Besluit van 25 juni 2001 tot wijziging van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 maart 2001, nr. FO2001/57351;

Gelet op artikel 246a van de Gemeentewet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 april 2001, nr. W04.01 0132/l);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 14 juni 2001, nr. FO2001/66642;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing1, wordt achter «energie- of waterleidingbedrijf,» de zinsnede ingevoegd: van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein waarop roerende of onroerende zaken zijn gelegen die direct of indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering, van een.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 25 juni 2001

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Uitgegeven de twaalfde juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing (Stb. 1995, 346, gewijzigd bij Besluit van 9 april 1999, Stb. 179) kunnen gemeenten ten behoeve van de heffing of invordering van belastingen informatie opvragen bij bepaalde derden (anderen dan belastingplichtigen). In het besluit is per belasting omschreven welke informatie kan worden opgevraagd en bij wie.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft mij verzocht het voorgenoemde besluit aan te passen op het onderdeel van de informatieverstrekking door derden ten behoeve van de heffing en invordering van rioolrechten en wel om de volgende reden. Uit de praktijk blijkt dat een aantal gemeenten met recreatiewoningen/recreatieparken problemen heeft met het verkrijgen van naam-, adres-, en woonplaatsgegevens (NAW-gegevens) van belastingplichtigen ten behoeve van de heffing van rioolrecht. Het gaat hier met name om situaties waarbij een eigenaar van een recreatieterrein het rioolstelsel als voorziening op het terrein zelf heeft aangelegd en vervolgens gelegenheid biedt om de op het recreatieterrein gelegen roerende of onroerende zaken (bijvoorbeeld stacaravans, bungalows of campingwinkel) daarop aan te sluiten.

Rioolrechten kunnen geheven worden ter zake van roerende en onroerende zaken die zowel direct als indirect op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten. De op een recreatieterrein gelegen roerende of onroerende zaken kunnen indirect (via de riolering van de eigenaar van het recreatieterrein) op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten. De eigenaar of beheerder van het recreatieterrein blijkt in de praktijk in een dergelijke situatie niet altijd bereid te zijn mee te werken aan het verstrekken van de NAW-gegevens van de eigenaar of gebruiker van de roerende of onroerende zaken aan gemeenten ten behoeve van de belastingheffing. Teneinde gemeenten beter in staat te stellen in de beschreven situatie rioolrechten te heffen, is artikel 1, onderdeel d, van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing aangepast. Deze aanpassing houdt in dat een eigenaar of beheerder van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein waarop roerende of onroerende zaken zijn gelegen, op verzoek van de gemeente verplicht is de naam-, adres- en woonplaatsgegevens te verstrekken van de eigenaren of gebruikers van de roerende of onroerende zaken die direct of indirect via de terreinriolering op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten. Indien een gemeente informatie opvraagt bij een eigenaar of beheerder van een recreatieterrein ga ik ervan uit dat in het informatieverzoek een omschrijving van de belastingplicht wordt gegegeven aangevuld met het beleid ter zake van de aanwijzing van de belastingplichtige indien er een keuze is tussen de eigenaar, de bezitter, beperkt gerechtigde of persoonlijk gerechtigde. Het is dan voor de eigenaar of beheerder duidelijk dat er geen gegevens over willekeurige personen worden verstrekt aan de gemeeente.

In het kader van de bedrijfseffectentoets merk ik het volgende op. Ik verwacht als gevolg van deze wijziging geen stijging van de administratieve lasten. Ten eerste zal in de meeste gevallen de gemeente reeds over de NAW-gegevens beschikken. Indien de gemeente niet over deze NAW-gegevens beschikt, kan zij op grond van dit besluit deze gegevens opvragen bij de eigenaar of beheerder van een recreatieterrein, dan wel bij het administratiekantoor dat voor deze eigenaar of beheerder werkzaam is. Ten tweede zullen de NAW-gegevens die de gemeente op grond van deze wijziging op kunnen vragen in het algemeen reeds in de administratie van de eigenaren/beheerders van de recreatieterreinen aanwezig zijn. Door deze aanpassing wordt voorkomen dat het niet verstrekken van inlichtingen leidt tot het voorkomen van belastingheffing. Ik heb geen inzicht in hoeveel gevallen de gemeenten eigenaren of beheerders van recreatieterreinen zullen benaderen voor het verstrekken van inlichtingen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven verwacht ik dat het aantal gevallen beperkt zal zijn. Of gemeenten één maal per jaar informatie zullen opvragen of frequenter, zal per gemeente verschillen. Dit zal afhankelijk zijn van hetgeen in de belastingverordening is opgenomen over het ontstaan van de belastingschuld en over een eventuele heffing naar tijdsgelang. Indien een eigenaar/beheerder aannemelijk maakt feitelijk niet te beschikken over de gevraagde NAW-gegevens, zal de gemeente op een andere wijze de gegevens moeten achterhalen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Stb. 1995, 346, gewijzigd bij besluit van 9 april 1999, Stb. 179.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 augustus 2001, nr. 155.

Naar boven