Besluit van 5 juli 2001, houdende de overdracht van de primaire verantwoordelijkheid voor de zorg voor het destructiebeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken d.d. 4 juli 2001, nr. 01M409913;

Gelet op artikel 44, eerste lid, van de Grondwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De primaire verantwoordelijkheid voor de zorg voor het destructiebeleid, voor zover deze thans behoort tot de taak van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gaat met ingang van 1 oktober 2001 over naar Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 juli 2001

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

Uitgegeven de veertiende augustus 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Bijgaand ontwerpbesluit strekt ertoe de ministeriële taak inzake de Destructiewet te herindelen.

Eerstverantwoordelijke minister voor deze wet is op dit moment de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Destructiewet heeft tot doel materiaal van dierlijke herkomst onschadelijk te maken en randvoorwaarden te formuleren waaronder dit materiaal tot nuttige producten kan worden verwerkt, bijvoorbeeld tot grondstof voor diervoerders. De crises rondom BSE, varkenspest en MKZ hebben er evenwel toe geleid dat het onschadelijk maken van voornoemd materiaal door de destructoren een steeds belangrijkere rol is gaan vervullen bij de dierziektebestrijding. Veranderende regelgeving ten aanzien van het gebruik van diermeel heeft ertoe geleid dat toepassing in voeders voor landbouwhuisdieren niet langer mogelijk is. Het initiatief voor beleid op dit terrein wordt in de praktijk genomen door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, mede vanwege de relatie met de overige onderdelen van diens beleid.

Gezien deze ontwikkelingen ligt het voor de hand dat de primaire verantwoordelijkheid voor het beleid en de regelgeving in het kader van de Destructiewet geheel bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij komt te liggen: de klemmende noodzaak van een snelle en effectieve dierziektebestrijding en de samenhang van de in het kader van de Destructiewet te nemen maatregelen met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren nopen daartoe.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

Naar boven