Besluit van 15 januari 2001, houdende vaststelling van de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van taakstraffen (Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 oktober 2000, nr. 5057030/00/6;

Gelet op de artikelen 22e, 22k en 77ff, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

De Raad van State gehoord (advies van 22 december 2000, nr. WO300.0488/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 8 januari 2001, nr. 5073409/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: het Wetboek van Strafrecht;

b. reclassering: de stichting of een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 1, onder b, onderscheidenlijk c, van de Reclasseringsregeling 1995;

c. raad: de raad voor de kinderbescherming;

d. uitvoerder taakstraffen: de reclasserings- of raadsmedewerker die onder verantwoordelijkheid van de reclassering of de raad belast is met begeleiding en toezicht in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf;

e. contactpersoon: degene die handelt namens de instelling of organisatie, waar de taakstraf wordt verricht;

f. taakgestrafte: degene die is veroordeeld tot taakstraf dan wel in het kader van het voldoen aan voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel f, of artikel 77f, eerste lid, onderdeel b, van de wet, onbetaalde arbeid verricht of een leerproject volgt;

g. jeugdige taakgestrafte: taakgestrafte op wie titel VIIIA van het Eerste Boek van de wet is toegepast;

h. projectplaats: de plaats bij een instelling of organisatie waar de taakstraf wordt verrricht;

i. Centraal Justitieel Incassobureau: het Centraal Justitieel Incassobureau, genoemd in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau;

j. Onze Minister: Onze Minister van Justitie.

HOOFDSTUK II DE INHOUD VAN DE TAAKSTRAF

Artikel 2

Onverminderd de taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de taakstraf zijn de reclassering en de raad belast met de zorg voor het aanbod van projectplaatsen.

Artikel 3

Projectplaatsen voor het verrichten van een werkstraf voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. het te verrichten werk is additioneel; er mag geen sprake zijn van het bezetten van arbeidsplaatsen die anders ter beschikking zouden komen van de reguliere arbeidsmarkt;

b. het werk dient zo veel mogelijk een publiek doel;

c. de werkzaamheden op de projectplaats zijn zinvol en in voldoende mate aanwezig;

d. per projectplaats is een contactpersoon aangewezen die ter plaatse verantwoordelijk is voor de gang van zaken rond het verrichten van de taakstraf;

e. op de projectplaats is voorzien in begeleiding, de veroordeelde mag niet langdurig alleen zijn werkzaamheden uitvoeren;

f. de instelling of organisatie waar de taakstraf wordt verricht houdt zich aan de regelgeving omtrent de arbeidsomstandigheden en andere veiligheidsvoorschriften; werkzaamheden waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist of die bijzondere risico's met zich meebrengen die niet aansluiten bij de werkervaring van de taakgestrafte worden niet opgedragen;

g. op de projectplaats wordt terughoudend omgegaan met het plaatsen van taakgestraften op posities waar geldhandelingen worden verricht of de taakgestrafte toegang heeft tot alcohol, drugs of medicijnen;

h. de contactpersoon controleert de taakgestrafte en geeft onregelmatigheden, het aantal gewerkte uren, de getoonde inzet en een afloopbericht op basis van afspraken met de uitvoerder taakstraffen door aan de reclassering of de raad.

Artikel 4

  • 1. Indien de reclassering of de raad de inrichting van een nieuwe projectplaats, voor het verrichten van een werkstraf, overweegt, wordt een voorstel daartoe voorgelegd aan het openbaar ministerie.

  • 2. Van de beoogde projectplaats wordt een omschrijving opgemaakt. Deze bevat ten minste de naam van de instelling of organisatie, het doel van de instelling of organisatie, de aard van de werkzaamheden die kunnen worden verricht, de wijze van begeleiding van de taakgestrafte en een verklaring omtrent de bereidheid van de instelling of organisatie controlerende taken uit te voeren.

  • 3. Binnen een maand na de indiening van een voorstel beslist het openbaar ministerie daarover.

Artikel 5

Projecten voor het verrichten van arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade, als bedoeld in artikel 77h, tweede lid, onderdeel a, van de wet, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a. de jeugdige taakgestrafte beschikt over de vaardigheden om de schade te herstellen;

b. op de plaats waar de schade wordt hersteld, is voorzien in begeleiding van de werkzaamheden van de jeugdige taakgestrafte en het houden van toezicht op deze;

c. herstel bij particulieren kan alleen plaatsvinden, als wordt voorzien in begeleiding en toezicht door de raad.

Artikel 6

  • 1. Leerprojecten voldoen aan de volgende voorwaarden:

    a. een omschrijving van de doelstelling en de te volgen methodieken;

    b. een omschrijving van de doelgroep;

    c. een omschrijving van het aantal uren dat het project omvat en de te verrichten activiteiten;

    d. er is voorzien in een correctiesysteem, waarbij de voorziene correctie dient te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en zorgvuldigheid;

  • 2. De reclassering en de raad zijn belast met de zorg voor een adequate opleiding van de begeleiders van het leerproject.

