naam, adres, woonplaats, land, geboortedatum, nationaliteit, datum van vertrek uit Nederland, laatste woonplaats in Nederland en de naam van de wet of het verdrag, waarover het referendum wordt gevraagd. Formulieren zullen in ieder geval verkrijgbaar zijn bij de gemeente's-Gravenhage, de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van Nederland, het kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het kabinet van de Gouverneur van Aruba. Bevorderd zal worden, dat ook gemeenten in de grensstreek over deze formulieren beschikken, zodat Nederlanders die net over de Nederlandse grens in België en Duitsland wonen op de gemeentesecretarie in de grensstreek een formulier kunnen ophalen. Zij kunnen de ingevulde formulieren daar overigens niet inleveren; indiening kan uitsluitend (per brief) geschieden bij de gemeente 's-Gravenhage.

De Nederlander die buiten Nederland woont en een referendumverzoek wil indienen of een ondersteuningsverklaring wil afleggen, is niet verplicht om een formulier aan te vragen. Het is ook toegestaan zelf een verzoek of verklaring op te stellen, mits daarbij het vastgestelde model wordt gevolgd. In dat geval dienen derhalve alle gegevens die volgens het vastgestelde model moeten worden opgenomen, overgenomen te worden op het schriftelijke verzoek. Op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken zal een model van het formulier worden geplaatst voor het indienen van een verzoek tot het houden van een referendum, alsmede een model van het formulier voor het afleggen van een ondersteuningsverklaring. Ook de gemeente 's-Gravenhage zal de benodigde informatie en formulieren op Internet plaatsen. Nederlanders die in het buitenland wonen en beschikken over een Internetverbinding kunnen hiervan gebruik maken.

De Nederlander die in het buitenland woont, dient zelf zorg te dragen dat het verzoek de gemeente 's-Gravenhage tijdig bereikt. Bij het verzoek dient een kopie van een geldig identiteitsbewijs te worden overgelegd, waaruit het Nederlanderschap van betrokkene blijkt. Dit kan bijvoorbeeld een kopie zijn van de bladzijde van het paspoort waarop de persoonsgegevens en de nationaliteit zijn opgenomen. Omdat niet iedere Nederlander die in het buitenland woont een zodanig document heeft, kan de betrokkene in voorkomende gevallen ook op een andere wijze aannemelijk maken dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. De gemeente 's-Gravenhage dient over deze gegevens te beschikken om de kiesgerechtigdheid van betrokkene te kunnen vaststellen.

Overeenkomstig het advies van de Kiesraad is voor wat betreft de controle die burgemeester en wethouders op grond van artikel 9, derde en vierde lid, uitvoeren, zo veel mogelijk aangesloten bij hetgeen in artikel D 3 van het Kiesbesluit is bepaald ten aanzien van in het buitenland wonende Nederlanders die aan verkiezingen willen deelnemen.

Artikel 11

Teneinde de kiesgerechtigdheid van de indiener van een referendumverzoek (of van degene die een ondersteuningsverklaring heeft afgelegd) te controleren, vindt gegevensuitwisseling plaats met de GBA, omdat de gegevens omtrent de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in beginsel (uitsluitend) in de GBA zijn geregistreerd. Ook in het kader van de controle op dubbele verzoeken of ondersteuningsverklaringen kan de GBA worden geraadpleegd. In beide gevallen mag daarbij op grond van de Wet GBA gebruik gemaakt worden van het administratienummer.5 Denkbaar is, dat de administratienummers die naar voren zijn gekomen uit de controle van de kiesgerechtigdheid van de personen die met betrekking tot een bepaalde wet of een bepaald besluit een referendumverzoek hebben ingediend, respectievelijk een ondersteuningsverklaring hebben afgelegd, tevens (tijdelijk) worden vastgelegd om de controle op dubbele verzoeken of ondersteuningsverklaringen te vereenvoudigen. Indien een administratienummer, dat een uniek nummer is, meer dan één keer voorkomt op de lijst van administratienummers van indieners van een referendumverzoek betreffende een bepaalde wet of een bepaald besluit, is dat een sterke aanwijzing dat er sprake is van een dubbel ingediend verzoek. Ten opzichte van controle aan de hand van andere identificerende gegevens (zoals naam, adres, geboortedatum en woonplaats) heeft het gebruik van het administratienummer in de eerste plaats het voordeel, dat de controle op dubbele verzoeken en ondersteuningsverklaringen op relatief eenvoudige wijze elektronisch is uit te voeren. In de tweede plaats leidt het gebruik van het administratienummer minder vaak tot valse dubbel-meldingen dan het gebruik van andere identificerende gegevens, omdat iedere burger een uniek administratienummer heeft, terwijl andere identificerende gegevens op meer dan één persoon betrekking kunnen hebben.

