Besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, van 15 maart 2001, Directie Arbeids-omstandigheden, nr. ARBO/APM/01/12169, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 16 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, de artikelen 1, eerste lid, aanhef, en onderdelen a en b, 2, 3, eerste en tweede lid, 6 en 12, derde lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, artikel 9, eerste lid, onder a, van de Mijnwet 1903, artikel 26, eerste lid, onder b, van de Mijnwet continentaal plat, artikel 8.40 van de Wet milieubeheer, en de artikelen 2, 3, 4, 6 en 21, aanhef en onderdeel c, van de Stoomwet;

De Raad van State gehoord (advies van 15 mei 2001, no. W12.01.0156/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, van 3 juli 2001, Directie Arbeids-omstandigheden, nr. ARBO/APM/01/43465, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit drukapparatuur1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen k tot en met t tot l tot en met u, wordt na onderdeel j een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

k. druksysteem: een stelsel van verschillende drukapparaten of samenstellen die onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker op zijnbedrijfsterrein tot een geïntegreerd en functioneel geheel is geassembleerd;.

2. De tot t en u verletterde onderdelen komen te luiden:

t. keuringsinstantie en onafhankelijke instelling: een ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet aangewezen dienst, instelling, onderzoeksbureau of onderneming dan wel een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsinstantie of onafhankelijke instelling;

u. keuringsdienst van gebruikers: een ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet aangewezen dienst, instelling, onderzoeksbureau of onderneming dan wel, indien deze aanwijzing heeft plaatsgevonden, een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsdienst van gebruikers.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3 Werkingssfeer

Dit besluit is van toepassing op het ontwerp, de fabricage, de overeen-stemmingsbeoordeling en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarvan de maximaal toelaatbare druk (PS) meer dan 0,5 bar bedraagt.

C

In artikel 4 wordt «drukapparatuur en samenstellen» vervangen door: drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op druksystemen.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een drukvat» vervangen door: drukapparatuur.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid ten aanzien van samenstellen, zijn van overeenkomstige toepassing op druksystemen.

F

In artikel 7, onderdeel a, wordt «of wanneer druk PS» telkens vervangen door: of wanneer de druk PS.

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Veiligheidseisen samenstellen en druksystemen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Druksystemen, waarin ten minste één drukapparaat als bedoeld in artikel 7 is opgenomen, voldoen op overeenkomstige wijze aan de essentiële veiligheidseisen, genoemd in bijlage I bij de richtlijn.

H

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Overige drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

2. In het eerste lid wordt «Drukapparatuur of samenstellen» vervangen door: Drukapparatuur, samenstellen of druksystemen.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De druksystemen, bedoeld in het eerste lid, gaan vergezeld van een toereikende gebruiksaanwijzing.

I

Het opschrift van Hoofdstuk III komt te luiden:

HOOFDSTUK III. BEOORDELING, KEURING, BEWAREN DOCUMENTEN, CE-MARKERING, MATERIAALGOEDKEURING EN INTREKKING

J

Na artikel 12 worden in Hoofdstuk III twee artikelen met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 12a Beoordeling van de overeenstemming druksystemen

  • 1. Druksystemen als bedoeld in artikel 8, derde lid, worden, alvorens zij in gebruik worden genomen, onderworpen aan een procedure voor de beoordeling van overeenstemming overeenkomstig dit artikel en gaan vergezeld van een verklaring van overeenstemming. Op deze verklaring is bijlage VII bij de richtlijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voor de beoordeling van overeenstemming van druksystemen is artikel 12, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. Voor de in bijlage III bij de richtlijn vermelde begrippen «fabrikant of zijn de in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde» onderscheidenlijk «fabrikant» wordt gelezen: gebruiker, voor «EG-typeonderzoek» wordt gelezen: typeonderzoek, voor «EG-ontwerponderzoek» wordt gelezen: ontwerponderzoek, voor «aangemelde instantie» wordt gelezen: door Onze Minister aangewezen keuringsinstantie, voor «EG-verklaring van overeenstemming» wordt gelezen: verklaring van overeenstemming en voor «drukapparatuur» wordt gelezen: druksysteem.

  • 3. Met de onderzoeken in het kader van de beoordeling van overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11 en 12, wordt bij de toepassing van het tweede lid rekening gehouden.

  • 4. Artikel 11, zesde lid, is van toepassing.

Artikel 12b Keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

  • 1. Bij ministeriële regeling worden drukapparatuur, samenstellen en druksystemen aangewezen die overeenkomstig dit artikel worden gekeurd.

  • 2. De drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, bedoeld in het eerste lid, worden, wanneer die worden opgesteld en geïnstalleerd, gekeurd voor de eerste ingebruikneming alsmede na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek en gaan vergezeld van een verklaring van ingebruikneming.

  • 3. De verklaring van ingebruikneming, bedoeld in het tweede lid, wordt onder overlegging van de in het vierde lid vermelde gegevens en bescheiden, schriftelijk aangevraagd bij een door Onze Minister aangewezen keuringsinstantie of een keuringsdienst van gebruikers.

  • 4. De in het derde lid bedoelde aanvraag omvat, voor zover van toepassing:

    a. naam en adres van de gebruiker en de plaats waar de drukapparatuur, het samenstel of het druksysteem staat opgesteld;

    b. de gebruiksaanwijzing, bedoeld in bijlage I, punt 3.4, bij de richtlijn, met inbegrip van de EG-verklaring van overeenstemming of de verklaring van overeenstemming.

    c. de documentatie van de apparatuur, bedoeld in artikel 39, eerste lid.

  • 5. De keuringsinstantie of de keuringsdienst van gebruikers die de keuring, bedoeld in het tweede lid, uitvoert, verricht passend onderzoek teneinde na te gaan of de drukapparatuur, samenstellen of druksystemen voldoen aan de eisen van dit besluit. Voor zover van toepassing omvat dit onderzoek:

    a. de verificatie van de drukapparatuur, samenstellen en druksystemen aan de hand van de gebruiksaanwijzing en markeringen;

    b. de controle van de uitwendige toestand van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen;

    c. de controle van de werking van de veiligheidsappendages en onder druk staande appendages;

    d. de controle van de opstelling van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van het passend onderzoek als bedoeld in het vijfde lid nadere regels worden gesteld.

  • 7. Bij de toepassing van het tweede en vijfde lid wordt rekening gehouden met de onderzoeken in het kader van de beoordeling van overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 12a.

  • 8. De instantie of dienst, bedoeld in het derde lid, stelt een rapport op van de keuring, bedoeld in het tweede lid.

  • 9. Door de instantie of dienst, bedoeld in het derde lid, wordt een verklaring van ingebruikneming afgegeven indien is gebleken dat tegen het in gebruik nemen van drukapparatuur, samenstellen of druksystemen geen bezwaar bestaat.

  • 10. Door de instantie of dienst, bedoeld in het derde lid, kan een voorlopige verklaring van ingebruikneming worden afgegeven, wanneer ten aanzien van drukapparatuur, samenstellen of druksystemen nog niet aan alle verplichtingen ingevolge dit artikel is voldaan, doch hiervan vooralsnog geen extra gevaar is te duchten.

  • 11. Een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in het tiende lid wordt slechts verleend voor beperkte duur en wordt in ieder geval ingetrokken wanneer de redenen waarom deze is afgegeven, zijn vervallen.

  • 12. Een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in het tiende lid vervalt indien binnen een in deze verklaring gestelde termijn de door de betrokken instantie of dienst nodig geachte en nader omschreven voorzieningen niet zijn getroffen.

K

Aan artikel 13 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Zolang het druksysteem, bedoeld in artikel 8, derde lid, in werking is of in werking kan worden gesteld, bewaart de gebruiker, voor zover van toepassing, de technische documentatie, de verklaring van overeenstemming, de verklaring van typeonderzoek of ontwerponderzoek inclusief de aanvullingen daarop, alsmede de overeenkomstige gegevens als bedoeld in punt 5 van module D, onderscheidenlijk punt 6 van module D1, onderscheidenlijk punt 5 van module E, onderscheidenlijk punt 6 van module E1, onderscheidenlijk punt 5 van module H van bijlage III bij de richtlijn.

  • 4. Zolang de drukapparatuur, samenstellen of druksystemen in werking zijn of in werking kunnen worden gesteld bewaart de gebruiker, voor zover van toepassing, de EG-verklaring van overeenstemming, de gebruiksaanwijzing, bedoeld in bijlage I, punt 3.4, bij de richtlijn, de verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, tweede lid, en de voorlopige verklaring van ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, tiende lid.

L

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het model» vervangen door: het type. Tevens wordt «waarvoor een goedkeuring van het kwaliteitssysteem» vervangen door: van voorgenomen wijzigingen in een kwaliteitssysteem waarvoor een goedkeuring.

2. In het tweede lid wordt «gewijzigde model» vervangen door: gewijzigde type hiervan.

3. In het derde lid wordt «model» vervangen door: type.

4. Na het derde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Van voorgenomen wijzigingen in druksystemen of het type hiervan waarvoor een verklaring van typeonderzoek of ontwerponderzoek is afgegeven of van voorgenomen wijzigingen in een kwaliteitssysteem waarvoor een goedkeuring is verleend overeenkomstig bijlage III bij de richtlijn op grond van artikel 12a, tweede lid, wordt de keuringsinstantie die deze verklaring of goedkeuring heeft afgegeven onderscheidenlijk heeft verleend onverwijld in kennis gesteld.

  • 5. De keuringsinstantie, bedoeld in het vierde lid, beoordeelt de wijzigingen en deelt schriftelijk mee of een verklaring van typeonderzoek of ontwerp-onderzoek onderscheidenlijk een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor het gewijzigde druksysteem of het gewijzigde type hiervan geldig is of aanvullingen behoeft dan wel dat het kwaliteitssysteem opnieuw moet worden beoordeeld.

  • 6. Indien de keuringsinstantie, bedoeld in het vierde lid, van oordeel is dat de wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de in bijlage I bij de richtlijn opgenomen essentiële veiligheidseisen, wordt het gewijzigde druksysteem of het gewijzigde type hiervan aan het typeonderzoek of ontwerp-onderzoek onderscheidenlijk de beoordeling van het kwaliteitssysteem overeenkomstig bijlage III bij de richtlijn op grond van artikel 12a, tweede lid, onderworpen. Bij goedkeuring van het typeonderzoek of het ontwerponderzoek wordt een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring afgegeven.

M

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15 Verbodsbepaling

Een gedraging in strijd met de artikelen 11, 12, 12a, 12b, 13 en 14 is verboden.

N

In artikel 16, tweede lid, wordt «De CE-markering wordt zichtbaar» vervangen door: De CE-markering en de gegevens, bedoeld in punt 3.3 van bijlage I bij de richtlijn, wordt overeenkomstig dit punt zichtbaar.

O

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

  • 1. Drukapparatuur en samenstellen die zijn voorzien van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming worden vermoed te voldoen aan dit besluit, voor zover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage en de beoordeling van de overeenstemming.

  • 2. Druksystemen die vergezeld gaan van de verklaring van overeenstemming worden vermoed te voldoen aan dit besluit, voor zover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage en de beoordeling van de overeenstemming.

P

Artikel 19, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De keuringsinstantie trekt een door haar afgegeven verklaring van EG-typeonderzoek, onderscheidenlijk typeonderzoek of EG-ontwerponderzoek, onderscheidenlijk ontwerponderzoek of een verleende goedkeuring van het kwaliteitssysteem als bedoeld in bijlage III bij de richtlijn, onderscheidenlijk artikel 12a, tweede lid, in, indien de essentiële veiligheidseisen of de voorgeschreven gebruiksomstandigheden, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn, zodanig zijn gewijzigd dat het type onderscheidenlijk het kwaliteitssysteem niet voldoet aan de gewijzigde eisen op het tijdstip waarop deze volgens de richtlijn van toepassing zijn.

Q

Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Een instantie is belast met de volgende taken, voor zover hiervoor aangewezen:

    a. de toepassing van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 12a,

    b. de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b,

    c. de Europese materiaalgoedkeuring, bedoeld in artikel 18.

R

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «drukapparaten en samenstellen» vervangen door: drukapparaten, samenstellen en druksystemen.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een dienst is belast met de volgende taken, voor zover hiervoor aangewezen:

    a. de toepassing van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 12a, en hanteert hierbij de modules A1, C1, F of G, bedoeld in bijlage III bij de richtlijn,

    b. de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b.

3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Een dienst van gebruikers die deel uitmaakt van een mijnbouwonderneming wordt aangewezen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

S

In artikel 23 wordt «Drukapparatuur en samenstellen» vervangen door: Drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

T

Na artikel 23 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Artikel 23a Opstelling drukapparatuur, samenstellen en druksystemen

  • 1. De opstelling van een drukapparaat of samenstel voorzien van een CE-markering en een druksysteem moet zodanig zijn dat het toegankelijk en bereikbaar is voor het gebruik en het uitvoeren van onderhoud, onderzoek, inspectie, reparatie en keuringen. Zij zijn voorzien van een zodanige ondersteuning dat de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van het eerste lid nadere regels worden gesteld.

U

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Degene die drukapparatuur, samenstellen of druksystemen voorhanden heeft, aflevert, tentoonstelt of gebruikt is verplicht ervoor te zorgen dat die in goede staat van onderhoud verkeren.

2. In het tweede en derde lid wordt «drukapparatuur of samenstellen» telkens vervangen door: drukapparatuur, samenstellen of druksystemen.

V

In artikel 25 wordt «Drukapparatuur of samenstellen» vervangen door: Drukapparatuur, samenstellen of druksystemen.

W

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «drukapparaat of samenstel» vervangen door: drukapparaat, samenstel of druksysteem.