  • 3. De reclassering en de raad zijn belast met de zorg voor een kwaliteitszorgsysteem leerprojecten, waarbij aandacht wordt besteed aan de omstandigheid dat de begeleider over voldoende kwalificaties beschikt en een toetsing plaatsvindt van de effecten van de gehanteerde methoden en activiteiten in een leerproject.

Artikel 7

  • 1. Indien de reclassering of de raad de inrichting van een nieuw leerproject overweegt, wordt een voorstel daartoe voorgelegd aan het openbaar ministerie.

  • 2. Van het beoogde project wordt een omschrijving gemaakt. Deze bevat ten minste de in artikel 6, eerste lid, onder a tot en met d bedoelde onderdelen, alsmede de bij het leerproject betrokken organisaties, een gemotiveerde schatting van het aantal deelnemers en een omschrijving van de wijze waarop de werkwijze en de resultaten van het project zullen worden geëvalueerd.

  • 3. Binnen een maand na indiening van een voorstel beslist het openbaar ministerie daarover.

Artikel 8

  • 1. De reclassering en de raad dragen er zorg voor dat de rechter, het openbaar ministerie, de verdachte en diens raadsman zich steeds op de hoogte kunnen stellen van gegevens omtrent de beschikbare projectplaatsen voor de tenuitvoerlegging van een taakstraf en de aard van de te verrichten werkzaamheden en de te volgen leerprojecten.

  • 2. Indien een project naar het oordeel van de reclassering of de raad niet langer aan de gestelde eisen voldoet meldt de reclassering onderscheidenlijk de raad dit aan het openbaar ministerie. Tenzij het openbaar ministerie binnen een maand anders beslist vervalt na afloop van die termijn het project.

  • 3. Het openbaar ministerie kan, na overleg met de reclassering onderscheidenlijk de raad, een project doen vervallen.

    HOOFSTUK III DE PLAATSING

Artikel 9

  • 1. Nadat de reclassering of de raad een afschrift van de rechterlijke uitspraak dan wel de melding inzake het stellen van voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel f, of artikel 77f, eerste lid, onderdeel b, van de wet van het openbaar ministerie of door tussenkomst van het Centraal Justitieel Incassobureau heeft ontvangen, draagt de reclassering onderscheidenlijk de raad er zorg voor dat de taakstraf in overeenstemming met de rechterlijke uitspraak of de gestelde voorwaarde ten uitvoer wordt gelegd. Indien dit niet mogelijk blijkt stelt de raad onderscheidelijk de reclassering het openbaar ministerie daarvan onverwijld in kennis.

  • 2. Het openbaar ministerie kan aanwijzingen geven omtrent de tenuitvoerlegging van taakstraffen.

  • 3. Indien een taakstraf bestaat uit een werkstraf en een leerstraf worden deze voor de tenuitvoerlegging als afzonderlijke projecten aangemerkt.

Artikel 10

  • 1. Na ontvangst van het in artikel 9, eerste lid, bedoelde stuk roept de uitvoerder taakstraffen de taakgestrafte zo spoedig mogelijk op voor een intakegesprek. Bij een jeugdige taakgestrafte kunnen tevens de ouders of voogd van de taakgestrafte worden opgeroepen.

  • 2. Wanneer de taakgestrafte niet reageert op de oproep en is vastgesteld dat het daarop vermelde adres niet afwijkt van dat waarop betrokkene staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, wordt opnieuw een oproep gedaan, vergezeld van de mededeling dat bij niet verschijnen de zaak wordt teruggezonden aan het openbaar ministerie. Indien op de tweede oproep niet wordt gereageerd wordt daarvan melding gemaakt aan het openbaar ministerie.

  • 3. In het intakegesprek stelt de uitvoerder taakstraffen de taakgestrafte op de hoogte van de regels, rechten en plichten die gelden bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf.

  • 4. Bij het bepalen van de feitelijke werkzaamheden of verplichtingen houdt de uitvoerder taakstraffen rekening met het gepleegde delict, de capaciteiten, mogelijkheden en specifieke omstandigheden van de taakgestrafte, alsmede de reisafstand tot de projectplaats. De reistijd bedraagt in totaal niet meer dan drie uren per dag. De dagen waarop aan het project wordt deelgenomen en de aanvang- en eindtijden worden in overleg met de taakgestrafte vastgesteld. Pauzes en reistijden tellen niet mee voor de taakstrafuren.

  • 5. Voorafgaand aan de aanvang van de deelname aan het project vindt een gesprek plaats tussen de jeugdige taakgestrafte, de uitvoerder taakstraffen en de contactpersoon waarbij in elk geval wordt ingegaan op de huisregels van de projectplaats, vaststelling en uitleg van de werkzaamheden of het leerproject en de aanvangsdatum. Bij de andere taakgestraften kan voorafgaand aan de aanvang van de deelname aan een project dit gesprek plaatsvinden.

