Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2001, 329 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2001, 329 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 19 maart 2001, nr. CDJZ/WBI/2001-226, Centrale Directie Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 13, 14 en 71 van de Wegenverkeerswet 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 18 mei 2001, nr. W.09.01.0151/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 18 juni 2001, nr. CDJZ/WBI/2001-785, Centrale Directie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 19901 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen i en ap wordt «invalidenvoertuig» telkens vervangen door: gehandicaptenvoertuig;
2. Onderdeel j komt te luiden:
j. busbaan: rijbaan waarop het woord «BUS» of «LIJNBUS» is aangebracht; .
3. Onderdeel k komt te luiden:
k. busstrook: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord «BUS» of «LIJNBUS» is aangebracht; .
4. Onderdeel v komt te luiden:
v. lijnbus: motorvoertuig, gebezigd voor het verrichten van openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000;
5. In onderdeel al wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.
B. Artikel 24 komt te luiden:
1. De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
b. voor een inrit of een uitrit;
c. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
d. op een parkeergelegenheid:
1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;
2°. op een andere wijze dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;
3°. op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;
e. langs een gele onderbroken streep;
f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
g. op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.
2. Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.
3. De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.
4. Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E 4 tot en met E 13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.
C. Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, geldt het tweede lid slechts gedurende die dagen of uren.
D. Artikel 66 komt te luiden:
1. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht en een aanduiding van het gebied van de zone is toegevoegd, geldt het verkeersbord in het aldus aangeduide gebied.
2. Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing, als bord E 10 van bijlage 1 is geplaatst.
E. Aan artikel 70 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
4. De tram/buslichten gelden tevens voor bestuurders van een autobus, niet zijnde een lijnbus, die een busbaan of een busstrook gebruiken waarop het licht betrekking heeft.
F. Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. het woord «BUS»: de rijstrook mag slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus en bestuurders van een autobus;
2. Na onderdeel d wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
e. het woord «LIJNBUS»: de rijstrook mag slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.
G. Artikel 81 komt te luiden:
H. In artikel 85, tweede lid, wordt «invalidenvoertuigen» vervangen door: gehandicaptenvoertuigen.
I. In artikel 87 wordt de zinsnede «E1 tot en met E3, E5, E7, E8, F7» vervangen door: E1 tot en met E3, F7.
J. In bijlage 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. De tekst bij verkeersbord E5 komt te luiden: Taxistandplaats.
2. De tekst bij verkeersbord E7 komt te luiden: Gelegenheid voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
3. De tekst bij verkeersbord E8 komt te luiden: Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven.
4. De tekst bij verkeersbord E 12 komt te luiden: Parkeergelegenheid ten behoeve van overstappers op het openbaar vervoer.
Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer2 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 8 komt te luiden:
1. Onder verkeersborden kunnen onderborden worden geplaatst.
2. Deze onderborden kunnen:
a. een nadere uitleg van de op de verkeersborden voorkomende aanduiding inhouden;
b. bij verkeersborden die een gebod of verbod aanduiden, een beperking van de werkingssfeer van die verkeersborden inhouden;
c. bij de verkeersborden E4 tot en met E8 en E10 tot en met E13 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, betrekking hebben op
1°. de voertuigcategorie of groep voertuigen waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd en, voor zover het betreft bord E6, tevens op de aanduiding dat de parkeergelegenheid is gereserveerd voor een bepaald voertuig;
2°. de wijze waarop het parkeren dient te geschieden;
3°. de dagen of uren waarop het parkeren is verboden of
4°. de dagen of uren waarop een beperking als bedoeld in 1° en 2° geldt en, voor zover het betreft verkeersbord E10, de dagen of uren waarop het in het tweede lid van artikel 25 van het RVV 1990 bedoelde gebruik van de parkeerschijf van toepassing is;
d. bij de verkeersborden G7, G9 en G11 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, een aanduiding inhouden dat de uit het verkeersbord voortvloeiende geboden of verboden niet gelden voor het verkeersgebruik als op het onderbord is aangegeven.
3. De in het tweede lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, bedoelde aanduidingen kunnen in plaats van op een onderbord, ook op het verkeersbord worden aangebracht.
B. Artikel 9 komt te luiden:
1. Boven de verkeersborden A1, C1, C6 tot en met C22, E1, E3, E9, G5 en G7 van bijlage 1, behorende bij het RVV 1990, kan het woord «zone» worden aangebracht. Hieraan kan een aanduiding van het gebied van de zone worden toegevoegd.