2. In het tweede lid wordt «drukapparatuur en samenstellen» vervangen door: drukapparaten, samenstellen en druksystemen.

X

In artikel 28 wordt, onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Op druksystemen is het eerste lid, aanhef en onderdeel a, en het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Het Stoombesluit2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. stoomtoestellen en damptoestellen waarop het Besluit drukapparatuur van toepassing is ten aanzien van de artikelen 4, tweede lid, tweede volzin, 5, tweede lid, 8a, de artikelen van de Hoofdstukken II, III, IV, en V en artikel 58, tweede lid, onder 2e.

B

Artikel 12, zevende lid, vervalt.

C

Artikel 15, zesde lid, vervalt.

D

Artikel 17, derde lid, vervalt.

E

Artikel 20, onderdeel c, vervalt.

F

Artikel 22, vijfde lid, vervalt.

G

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Op de gebruiker van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Besluit drukapparatuur van toepassing is, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

H

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

  • 3. In het nieuwe tweede lid vervalt de laatste volzin.

ARTIKEL III

In artikel 7.4a van het Arbeidsomstandighedenbesluit3 wordt onder vernummering van het tiende tot elfde lid een nieuw tiende lid ingevoegd, luidende:

  • 10 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop artikel 12b van het Besluit drukapparatuur van toepassing is.

ARTIKEL IV

Artikel 112b van het Mijnreglement 19644 komt te luiden:

Artikel 112b

  • 1. In dit artikel wordt onder «drukapparatuur», «samenstellen» en «druksystemen» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit drukapparatuur.

  • 2. De artikelen 106 en 112 zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, voor zover deze bepalingen eisen stellen met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze, de eigenschappen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit drukapparatuur.

ARTIKEL V

Artikel 90b van het Mijnreglement continentaal plat5 komt te luiden:

Artikel 90b

  • 1. In dit artikel wordt onder «drukapparatuur», «samenstellen» en «druksystemen» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit drukapparatuur.

  • 2. Het is verboden op een mijnbouwinstallatie of bij mijnbouwkundig werk drukapparatuur, samenstellen of druksystemen voorhanden te hebben of te gebruiken die niet in overeenstemming zijn met de bij en krachtens het Besluit drukapparatuur gestelde regels.

  • 3. De bij en krachtens de artikelen 23, 23a, 24, 26, eerste en derde lid, en 29 van het Besluit drukapparatuur gestelde regels zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot drukapparatuur, samenstellen en druksystemen die aanwezig zijn op een mijnbouwinstallatie of worden gebruikt bij mijnbouwkundig werk, met dien verstande dat de in artikel 26, eerste lid, van het Besluit drukapparatuur gestelde regels niet gelden ten aanzien van de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

  • 4. De artikelen 83, 89 en 90 zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen voor zover deze bepalingen eisen stellen met betrekking tot het ontwerp, de vervaardigingswijze, de eigenschappen of de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen of daarop aangebrachte vermeldingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit drukapparatuur.

  • 5. De Inspecteur-Generaal der Mijnen is bevoegd drukapparatuur, samenstellen en druksystemen te beproeven of te onderzoeken en zo nodig herstelling daarvan binnen een door hem vast te stellen termijn te eisen. Voorts kan hij, indien blijkt dat drukapparatuur, samenstellen of druksystemen niet in overeenstemming zijn met de bij en krachtens het Besluit drukapparatuur gestelde regels, die drukapparatuur, samenstellen of druksystemen voorzien van een merk van afkeuring. Door het aanbrengen van een merk van afkeuring verliest de op de drukapparatuur of samenstellen aangebrachte CE-markering van rechtswege haar geldigheid. Een krachtens de eerste zin gestelde eis moet worden nageleefd door degene tot wie hij is gericht.

ARTIKEL VI

De laatste volzin van:

a. artikel 2, eerste lid, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer6;

b. artikel 2, eerste lid, van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer7;

c. artikel 2, eerste lid, van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer8; komt te luiden:

De voorschriften, opgenomen in bijlage I, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Besluit drukapparatuur van toepassing is, voor zover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage, de overeenstemmingsbeoordeling en de ingebruikneming, bedoeld in dat besluit.

ARTIKEL VII

Het Besluit tankstations milieubeheer9 wordt als volgt gewijzigd:

A

De laatste volzin van artikel 2, eerste lid, komt te luiden: De voorschriften, opgenomen in bijlage I, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Besluit drukapparatuur van toepassing is, voor zover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage, de overeenstemmingsbeoordeling en de ingebruikneming, bedoeld in dat besluit.

B

De tweede volzin van artikel 3 komt te luiden: De voorschriften, opgenomen in de bijlagen I en II, zijn niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het Besluit drukapparatuur van toepassing is, voor zover de voorschriften betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage, de overeenstemmingsbeoordeling en de ingebruikneming, bedoeld in dat besluit.

ARTIKEL VIII

De laatste volzin van:

a. artikel 4, eerste lid, van het Besluit detailhandel en ambachtsbedrijven10;

b. artikel 4, eerste lid, van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer11;

c. artikel 4, tweede lid, van het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer12, vervalt.

ARTIKEL IX

  • 1. Dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel J, voor zover het betreft artikel 12b, en onderdeel T, is niet van toepassing op druksystemen die voldoen aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de vervaardiging zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit en voor 29 mei 2002 in bedrijf zijn gesteld voor zover zij niet alsnog in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van dit besluit.

  • 2. Artikel I, onderdeel J, voor zover het betreft artikel 12b, en onderdeel T, van dit besluit is niet van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen die reeds in bedrijf zijn gesteld op de dag van inwerkingtreding van dit besluit en die voldoen aan de wettelijke voorschriften ten aanzien van de ingebruikneming zoals die luidden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit tot het tijdstip waarop deze apparatuur na montage worden opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe locatie of een nieuwe plek.

  • 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt een vergunning of een voorlopige vergunning voor het in werking brengen van stoomtoestellen of damptoestellen op grond van het Stoombesluit aangemerkt als een verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 12b, tweede lid, onderscheidenlijk een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 12b, tiende lid, tot het tijdstip waarop drukapparatuur, samenstellen of druksystemen na montage worden opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe locatie of een nieuwe plek.

  • 4. Een aanvraag om een vergunning of een voorlopige vergunning voor het in werking brengen van stoomtoestellen of damptoestellen op grond van het Stoombesluit, gedaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt vanaf dat tijdstip beschouwd als een aanvraag om een verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 12b, tweede lid, onderscheidenlijk een voorlopige verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel I, onderdeel J, ten aanzien van artikel 12b, tiende lid.

  • 5. Voor de toepassing van artikel I, onderdeel J, voor zover het betreft artikel 12b, zevende lid, wordt ten aanzien van drukapparatuur en samenstellen rekening gehouden met de onderzoeken ingevolge de wettelijke voorschriften ten aanzien van de vervaardiging zoals die luiden op de dag voor de inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur (Stb. 1999, 311).

  • 6. Voor de toepassing van artikel I, onderdeel J, voor zover het betreft artikel 12b, zevende lid, wordt ten aanzien van druksystemen rekening gehouden met de onderzoeken ingevolge de wettelijke voorschriften ten aanzien van de vervaardiging zoals die luiden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL X

Indien dit besluit in werking treedt nadat artikel II, vierde lid, onderdeel m, van het bij koninklijke boodschap 26 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze en de Stoomwet tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt artikel I van dit besluit als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De tot t en u verletterde onderdelen komen te luiden:

    t. keuringsinstantie en onafhankelijke instelling: een ingevolge artikel 7a van de wet aangewezen instelling dan wel een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsinstantie of onafhankelijke instelling;

    u. keuringsdienst van gebruikers: een ingevolge artikel 7a van de wet aangewezen instelling dan wel, indien deze aanwijzing heeft plaatsgevonden, een door een andere lidstaat bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van de richtlijn aangemelde keuringsdienst van gebruikers.

2. De onderdelen C, W en X vervallen.

ARTIKEL XI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 5 juli 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Uitgegeven de negentiende juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Bij Besluit van 5 juli 1999 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, Stoomwet, de Mijnwet 1903, de Mijnwet continentaal plat en de Brandweerwet 1985 met betrekking tot drukapparatuur (Besluit drukapparatuur), Stb. 311 is de Europese richtlijn inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PbEG L 181) (hierna genoemd richtlijn of richtlijn drukapparatuur) geïmplementeerd in de nationale regelgeving inzake productveiligheid. Onder verwijzing naar de nota van toelichting van dit besluit heeft de richtlijn primair tot doel handelsbelemmeringen ten aanzien van de betrokken drukapparatuur op te heffen door harmonisering van productveiligheidseisen en van certificeringsprocedures. Onderhavige richtlijn strekt zich, op grond van overweging 5 van de richtlijn, evenwel niet uit tot de onder verantwoordelijkheid van de gebruiker verrichte assemblage (samenbouw) van drukapparatuur, zoals industriële installaties, op diens bedrijfsterrein. Een regeling met betrekking tot deze samenbouw is aldus niet opgenomen in het Besluit drukapparatuur. Indien eenzelfde samenbouw tot een samenstel wordt verricht onder verantwoordelijkheid van de fabrikant dan is voornoemd besluit echter wel van toepassing omdat de drukapparatuur in dit geval door de fabrikant in de handel wordt gebracht. Zonder nadere regelgeving zou bedoelde samenbouw onder verantwoordelijkheid van de gebruiker onder de bestaande wet- en regelgeving, onder meer de Stoomwet en het hierop gebaseerde Stoombesluit, vallen. Dit sluit echter niet aan op de systematiek van de certificeringsprocedures van de richtlijn die is overgenomen in het Besluit drukapparatuur. Daarmee wordt een niet te rechtvaardigen inconsistentie in de bronaanpak voor de veiligheid van drukapparatuur geïntroduceerd. Met het onderhavige wijzigingsbesluit worden de bestaande voorschriften die betrekking hebben op de samenbouw van drukapparatuur onder verantwoordelijkheid van de gebruiker ondergebracht in het Besluit drukapparatuur en in overeenstemming gebracht met de systematiek van de richtlijn. Voor alle duidelijkheid zij er op gewezen dat wanneer drukapparatuur wordt vervaardigd voor eigen gebruik waarbij geen sprake is van assemblage van verschillende drukapparaten, de richtlijn drukapparatuur hierop wel van toepassing is.

Onder verwijzing naar de desbetreffende nota van toelichting stelt het Besluit drukapparatuur, op basis van de richtlijn, eisen aan het ontwerp, de vervaardiging in verband met een veilig gebruik van drukapparatuur en samenstellen. Ook moet deze apparatuur bij het op de markt brengen vergezeld gaan van een voor de gebruiker bestemde gebruiksaanwijzing, waarin onder meer informatie behoort te staan over de montage met inbegrip van de samenbouw van verschillende drukapparaten en het in bedrijf stellen. Aan de wijze waarop dit installeren van drukapparatuur en samenstellen, voorafgaande aan de eerste ingebruikneming, moet plaatsvinden worden echter in de richtlijn c.q. het Besluit drukapparatuur geen eisen gesteld. In de bestaande regelgeving (hoofdzakelijk het Stoombesluit) is voor veel drukhoudende apparatuur wel voorzien in eisen met betrekking tot het installeren, met inbegrip van een zogenoemde keuring voor ingebruikneming. Bij drukapparatuur kan worden opgemerkt dat de richtlijn voor een deel een componenten-richtlijn is. De gecertificeerde apparatuur wordt veelal bij de gebruiker samengebouwd tot samenstellen of druksystemen. Afgezien van de certificatie van drukapparatuur, blijft een keuring voor ingebruikneming noodzakelijk. Met dit instrument wordt beoogd de opstelling voor de meer gevaarvolle apparatuur te beoordelen om een veilig gebruik en de mogelijkheid tot goed onderhoud zeker te stellen. Omdat de richtlijn drukapparatuur is gericht op de opheffing van handelsbelemmeringen en op het vrije verkeer van (nieuwe) drukapparatuur, kent deze niet een keuring voor ingebruikneming. In artikel 2, tweede lid, van de richtlijn is echter bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen bij het gebruik maken van de betrokken drukapparaten of samenstellen, mits die apparatuur aan de richtlijn blijven voldoen. Deze bepaling is in de richtlijn opgenomen om de lidstaten de ruimte te bieden om drukapparatuur en samenstellen voor de ingebruikneming aan een keuring te onderwerpen. De SER heeft in haar advies van 18 juni 1998 (nr. 14 483/LN/204) unaniem ingestemd met de handhaving van deze keuring. Het ligt dan in de rede om een goede aansluiting te verkrijgen op de systematiek van het Besluit drukapparatuur en niet op de huidige verspreide regelgeving, met de daaraan verbonden tekortkomingen (zie punt 1.2 van de algemene toelichting bij het Besluit drukapparatuur). Deze verspreide regelgeving is met het onderhavige besluit in overeenstemming gebracht. Tevens wordt in lijn met het Besluit drukapparatuur ten aanzien van de nieuwbouwkeuring voor drukapparatuur en samenstellen, in het onderhavige wijzigingsbesluit de marktwerking voor de keuring voor ingebruikneming geïntroduceerd. In het onderhavige besluit is voorzien in de keuring voor ingebruikneming, voor zowel apparatuur waarop de richtlijn van toepassing is als op eerder genoemde samenbouw tot druksystemen onder verantwoordelijkheid van de gebruiker.

De nieuwe regelgeving sluit enerzijds ten aanzien van de samenbouw tot een druksysteem nauw aan bij het Besluit drukapparatuur en vormt anderzijds voor wat betreft de eisen ten aanzien van de keuring voor ingebruikneming ook een aspect van de bronaanpak voor de veiligheid van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

Het onderhavige wijzigingsbesluit van het Besluit drukapparatuur beoogt de huidige regelgeving (hoofdzakelijk het Stoombesluit) te vervangen en te moderniseren op het punt van de nieuwbouweisen van druksystemen en de keuring voor ingebruikneming van zowel drukapparatuur, samenstellen als druksystemen.