Het gebruik van het administratienummer als hierboven geschetst is vrijwel geheel voorzien in en krachtens de Wet GBA. De vastlegging van administratienummers ten behoeve van de controle op dubbel voorkomende administratienummers teneinde na te gaan of dubbele verzoeken of ondersteuningsverklaringen voorkomen, is echter niet in de Wet GBA geregeld. Op grond van artikel 24, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is het mogelijk dat in gevallen als deze het gebruik van een persoonsnummer bij algemene maatregel van bestuur wordt toegelaten. Artikel 11 van het onderhavige besluit bevat de in artikel 24, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens bedoelde wettelijke grondslag.

Artikelen 12 en 25

Deze bepalingen vinden hun grondslag in de artikelen 70, derde lid, en 105, derde lid, van de Tijdelijke referendumwet.

Teneinde te kunnen vaststellen of de op grond van de artikelen 3 en 4 van de Tijdelijke referendumwet geldende drempel voor de toelating van het inleidend, respectievelijk definitieve verzoek voor een provinciaal of gemeentelijk referendum is gehaald, dient (de voorzitter van) het centraal stembureau het aantal kiesgerechtigden voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad te kennen. De aantallen kiesgerechtigden worden thans enige maanden na de verkiezingen door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd aan de hand van door gemeenten op vrijwillige basis verstrekte gegevens.

Wie kiesgerechtigd zijn en wat de peildatum is voor de vaststelling van de kiesgerechtigdheid, is vastgelegd in hoofdstuk B van de Kieswet. In het algemeen is het aantal kiesgerechtigden korte tijd na de dag van kandidaatstelling te bepalen. Daarom is voorgeschreven, dat het aantal kiesgerechtigden voor de laatstgehouden verkiezing van de leden van provinciale staten wordt vastgesteld en bekendgemaakt door gedeputeerde staten, op basis van gegevens die door de gemeenten onmiddellijk na de stemming worden verstrekt (artikel 12, eerste lid). Artikel 12, tweede lid, bepaalt dat het aantal kiesgerechtigden voor de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezingen door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en bekendgemaakt direct nadat de stemming heeft plaatsgevonden.

Deze bepaling impliceert, dat na een tussentijdse herindelingsverkiezing een nieuwe vaststelling van het aantal kiesgerechtigden plaatsvindt. De vaststelling geschiedt in dat geval door burgemeester en wethouders van de gemeente die met de voorbereiding van de verkiezing is belast.

De bekendmaking van het aantal kiesgerechtigden geschiedt op de in de provincie, respectievelijk de gemeente gebruikelijke wijze. Daarnaast verdient het aanbeveling om de op grond van de artikelen 3 en 4 van deTijdelijke referendumwet voor de provincie of gemeente geldende drempels te publiceren, bijvoorbeeld door plaatsing op de internet-website van de provincie of gemeente, zodat personen die een verzoek tot het houden van een referendum overwegen, op eenvoudige wijze over deze informatie kunnen beschikken.

De drempels voor het inleidend en het definitieve verzoek tot het houden van een provinciaal of gemeentelijk referendum worden berekend aan de hand van de overeenkomstig artikel 12 vastgestelde aantallen kiesgerechtigden. Daarbij wordt uitgegaan van de meest recente aantallen. Indien tussen de beoordeling van het inleidend verzoek en de beoordeling van het definitieve verzoek het aantal kiesgerechtigden met toepassing van artikel 12 opnieuw is vastgesteld, wordt bij de beoordeling van het definitieve verzoek derhalve uitgegaan van de nieuwe aantallen.

Artikel 25 bevat een overgangsregeling. Bij de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet behoeven de aantallen kiesgerechtigden voor de in 1998 en 1999 gehouden (herindelings-)verkiezingen niet alsnog te worden vastgesteld, maar wordt uitgegaan van de reeds door het Centraal Bureau voor de Statistiek met betrekking tot die verkiezingen gepubliceerde aantallen kiesgerechtigden. Hiermee wordt voorkomen dat de provincies en de gemeenten gegevens moeten vaststellen en bekendmaken, die reeds gepubliceerd zijn. De gegevens betreffende de in het jaar 2000 gehouden herindelingsverkiezingen zijn nog niet door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd. De bij die verkiezingen betrokken aantallen kiesgerechtigden dienen derhalve wel overeenkomstig artikel 12 te worden vastgesteld.