2. Als boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, wordt op in aanmerking komende plaatsen bij de zonegrens een bord geplaatst waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.
3. Aan bord E10 van bijlage 1 bij het RVV 1990 kan een aanduiding van het gebied van de zone worden toegevoegd.
C. In artikel 12 wordt aan het slot van onderdeel a de zinsnede «tenzij onder deze borden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, wordt aangebracht» vervangen door: tenzij onder deze verkeersborden een onderbord als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, wordt aangebracht, dan wel toepassing wordt gegeven aan artikel 8, derde lid;.
D. Artikel 14 komt te luiden:
In artikel 9.1, derde lid, van het Voertuigreglement3 wordt «invaliden» vervangen door: gehandicapten.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
Uitgegeven de twaalfde juli 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Sinds jaren wordt door de rijksoverheid ter bevordering van de bereikbaarheid via de weg een doelgroepenbeleid gevoerd. Centrale gedachte daarbij is om bij een vooralsnog blijvende schaarste aan beschikbare verkeersruimte op bepaalde congestiegevoelige trajecten voorzieningen te treffen om het economisch belangrijke verkeer en het efficiënte personenvervoer zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Dit geschiedt onder meer door het realiseren van doelgroepvoorzieningen, als vrije busbanen en vrachtautostroken, zowel op het hoofdwegennet als op het onderliggend wegennet.
Ook in de op 17 september 1996 aan de Tweede Kamer aangeboden Nota Samen werken aan bereikbaarheid (Kamerstukken II 1996/97, 25 022, nr.1) komt het doelgroepenbeleid aan de orde, als onderdeel van een pakket van maatregelen om de aanpak van de verkeerscongestie in de Randstad en op de achterlandverbindingen een nieuwe impuls te geven. In de nota wordt een intensivering van het doelgroepenbeleid aangekondigd en worden potentiële lokaties voor doelgroepenvoorzieningen genoemd. Daarbij wordt onder meer de mogelijkheid genoemd van medegebruik van busbanen door collectief vervoer.
In dit besluit gaat het om busbanen. De reeds bestaande mogelijkheid tot medegebruik van busbanen wordt verruimd. In verband daarmee worden het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna RVV 1990) en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna BABW) gewijzigd.
Voorts wordt in dit besluit de regeling van de parkeerbebording verbeterd.
Hieronder wordt nader ingegaan op de verschillende wijzigingen in dit besluit en op enkele algemene aspecten van besluit.
Busbanen en busstroken mochten tot nog toe op grond van artikel 81 van het RVV 1990 slechts worden gebruikt door bestuurders van lijnbussen. Gebruik door bestuurders van andere bussen dan lijnbussen was slechts incidenteel mogelijk op basis van een individuele ontheffing.
In de onderhavige wijziging van het RVV1990 worden busbanen structureel toegankelijk gemaakt voor andere bussen dan lijnbussen. Behalve op het hierboven beschreven doelgroepenbeleid steunt deze wijziging ook op een voorstel van dezelfde strekking door de gezamenlijke overlegorganen Verkeer en Waterstaat van november 1996.
Het doel van de wijzigingen is het bevorderen van de bereikbaarheid. Collectief vervoer, dat door deze wijzigingen meer ruimte krijgt, draagt in belangrijke mate bij aan de bereikbaarheid.
Busbanen moeten behalve door bestuurders van lijnbussen ook gebruikt kunnen worden door bestuurders van autobussen in het algemeen, d.w.z. motorvoertuigen ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, exclusief de bestuurder (zie de begripsomschrijving in artikel artikel 1, onder b, van het RVV 1990). Zo is het de bedoeling dat bijvoorbeeld touringcarvervoer waaronder bedrijfsvervoer, gehandicaptenvervoer en recreatief vervoer, maar ook vervoer door een particulier die bestuurder is van een motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan acht passagiers, over busbanen mogelijk wordt gemaakt. De betrokken wegbeheerder moet echter de mogelijkheid worden geboden het gebruik van de busbaan uitsluitend tot lijnbussen te beperken, bijvoorbeeld waar lokale verkeerssituaties of infrastructurele omstandigheden het punctueel vervullen van de dienstregeling anders zouden verhinderen.
Door het bevoegd gezag, dit is het rijk, de provincie, de gemeente of waterschap in de hoedanigheid van wegbeheerder, kon reeds voor de onderhavige wijziging ontheffing worden verleend van het verbod dat busbanen slechts gebruikt mogen worden door lijnbussen. In de praktijk worden lokaal ontheffingen verleend aan bijvoorbeeld taxi's en op individueel kenteken. Deze ontheffingsmogelijkheid wordt onverkort gehandhaafd.