Teneinde het huidige regime voor de periodieke keuring van drukapparatuur in de gebruiksfase te kunnen voortzetten is het vooralsnog noodzakelijk de Stoomwet en het Stoombesluit te handhaven. In analogie met het onderhavige wijzigingsbesluit en in overeenstemming met voornoemd SER-advies wordt overwogen om de bestaande voorschriften met betrekking tot periodieke keuringen in het Besluit drukapparatuur onder te brengen en met dit besluit in overeenstemming te brengen. Zie met betrekking tot harmonisatie van de keuringsregimes in de gebruiksfase, de nota van toelichting bij het Besluit drukapparatuur, punt 1.1.

2. Het onderhavige wijzigingsbesluit Besluit drukapparatuur

2.1 Samenhang met mijnwetgeving

Het Besluit drukapparatuur en daarmee het onderhavige wijzigingsbesluit is gebaseerd op de Wet op de gevaarlijke werktuigen (WGW).

Aangezien de WGW niet van toepassing is op het continentale plat – deze wet is namelijk door de territoriale werking beperkt tot 12 mijl buiten de kust – zijn de eisen van het onderhavige besluit van toepassing verklaard in het Mijnreglement continentaal plat. Voorts is het Mijnreglement 1964 in overeenstemming gebracht met het onderhavige besluit (zie de toelichting op de artikelen III en IV).

2.2 Samenhang met de Arbeidsomstandighedenwetgeving

De Arbeidsomstandighedenwetgeving sluit zoveel mogelijk aan bij de voorschriften van de WGW. Zo dienen arbeidsmiddelen – waartoe drukapparatuur die door werknemers worden gebruikt, zoals de bediening van de apparatuur, zijn te rekenen – ingevolge het op de Arbeidsomstandighedenwet gebaseerde Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit), worden gekeurd voordat deze voor de eerste maal in gebruik wordt genomen indien de veiligheid afhangt van de wijze van installatie (artikel 7.4a, eerste lid 1, Arbobesluit). Deze keuring heeft betrekking op de juiste wijze van installatie en veilig functioneren. Het onderhavige wijzigingsbesluit voorziet in artikel 12b (Artikel I, onderdeel J) in een equivalente keuring voor ingebruikneming voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. Teneinde een ongewenste samenloop te voorkomen is bij het onderhavige besluit het Arbobesluit gewijzigd in die zin dat wanneer de keuringsplicht van artikel 12b van toepassing is, de keuring voor ingebruikneming ingevolge artikel 7.4a van het Arbobesluit niet van toepassing is; zie artikel III en de toelichting hierop.

2.3 Samenhang met Stoomwetgeving

In het op de Stoomwet gebaseerde Stoombesluit zijn regels gesteld voor de vervaardiging, het in gebruik nemen en het gebruik van stoom- en damptoestellen. De samenbouw tot druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het onderhavige besluit van toepassing is vallen ook onder de werkingssfeer van de Stoomwet en het Stoombesluit. In het onderhavige besluit is bepaald dat de vervaardigingsvoorschriften, met inbegrip van voorschriften voor ingebruikneming (in het Stoombesluit aangeduid als nader onderzoek), van het Stoombesluit niet van toepassing zijn op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop het onderhavige besluit van toepassing is, zulks met inachtneming van het overgangsrecht (zie de toelichting op de artikelen II en XI).

De gebruiksvoorschriften, in het bijzonder de periodieke gebruikskeuring, ingevolge het Stoombesluit zijn wel van toepassing op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. Deze bepalingen zijn in overeenstemming gebracht met het onderhavige besluit (zie toelichting op artikel II).

2.4 Samenhang met milieuwetgeving

Eisen met betrekking tot de technische integriteit van druksystemen onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker en de keuring voor ingebruikneming van zowel drukapparatuur, samenstellen als druksystemen voortvloeiend uit de milieuwetgeving zijn vervangen door de voorschriften ingevolge het onderhavige wijzigingsbesluit. Het betreft de volgende besluiten:

a. Besluit LPG-tankstations milieubeheer;

b. Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer;

c. Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer;

d. Besluit tankstations milieubeheer.

Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997.1

In deze regeling, die gebaseerd is op artikel 15, derde lid, van het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten 1995, zijn voorschriften gegeven omtrent het ontwerpen, het in gebruik nemen en het onderhouden van koelinstallaties. Onder een koelinstallatie wordt verstaan een mobiel of stationair samenstel van op elkaar afgestemde toestellen en leidingen, dat dient tot het onttrekken van warmte, waarvan de som van de nominale aandrijfvermogens van de compressoren, met uitsluiting van eventuele aanwezige hulp-apparatuur, 500 watt of meer bedraagt en waarin een stof, genoemd in de bijlage I bij de verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad van de Europese Unie van 15 december 1994 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PbEG L 333), een preparaat dat een zodanige stof bevat, of een onvolledig met uitsluitend fluor gehalogeneerde koolwaterstofverbinding met maximaal twee koolstofatomen, dan wel een preparaat dat een zodanige stof bevat, dient als koudemiddel. Deze koelinstallaties vallen onder het Besluit drukapparatuur, omdat in die installaties drukapparatuur voorkomt. Derhalve heeft ook het onderhavige wijzigingsbesluit betrekking op die koelinstallaties. De Regeling lekdichtheidsvoorschriften koel-installaties 1997 zal dan ook in overeenstemming worden gebracht met het Besluit druk-apparatuur en het onderhavige besluit.

2.5 Normadressaten

De eisen die in dit besluit worden gesteld ten aanzien van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen houden verplichtingen in voor de gebruiker. Een gebruiker is degene die drukapparatuur, samenstellen of druksystemen gebruikt. Verschillende verplichtingen in het besluit regarderen de gebruiker van de betreffende apparatuur; bijvoorbeeld het in het bezit hebben van een verklaring van ingebruikneming. De gebruiker is degene die feitelijk de apparatuur onder zich heeft en gebruikt, ongeacht de civielrechtelijke positie van deze ten opzichte van de apparatuur. Dit betekent bijvoorbeeld dat een huurder van de apparatuur die deze apparatuur ook gebruikt, als gebruiker in de zin van dit besluit wordt aangemerkt en derhalve de verplichtingen die voor een gebruiker gelden in acht dient te nemen. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een gebruiker bepaalde handelingen laat verrichten door een derde; bijvoorbeeld dat door een leverancier (of een eigenaar die geen gebruiker is) van drukapparatuur namens de gebruiker een verklaring van ingebruikneming wordt aangevraagd en documenten bewaart, maar ontslaat de gebruiker niet van zijn publiek-rechtelijke verplichtingen die uit dit besluit voor hem voortvloeien.

2.6 Veiligheidseisen

Met betrekking tot de veiligheidseisen voor druksystemen zal worden aangesloten op de essentiële eisen zoals bepaald in het Besluit drukapparatuur.

De overheid moet bij het toezicht op de naleving uitgaan van de veiligheidseisen die gelden ingevolge dit besluit en zal tegen degene die het druksysteem heeft ontworpen en vervaardigd moeten kunnen optreden, indien het druksysteem niet voldoet aan genoemde eisen.

De gebruiker zal door gebruikmaking van de in het wijzigingsbesluit beschreven certificeringsprocedures, moeten vaststellen dat het druksysteem voldoet aan de veiligheidseisen, alvorens hij de verklaring van overeenstemming mag opstellen. Dit geldt ook als hij heeft vervaardigd in overeenstemming met bestaande nationale normen en specificaties die van belang en nuttig zijn voor de juiste toepassing van de veiligheidseisen; dit levert echter nog niet het vermoeden op dat voldaan wordt aan de veiligheidseisen van het besluit. Alleen indien is vastgesteld dat voldaan is aan die eisen, mag ook in dit geval de verklaring van overeenstemming worden opgesteld.

2.7 Opstelling

De eisen met betrekking tot de opstelling van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen zijn van globale aard en worden, in voorkomend geval, getoetst bij de keuring voor ingebruikneming.

2.8 Certificering en keuring

De nieuwbouwkeuring met betrekking tot de samenbouw van druksystemen die de gebruiker moet volgen is afgestemd op de voor samenstellen in het Besluit drukapparatuur (artikel 12) bepaalde beoordelingen en procedures van de overeenstemming. Evenals in het Besluit drukapparatuur ten aanzien van samenstellen, is bij de uitwerking van deze procedures rekening gehouden met het niveau van het gevaar dat aan de samenbouw van druksystemen inherent is.

Met uitzondering van in het besluit aangegeven druksystemen binnen bepaalde grenzen, geldt dat druksystemen, voordat mag worden overgegaan tot in bedrijf stellen, vergezeld moeten gaan met een verklaring van overeenstemming, waarin de gebruiker verklaart dat het druksysteem voldoet aan de veiligheidseisen, nadat voor zover van toepassing, de voorgeschreven certificeringsprocedures in acht zijn genomen.

Bij het installeren van drukhoudende apparatuur gaat het om de opstelling, de inrichting en de uitrusting daarvan en in het bijzonder om de goede werking van de veiligheids-voorzieningen. Een keuring voor de eerste ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen richt zich op deze aspecten. In het SER-advies van 18 juni 1998 (nr. 98 14483/LN/204) over een voorstel tot herziening van keuringsregimes met betrekking tot arbeidsmiddelen wordt unaniem ingestemd met het handhaven van een keuring voor ingebruikneming. Overigens is een dergelijke keuring niet voor alle apparatuur nodig. Voorbeelden hiervan zijn drukvaten die niet in een installatieverband worden opgesteld en samenstellen of druksystemen waar het gevaarsaspect bij het gebruik beduidend lager ligt. De keuring kan worden verricht door een keuringsinstantie of een keuringsdienst van gebruikers. Voor drukapparatuur en samenstellen, die onder het Besluit drukapparatuur vallen, zal de keuring voor ingebruikneming in het algemeen geringer van aard en omvang (minder aspecten te beoordelen omdat dit al in het kader van de CE-markering is gedaan) zijn dan voor druksystemen vervaardigd op locatie onder verantwoordelijkheid van de gebruiker. Ten bewijze dat de keuring heeft plaatsgevonden wordt een verklaring van ingebruikneming door de betrokken instantie of dienst opgesteld, waarin wordt verklaart dat de drukapparatuur, samenstellen of druksystemen voldoet aan de eisen omtrent de opstelling, de inrichting en de uitrusting en onder de te verwachten bedrijfsomstandigheden in gebruik kan worden genomen. Deze verklaring kan worden beschouwd als een certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de WGW.

2.9 Keuringsinstanties, erkende onafhankelijke instellingen en keuringsdienst van gebruikers

Op grond van artikel 5 van de WGW wijst de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de keuringsinstantie(s), onafhankelijke instellingen en keuringsdiensten van gebruikers aan. Zij moeten voldoen aan eisen die overeenkomen met de voorwaarden zoals neergelegd in het Besluit drukapparatuur. De uit te voeren werkzaamheden van deze organisaties ten behoeve van de samenbouw van drukapparatuur tot druksystemen zijn hetzelfde als die in het kader van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming van samenstellen. De taken die keuringsinstanties en keuringsdiensten van gebruikers uitvoeren bij de keuring voor de eerste ingebruikneming liggen in het verlengde van de eerder genoemde werkzaamheden. Dit houdt in dat de minister organisaties niet afzonderlijk zal aanwijzen die uitsluitend taken uitvoeren in het kader van het onderhavige wijzigingsbesluit, maar dat organisaties worden aangewezen die in beginsel alle certificeringshandelingen kunnen verrichten. Met betrekking tot buitenlandse keuringsinstanties zij gewezen op het volgende. Een keuringsinstantie die door een andere lidstaat in het kader van de richtlijn drukapparatuur is aangemeld bij de Europese Commissie, kan zonder beperkingen in Nederland bij certificeringsprocedures van drukapparatuur en samenstellen worden betrokken. Een dergelijke instantie is voor wat betreft het functioneren als keuringsinstantie op grond van de richtlijn onderworpen aan het toezicht door die andere lidstaat. Buitenlandse keuringsinstanties die daarnaast wensen te worden betrokken bij keuringen die voortvloeien uit de toepassing van nationaal beleid, waarbij het gaat om de certificering van druksystemen en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, dienen echter hiertoe uitdrukkelijk op grond van artikel 5 van de WGW, j° artikel 20 te worden aangewezen. Om een adequaat toezichtsbeleid te kunnen realiseren brengt dit met zich mee dat buitenlandse keuringsinstanties, althans waar het gaat om keuringen voor ingebruikneming en de certificering van druk-systemen, in Nederland dienen te beschikken over een vestiging of filiaal. Zie verder op dit punt de toelichting op artikel I (onderdeel Q).

2.10 Bijzondere maatregelen

Op grond van de artikelen 12 en 19 van de WGW kunnen met betrekking tot druksystemen maatregelen worden genomen, zoals het eisen van herstelling of behandeling, het aanbrengen van een merk van afkeuring of verzegeling, indien er sprake is van gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van personen of de veiligheid van goederen.

2.11 Overgangsrecht

Het onderhavige wijzigingsbesluit voorziet in een overgangsmaatregel op grond waarvan het mogelijk is nog tot 29 mei 2002 druksystemen te vervaardigen overeenkomstig de geldende wetgeving op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit. Met betrekking tot genoemde datum is aansluiting gezocht bij het overgangsregime voor drukapparatuur en samenstellen ingevolge de richtlijn drukapparatuur (zie artikel 39 van het Besluit drukapparatuur). Wanneer druksystemen gedurende de overgangsperiode nog worden vervaardigd overeenkomstig het «oude» regime, dan geldt wel de voorwaarde dat voor 29 mei 2002 een verklaring van ingebruikneming ingevolge dit wijzigingsbesluit (zie artikel IX en de toelichting hierop) moet zijn afgegeven. Het besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst (zie artikel X).