  • 6. Voorafgaand aan de aanvang van de deelname aan het project wordt de beslissing van de uitvoerder taakstraffen tot plaatsing schriftelijk vastgelegd en voor akkoord ondertekend door de taakgestrafte. De schriftelijke beslissing wordt aan het openbaar ministerie gezonden. De taakgestrafte wordt een afschrift ter beschikking gesteld.

Artikel 11

Nadat de taakstraf is verricht stuurt de uitvoerder taakstraffen zo spoedig mogelijk een afloopbericht aan het openbaar ministerie.

HOOFDSTUK IV DE UITVOERDER TAAKSTRAFFEN

Artikel 12

De uitvoerder taakstraffen oefent toezicht uit op de verrichtingen van de taakgestrafte en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden. Het toezicht omvat ook de veiligheid, de gezondheid en arbeidsomstandigheden op de projectplaats en de redelijkheid van de opgedragen werkzaamheden of opgelegde verplichtingen.

Artikel 13

  • 1. Een verzoek om medewerking of een opdracht als bedoeld in artikel 22e, tweede volzin en 77o, eerste lid, van de wet juncto artikel 147 van het Wetboek van Strafvordering kan mede inhouden dat de uitvoerder taakstraffen de volgende beslissingen kan nemen:

    a. de beslissing om in bijzondere gevallen de projectplaats of de aard van de werkzaamheden te wijzigen;

    b. de beslissing, bedoeld in artikel 15, tot het geven van een waarschuwing indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd;

    c. de beslissing, bedoeld in artikel 16, tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de taakstraf, met advies aan de officier van justitie tot het voortijdig beëindigen van de tenuitvoerlegging van de taakstraf.

  • 2. Alvorens een beslissing wordt genomen wordt de taakgestrafte, zo mogelijk, door de uitvoerder taakstraffen gehoord.

  • 3. De beslissing wordt schriftelijk vastgelegd, gedagtekend en gemotiveerd. Bij de rapportage aan de officier van justitie wordt de op schrift gestelde beslissing en, indien kenbaar gemaakt, het standpunt van de taakgestrafte gevoegd. De uitvoerder taakstraffen rapporteert zo spoedig mogelijk aan het openbaar ministerie. Een afschrift van de rapportage en de bijbehorende stukken wordt aan de taakgestrafte ter beschikking gesteld.

Artikel 14

Bijzondere gevallen, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, kunnen zijn: onvoldoende beschikbaarheid van werk, een onoplosbaar conflict op de projectplaats, ongeschiktheid van de taakgestrafte voor het werk of het niet aansluiten van verplichtingen bij de specifieke omstandigheden van de taakgestrafte.

Artikel 15

De uitvoerder taakstraffen geeft ten hoogste eenmaal een waarschuwing aan de taakgestrafte wegens het niet naar behoren verrichten van de taakstraf.

Artikel 16

  • 1. De uitvoerder taakstraffen kan de tenuitvoerlegging van de taakstraf opschorten indien na een waarschuwing de taakgestrafte de taakstraf wederom niet naar behoren verricht of na een ernstige misdraging van de zijde van de taakgestrafte. De uitvoerder taakstraffen stelt de officier van justitie onverwijld van deze beslissing op de hoogte, met het advies de tenuitvoerlegging van de taakstraf te beëindigen.

  • 2. Het openbaar ministerie neemt zo spoedig mogelijk na de onvangst van het advies een beslissing als bedoeld in de artikel 22f of 22g van de wet.

    HOOFSTUK V DE TAAKGESTRAFTE

Artikel 17

De taakgestrafte kan door de uitvoerder taakstraffen worden opgedragen, voordat het verrichten van de taakstraf aanvangt, zich door een door de uitvoerder taakstraffen aan te wijzen keuringsarts medisch te laten keuren, indien de werkzaamheden dit vereisen, de taakgestrafte medische klachten heeft of arbeidsongeschikt is.

Artikel 18

  • 1. Voorafgaand aan de plaatsing in een project wordt overeengekomen op welke tijdstippen de taakgestrafte de taakstraf zal verrichten. Hierbij kan van de taakgestrafte, die werkt, worden verlangd dat hij vrije dagen opneemt.

  • 2. Indien de taakgestrafte een uitkering ontvangt stelt hij de uitkeringsinstantie op de hoogte van de taakstraf.

Artikel 19

De taakgestrafte geeft veranderingen in de woon- of werksituatie onmiddellijk door aan de uitvoerder taakstraffen.

Artikel 20

  • 1. De taakgestrafte volgt de aanwijzingen en opdrachten, in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf gegeven door de uitvoerder taakstraffen of namens deze door de contactpersoon, op.

  • 2. De taakgestrafte zorgt zelf voor werkkleding, tenzij door de contactpersoon anders is voorgeschreven.

Artikel 21

  • 1. De taakgestrafte doet van ziekte of bijzondere omstandigheden die een reden kunnen zijn voor verzuim terstond mededeling aan de contactpersoon en de uitvoerder taakstraffen. Bij bijzondere omstandigheden wordt, behoudens onvoorziene omstandigheden, toestemming voor het verzuim gevraagd aan de uitvoerder taakstraffen.