De wijzigingen van de bepalingen met betrekking tot parkeren in het RVV 1990 en het BABW, strekken ertoe dat de maatregelen beter kunnen worden toegesneden op de ter plaatse gewenste situatie. Als voorbeeld mag dienen de wijziging ter zake van de toepassing van een parkeerschijfzone (zie hieronder de artikelsgewijze toelichting bij de wijziging van artikel 25 RVV (artikel I, onderdeel C)).
Ook de wens tot meer uniformiteit te komen in de bebording heeft ten grondslag gelegen aan de onderhavige wijziging van de regels voor de parkeerbebording.
Doordat busbanen en -stroken thans in beginsel ook toegankelijk worden voor autobussen, niet zijnde lijnbussen, zal gecontroleerd moeten worden dat niet-toegelaten voertuigcategorieën (zoals personenauto's en vrachtauto's) er geen gebruik van maken. In het algemeen zal via visuele waarneming kunnen worden vastgesteld of het gaat om een autobus dan wel bijvoorbeeld om een personenauto of vrachtauto. Dat blijkt ook uit de ervaring die is opgedaan met vrachtautostroken.
De wijzigingen van de parkeerbepalingen hebben voornamelijk betrekking op een stroomlijning van de systematiek. De mogelijkheden tot handhaving worden hierdoor niet nadelig beïnvloed. In de artikelsgewijze toelichting wordt, waar dat nodig is, nader op handhavingsaspecten ingegaan.
Door de gewijzigde regels met betrekking tot busbanen en busstroken worden deze van rechtswege ook toegankelijk voor andere bussen dan lijnbussen. De wegbeheerder hoeft terzake geen nadere maatregelen te nemen. Alleen indien hij de toegankelijkheid beperkt wil houden tot lijnbussen, zal hij dat kenbaar moeten maken. Omdat een busbaan en busstrook ingevolge artikel 12 BABW door markering op het wegdek wordt aangegeven, dient de markering in zo'n geval te worden aangepast. De kosten hiervan zijn beperkt, zeker indien de aanpassing wordt gecombineerd met het periodieke onderhoud van de markering.
Aan de wijziging van de parkeerbepalingen zijn geen financiële consequenties verbonden. Het gaat hier om verruiming van de mogelijkheden die de wegbeheerder heeft bij de parkeerbebording. Vervanging van bestaande borden is daarbij niet noodzakelijk. Bij het instellen van nieuwe parkeergelegenheden zal de wegbeheerder zelfs een beperkte besparing kunnen bereiken doordat naast het te plaatsen verkeersbord geen onderbord meer nodig is.
Bij koninklijk besluit van 27 maart 2001, houdende wijziging van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en een aantal andere besluiten in verband met de invoering van een gehandicaptenparkeerkaart volgens communautair model (Stb. 201), is onder meer voorzien in terminologische aanpassing van de – al dan niet in samenstellingen gebezigde – termen invalide en invaliden, zoals gebezigd in een aantal ter uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde algemene maatregelen van bestuur en in het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling (Stb. 1965, 414). Abusievelijk is daarbij verzuimd te voorzien in aanpassing van de term invalide, zoals gebezigd in artikel 1, onderdelen i en ap, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, van de term invalidenvoertuigen, zoals gebezigd in de artikelen 1, onderdeel al, en 85, tweede lid, van dat reglement, en van de term invaliden, zoals gebezigd in artikel 9.1, derde lid, van het Voertuigreglement. Deze omissie wordt thans hersteld.
Het gaat in dit besluit, zowel wat betreft de wijzigingen van het RVV als die van het BABW, om regels betreffende het gedrag van verkeersdeelnemers. Op grond van artikel 2b, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zal het besluit alvorens in werking te treden dan ook worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Artikel I, onderdeel A, onder 2, 3 en 4
De wijzigingen van artikel 1, onderdelen j en k, RVV 1990 houden verband met de wijziging van artikel 81 (zie hierna) dat busbanen behalve door bestuurders van lijnbussen in beginsel ook gebruikt mogen worden door bestuurders van autobussen in het algemeen. Omdat de wegbeheerder daarbij de mogelijkheid krijgt waar nodig die toegang te beperken tot lijnbussen, ontstaan er twee soorten busbanen: de rijbaan waarop het woord «BUS» is aangebracht en die gebruikt mag worden door bestuurders van een lijnbus en van een autobus, enerzijds, en de rijbaan waarop het woord «LIJNBUS» is aangebracht die slechts gebruikt mag worden door bestuurders van een lijnbus anderzijds. De wijziging van artikel 1, onderdeel v, waar «voertuig» gewijzigd wordt in «motorvoertuig», betreft een technische wijziging.