3. Notificatie

Ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204)1 kortweg de notificatierichtlijn, is een ontwerp van het onderhavige besluit op 13 september 2000 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatie nr. 2000/0545/NL)

Doel van de notificatieprocedure is de Europese Commissie en de overige lidstaten in de gelegenheid te stellen na te gaan, in hoeverre de door een lidstaat voorgenomen normen en voorschriften zullen leiden tot belemmeringen in het handelsverkeer. De notificatie is verplicht omdat het onderhavige besluit technische voorschriften bevat in de zin van de notificatierichtlijn. Het betreft immers een besluit dat aan druksystemen met betrekking tot de vervaardiging, technische eisen stelt.

Hoewel sprake is van technische voorschriften in de zin van de notificatierichtlijn waar het gaat om de vervaardigingseisen van druksystemen, hebben deze voorschriften geen enkel effect op het vrije handelsverkeer tussen de lidstaten. In dit verband wordt gewezen op het volgende.

Het besluit heeft enerzijds betrekking op degene die onder eigen verantwoordelijkheid drukapparatuur assembleert voor eigen gebruik (druksystemen vervaardigt). Aan de vervaardiging worden ingevolge artikel 12a technische eisen gesteld. De gebruiker die voor eigen gebruik druksystemen vervaardigt heeft niet het oogmerk deze apparatuur aan derden ter beschikking te stellen. Alvorens de gebruiker de zelf geassembleerde druksystemen toch in de handel wenst te brengen, dient deze apparatuur overeenkomstig de EG-richtlijn drukapparatuur (die is geïmplementeerd in het Besluit drukapparatuur) alsnog CE te worden gemarkeerd, op grond waarvan het vrij verhandelbaar is. Druksystemen die bestemd zijn voor eigen gebruik hebben derhalve geen invloed op het productenverkeer.

Anderzijds heeft het besluit betrekking op een keuring van drukhoudende apparatuur vóór de eerste ingebruikneming. Dit regime voor ingebruikneming richt zich op het veilig (doen) installeren van drukhoudende apparatuur waarbij het gaat om de opstelling, de inrichting en uitrusting daarvan en in het bijzonder om de goede werking van de veiligheidsvoorzieningen. Een keuring voor de eerste ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen als bedoeld in artikel 12b richt zich op deze aspecten. Bij deze keuring worden geen (additionele) nieuwbouweisen gesteld aan de apparatuur zelf, maar wordt voorgeschreven dat er organisatorische voorzieningen moeten worden getroffen dat drukapparatuur adequaat wordt opgesteld en goed bereikbaar moet zijn voor onderhoud. Bij de keuring voor eerste ingebruikneming wordt feitelijk gecontroleerd of de drukapparatuur voldoet aan in het kader van de nieuwbouw gestelde technische eisen, alvorens deze apparatuur in bedrijf wordt gesteld. De eisen met betrekking tot de opstelling van deze apparatuur, bedoeld in artikel 23a, worden bij deze keuring betrokken. In dit verband wordt voorgeschreven dat de apparatuur zodanig moet zijn opgesteld dat het toegankelijk en bereikbaar moet zijn voor het gebruik en het uitvoeren van onderhoud, onderzoek, inspectie, reparatie en keuringen. Dit zijn derhalve organisatorische maatregelen om de apparatuur veilig te kunnen gebruiken en te onderhouden. Ook is voorgeschreven dat de apparatuur van een zodanige ondersteuning moet zijn voorzien dat de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht. Deze eis is globaal geformuleerd en wordt nader ingevuld door de gebruiker, zo nodig in overleg met de keuringsinstantie, bij de feitelijke installatie. De feitelijke gebruiksomstandigheden bepalen welke ondersteuning adequaat kan worden geacht. Deze eis betreft derhalve geen technische eis aan de drukhoudende apparatuur als zodanig, maar heeft betrekking op de feitelijke installatie daarvan. De voorgestelde keuring voor ingebruikneming doet derhalve niet af aan het vrij verhandelbaar zijn van drukapparatuur, waarbij nog wordt opgemerkt dat drukapparaten die zijn voorzien van de CE-markering ingevolge de richtlijn drukapparatuur per definitie vrij verhandelbaar zijn.

Gelet op het vorenstaande is in de notificatieprocedure een beroep gedaan op artikel 10, tweede lid, van de notificatierichtlijn op grond waarvan de standstill-periode niet in acht behoeft te worden genomen (dit betreft de periode die normaliter in acht moet worden genomen alvorens een lidstaat een definitief besluit kan nemen). De notificatieprocedure heeft de lidstaat Frankrijk aanleiding gegeven tot opmerkingen en vragen die gebaseerd zijn op de overweging dat het ontwerpbesluit een belemmering zou vormen met het beginsel van vrijhandelsverkeer. In voor vermelde zin is geantwoord dat het beoogde besluit geen invloed heeft op het vrij verhandelbaar zijn van de betreffende apparatuur en dat, zo er al sprake zou zijn van enige invloed op het vrijhandelsverkeer, hetgeen niet het geval is, zulks is te rechtvaardigen op grond van de noodzakelijke bescherming van de arbeidsveiligheid.

Aangezien het besluit geen significante effecten op de handel in druksystemen heeft, is het niet gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235).

4. Uitvoerings- en handhavingsaspecten en financiële lasten

Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de wet, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de regionale directeuren van Arbeidsinspectie van SZW aangewezen als ambtenaren die namens hem zijn belast met het toezicht op de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen (Organisatie- en mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996, Stcrt. 1996, 128, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 1 april 1997, Stcrt. 115). Dit toezicht zal worden uitgevoerd bij de reguliere inspectiebezoeken die deze dienst aan de bedrijven brengt.

Met het toezicht op de naleving van de wet en het Besluit drukapparatuur (en daarmee ook op het onderhavige wijzigingsbesluit) in de mijnbouwsector zijn de ambtenaren van het Staatstoezicht op de mijnen belast (regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken van 3 juni 1999, nr. WBJA/W2/99/24 442; Stcrt. 107).

Aangezien dit wijzigingsbesluit een modernisering betreft van de regelgeving die in hoofd-zaak was gebaseerd op de Stoomwet en hierbij geen substantiële materiële wijzigingen zijn doorgevoerd zal naar verwachting de inwerkingtreding van dit besluit geen noemenswaardige taakverzwaring voor de genoemde inspectiediensten betekenen, noch een noemenswaardige toename van de werkdruk van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht met zich meebrengen.

Het toezicht op de keuringsinstantie(s), keuringsdienst(en) van gebruikers en erkende onafhankelijke instellingen zal geen taakverzwaring opleveren, aangezien het dezelfde instantie(s), diensten en instellingen betreft als die in het kader van het Besluit druk-apparatuur zijn of worden aangewezen.

Over de uit het wijzigingsbesluit voortvloeiende kosten voor het bedrijfsleven met betrekking tot de samenbouw van druksystemen wordt verwezen naar hetgeen in de nota van toelichting (punt 4) bij het Besluit drukapparatuur is opgemerkt, waarbij het buitenlands aspect buiten beschouwing kan blijven. De kosten met betrekking tot de eerste keuring voor ingebruikneming zullen ten opzichte van de huidige situatie nagenoeg hetzelfde blijven, omdat de inhoud van de keuring niet verandert en het aantal te keuren objecten vergelijkbaar is. Door de marktwerking bij keuringsinstanties en de mogelijkheid dat keuringsdiensten van gebruikers ingevolge artikel 22 de keuring kunnen uitvoeren, is mogelijk een lichte daling van de kosten te verwachten.

Teneinde een soepele invoering van het wijzigingsbesluit te bevorderen is een overgangsmaatregel getroffen op grond waarvan het mogelijk is nog tot 29 mei 2002 druksystemen te vervaardigen overeenkomstig de geldende wetgeving op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit. Voorts is in het kader van het overgangsrecht geregeld dat rekening wordt gehouden met reeds onder het oude recht verleende vergunningen of aanvragen om een zodanige vergunning waarop nog niet is beslist op het moment van het inwerkingtreding van dit besluit alsmede wordt rekening gehouden met reeds onder het oude recht verrichtte onderzoeken.

Hierna wordt artikelsgewijs een toelichting op het besluit gegeven.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I (onderdeel A)

Artikel 1

In het nieuwe onderdeel k van artikel 1 is het begrip druksysteem gedefinieerd. Dit begrip is vergelijkbaar met het begrip samenstellen, zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel j, echter met het verschil dat een druksysteem wordt ontworpen en gefabriceerd onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te worden geïnstalleerd op diens bedrijfsterrein. Een druksysteem kan derhalve bestaan uit verschillende drukapparaten, samenstellen of een combinatie hiervan die op het bedrijfsterrein van de gebruiker tot een geïntegreerd en functioneel geheel zijn samengebouwd.

Een druksysteem kan bestaan uit meerdere drukvaten, (clusters van) installatieleidingen, veiligheidsappendages, appendages onder druk en/of samenstellen, die ieder afzonderlijk in de regel zijn voorzien van een CE-markering, een gebruiksaanwijzing en een EG-verklaring van overeenstemming. De installatieleidingen in het druksysteem worden in het algemeen onder verantwoordelijkheid van de gebruiker op diens bedrijfsterrein geprefabriceerd en vervolgens samengebouwd tot een geïntegreerd leidingsysteem samen met de overige drukapparaten (ook onder meer veiligheidsappendages). Een dergelijk druksysteem wordt apart beveiligd en kan apart worden ingesloten in geval van calamiteiten.

De definities van keuringsinstantie en onafhankelijke instelling onderscheidenlijk keuringsdienst van gebruikers (artikel 1, nieuw onderdeel t, respectievelijk nieuw onderdeel u), zijn gewijzigd omdat een aanwijzing van deze instanties, instellingen en diensten niet per definitie plaats vindt in het kader van de richtlijn drukapparatuur. Het onderhavige besluit brengt met zich mee dat een aanwijzing ook kan zijn gebaseerd op nationaal beleid; hierbij gaat het dan om nieuwbouwkeuringen van druksystemen en de keuringen voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen (zie echter met betrekking tot het aanwijzingsbeleid ook de toelichting op het gewijzigde artikel 20 (Artikel I, onderdeel Q)).

Artikel 1 (onderdeel B)

Artikel 3

De werkingssfeer van het Besluit drukapparatuur is uitgebreid tot druksystemen en voorts is het besluit uitgebreid met regels in het kader van de ingebruikneming van zowel drukapparatuur, samenstellen als druksystemen.

Artikel 1 (onderdeel C)

Artikel 4

In verband met de uitbreiding van de werkingssfeer van het besluit tot druksystemen is artikel 4 (aanwijzing als gevaarlijk werktuig als bedoeld in de WGW) hiermee in overeenstemming gebracht.

Artikel 1 (onderdeel D)

Artikel 5

De algemene zorgverplichting van artikel 5 is in het tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaard op druksystemen. Aangezien er ten aanzien van druksystemen per definitie geen sprake is van het in de handel brengen, brengt dit met zich mee dat de algemene zorgverplichting alleen betrekking heeft op het in bedrijf stellen van druksystemen.

Artikel 1 (onderdeel E)

Artikel 6

In het eerste lid van artikel 6 is «drukvat» vervangen door het ruimere begrip drukapparatuur, waardoor het nu duidelijker is dat bijvoorbeeld ook installatieleidingen met meer dan één ruimte op de bedoelde wijze worden ingedeeld.

Op grond van het nieuwe derde lid van artikel 6 worden druksystemen op overeenkomstige wijze als voor samenstellen ingedeeld naar risicocategorie. Het nationaalrechtelijke begrip «druksystemen» is feitelijk gelijk aan het begrip «samenstellen» dat van Europees rechtelijke origine is, met dien verstande dat druksystemen onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker worden gebouwd om te worden geïnstalleerd op diens bedrijfsterrein. Met het nieuwe derde lid wordt derhalve het regime voor risicoindeling van samenstellen op grond van de richtlijn drukapparatuur van overeenkomstige toepassing verklaard op druksystemen.

Artikel 1 (onderdeel G)

Artikel 8

Op grond van het nieuwe derde lid van artikel 8 worden de essentiële veiligheidseisen voor samenstellen, vermeld in bijlage I bij de richtlijn drukapparatuur, van toepassing verklaard op druksystemen. Hiermee wordt voor druksystemen een gelijk veiligheidsniveau geëist als het niveau dat geldt voor samenstellen.

Artikel 1 (onderdeel H)

Artikel 9

De wijziging van het eerste lid van artikel 9 brengt met zich mee dat druksystemen, overeenkomstig hetgeen geldt voor samenstellen, met kenmerkende waarden beneden of gelijk aan de in artikelen 8 vermelde grenzen, niet behoeven te worden ontworpen en gefabriceerd overeenkomstig de essentiële veiligheidseisen van bijlage I bij de richtlijn. Wel moeten zij zodanig zijn ontworpen en gefabriceerd dat een veilig gebruik hiervan is gewaarborgd. Met het oog op een veilig gebruik van druksystemen moeten zij, overeenkomstig hetgeen geldt voor drukapparatuur en samenstellen ingevolge het tweede lid, vergezeld gaan van een adequate gebruiksaanwijzing alsmede moeten deze druksystemen zijn voorzien van een aanduiding waarop de identiteit van de gebruiker, onder wiens verantwoordelijkheid deze druksystemen zijn ontworpen en gefabriceerd, is vermeld.