  • 2. De taakgestrafte kan bij ziekte worden verplicht een door de uitvoerder taakstraffen aan te wijzen keuringsarts te bezoeken of in te stemmen met een bezoek van een keuringsarts.

  • 3. Verzuimde uren, ook in geval van ziekte, worden ingehaald.

HOOFDSTUK VI KLACHTEN

Artikel 22

De taakgestrafte kan tegen een gedraging van een uitvoerder taakstraffen werkzaam bij de reclassering een klacht indienen bij de klachtencommissie bedoeld in artikel 29 van de Reclasseringsregeling 1995. Hoofdstuk 5 van de Reclasseringsregeling 1995 is van toepassing.

Artikel 23

De jeugdige taakgestrafte kan tegen een gedraging van een uitvoerder taakstraffen, werkzaam bij de raad, een klacht indienen bij de directeur, bedoeld in artikel 1 van het Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming. Het Besluit klachtbehandeling raad voor de kinderbescherming is van toepassing.

HOOFDSTUK VII HET CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU

Artikel 24

  • 1. Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak het openbaar ministerie te ondersteunen bij zijn taken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van taakstraffen.

  • 2. Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun taken terzake van de tenuitvoerlegging van taakstraffen verlangen.

  • 3. De ambtenaren van het openbaar ministerie en de raad en de medewerkers van de reclassering verstrekken het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

HOOFDSTUK VIII OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25

De reclassering en de raad leggen in elk arrondissement ten minste eenmaal per jaar verantwoording aan het openbaar ministerie af over het gevoerde beleid inzake de tenuitvoerlegging van taakstraffen, waaronder de begeleiding, het toezicht, de genomen beslissingen en de afhandeling van klachten.

Artikel 26

Artikel 14 van de Reclasseringsregeling 19951 vervalt.

HOOFDSTUK IX SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 28

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 15 januari 2001

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In de memorie van toelichting bij de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen) is aangekondigd dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels zullen worden gesteld omtrent de inhoud en de tenuitvoerlegging van taakstraffen. Dit besluit voorziet hierin. In het besluit worden nadere regels gegeven omtrent de inhoud van werkstraffen en leerprojecten, de wijze waarop de plaatsing geschiedt, de rol en taak van degene die bij de reclassering of de raad is aangewezen voor de tenuitvoerlegging van de taakstraf (uitvoerder taakstraffen), de positie van degene die de taakstraf moet uitvoeren (taakgestrafte) en een klachtenregeling.

Nadere regelgeving is geboden. Enerzijds om voor alle bij de taakstraf betrokkenen duidelijkheid te geven omtrent de eisen die worden gesteld aan de inhoud van een taakstraf en de wijze waarop de tenuitvoerlegging geschiedt. Anderzijds om te bewerkstelligen dat er een uniform beleid wordt gevoerd ten aanzien van de verschillende beslissingen die in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf aan de orde kunnen komen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal begrippen uit het besluit nader gedefinieerd.

Artikel 2

In dit artikel wordt aangegeven dat de reclassering en de raad verantwoordelijk zijn voor het aanbod van de werkstraffen en leerprojecten.

Artikel 3

Dit artikel geeft aan welke inhoudelijke voorwaarden aan een projectplaats voor het verrichten van een werkstraf worden gesteld. Bij de werving van projecten of het opzetten van een project in eigen beheer door de reclassering en de raad zullen deze voorwaarden in acht moeten worden genomen.

De onderdelen a en b zien op de werkzaamheden die moeten worden verricht. In de wettekst is de toevoeging ten algemenen nutte niet meer opgenomen. Het moet in elk geval gaan om onbetaalde arbeid. Het mag tevens niet gaan om puur commerciële activiteiten; waar mogelijk moet het algemeen maatschappelijk nut een rol blijven spelen. In onderdeel c wordt hieraan toegevoegd dat de bezigheden wel zinvol moeten zijn.

Onderdeel d regelt de aanwijzing van de contactpersoon binnen de projectplaats. Onderdeel e vereist dat wordt voorzien in de noodzakelijke begeleiding. Onderdeel f vereist dat de regelgeving inzake de arbeidsomstandigheden en veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen. Onderdeel g geeft aan dat op de projectplaats terughoudendheid dient te worden betracht met het plaatsen van taakgestraften op plaatsen waar geldhandelingen worden verricht of met alcohol of drugs wordt omgegaan. Het artikel voorziet niet in een algemeen verbod. Een en ander zal mede afhankelijk zijn van de persoon van de taakgestrafte en het begane delict.