De in artikel 24 van het RVV 1990 aangebrachte wijzigingen houden met name verband met de hiervoor in het algemeen deel genoemde stroomlijning in de systematiek van de parkeerbebording. In de eerste plaats is het mogelijk geworden (zie het eerste lid, onderdeel d, ten 1e) om, behalve op of onder een parkeerbord een voertuigcategorie aan te geven, een groep voertuigen aan te geven. In de praktijk gebeurde dat reeds. Denk bijvoorbeeld aan bord E4 (Parkeergelegenheid) met een onderbord met de tekst «Politievoertuigen» of «Ambulances». Uit een oogpunt van handhaving en duidelijkheid voor de weggebruiker zal de wegbeheerder er voor moeten zorgen dat slechts uiterlijk herkenbare groepen voertuigen worden aangegeven. Zo zal een parkeergelegenheid voor politievoertuigen uitsluitend betrekking kunnen hebben op uiterlijk herkenbare politieauto's.
Voorts voorziet de wijziging erin (zie eveneens het eerste lid, onderdeel d, ten 1e), dat de voertuigcategorie of de groep voertuigen niet alleen onder maar ook op het bord kan worden aangegeven. Voor bord E8 was dat al het geval voor zover het een voertuigcategorie betrof. Nu deze mogelijkheid ook voor groepen bestaat, behoeft niet of slechts in uitzonderingsgevallen nog gebruik te worden gemaakt van onderborden om de categorie voertuigen of de groep voertuigen aan te geven.
Ook de wijze waarop geparkeerd dient te worden mag zowel op als onder het bord worden aangegeven (zie het eerste lid, onder d, ten 2e). Een wijze van parkeren die op het bord kan worden aangegeven is het in de praktijk reeds toegepaste bord waarbij wordt aangegeven dat met twee wielen op het trottoir mag worden geparkeerd.
Tot nu toe werd veelal aangegeven dat in de vakken moest worden geparkeerd. Een dergelijke aanduiding is in de toekomst niet meer nodig. In het vierde lid is thans opgenomen dat, indien een parkeergelegenheid is voorzien van vakken, in die vakken moet worden geparkeerd. Deze bepaling is alleen van toepassing bij parkeergelegenheden met toepassing van de borden E4 tot en met E8 of E10 tot en met E13. Indien op een weg parkeervakken zijn aangebracht zonder dat deze zijn aangeduid met een van de genoemde borden, geldt het vierde lid niet. Te denken valt aan vakken bij parkeermeters. Daar zal het niet in de vakken parkeren doorgaans op grond van de gemeentelijke parkeerregeling gesanctioneerd zijn. Anders dan bij de voertuigcategorie of de groep voertuigen die ook op het bord mogen worden aangeven, moet een tijdsduurbeperking altijd op een onderbord worden aangegeven. Artikel 24 kent in de nieuwe redactie een tweetal soorten tijdsduurbeperkingen: de dagen of uren waarop het parkeren is verboden (eerste lid, onderdeel d onder 3°) en de dagen of uren waarop de uit het bord voortvloeiende geboden of verboden gelden (tweede lid). Deze laatste beperking kan alleen betrekking hebben op de borden E4 tot en met E8, E12 en E13.
Doordat uit de tekst bij de borden E5, E7 en E8 de verbodsbepaling is komen te vervallen, moeten de verboden in het RVV 1990 zelf worden opgenomen. Voor handelen in strijd met bord E5 (Taxistandplaats) is het verbod thans opgenomen in artikel 24, eerste lid, onderdeel d onder 1°: parkeren op een taxistandplaats terwijl het voertuig niet tot de aangegeven groep voertuigen, te weten taxi's, behoort. Hetzelfde geldt voor het handelen in strijd met bord E8 (Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven). Een verbod om te parkeren op parkeerplaatsen voor vergunninghouders is opgenomen in onderdeel g. Het verbod te parkeren op een gelegenheid voor het onmiddellijk laden of lossen (bord E7), is in onderdeel f opgenomen.