Artikel I (onderdeel J)

Artikel 12a (nieuw)

Drukapparatuur en samenstellen mogen uitsluitend in de handel worden gebracht en in gebruik worden gesteld indien zij zijn vervaardigd overeenkomstig het Besluit drukapparatuur. Het in de handel brengen is bepalend voor het ogenblik waarop het product overgaat van de fase van productie op de communautaire markt naar de fase van distributie en/of gebruik op het grondgebied van de EER. Wanneer een product voor eigen gebruik door de fabrikant of de importeur is vervaardigd of uit een derde land is ingevoerd, vallen het in de handel brengen en het in gebruik nemen samen; de verplichting van overeenstemming met de richtlijn drukapparatuur ontstaat in dit geval in het stadium van het eerste gebruik. Dit brengt met zich mee dat wanneer een drukapparaat wordt vervaardigd voor eigen gebruik, de verplichtingen ingevolge het Besluit drukapparatuur van toepassing zijn. Echter uit de richtlijn drukapparatuur blijkt dat de richtlijn niet van toepassing is op de onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker verrichte samenbouw van drukapparatuur, zoals industriële installaties, op diens bedrijfsterrein (zie overweging 5 van de richtlijn). Aangezien een dergelijke samenbouw gelijke veiligheidsrisico's met zich brengt dan de vervaardiging van samenstellen die aan derden ter beschikking worden gesteld, is met het nieuwe artikel 12a hiervoor een voorziening getroffen. Overigens zij opgemerkt dat ten aanzien van de samenbouw van drukapparatuur voor eigen gebruik, reeds met dit nieuwe artikel vergelijkbare voorschriften golden, onder andere op grond van de Stoomwet. Deze voorschriften zijn in overeenstemming gebracht met het Besluit drukapparatuur.

In het nieuwe artikel 12a is voor druksystemen de procedure voor de beoordeling van overeenstemming van samenstellen, bedoeld in artikel 12, van overeenkomstige toepassing verklaard. Een druksysteem betreft het nationaal rechtelijke equivalent van een samenstel met dit verschil dat een druksysteem niet bestemd is om het aan derden ter beschikking te stellen en wordt ontworpen en vervaardigd onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te worden geïnstalleerd op diens bedrijfsterrein. Aan druksystemen worden ingevolge artikel 8, derde lid, dezelfde veiligheidseisen gesteld dan die worden gesteld aan samenstellen. Dit brengt mee dat ook de procedure voor de beoordeling van de overeen-stemming van druksystemen met deze veiligheidseisen inhoudelijk moet worden gelijkgeschakeld met de procedure die geldt voor samenstellen.

Ten aanzien van een druksysteem dient door de gebruiker op grond van het eerste lid een verklaring van overeenstemming te worden opgesteld nadat de geldende certificeringsprocedures met succes zijn afgerond. Deze verklaring is materieel gelijk aan de EG-verklaring van overeenstemming. Aangezien bijlage VII bij de richtlijn, die betrekking heeft op de EG-verklaring van overeenstemming, van overeenkomstige toepassing is verklaard, dient deze verklaring de in deze bijlage genoemde gegevens te bevatten.

In het tweede lid is op de beoordeling van overeenstemming van druksystemen met de essentiële veiligheidseisen, de procedure die geldt voor samenstellen ingevolge artikel 12, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard.

Een druksysteem bestaat uit verschillende drukapparaten en/of samenstellen. Deze afzonderlijke componenten van een druksysteem zullen in de regel een CE-markering hebben omdat de gebruiker deze van derden heeft betrokken. Indien dat het geval is dan behoeven deze componenten ingevolge het derde lid niet afzonderlijk aan een beoordelingsprocedure te worden onderworpen. In het geval de componenten van een druksysteem bestaan uit verschillende drukapparaten die onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker voor eigen gebruik zijn vervaardigd, dan dienen deze op grond van het tweede lid afzonderlijke aan de beoordelingsprocedure ingevolge artikel 12, tweede lid, onderdeel a, jo artikel 11 te worden onderworpen. In dit laatste geval behoeft op de verschillende drukapparaten geen CE-markering te worden aangebracht. Er wordt op gewezen dat in dit geval het overigens wel is toegestaan op de verschillende componenten de CE-markering aan te brengen. Dit heeft als voordeel dat de verschillende componenten vrij verhandelbaar zijn indien een druksysteem niet meer voor eigen gebruik bestemd is en wordt gedemonteerd.

Overigens wordt nog gewezen op het volgende. Een druksysteem bestaat uit verschillende onderdelen die met elkaar verbonden worden. De onderdelen zijn drukapparatuur (drukvaten, installatieleidingen) en/of samenstellen die, wanneer zij van derden worden betrokken, met een CE-markering zijn geleverd (zie ook de toelichting bij artikel 1, ten aanzien van het begrip druksysteem). Evenals bij samenstellen wordt bij de beoordeling van drukapparatuur in een druksysteem de invloed betrokken die de ermee verbonden delen van dat druksysteem uitoefenen op de gebruiksomstandigheden van die apparatuur. Het vaststellen van die invloed gebeurt in beginsel wanneer de drukapparatuur (vrijwel) bedrijfsklaar is opgesteld. Voor eenvoudige druksystemen, waarbij die invloed goed is te overzien, kan worden volstaan met deze beoordeling in bedrijfsklare toestand. Voor meer complexe druksystemen is de overzichtelijkheid minder. Het vereiste onderzoek zal in vergelijking met het onderzoek bij eenvoudige druksystemen, derhalve veel omvangrijker zijn en krijgt daarmee het karakter van een veiligheidsanalyse. Indien het onderzoek zou worden uitgevoerd in bedrijfsklare toestand van een dergelijke druksysteem, is de kans groter dat er tekortkomingen worden geconstateerd. Teneinde de risico's van ingrijpende wijzigingen, vertragingen, e.d. te vermijden, is het sterk aan te bevelen, de onderlinge beïnvloeding van de drukapparatuur reeds in een vroegtijdig stadium aan een oordeel te onderwerpen.

Deze oordeelsvorming vindt dan plaats in de ontwerpfase bij de bestudering van de technische documentatie in het kader van de procedure voor de beoordeling van de overeenstemming van druksystemen op grond van het onderhavige artikel. In deze procedure is een eindcontrole van het druksysteem opgenomen, die ook een onderzoek van de veiligheidsappendages omvat om na te gaan of aan de eisen is voldaan. Dit onderzoek wordt, indien de aanbeveling wordt overgenomen, derhalve reeds uitgevoerd bij de bestudering van de technische documentatie. De eindcontrole voor druksystemen wordt uitgevoerd door een keuringsinstantie of een keuringsdienst van gebruikers. De eerste keuring voor ingebruikneming van druksystemen, bedoeld in artikel 12b, die eveneens wordt uitgevoerd door een keuringsinstantie of keuringsdienst van gebruikers, kan zich dan beperken tot een controle van de opstelling en inrichting, en een controle op overeen-stemming tussen beoordeelde toestand en de bedrijfsklare toestand van de druksysteem. Deze aanbeveling van vroegtijdige inschakeling geldt evenzeer voor de meer ingewikkelde samenstellen met betrekking tot de procedure zoals bedoeld in artikel 12.

Artikel 12b (nieuw)

In het nieuwe artikel 12b is de keuring voor ingebruikneming geregeld voor zowel druk-apparatuur, samenstellen als druksystemen. Hiermee wordt beoogd de opstelling van de meer gevaarvolle apparatuur te beoordelen om een veilig gebruik en de mogelijkheid tot goed onderhoud zeker te stellen.

Bij het installeren van drukhoudende apparatuur gaat het om de opstelling, de inrichting en de uitrusting daarvan en in het bijzonder om de goede werking van de veiligheidsvoorzieningen. Een keuring voor de eerste ingebruikneming richt zich op deze aspecten. Overigens is een dergelijke keuring niet voor alle apparatuur noodzakelijk. Voorbeelden hiervan zijn drukvaten die niet in een druksysteemverband worden opgesteld en samen-stellen of druksystemen waar het gevaarsaspect bij het gebruik beduidend lager ligt. Op grond van het eerste lid worden bij ministeriële regeling drukapparatuur, samenstellen en druksystemen aangewezen die onder de keuringsplicht ingevolge dit artikel vallen. In beginsel zou het mogelijk zijn om ten aanzien van een aantal evidente situaties in het besluit zelf aan te geven dat hierop de keuringsplicht van toepassing is. Deze situaties komen overeen met die welke ingevolge het Stoombesluit onder de keuringsplicht van dat besluit vielen. Het beleid is erop gericht om bij de aanwijzing ingevolge het eerste lid aan te sluiten bij de reikwijdte van de keuringsplicht ingevolge het Stoombesluit. Echter met de inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur in verband met de richtlijn drukapparatuur (Stb. 1999, 311) is de indeling van drukhoudende apparatuur naar gevaarscriteria gewijzigd ten opzichte van de indeling in het Stoombesluit. De bedoelde indeling is bepalend voor het van toepassing zijn van de keuringsplicht. In nauw overleg met het bedrijfsleven worden de verschillende indelingen vergeleken en zal, gelet op de gevaarseigenschappen van de betreffende apparatuur, worden bepaald welke apparatuur onder de keuringsplicht gaat vallen. Gelet op het feit dat het niet denkbeeldig is dat de beoordeling van de indeling van apparatuur naar gevaarsaspecten aan de hand van de nieuwe indelingscriteria in de praktijk tot ongewenste wijzigingen leiden in de reikwijdte van de keuringsplicht in vergelijking met de situatie onder het Stoombesluit, dient op eenvoudige wijze op basis van een ministeriële regeling de aanwijzing van de betreffende apparatuur te kunnen worden gewijzigd. Daarbij speelt ook het gegeven dat op voorhand het echter niet mogelijk is om ten aanzien van alle denkbare situaties waarin drukhoudende apparatuur wordt opgesteld, te bepalen wat hiervan de veiligheidsrisico's zijn en of een keuring voor ingebruikneming is geïndiceerd. Indien dit laatste is geboden dient een aanwijzing van de betreffende apparatuur omwille van de in het geding zijnde veiligheidsrisico's snel te worden gerealiseerd.

Het voornemen is dat wanneer een min of meer structurele situatie is uitgekristalliseerd, de aanwijzing van apparatuur waarop de keuring voor ingebruikneming van toepassing is, op te nemen in het besluit zelf.

Een verklaring van ingebruikneming die ingevolge het tweede lid is vereist, wordt aangevraagd bij een aangewezen keuringsinstantie of keuringsdienst van gebruikers. Uit de aanvraag moeten de in het vierde lid bedoelde gegevens blijken respectievelijk moet de aanvraag vergezeld gaan met de in dit lid bedoelde documenten. De in het vierde lid, onderdeel c. bedoelde documentatie heeft betrekking op apparatuur die ingevolge artikel 39, eerste lid, nog tot 29 mei 2002 in handel mogen worden gebracht met toepassing van het regime dat gold voor de inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur, Stb. 1999, 311. Een belangrijke categorie apparatuur betreft die apparatuur die met toepassing van het Stoombesluit is vervaardigd. Ten aanzien van de documentatie die bij deze apparatuur behoort kan worden gewezen op het contrôleboek als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van het Stoombesluit.

Een verklaring van ingebruikneming wordt door een instantie of dienst ingevolge het negende lid eerst verleend nadat tegen het in gebruik nemen van de bedoelde apparatuur geen bezwaar bestaat. Een beslissing van een keuringsinstantie of keuringsdienst van gebruikers omtrent een verklaring van ingebruikneming betreft een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend ingevolge deze wet. Alvorens een verklaring kan worden afgegeven dient de opgestelde en geïnstalleerde drukapparatuur, samenstellen en druksystemen te worden gekeurd. Bij deze keuring wordt onderzoek verricht naar de aspecten, bedoeld in het vijfde lid, om na te gaan of de apparatuur voldoet aan de eisen van het Besluit drukapparatuur. Naar deze aspecten wordt onderzoek verricht voor zover dat relevant is. Deze aspecten zijn niet in het besluit verder uitgewerkt. Op grond van het zesde lid bestaat wel de mogelijkheid om deze aspecten bij ministeriële regeling verder uit te werken waarvan in eerste instantie geen gebruik zal worden gemaakt. Overwogen wordt om de bedoelde aspecten nader uit te werken in beleidsregels. In dit verband zij gewezen op het volgende. In het Besluit drukapparatuur zijn in hoofdzaak doelvoorschriften gegeven. In dit verband zij er bijvoorbeeld op gewezen dat er in het kader van de gestelde vervaardigingsvoorschriften geharmoniseerde normalisatie normen zijn of worden ontwikkeld en aangewezen. Deze normen kunnen worden opgevat als middelvoorschriften. Indien overeenkomstig deze aangewezen normen wordt vervaardigd wordt op grond van artikel 10 hiermee geacht te zijn voldaan aan de gestelde essentiële veiligheidseisen. In lijn hiermee zijn de voorgestelde beleidsregels op het punt van de opstelling (artikel 23a) en ingebruikneming van drukapparatuur. Het doel is dat drukapparatuur veilig wordt opgesteld en ook overigens voldoet aan de eisen van het Besluit drukapparatuur opdat deze apparatuur veilig in gebruik kan worden genomen. Ten aanzien van de wijze waarop een veilige opstelling kan worden gerealiseerd en op welke wijze dit dient te worden geverifieerd, met dit laatste derhalve de nadere concretisering van de onderzoeksaspecten, bedoeld in het vijfde lid, vindt geen regulering plaats in het besluit zelf, maar in beleidsregels. Dit spoort met de uitgangspunten van het Besluit drukapparatuur waarin, zoals gezegd, in hoofdzaak doelvoorschriften zijn gegeven. Met de voorgestelde beleidsregels zal aansluiting worden gezocht bij de huidige beleidsregels die mede zijn gebaseerd op het Stoombesluit en die worden voorbereid door de Technische Commissie voor Toestellen onder Druk (TCTD). Dit is een commissie waarin deskundigen uit het bedrijfsleven participeren. Deze regels, de zogenoemde Regels voor toestellen onder druk, bevatten richtlijnen onder andere op het punt van de ingebruikneming van drukhoudende apparatuur. Deze beleidsregels vormen reeds geruime tijd de nadere uitwerking van het normatieve kader in het Stoombesluit met betrekking tot de installatie en ingebruikneming van de betreffende apparatuur. Met de voorgestelde beleidsregels wordt een flexibel instrument, ten aanzien waarvan in de praktijk is gebleken dat die goed functioneert, gecontinueerd. Deze beleidsregels zijn voorts van een zodanige omvang en gedetailleerdheid dat, los van de uitgangspunten van het Besluit drukapparatuur, opname hiervan in het besluit zelf niet in de rede ligt.