Met het oog op een eventuele aansprakelijkheid van de taakgestrafte, die tijdens zijn taakstraf schade veroorzaakt of indien de taakgestrafte tijdens de uitvoering van de taakstraf schade lijdt, wordt er door de reclassering en de raad standaard voor de uitvoering van de taakstraf voor elke taakgestrafte een verzekering afgesloten. Of er indien de taakgestrafte tijdens zijn straf schade veroorzaakt, naast de taakgestrafte, andere personen of instellingen aansprakelijk kunnen worden gesteld zal afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. De reclassering heeft met het oog op een eventuele aansprakelijkheid een verzekering afgesloten.

Artikel 4

Hierin wordt de procedure tot goedkeuring van een projectplaats voor het verrichten van een werkstraf omschreven. In het tweede lid wordt aangegeven over welke gegevens het openbaar ministerie moet kunnen beschikken bij zijn oordeel omtrent de goedkeuring van een project. Indien het openbaar ministerie een project goedkeurt zal dit project ingevolge artikel 8 op de lijst van projecten dienen te worden opgenomen.

Naast de toetsing of aan de voorwaarden genoemd in het tweede lid is voldaan kan het openbaar ministerie ook op beleidsmatige overwegingen toetsen. Naar verwachting zal echter in de praktijk het beleidsmatige aspect al in het arrondissementale overleg tussen het openbaar ministerie en de uitvoeringsorganisaties aan de orde komen.

Artikel 5

Dit artikel heeft specifiek betrekking op de jeugdige taakgestrafte. Ingevolge artikel 77h, tweede lid, onderdeel b, van de wet kan de taakstraf bij een jeugdige taakgestrafte ook bestaan uit het verrichten van arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade. In tegenstelling tot de projecten voor werkstraffen en leerstraffen die een algemene goedkeuring van het openbaar ministerie kunnen verkrijgen zal dit bij de herstelprojecten niet mogelijk zijn omdat er een direct verband wordt gelegd tussen het strafbare feit en de daardoor veroorzaakte schade. In dit artikel worden de algemene regels vastgesteld waaronder een dergelijk project mag worden aangeboden.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt aan welke inhoudelijke voorwaarden een projectplaats voor het verrichten van een leerstraf moet voldoen. Bij het opzetten van een nieuw project door de reclassering en de raad zullen deze voorwaarden in acht moeten worden genomen. Met het correctiesysteem wordt gedoeld op een regeling voor een systeem van straffen en belonen dat onderdeel uitmaakt van het leerproces en vooraf gaat aan een eventuele formele waarschuwing.

In het eerste lid is nader vastgelegd aan welke voorwaarden moet zijn voldaan. Het tweede lid geeft aan dat de reclassering en de raad dienen te zorgen voor een kwaliteitstoetsing van de leerstraffen en moeten nagaan of de beoogde effecten van de leerstraffen worden gerealiseerd. Dat wil zeggen dat zij evalueren of de binnen het programma gestelde doelen worden gerealiseerd.

Artikel 7

In dit artikel wordt analoog aan de procedure voor de projecten voor de werkstraffen de procedure tot goedkeuring van een leerprojectplaats beschreven. In het tweede lid is aangegeven over welke gegevens het openbaar ministerie moet kunnen beschikken bij zijn oordeel omtrent de goedkeuring van een project. Ook hier geldt dat na goedkeuring van een project, het project ingevolge artikel 8 op een lijst van projecten dient te worden opgenomen. In de artikelen 4 en 7 wordt telkens gesproken over een beslissing door het openbaar ministerie over een voorstel tot het inrichten van een project. Hierbij is niet de beperking aangebracht dat deze beslissing op arrondissementaal niveau dient te geschieden. Voor de werkstraffen zal dit wel in de rede liggen. Voor leerprojecten wordt gestreefd naar een landelijk uniform aanbod, zij het dat arrondissementaal met het oog op specifieke doelgroepen speciale leerprojecten kunnen worden opgesteld. Een aanzet voor een landelijk uniform aanbod wordt gegeven door de ontwikkeling van de nationale menukaart leerstraffen. Voor de leerprojecten zal naar verwachting het beleid van het openbaar ministerie zijn, dat voor de leerprojecten die landelijk worden aangeboden de goedkeuring centraal via het College van procureurs-generaal zal worden gegeven.

Artikel 8

In het eerste lid wordt erin voorzien dat de deelnemers aan het strafproces een overzicht kunnen krijgen van de mogelijke projecten voor werkstraffen en leerstraffen en zich kunnen oriënteren op de inhoud van een dergelijk project.

De leden twee en drie zien op de intrekking van een eenmaal gegeven goedkeuring. In het tweede lid wordt aangegeven dat de reclassering en de raad, indien zij constateren dat een project niet langer aan de gestelde eisen voldoet, dit melden aan het openbaar ministerie. Indien niet binnen een maand bezwaar kenbaar wordt gemaakt vervalt het project en zal het project van het in het eerste lid bedoelde overzicht worden verwijderd.

In het derde lid is aangegeven dat het openbaar ministerie, na overleg met de reclassering of de raad, ook zelfstandig kan besluiten om een project te laten vervallen.