Artikel 15

Op grond van artikel 17, aanhef en onder a, kunnen stemmachines die eerder voor verkiezingen zijn gebruikt, ook voor referenda worden gebruikt. De Kiesraad merkt in zijn advies op, dat op grond van artikel J 15a, eerste lid, van het Kiesbesluit het omgekeerde niet geldt. De Kiesraad is van mening dat het Tijdelijk referendumbesluit daarom moet voorzien in een afwijking van artikel J 15a, eerste lid, van het Kiesbesluit in die zin dat een stemmachine die eerder voor referenda is gebruikt ook voor verkiezingen mag worden gebruikt.

Het advies van de Kiesraad is niet overgenomen. Blijkens de nota van toelichting bij artikel J 15a van het Kiesbesluit is het niet de bedoeling van deze bepaling geweest, dat een stemmachine die voor een referendum is ingezet, daarna niet meer voor verkiezingen mag worden gebruikt.6

Een andere uitleg zou bovendien de ongewenste consequentie hebben gehad, dat ook de reikwijdte van artikel J 14a van het Kiesbesluit aanzienlijk zou zijn ingeperkt. Een stemmachine die op grond van artikel J 14a van het Kiesbesluit voor twee stemmingen tegelijkertijd was goedgekeurd en vervolgens bij een gemeentelijk referendum werd ingezet, zou daarna nooit meer voor verkiezingen mogen worden gebruikt. Teneinde echter de betekenis van artikel J 15a van het Kiesbesluit te verduidelijken, zal de tekst van dat artikel op korte termijn worden gewijzigd.

Artikel 21

Vaststelling van het aantal kiesgerechtigden dat bevoegd is aan de stemming voor een referendum deel te nemen, is van belang voor de vaststelling van de uitslag ervan (artikel 137 van de Tijdelijke referendumwet). In verband daarmee stelt ieder stembureau vast, hoeveel kiesgerechtigden bevoegd zijn in het desbetreffende stemdistrict aan de stemming deel te nemen (artikel 122, eerste lid, onder e, van de Tijdelijke referendumwet). Artikel 23 van dit besluit bepaalt, dat dit laatste geschiedt aan de hand van de aantallen kiesgerechtigden die vermeld zijn op het afschrift van gegevens uit de gemeentelijke administratie, waarover het stembureau krachtens artikel J 17, eerste lid, van de Kieswet beschikt. Het afschrift bevat een genummerde opgave van de kiezers die bevoegd zijn in het stemdistrict aan de stemming deel te nemen. Ook kiezers die in het desbetreffende stemdistrict als kiezer zijn geregistreerd, maar aan wie het is toegestaan met een kiezerspas, een volmachtbewijs of per brief te stemmen, zijn (uitsluitend) vermeld op het bedoelde afschrift. De kiezer die elders stemt, wordt in dat andere stemdistrict niet aan de lijst toegevoegd. Hierdoor zijn dubbeltellingen van kiesgerechtigden uitgesloten.

Artikel 26

De tijdelijkheid van het onderhavige besluit is gelegen in de tijdelijkheid van de grondslag ervan, de Tijdelijke referendumwet. Artikel 171, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet bepaalt, dat die wet met ingang van 1 januari 2005 vervalt. Daarmee vervalt van rechtswege ook het Tijdelijk referendumbesluit.

Het tweede lid van artikel 28 van dit besluit bevat een bepaling die het, in samenhang met artikel 171, tweede lid, van de Tijdelijke referendumwet, mogelijk maakt dat ook na 1 januari 2005 nog een raadgevend referendum ingevolge de Tijdelijke referendumwet kan worden gehouden in de gevallen, waarin vóór die datum de termijn van een inleidend verzoek is ingegaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 9 oktober 2001, nr. 195.

XNoot
1

Kamerstukken II 2000/2001, 27 034, nr. 18.

XNoot
2

Advies van 24 november 1999, nr. KR99/U94654.

XNoot
3

Memorie van toelichting, kamerstukken II 1999/2000, 27 034, nr. 3, blz. 47.

XNoot
4

Nota naar aanleiding van het verslag, kamerstukken II 1999/2000, nr. 5, blz. 40.

XNoot
5

Zie hierover de memorie van toelichting bij het voorstel van Wet GBA, kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 7–10.

XNoot
6

Stb. 1994, 164, blz. 13, laatste alinea van onderdeel F.

Naar boven