In het geval door private partijen geen of minder geschikte normen worden voorgesteld die als beleidsregels kunnen fungeren of in het geval een uniforme normering ten aanzien van bepaalde aspecten met betrekking tot de ingebruikneming van drukhoudende apparatuur is geboden, kunnen niettemin op grond van het zesde lid bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Bij de keuring voor ingebruikneming wordt op grond van het zevende lid rekening gehouden met de beoordelingen van overeenstemming die ingevolge de artikel 11, 12 of 12a in het kader van de nieuwbouw van de bedoelde apparatuur reeds hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat dergelijke nieuwbouwkeuringen in het kader van de keuring voor ingebruikneming niet worden herhaald maar wel dat wordt geverifieerd of de nieuwbouwkeuringen overeenkomstig het Besluit drukapparatuur zijn uitgevoerd en vergezeld gaan van de hiervoor benodigde documenten. Indien overeenkomstig de aanbeveling bij artikel 12a, ten aanzien van complexe samenstellen en druksystemen, reeds bij de bestudering van de technische documentatie een onderzoek is verricht naar de veiligheidsappendages in het kader van de overeenstemmingsbeoordeling in de nieuwbouwfase, dan wordt dit onderzoek niet herhaald bij de controle, bedoeld in het vijfde lid, onder c. De keuring voor ingebruikneming zal zich op grond van het vijfde lid derhalve feitelijk richten op die aspecten die met het veilig in gebruik kunnen nemen samengaan, met name de uitwendige toestand en de opstelling van de apparatuur en de werking van de veiligheidsappendages en onder druk staande appendages. Hierbij wordt ook acht geslagen op de naleving van de gebruiksvoorschriften voor de opstelling van de apparatuur, bedoeld in artikel 23a. Van de keuring wordt op grond van het achtste lid een rapport opgesteld.

Op grond van het tiende lid kan door een instantie of dienst een voorlopige verklaring van ingebruikneming worden afgegeven indien nog niet geheel aan de verplichtingen van dit artikel wordt voldaan maar hiervan vooralsnog geen extra gevaar is te duchten. Hierbij gaat het uitsluitend om verplichtingen in het kader van de keuring voor ingebruikneming. Een voorlopige verklaring kan niet worden afgegeven wanneer bijvoorbeeld nog niet is voldaan aan de eisen in het kader van de beoordeling van overeenstemming in de nieuwbouwfase. Dit is ook logisch omdat drukapparatuur en samenstellen niet in de handel mogen worden gebracht en druksystemen niet in bedrijf mogen worden gesteld zonder met succes aan de betreffende beoordeling van overeenstemming onderworpen te zijn geweest. Een voorlopige verklaring kan bijvoorbeeld wel worden afgegeven wanneer nog niet geheel wordt voldaan aan de eisen die een keuringsinstantie stelt aan het veilig in gebruik kunnen nemen van de bedoelde apparatuur; bijvoorbeeld in de sfeer van de opstelling, maar dat hiervan niet gelijk een extra gevaar van uitgaat. Een voorlopige verklaring wordt slechts voor beperkte duur verleend en wordt ingetrokken indien de redenen waarvoor deze is afgegeven zijn komen te vervallen. Op grond van het twaalfde lid vervalt een voorlopige verklaring van rechtswege indien niet binnen de in deze verklaring gestelde termijn door de keuringsinstantie of keuringsdienst van gebruikers nodig geachte (nadere) voorzieningen zoals deze in voorlopige verklaring zijn omschreven, niet door de gebruiker zijn getroffen.

Artikel I (onderdeel K)

Artikel 13

Analoog aan de bewaarplicht van de fabrikant en importeur van documenten ingevolge artikel 13, eerste lid, respectievelijk tweede lid, ten aanzien van drukapparatuur en samenstellen, is in het nieuwe derde lid een bewaarplicht voor de gebruiker die een druksysteem heeft vervaardigd ten aanzien van de in dit lid vermelde documenten geformuleerd. Op grond van het nieuwe vierde lid dient de feitelijke gebruiker, indien van toepassing, de EG-verklaring van overeenstemming, de gebruiksaanwijzing en de (voorlopige) verklaring van ingebruikneming te bewaren zolang de drukapparatuur, samenstellen of druksystemen in werking zijn of in werking kunnen worden gesteld. In dit verband wordt voorts gewezen op de verplichting in artikel 20 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen om de ambtenaren van de Arbeidsinspectie alle verlangde gegevens en inlichtingen te verstrekken en inzage in alle bescheiden te verlenen.

Artikel I (onderdeel L)

Artikel 14

De wijzigingen in artikel 14, eerste lid en tweede lid betreffen uitsluitend redactionele verbeteringen. De vervanging van het woord model door type is uitsluitend geïndiceerd om aan te sluiten bij de bewoordingen in de bijlagen bij de richtlijn.

Analoog aan de procedure met betrekking tot voorgenomen wijzigingen in drukapparatuur en samenstellen of het type hiervan ten aanzien waarvan bepaalde certificeringsprocedures zijn gevolgd, bedoeld in artikel 14, leden één tot en met drie, zijn in de nieuwe leden vier tot en met zes de procedures met betrekking tot voorgenomen wijzigingen in druksystemen of het type hiervan, geformuleerd. Voor de materiële betekenis van deze nieuwe leden wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting van artikel 14 van het Besluit drukapparatuur.

Artikel I (onderdeel M)

Artikel 15

Een gedraging in strijd met de verplichtingen, voortvloeiende uit de nieuwe artikelen 12a (beoordeling van de overeenstemming druksystemen) en 12b (keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen) is verboden en is toegevoegd aan de verbodsbepaling van artikel 15. Deze gedragingen zijn strafbaar op grond van de artikelen 25a, juncto 15 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, juncto artikel 1, onder-deel 4, van de Wet op de economische delicten.

Artikel I (onderdeel N)

Artikel 16

Met de wijziging van het tweede lid van artikel 16 is beoogd om nauwkeuriger aan te sluiten bij het gestelde in punt 3.3 van bijlage I bij de richtlijn drukapparatuur. In dit punt is een aantal gegevens opgenomen die tezamen met de CE-markering op de drukapparatuur moet worden aangebracht of op een daarop stevig bevestigd gegevensplaatje (zie punt 3.3, onderdeel c, waarin ook een aantal uitzonderingen op dit uitgangspunt is vermeld).

Artikel I (onderdeel O)

Artikel 17

In verband met het onderbrengen van de beoordeling van de overeenstemming van druksystemen en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen in het onderhavige wijzigingsbesluit, is artikel 17 hiermee in overeenstemming gebracht. Overeenkomstig de richtlijn drukapparatuur heeft het vermoeden als bedoeld in het eerste lid alleen betrekking op die voorschriften die betrekking hebben op het ontwerp, de fabricage en de beoordeling van de overeenstemming. De aangebrachte CE-markering op drukapparatuur en samenstellen en de hierbij behorende EG-verklaring van overeenstemming geven derhalve een vermoeden dat deze apparatuur is vervaardigd in overeenstemming met de nieuwbouwvoorschriften.

In het nieuwe tweede lid is voor druksystemen die vergezeld gaan van een verklaring van overeenstemming een vergelijkbaar vermoeden geïntroduceerd. Het vermoeden heeft derhalve betrekking op de overeenstemming met de nieuwbouwvoorschriften, maar bijvoorbeeld niet op de voorschriften in het kader van de keuring voor ingebruikneming.

Artikel I (onderdeel P)

Artikel 19

De wijziging van artikel 19 brengt met zich mee dat een keuringinstantie een door haar afgegeven verklaring van typeonderzoek, verklaring van ontwerponderzoek of goedkeuring van het kwaliteitssysteem die betrekking hebben op een druksysteem kunnen worden ingetrokken wanneer de essentiële veiligheidseisen opgenomen in bijlage I bij de richtlijn zijn gewijzigd (zie verder toelichting op artikel 19 van het Besluit drukapparatuur).

Artikel I (onderdeel Q)

Artikel 20

De keuringsinstanties kunnen ook worden belast met de certificeringsprocedure voor druksystemen, bedoeld in artikel 12a, en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, bedoeld in artikel 12b. Met het oog hierop is artikel 20 gewijzigd. Het aanwijzingsbeleid zal er op zijn gericht een keuringsinstantie zowel te belasten met de certificeringsprocedures voor drukapparatuur en samenstellen die voortvloeien uit de richtlijn als met de nationaalrechtelijke certificeringsprocedure voor druksystemen en de keuring voor ingebruikneming. Aangezien dit nationaal rechtelijke regime is afgestemd op de certificeringsprocedures uit de richtlijn drukapparatuur is het, gelet op de nodige expertise, niet wenselijk keuringsinstanties alleen te belasten met de keuring van druksystemen en de keuring voor ingebruikneming.

Met betrekking tot buitenlandse keuringsinstanties zij gewezen op het volgende. Indien keuringen voortvloeien uit de toepassing van de richtlijn drukapparatuur, waarbij het gaat om de certificering (nieuwbouwkeuring) van drukapparatuur en samenstellen geldt het volgende. Een keuringinstantie die door een andere lidstaat in het kader van de richtlijn drukapparatuur is aangemeld bij de Europese Commissie, kan zonder beperkingen in Nederland bij de certificeringsprocedures van drukapparatuur en samenstellen worden betrokken. Een dergelijke instantie is voor wat betreft het functioneren als keuringsinstantie op grond van de richtlijn onderworpen aan het toezicht door die andere lidstaat. Indien deze keuringsinstantie aan de in Nederland gestelde aanwijzingscriteria voldoet, kan zij op grond van artikel 20 worden aangewezen door de Nederlandse overheid. Voor zover zij vervolgens keuringen verricht en certificaten afgeeft als een door Nederland aangewezen instantie, kan op die werkzaamheden door de Nederlandse overheid toezicht worden gehouden.

Indien keuringen voortvloeien uit de toepassing van nationaal beleid, waarbij het gaat om de certificering van druksystemen en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, geldt het volgende.

Anders dan de keuringen in het kader van de richtlijn (deze keuringen betreffen nieuwbouwkeuringen van drukapparatuur van fabrikanten in de lidstaten), vinden de nationale keuringen plaats bij de Nederlandse gebruiker die een druksysteem vervaardigt of drukapparatuur, samenstellen of druksystemen in gebruik gaat nemen. Ten aanzien van de hierbij betrokken keuringsinstanties is geen sprake van een geharmoniseerd toezichtsysteem op grond van de richtlijn drukapparatuur, zodat toezicht op een keuringsinstantie uit een andere lidstaat door die lidstaat niet is gegarandeerd. Buitenlandse keuringsinstanties die het Nederlandse beleid toepassen en handhaven dienen voor wat betreft hun functioneren als keuringsinstantie steeds te zijn onderworpen aan het toezicht door de Nederlandse overheid. Dit is dan ook de reden dat deze keuringsinstanties uitdrukkelijk door de Nederlandse overheid dienen te worden aangewezen voor het uitoefenen van de bedoelde keuringsactiviteiten. Deze eis geldt voor zowel de in Nederland als in het buitenland gevestigde instantie. Indien het gaat om een in het buitenland gevestigde instantie geldt de eis dat deze tevens een vestiging of filiaal in Nederland dient te hebben omdat Nederland geen toezicht kan uitoefenen op een keuringsinstantie in het buitenland. Voor zover hiermee een belemmering wordt gecreëerd in het vrij verkeer van diensten, hetgeen niet het geval is, is sprake van een objectieve rechtvaardigingsgrond te weten de bescherming van de arbeidsveiligheid. In dit verband wordt voorts gewezen op de uitdrukkelijke bevoegdheid ingevolge artikel 2, tweede lid, van de richtlijn drukapparatuur waarin is bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om eisen voor te schrijven die zij noodzakelijk achten ter bescherming van personen bij het gebruik maken van de betrokken drukapparaten of samenstellen, mits aan die apparatuur geen andere technische eisen worden gesteld dan die uit de richtlijn voortvloeien. Hierbij zij voorts aangetekend dat bij het aanwijzingsbeleid uiteraard rekening wordt gehouden met de eisen en kwalificaties die reeds zijn gesteld aan de betrokken instanties of aan medewerkers van deze instanties door buitenlandse autoriteiten. Indien deze eisen of kwalificaties overeenkomen met hetgeen nationaal wordt geëist worden ten aanzien van deze aspecten in het kader van de aanwijzing als keuringsinstantie geen additionele eisen gesteld.