Artikel 9

In dit artikel is vastgelegd hetgeen thans de feitelijke gang van zaken is, namelijk dat de reclassering en de raad zorgen voor de feitelijke tenuitvoerlegging van de taakstraf. Deze gang van zaken is tot op heden vastgelegd in een convenant tussen het openbaar ministerie en de uitvoeringsorganisaties (convenant uitvoering werkstraf openbaar ministerie-uitvoeringsorgansaties van 30 november 1995). Voor wat betreft de uitvoering van de taakstraf zullen er tevens afspraken gemaakt worden tussen het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en het openbaar ministerie omtrent de administratieve afhandeling rondom de tenuitvoerlegging van de taakstraf. Dit is nader uitgewerkt in artikel 24 van het onderhavige besluit. De inschakeling van het CJIB zal tot gevolg hebben dat een aantal handelingen via het CJIB gaat verlopen. Dit brengt met zich mede dat in die gevallen de melding van het openbaar ministerie via het CJIB zal geschieden en omgekeerd een aantal meldingen van de reclassering aan het openbaar ministerie ook door tussenkomst van het CJIB zal geschieden.

In het eerste lid wordt aangegeven dat de reclassering of de raad er voor zorg dragen dat de taakstraf in overeenstemming met de rechterlijke uitspraak of de gestelde voorwaarde ten uitvoer wordt gelegd. Indien zulks niet mogelijk is wordt het openbaar ministerie daarvan onverwijld in kennis gesteld. In die gevallen zal het openbaar ministerie artikel 22f respectievelijk artikel 77o, tweede lid, van de wet kunnen toepassen. In dit artikel wordt immers voorzien in de mogelijkheid om, indien het openbaar ministerie van oordeel is dat de taakgestrafte de taakstraf niet naar behoren kan of heeft kunnen verrichten, de opgelegde straf te wijzigen. De wijziging kan betrekking hebben op de aard van de te verrichten werkzaamheden of het te volgen leerproject.

In het derde lid wordt aangegeven dat in gevallen dat er een werkstraf en een leerstraf is opgelegd, deze projecten voor de tenuitvoerlegging als afzonderlijke projecten worden aangemerkt. Het kan voorkomen, om wat voor reden dan ook, dat bijvoorbeeld een leerproject niet door de taakgestrafte met succes wordt afgerond. Dit brengt echter niet mee dat ook de werkstraf op voorhand als mislukt wordt aangemerkt.

Artikel 10

In het eerste lid wordt aangegeven wat er moet gebeuren na ontvangst van de stukken. Voor de jeugdige taakgestrafte is toegevoegd dat ook de ouders of voogd kunnen worden opgeroepen. Afhankelijk van de leeftijd en de omstandigheden van het geval kan de raad besluiten de ouders op te roepen, zulks ter beoordeling van de raad. Overigens is het verschijnen van de ouders of voogd niet rechtens af te dwingen.

In het tweede lid wordt aangegeven wat te doen indien niet wordt gereageerd op de oproep voor het intakegesprek. Een verificatie van de adresgegevens is dan geboden. In het kader van de afspraken tussen het CJIB en het OM is het de bedoeling dat de stukken door het OM via het CJIB aan de reclassering worden aangeboden. Door het CJIB zal voor doorzending ondermeer een zogenaamde adresverrijking worden toegepast en de daarmee verkregen gegevens worden verwerkt en meegestuurd naar de reclassering. Hiermee wordt de kans dat de oproep naar een verkeerd adres gaat verkleind. In de praktijk kan het geboden zijn de tweede oproep met bewijs van ontvangst te verzenden. Indien op de tweede oproep evenmin wordt gereageerd zal er een bericht naar het CJIB of het openbaar ministerie gaan dat de taakstraf niet kan worden uitgevoerd. De melding zal moeten worden gedaan aan de instantie (CJIB of openbaar ministerie) die de berichtgeving bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft doen uitgaan.

Het derde lid geeft aan dat er in het intakegesprek in elk geval melding moet worden gedaan van de rechten, plichten en regels die gelden bij de tenuitvoerlegging van een taakstraf.

In het vierde lid wordt aangegeven welke omstandigheden bij de feitelijke beslissing tot plaatsing in aanmerking dienen te worden genomen. Zo zal gekeken moeten worden naar het gepleegde delict. Waar mogelijk zal een relatie tussen het gepleegde feit en de te verrichten taakstraf moeten worden nagestreefd. Ook zal specifiek moeten worden gekeken wat de persoonlijke mogelijkheden van de taakgestrafte zijn. Voorts wordt een nadere regeling gegeven voor de reistijd.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat na de selectie van de uitvoerder taakstraffen voor een project er op de projectplaats een gesprek plaats kan vinden in het bijzijn van de contactpersoon van de projectplaats. Bij jeugdigen vindt dit gesprek standaard plaats. In de andere gevallen is dit afhankelijk van de projectplaats en de overige omstandigheden. In dit gesprek zal in elk geval aan de orde dienen te komen wat er van de taakgestrafte op het project wordt verwacht en welke regels er gelden.