Zoals hiervoor reeds is vermeld behoeven buitenlandse keuringsinstanties die nieuwbouwkeuringen verrichten in het kader van de richtlijn drukapparatuur niet te worden aangewezen op grond van artikel 20. Uiteraard kunnen deze instanties tevens de keuring voor ingebruikneming verrichten, maar dienen alsdan hiertoe uitdrukkelijk te worden aangewezen om een adequaat nationaal toezichtsbeleid ten aanzien van deze keuringsactiviteiten te kunnen realiseren en waarborgen. In het niet gebruikelijke geval dat buitenlandse keuringsinstanties die nieuwbouwkeuringen verrichten in het kader van de richtlijn drukapparatuur en op grond van artikel 20 hiervoor zijn aangewezen, kunnen zonder bezwaar ook worden betrokken bij de keuring voor ingebruikneming; in deze situatie zijn deze instanties reeds nationaal aangewezen en beschikken daarmee tevens over een Nederlandse vestiging of filiaal.

Artikel I (onderdeel R)

Artikel 22

Ook een keuringsdienst van gebruikers kan, naast de certificeringsprocedures die uit de richtlijn drukapparatuur volgen, worden belast met de certificeringsprocedure voor druksystemen, bedoeld in artikel 12a, en de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen, bedoeld in artikel 12b. Met het oog hierop is artikel 22 gewijzigd. Zie op dit punt verder de toelichting op het gewijzigde artikel 20; onderdeel Q.

De betrokkenheid van een keuringsdienst van gebruikers bij de certificeringsprocedures voor drukapparatuur en samenstellen leidt ingevolge het vierde lid niet tot een CE-markering op het product omdat deze apparatuur uitsluitend worden gebruikt in vestigingen die behoren tot de groep waarvan de keuringsdienst van gebruikers deel uitmaakt. Deze apparatuur is niet bestemd voor de handel. Hoewel niet expliciet bepaald, geldt dit ook voor druksystemen, dat juist een samenbouw door de gebruiker betreft van verschillende drukapparatuur en samenstellen op diens bedrijfsterrein. Het maakt derhalve voor druksystemen geen verschil of een keuringsinstantie of een keuringsdienst van gebruikers is betrokken geweest bij de certificeringsprocedure. In beide gevallen mogen ze niet worden verhandeld en zijn ze alleen bestemd om te worden gebruikt in bedrijfsvestigingen van de gebruiker.

Indien een keuringsdienst van gebruikers betrokken is geweest bij de desbetreffende certificeringsprocedures voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en de gebruiker wenst later deze producten te verhandelen, dan zal alsnog een keuringsinstantie bij de certificering moeten worden betrokken om een CE-markering te kunnen aanbrengen, als voorwaarde om deze apparatuur in de handel te mogen brengen.

In het nieuwe zesde lid is tot uitdrukking gebracht dat de aanwijzing van een keuringsdienst van gebruikers die deel uitmaakt van een mijnbouwonderneming wordt gedaan in overeenstemming met de Minister van Economische zaken in verband met diens beleidsverantwoordelijkheid voor mijnbouwactiviteiten.

Artikel I (onderdeel S)

Artikel 23

Deze wijziging brengt met zich mee dat ook druksystemen vergezeld moeten gaan van een gebruiksaanwijzing. Weliswaar wordt een druksysteem per definitie door de gebruiker vervaardigd voor eigen gebruik, maar dit neemt niet weg dat de uiteindelijke gebruikers veelal werknemers zijn die niet (altijd) op de hoogte zijn van het functioneren van een druksysteem, terwijl dit uit een oogpunt van veiligheid essentieel is.

Artikel I (onderdeel T)

Artikel 23a (nieuw)

Het nieuwe artikel 23a, dat is gebaseerd op artikel 6 van de WGW, bevat gebruiksvoorschriften voor de opstelling van drukapparatuur en samenstellen met een CE-markering en druksystemen.

Voorgeschreven is dat de apparatuur zodanig moet zijn opgesteld dat het toegankelijk en bereikbaar moet zijn voor het gebruik en het uitvoeren van onderhoud, onderzoek, inspectie, reparatie en keuringen. Dit zijn derhalve organisatorische maatregelen om de apparatuur veilig te kunnen gebruiken en te onderhouden. Ook is voorgeschreven dat de apparatuur van een zodanige ondersteuning moet zijn voorzien dat de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht. Deze eis is globaal geformuleerd en wordt nader ingevuld door de gebruiker, zo nodig in overleg met de keuringsinstantie, bij de feitelijke installatie. De feitelijke gebruiksomstandigheden bepalen welke ondersteuning adequaat kan worden geacht. Deze eis betreft derhalve geen technische eis aan de drukhoudende apparatuur als zodanig, maar heeft betrekking op de feitelijke installatie daarvan.

Deze voorschriften worden betrokken bij de keuring voor ingebruikneming van deze apparatuur, bedoeld in artikel 12b. Overwogen wordt om ten aanzien van dit voorschrift beleidsregels vast te stellen. Hierbij zal aansluiting worden gezocht bij de huidige beleidsregels die mede zijn gebaseerd op het Stoombesluit en die worden voorbereid door de Technische Commissie voor Toestellen onder Druk (TCTD). Dit is een commissie waarin deskundigen uit het bedrijfsleven participeren. Deze regels, de zogenoemde Regels voor toestellen onder druk, bevatten richtlijnen onder andere op het punt van de installatie van drukhoudende apparatuur. Voorts wordt met betrekking tot de voorgestelde beleids-regels ook verwezen naar de toelichting op artikel 12b.

In het geval door private partijen geen of minder geschikte normen worden voorgesteld die als beleidsregels kunnen fungeren of in het geval een uniforme normering ten aanzien van bepaalde aspecten met betrekking tot de opstelling van drukhoudende apparatuur is geboden, kunnen op grond van het tweede lid bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Artikel I (onderdeel U)

Artikel 24

De wijziging van artikel 24 brengt met zich mee dat de voorschriften omtrent onderhoud en gebruik ook van toepassing zijn op druksystemen. Het eerste lid is omwille van de duidelijkheid opnieuw geformuleerd en sluit aan bij de formulering van de equivalente bepaling in artikel 10, tweede lid, van Besluit drukvaten van eenvoudige vorm. De bepaling brengt met zich mee dat ook indien degene die een apparaat slechts (tijdelijk) voorhanden heeft maar niet feitelijk gebruikt, hoewel dit apparaat bestemd is voor gebruik, verplicht is het apparaat in goede staat van onderhoud te brengen of te houden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de verhuurder van de betreffende apparatuur, die deze tijdelijk voorhanden heeft, alvorens het (wederom) te verhuren. Voor zover de apparatuur onklaar is gemaakt of kennelijk niet meer voor gebruik is bestemd, geldt ingevolge het bestaande derde lid de onderhoudsverplichting niet. Omwille van de duidelijkheid wordt erop gewezen dat op grond van het bestaande tweede lid de betreffende apparatuur overeenkomstig haar bestemming moet worden gebruikt. Deze verplichting geldt ook voor degene die de apparatuur doet gebruiken. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat degene die de apparatuur feitelijk laat bedienen door een ander, die ander moet instrueren omtrent het gebruik, bijvoorbeeld in de situatie dat een werkgever de apparatuur laat bedienen door werknemers.

Artikel I (onderdeel V)

Artikel 25

Evenals voor drukapparatuur en samenstellen, geldt ook voor druksystemen die (nog) niet voldoen aan de voorschriften van het besluit, dat zij mogen worden tentoongesteld en gedemonstreerd, mits aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Artikel I (onderdeel W)

Artikel 26

Het merk van afkeuring als bedoeld in artikel 26 kan als gevolg van de wijziging van dit artikel met het oog op een adequaat toezicht ook worden aangebracht op druksystemen.

Artikel I (onderdeel X)

Artikel 28

Met de wijziging van artikel 28 (noodmaatregelen) wordt beoogd om een druksysteem die op passende wijze is geïnstalleerd en wordt onderhouden en overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt, en die desondanks gevaar oplevert, te kunnen verbieden om het in gebruik te hebben.

Artikel II

Stoombesluit

Bij en krachtens de Stoomwet zijn regels gesteld voor fabricage, het in gebruik nemen en het gebruik van stoom- en damptoestellen. Aangezien drukapparatuur en samenstellen waarop het besluit drukapparatuur van toepassing is tevens vallen onder de werkingssfeer van het op de Stoomwet gebaseerde Stoombesluit, dient een ongewenste samenloop ten aanzien van de fabricagevoorschriften te worden voorkomen. Dit is gerealiseerd bij artikel 8, derde lid, onderdeel c, van het Stoombesluit.

Bij het onderhavige wijzigingsbesluit worden druksystemen onder de werkingssfeer gebracht van het Besluit drukapparatuur die tevens vallen onder de werkingssfeer van het Stoombesluit. Gelet op voornoemd artikel van het Stoombesluit betekent dit dat de fabricagevoorschriften van het Stoombesluit evenmin van toepassing zijn op druksystemen. Voorts zijn in dit wijzigingsbesluit regels gesteld over het in gebruik nemen van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. Ook in het Stoombesluit zijn regels gesteld over het in gebruik nemen van stoom- en damptoestellen. Derhalve dient ook op dit punt een ongewenste samenloop te worden voorkomen.

Met het oog hierop is in onderdeel A artikel 8, derde lid, onderdeel c, van het Stoombesluit gewijzigd. Met deze wijziging is bewerkstelligd dat ook die bepalingen van het Stoombesluit die betrekking hebben op het in gebruik nemen van stoom- en damptoestellen (zoals voorschriften met betrekking tot de opstelling en de keuring voor ingebruikneming van deze toestellen) niet van toepassing zijn op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. Opgemerkt zij dat de overige gebruiksvoorschriften (zoals de periodieke gebruikskeuring) van het Stoombesluit wel van toepassing zijn op deze apparatuur.

In de onderdelen B tot en met F is een aantal bepalingen van het Stoombesluit geschrapt die zijn toegevoegd bij de totstandkoming van het Besluit drukapparatuur. Deze toevoegingen waren noodzakelijk om de betreffende bepalingen van het Stoombesluit die betrekking hebben op het in gebruik nemen van stoom- en damptoestellen in overeenstemming te brengen met het Besluit drukapparatuur. Aangezien het regime voor het in gebruik nemen van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen op grond van het onderhavige wijzigingsbesluit volgt uit het Besluit drukapparatuur zijn deze toevoegingen overbodig geworden en mitsdien geschrapt.

In onderdeel G is artikel 59 van hoofdstuk VI (regelen, in acht te nemen bij het gebruik van stoomtoestellen en damptoestellen) van het Stoombesluit in overeenstemming gebracht met het onderhavige wijzigingsbesluit. In een nieuw tweede lid is de kennisgevingsplicht van het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaard op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

In onderdeel H is artikel 62 van Hoofdstuk VII van het Stoombesluit in overeenstemming gebracht met het onderhavige wijzigingsbesluit. Dit artikel bevat voorschriften omtrent de periodieke gebruikskeuring van stoom- en damptoestellen. Het geschrapte tweede lid van dit artikel heeft betrekking op de voorgeschreven persdruk die in acht moet worden genomen bij een gebruikskeuring. Voor deze persdruk wordt verwezen naar de druk die in acht moet worden genomen bij de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in artikel 13 van het Stoombesluit. Aangezien de keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen volgt uit het onderhavige wijzigingsbesluit, is artikel 13 van hoofdstuk II van het Stoombesluit niet van toepassing op deze apparatuur (zie onderdeel A). De persdruk die in acht moet worden genomen bij een beproeving in het kader van een gebruikskeuring, bedoeld in Hoofdstuk VII van het Stoombesluit, volgt uit de Regels voor toestellen onder druk (27 maart 1995, Stcrt. 61, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 2000, Stcrt. 24). Deze regels betreffen beleidsregels die een keuringsinstantie bij de keuringen in acht neemt.

Artikel III

Arbeidsomstandighedenbesluit

In artikel 7.4a, eerste en tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) is bepaald dat een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen alsmede na elke montage op een nieuwe locatie of een nieuwe plek moet worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren.

Ook drukapparatuur, samenstellen en druksystemen kunnen als arbeidsmiddelen worden beschouwd indien zij op de arbeidsplaats worden gebruikt. Aangezien voor deze apparatuur in artikel 12b een specifieke keuring voor ingebruikneming is voorgeschreven, is artikel 7.4a van het Arbobesluit hiermee in overeenstemming gebracht. In het nieuwe tiende lid van artikel 7.4a van het Arbobesluit is bepaald dat de keuring voor ingebruikneming van gevaarlijke arbeidsmiddelen niet geldt voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen waarop artikel 12b van het Besluit drukapparatuur van toepassing is. Opgemerkt zij dat in artikel 7.4a, derde lid, van het Arbobesluit ook een periodieke gebruikskeuring van gevaarlijke arbeidsmiddelen is voorgeschreven. Deze keuring geldt ingevolge artikel 7.4a, negende lid, onder d, niet voor stoom- en damptoestellen waarop het Stoombesluit van toepassing is. Dit betekent dat drukapparatuur, samenstellen en druksystemen blijven onderworpen aan het regime voor gebruikskeuringen ingevolge hoofdstuk VII van het Stoombesluit. In artikel 7.4a, vierde lid, van het Arbobesluit is voorts een bijzondere keuringsplicht voorgeschreven indien zich ten aanzien van het arbeidsmiddel uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan, zoals veranderingen aan het arbeidsmiddel en ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel. Deze bijzondere keuringsplicht geldt ook voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen.

Artikel IV

Mijnreglement 1964

Bij de totstandkoming van het Besluit drukapparatuur is artikel 112b aan het Mijnreglement 1964 toegevoegd om samenloop met de bepalingen van het Besluit drukapparatuur te voorkomen. Het Mijnreglement 1964 bevatte immers al bepalingen die mede op drukapparatuur van toepassing zijn (artikelen 106 en 112).