In het zesde lid wordt voorzien in een schriftelijke vastlegging van het plaatsingsbesluit en ondertekening hiervan door de taakgestrafte. In de praktijk zijn er door de reclassering en de raad standaardregels ontwikkeld en wordt de taakgestrafte gevraagd deze te ondertekenen. Door ondertekening staat in elk geval vast dat de regels aan de orde zijn geweest. Het stuk kan als bijlage worden gevoegd bij het in het zesde lid bedoelde plaatsingsbesluit waarbij ondertekening is voorgeschreven. Het niet willen ondertekenen zal in de meeste gevallen moeten worden opgevat als een weigering van de taakgestrafte om de taakstraf te verrichten. Indien zulks duidelijk is zal het openbaar ministerie hiervan op de hoogte dienen te worden gesteld. Het openbaar ministerie zal dan gebruik kunnen maken van de bevoegdheden genoemd in de artikel 22f, eerste lid, respectievelijk artikel 77o, tweede lid van de wet of die genoemd in artikel 22g respectievelijk artikel 77p van de wet.

Artikel 11

In dit artikel wordt aangegeven dat na een geslaagde taakstraf mededeling daarvan wordt gedaan aan het openbaar ministerie. Bij de reclassering zal de mededeling feitelijk gedaan worden aan het CJIB.

Artikel 12

In dit artikel wordt een algemene taakomschrijving gegeven van de taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerder taakstraffen.

Artikelen 13 tot en met 16

In artikel 13 wordt aangegeven dat een verzoek om medewerking of een opdracht als bedoeld in artikel 22e, tweede volzin en 77o, eerste lid, van de wet juncto artikel 147 van het Wetboek van Strafvordering mede kan inhouden dat de uitvoerder taakstraffen de in artikel 13 genoemde beslissingen kan nemen. Ook hier geldt dat is aangesloten bij hetgeen thans al in de praktijk plaatsvindt en tot op heden is vastgelegd in het al eerdergenoemde convenant tussen het openbaar ministerie en de uitvoeringsorganisaties. Het betreft de volgende beslissingen.

• De beslissing om in bijzondere omstandigheden de projectplaats of de aard van de werkzaamheden te wijzigen. Bij bijzondere omstandigheden kan worden gedacht aan: onvoldoende beschikbaarheid van werk voor de taakgestrafte op de projectplaats; een misdraging die de handhaving van de taakgestrafte op het project in de weg staat; een onoplosbaar conflict op het project; gebleken ongeschiktheid van de taakgestrafte voor het project; het verkrijgen van een betaalde werkkring, voorzover de tijden van het project niet kunnen worden aangepast.

• De beslissing om een waarschuwing te geven indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. Bij niet behoorlijk uitvoeren van de werkstraf of het leerproject kan worden gedacht aan de omstandigheid dat de gestrafte zonder opgave van redenen niet op het project is verschenen, weigert een redelijke opdracht uit te voeren of zich schuldig maakt aan wangedrag. Hier wordt de formele waarschuwing bedoeld waarbij het rechtsgevolg dat bij herhaling van onbehoorlijk verrichten van de taakstraf de taakstraf zal worden opgeschort. De waarschuwing kan slechts eenmaal worden gegeven. Los daarvan kan het zijn dat bij geringe incidenten aan de taakgestrafte (mondeling) te kennen wordt gegeven dat zijn gedrag niet juist is.

• De beslissing om de taakstraf op te schorten met het advies aan het openbaar ministerie om de taakstraf te beëindigen. Tot het nemen van deze beslissing zal worden overgegaan indien de taakgestrafte zich na een waarschuwing niet aan de voorwaarden houdt of de taakgestrafte verwijtbaar binnen de voor de taakstraf gestelde termijn de taakstraf niet heeft volbracht of na een ernstige misdraging waardoor verdere voortzetting van de taakstraf onmogelijk wordt. Deze omstandigheden zijn zowel bij de uitvoering van een werkstraf als bij het volgen van een leerproject aan de orde. Voor de invulling van wat onder ernstige misdraging moet worden verstaan kan aansluiting bij het arbeidsrecht worden gezocht. In het arbeidsrecht worden de volgende omstandigheden als dringende reden voor ontslag aangemerkt: werkweigering, dronkenschap op het werk, belediging, bedreiging en het aanzetten tot handelingen in strijd met de wet of de goede zeden van de werkgever of medewerkers; het plegen van een misdrijf bij de werkgever, opzettelijk eigendommen beschadigen of opzettelijk anderen of zichzelf aan gevaar blootstellen. Na het nemen van deze beslissing wordt de officier van justitie onverwijld op de hoogte gesteld. In het tweede lid van artikel 16 wordt voorts aangegeven dat de officier van justitie na ontvangst van dit advies zo spoedig mogelijk een beslissing dient te nemen.