Bij het onderhavige wijzigingsbesluit worden – naast drukapparatuur en samenstellen – ook druksystemen onder het bereik van het Besluit drukapparatuur gebracht. Verder wordt in het wijzigingsbesluit voorzien in een keuring voor ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen. De voorliggende aanpassing van artikel 112b draagt zorg dat ook daarvoor geen samenloop ontstaat tussen het Mijnreglement 1964 en het Besluit drukapparatuur.

Artikel V

Mijnreglement continentaal plat

De richtlijn drukapparatuur is ten aanzien van mijnbouwactiviteiten op het Nederlands deel van het continentaal plat geïmplementeerd via artikel 90b van het Mijnreglement continentaal plat. Ingevolge dat artikel gelden de vereisten die in het Besluit drukapparatuur worden gesteld aan drukapparatuur en samenstellen ook bij mijnactiviteiten op het continentaal plat. Nu bij het wijzigingsbesluit ook druksystemen onder de werking van het Besluit drukapparatuur zijn gebracht en bovendien regels ten aanzien van ingebruikneming van drukapparatuur worden gesteld, is artikel 90b van het Mijnreglement continentaal plat daaraan aangepast (eerste, tweede, derde en vijfde lid). Ook de samenloopregeling van het vierde lid is in overeenstemming gebracht met het wijzigingsbesluit.

Artikelen VI, VII en VIII

Besluiten op grond van de Wet milieubeheer

In de artikelen 34 tot en met 38 van het Besluit drukapparatuur is een aantal besluiten op grond van artikel 8.40 van de Wet milieubeheer in overeenstemming gebracht met het Besluit drukapparatuur. Een aantal van deze besluiten is inmiddels vervallen of zijn of worden gewijzigd in die zin dat er geen samenloop met het Besluit drukapparatuur meer aanwezig is. Voorts is uit nadere analyse gebleken dat ten aanzien van een beperkt aantal besluiten als bedoeld in artikel VIII per definitie geen samenloop met het Besluit drukapparatuur kan ontstaan. In bedoelde besluiten worden slechts voorschriften gegeven met betrekking tot transportabele gasflessen die niet vallen onder de werkingssfeer van het Besluit drukapparatuur (artikel, onder r). Derhalve zijn in artikel VIII de betreffende afstemmingsbepalingen geschrapt. Ten aanzien van een beperkt aantal milieubesluiten kan in beginsel nog samenloop optreden. De wijzigingen in de artikelen VI en VII dienen ter aanpassing van de bepalingen van de betreffende milieubesluiten aan de wijzigingen die door middel van het onderhavige besluit worden aangebracht in het Besluit drukapparatuur.

De wijzigingen brengen met zich mee dat de technische nieuwbouweisen met betrekking tot druksystemen die worden vervaardigd onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker en de keuring voor ingebruikneming van zowel drukapparatuur, samenstellen als druksystemen voortvloeiend uit de milieuwetgeving zijn vervangen door de voorschriften ingevolge het onderhavige besluit. Voor zover ten aanzien van apparatuur waarop het Besluit drukapparatuur niet van toepassing is nieuwbouweisen gelden op grond van de desbetreffende besluiten op grond van de Wet milieubeheer, blijven deze eisen gehandhaafd. Voorts zij opgemerkt dat de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, alleen van toepassing is op drukapparatuur, samenstellen en druksystemen indien deze op grond van het eerste lid van artikel 12b als zodanig zijn aangewezen. Dit brengt met zich mee dat waar het gaat om apparatuur die niet als zodanig is aangewezen, het regime voor ingebruikneming van het Besluit drukapparatuur niet van toepassing is. Voor zover ten aanzien van deze apparatuur voorschriften van toepassing zijn op het punt van de ingebruikneming op grond van de desbetreffende besluiten op grond van de Wet milieubeheer, blijven deze voorschriften gehandhaafd.

Artikel IX

Overgangsrecht

Dit artikel bevat het overgangsrecht voor zowel druksystemen met betrekking tot de nieuwbouweisen als voor drukapparatuur, samenstellen en druksystemen ten aanzien van de eisen in het kader van de ingebruikneming van deze apparatuur.

Eerste lid

Het eerste lid bevat het overgangsrecht voor druksystemen en is afgestemd op het overgangsrecht ten aanzien van drukapparatuur en samenstellen ingevolge artikel 39 van het Besluit drukapparatuur. Teneinde te voorkomen dat dit besluit voor wat betreft de vervaardigingsvoorschriften (in het bijzonder de beoordeling van de overeenstemming ingevolge artikel 12a) van toepassing zou worden op alle bestaande al in bedrijf zijnde druksystemen, is in het eerste lid bepaald dat het besluit niet van toepassing is op druksystemen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit reeds in bedrijf zijn of worden gesteld. De overgangsbepaling ingevolge het eerste lid biedt de mogelijkheid om nog tot 29 mei 2002 druksystemen te vervaardigen en in bedrijf te stellen indien deze druksystemen zijn vervaardigd in overeenstemming met de geldende wetgeving op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit. Indien het gaat om stoom- en damptoestellen in de zin van de Stoomwet dient het druksysteem te zijn vervaardigd overeenkomstig de nieuwbouw-eisen ingevolge het Stoombesluit. Kortheidshalve wordt ten aanzien van de wetgeving die gold voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, verwezen naar de toelichting op artikel 39.

Zowel ten aanzien van bestaande als nieuwe druksystemen heeft de gebruiker onder wiens verantwoordelijkheid het druksysteem wordt vervaardigd, evenwel de keuze reeds in de overgangsperiode deze in overeenstemming te brengen met de (nieuwbouw)eisen van dit besluit. In dat geval worden de vervaardigingsvoorschriften (in het bijzonder artikel 12a) van dit besluit wel op deze druksystemen van toepassing.

In dit verband zij er op gewezen dat op grond van artikel 39 drukapparatuur en samenstellen die voor 29 mei 2002 in de handel zijn gebracht, in tegenstelling tot druksystemen, nog wel na deze datum in bedrijf mogen worden gesteld indien op het moment van het in bedrijf stellen sprake is van een verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel 12b. Dit houdt verband met het gegeven dat drukapparatuur en samenstellen bij de handelaar aan wie de fabrikant het heeft geleverd in voorraad kunnen zijn en derhalve nog niet bij de (eind)gebruiker in bedrijf zijn gesteld op genoemde datum. Bij druksystemen, die immers worden vervaardigd door de gebruiker, is dit in de regel niet het geval. Wanneer een druksysteem voor eigen gebruik wordt vervaardigd valt het moment van het in de handel brengen en het in gebruik nemen (het in bedrijf stellen) samen. Indien een druksysteem voor 29 mei 2002 in bedrijf wordt gesteld, kunnen derhalve de bestaande wettelijke nieuwbouweisen nog worden toegepast. Om in de overgangsperiode nog gebruik te kunnen maken van het «oude» nieuwbouwregime, dienen druksystemen, in tegenstelling tot drukapparatuur en samenstellen, wel vóór 29 mei 2002 in bedrijf te zijn gesteld overeenkomstig de geldende voorschriften voor ingebruikneming. Dit betekent dat de gebruiker van een druksystemen voor 29 mei 2002 dient te beschikken over een verklaring van ingebruikneming. Deze eis brengt met zich mee dat wanneer wordt overwogen om in de overgangsperiode druksystemen te vervaardigen overeenkomstig het «oude» regime, de gebruiker zich terdege dient te realiseren dat uiterlijk op de dag voor 29 mei 2002 hij in het bezit dient te zijn van een verklaring van ingebruikneming.

Tweede lid

Het overgangsrecht ingevolge het tweede lid heeft betrekking op de keuring voor ingebruik-neming, bedoeld in artikel 12b, en op de voorschriften voor de opstelling, bedoeld in artikel 23a, zowel voor drukapparatuur en samenstellen als voor druksystemen. Met het tweede lid wordt beoogd te voorkomen dat bestaande apparatuur die reeds in bedrijf is gesteld gelijk na de inwerkingtreding van dit besluit op grond van genoemde voorschriften moeten worden gekeurd en opgesteld. Op grond van het tweede lid is het nieuwe regime voor ingebruikneming niet van toepassing op apparatuur die reeds in bedrijf is gesteld op het moment waarop het onderhavige besluit in werking treedt indien deze apparatuur overeenkomstig de voorschriften die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn gekeurd voor ingebruikneming en opgesteld. Voor stoom- en damptoestellen in de zin van het Stoombesluit gaat het hierbij hoofdzakelijk om de bepalingen van hoofdstuk II en III van het Stoombesluit. Echter wanneer de apparatuur na de inwerkingtreding van dit besluit wordt gedemonteerd en na montage opnieuw wordt opgesteld en geïnstalleerd op een nieuwe locatie of een nieuwe plek, is het nieuwe regime voor ingebruikneming wel van toepassing.

Derde lid

In verband met het tweede lid is in het derde lid bepaald dat een vergunning voor het in werking brengen van stoomtoestellen of damptoestellen op grond van het Stoombesluit wordt aangemerkt als een verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel 12b, tweede lid. Deze verklaring vervalt wanneer de betreffende apparatuur opnieuw wordt geïnstalleerd op een nieuwe locatie of een nieuwe plek. In deze situatie is op grond van artikel 12b, tweede lid, een nieuwe verklaring van ingebruikneming vereist.

Vierde lid

In het vierde lid is geregeld dat wanneer op een verzoek om een (voorlopige) vergunning op grond van het Stoombesluit op het moment dat het onderhavige besluit in werking is getreden, nog niet is beslist, een dergelijk verzoek geacht wordt betrekking te hebben op een verzoek om een (voorlopige)verklaring van ingebruikneming als bedoeld in artikel 12b van het onderhavige besluit. De aanvraag om een (voorlopige) vergunning wordt derhalve getoetst aan het nieuwe regime voor ingebruikneming. In dit verband zij er op gewezen dat de beoordeling in het kader van een verzoek om een vergunning voor het in werking brengen van stoomtoestellen of damptoestellen ingevolge het Stoombesluit materieel technisch het equivalent betreft van het onderzoek ingevolge artikel 12b voor de beoordeling of een verklaring van ingebruikneming kan worden afgegeven.

Vijfde en zesde lid

Het vijfde en zesde lid brengen tot uitdrukking dat bij de keuring voor ingebruikneming, bedoeld in artikel 12b, rekening wordt gehouden met de onderzoeken die zijn verricht in het kader van vervaardingsvoorschriften op grond van wet- en regelgeving die gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur (voor drukapparatuur en samenstellen) en het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige besluit ten aanzien van druksystemen. Dit sluit aan bij hetgeen reeds is bepaald in artikel 12b, namelijk dat bij de keuring rekening wordt gehouden met onderzoeken die reeds zijn gedaan in de nieuwbouwfase voor drukapparatuur en samenstellen op grond van het Besluit drukapparatuur (artikelen 11 en 12) en voor druksystemen op grond van het onderhavige besluit (artikel 12a). Deze leden hebben derhalve betrekking op de keuring voor ingebruikneming van apparatuur die reeds is vervaardigd of in de overgangsperiode wordt vervaardigd met toepassing van het «oude» nieuwbouwregime en voor 29 mei 2002 in bedrijf worden gesteld. Voor drukapparatuur en samenstellen gaat het, op grond van artikel 39 van het Besluit drukapparatuur, om vervaardigingsvoorschriften die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur en voor druksystemen gaat het om vervaardigingsvoorschriften die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit (zie het eerste lid van het onderhavige artikel). Indien het gaat om stoom- en damptoestellen in de zin van de Stoomwet volgen de vervaardigingsvoorschriften uit het Stoombesluit. Kortheidshalve wordt ten aanzien van de wetgeving die gold voor de datum van inwerkingtreding het Besluit drukapparatuur, verwezen naar de toelichting op artikel 39.

Artikel X

Afstemmingsbepaling

In dit artikel is een afstemmingsbepaling opgenomen in verband met de inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap 26 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van productveiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet. De op de Wet op de gevaarlijke werktuigen gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, waaronder begrepen het Besluit drukapparatuur, worden in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Warenwet. Het besluit waarbij bedoelde AmvB's worden gewijzigd treedt in werking op het moment dat de gewijzigde Warenwet in werking treedt. Indien het laatstgenoemde besluit eerder in werking treedt dan het onderhavige besluit, dan wordt het onderhavige besluit gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

Artikel XI

Inwerkingtreding

Het besluit treedt in werking op de eerste dag van de zesde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De termijn van zes maanden is genomen om de belanghebbenden voldoende tijd te geven om over te schakelen naar het nieuwe regime.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Stb. 1999, 311.

XNoot
2

Stb. 1953, 587, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1999, Stb. 311.

XNoot
3

Stb. 1999, 451, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 juni 2000, Stb. 327.

XNoot
4

Stb. 1964, 538, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 mei 2000, Stb. 211.

XNoot
5

Stb. 1983, 83, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 9 mei 2000, Stb. 211.

XNoot
6

Stb. 1988, 95, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1999, Stb. 311.

XNoot
7

Stb. 1991, 324, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1999, Stb. 311.

XNoot
8

Stb. 1994, 107, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1999, Stb. 311.

XNoot
9

Stb. 1994, 53, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 juli 1999, Stb. 311.

XNoot
10

Stb. 1998, 603, laatstelijk gwijzigd bij besluit van 11 oktober 1999, Stb. 437.

XNoot
11

Stb. 1998, 322, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1999, Stb. 437.

XNoot
12

Stb. 1998, 602, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 1999, Stb. 437.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 augustus 2001, nr. 155.

XNoot
1

Regeling van de Minister van VROM van 18 juni 1997, Stcrt. 122, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 20 november 1999, Stcrt. 233.

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 (PbEG L 217) tot wijziging van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij.

Naar boven