In het tweede lid en derde lid van artikel 13 wordt, gelet op de gevolgen die dergelijke beslissingen met zich mee kunnen brengen, een aantal waarborgen ingebouwd. Zo moet de uitvoerder zo mogelijk de taakgestrafte vooraf horen. De beslissing moet schriftelijk worden vastgelegd, waarbij tevens de redenen voor deze beslissing moeten worden aangegeven.

Bij de voorgenomen Wet op de Reclassering zal deze regeling opnieuw worden bezien.

Artikel 17

De artikelen 17 tot en met 21 bevatten regels voor de taakgestrafte. Artikel 17 maakt het mogelijk dat de taakgestrafte wordt opgedragen zich medisch te laten keuren voordat de taakstraf aanvangt indien de werkzaamheden dit vereisen of de taakgestrafte medische klachten heeft of arbeidsongeschikt is. Door een medische keuring kan een verantwoorde keuze worden gemaakt of de voorgestelde taakstraf medisch gezien past bij de taakgestrafte. De taakgestrafte kan ook zelf met een verzoek tot een medische keuring komen. Het is dan aan de uitvoerder taakstraffen te beslissen of hij zulks geboden acht. De reclassering of de raad kan op dit punt intern een nadere werkwijze aanbevelen hoe te handelen in dergelijke situaties.

Artikel 18

De aard van een project kan met zich meebrengen dat het niet altijd mogelijk zal zijn om voor een taakgestrafte die een baan heeft het gehele project in zijn vrije tijd te verrichten. Met het oog hierop is de mogelijkheid opgenomen om de taakgestrafte te verplichten een aantal vrije dagen op te nemen. Duidelijk zal zijn dat de taakgestrafte zulks, zoals gebruikelijk is, in overleg met zijn werkgever zal moeten doen. Het tweede lid maakt duidelijk dat op de taakgestrafte de plicht rust om, in die gevallen dat hij een uitkering ontvangt, de uitvoeringsinstantie hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 19

Veranderingen in de woon- of werksituatie kunnen gevolgen hebben voor de tenuitvoerlegging van de taakstraf. Met het oog hierop wordt de taakgestrafte opgedragen wijzigingen hierin onmiddellijk door te geven.

Artikel 20

Dit artikel ziet op de feitelijke uitvoering van de taakstraf op de projectplaats. De taakgestrafte dient aanwijzingen en opdrachten van de uitvoerder taakstraffen of namens deze gegeven opdrachten en aanwijzingen van de contactpersoon gegeven in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf op te volgen.

Artikel 21

In dit artikel wordt nader aangegeven hoe gehandeld dient te worden ingeval de taakgestrafte door ziekte of andere bijzondere omstandigheden verzuimt bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf.

Artikelen 22 en 23

In deze artikelen wordt de klachtregeling nader aangegeven. De klachten gericht tegen gedragingen vallen onder deze artikelen. De klachtenregeling geschiedt overeenkomstig de voor de reclassering en de raad thans geldende klachtenregeling. Hierbij zij opgemerkt dat voor de reclassering in de voorgenomen Wet op de Reclassering de klachtregeling zal worden aangepast. Klachten tegen de beslissingen die de uitvoerder taakstraffen onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie neemt worden via het openbaar ministerie afgedaan.

Artikel 24

Artikel 2, eerste lid, van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau bepaalt dat de taken van het CJIB hem bij algemene maatregel van bestuur worden opgedragen. Met het oog hierop is artikel 24 opgenomen. Het artikel is mutatis mutandis gelijk aan artikel 5 van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 en de artikelen 7a en 15a van het (gewijzigde) Transactiebesluit 1994. Op dit moment wordt administratieve ondersteuning van het CJIB voor de tenuitvoerlegging van de taakstraffen voor volwassenen voorbereid. De inschakeling van het CJIB voor de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de taakstraffen voor jeugdige taakgestraften wordt nog nader onderzocht.

Voor de uitvoering van de nieuwe taak dient het CJIB over alle benodigde informatie te kunnen beschikken.

Met het oog hierop bevat het derde lid een informatieverstrekkingsverplichting van de ambtenaren van het openbaar ministerie en de medewerkers van de reclassering en de raad.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 25

Dit artikel bevat de verplichting van de reclassering en de raad om ten minste eenmaal per jaar arrondissementaal verantwoording over het gevoerde beleid ten aanzien van de tenuitvoerlegging van taakstraffen af te leggen aan het openbaar ministerie. Omdat de projecten per arrondissement kunnen verschillen is gekozen voor een verantwoording per arrondissement. Dit laat natuurlijk onverlet dat binnen het openbaar ministerie afspraken kunnen worden gemaakt om de resultaten ook te agenderen ter bespreking per ressort of landelijk.

Artikel 26

Artikel 14 van de Reclasseringsregeling 1995 kan vervallen omdat de daarin opgenomen voorschriften in de onderhavige regeling zijn opgenomen.

Artikel 27

De inwerkingtreding van dit besluit zal gelijk zijn met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte (taakstraffen).

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1994, 875, gewijzigd bij besluit van

22 mei 1997, Stb. 217.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 februari 2001, nr. 31.

Naar boven