Het nieuwe derde lid van artikel 25 strekt ertoe het verplicht gebruik van de parkeerschijf, buiten de aangegeven uren, op te heffen. Tot nu toe had het aanbrengen van een onderbord waarop wordt aangegeven gedurende welke dagen of uren het bord E10 van toepassing was (bijvoorbeeld ma t/m vr van 8.00–18.00 uur) als gevolg dat buiten de aangegeven uren niet alleen de parkeerschijf niet behoefde te worden gebruikt, maar dat ook de andere aan een parkeerschijfzone gekoppelde geboden en verboden niet golden. Te denken valt aan het verbod op andere dan de aangegeven of aangeduide plaatsen te parkeren. Wilde de wegbeheerder dat tegengaan, dan moesten voor de uren waarop het parkeerschijfzone-regime niet gold, additionele maatregelen worden getroffen in de vorm van het plaatsen van een parkeerverbodsbord (E1) of het aanbrengen van een gele streep. Het nieuwe derde lid van artikel 25 heeft alleen betrekking op het gebruik van de parkeerschijf. De overige uit de parkeerschijf-zone voortvloeiende verplichtingen blijven van kracht.
Deze aanpassing van artikel 66 houdt verband met de aanpassing van artikel 9 BABW. Zie artikel II, onderdeel B, en de toelichting daarop.
Nu ook autobussen in het algemeen gebruik kunnen gaan maken van busbanen en busstroken, dient vastgelegd te worden dat ook voor bestuurders van autobussen de tram/buslichten gelden waar die op busbanen en busstroken, die voor autobussen zijn opengesteld, zijn aangebracht. De onderhavige wijziging van artikel 70 van het RVV 1990 strekt hiertoe.
De wijziging van artikel 73 betreft de invoering van het gebruik van voor lijnbussen gereserveerde stroken door niet-lijnbussen met betrekking tot de rijstrooklichten. De wijziging van artikel 81 betreft de invoering van het gebruik van busbanen door niet-lijnbussen met betrekking tot de verkeerstekens op het wegdek. Met deze wijzigingen wordt het woord «LIJNBUS» als verkeersteken geïntroduceerd en wordt het woord «BUS» als verkeersteken als aanduiding voor autobussen in het algemeen en lijnbussen tezamen vastgelegd.
In de nieuwe tekst van de artikelen 73 en 81 worden de begrippen lijnbus en autobus naast elkaar genoemd. De reden daarvan is dat niet alle lijnbussen tevens vallen onder de definitie autobus. Gedacht moet daarbij worden aan de zgn. belbus die wel een lijnbus is maar geen autobus, omdat daarin niet meer dan acht personen worden vervoerd.
Als gevolg van het vervallen van de in de tekst bij de borden E5, E7 en E8 vervatte verboden (zie de toelichting hieronder bij artikel I, onderdeel I), bestaat er geen behoefte meer ontheffing van die borden te verlenen. In verband daarmee zijn die borden in de opsomming van artikel 87 geschrapt.
In de nieuwe omschrijving bij de verkeersborden E5 (Taxistandplaats), E7 (Gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen) en E8 (Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie die op het bord is aangegeven) is het verbod om met andere dan de aangeduide voertuigen te parkeren komen te vervallen. Daarmee wordt aangesloten bij de omschrijving bij de overige borden die een parkeergelegenheid aanduiden, waarin zo'n verbodsbepaling ook niet voorkomt (zie bv. bord E 9: parkeergelegenheid voor vergunninghouders). De uit de omschrijving geschrapte verbodsbepalingen zijn ook overbodig omdat die verboden al voortvloeien uit artikel 24, eerste lid, onder d, ten 1e, van het RVV 1990 (parkeerverbod voor andere voertuigen dan die waarvoor de parkeergelegenheid is bestemd). De gewijzigde tekst bij verkeersbord E 12 geeft de werkelijke functie van deze parkeergelegenheid beter aan en sluit bovendien aan bij de terminologie die wordt gebruikt in de brochures en andere publiciteit met betrekking tot dit parkeerbord.
De in het RVV 1990 doorgevoerde wijziging in de systematiek van de parkeerbepalingen noopt tot wijziging van dit artikel. In de eerste plaats wordt in het tweede lid, onderdeel c, onder 1°, aangegeven dat behalve een voertuigcategorie ook een groep voertuigen op een onderbord kan worden aangeduid. Deze uitbreiding is hiervoor reeds besproken. Voorts kan bij bord E6 een aanduiding worden aangebracht dat de parkeerplaats voor een bepaald voertuig is gereserveerd. Dat kan door middel van het weergeven van het kenteken van het voertuig of, indien het voertuig geen kenteken heeft, door middel van een omschrijving van het voertuig.
Vervolgens is in het tweede lid, onderdeel c, onder 4°, de mogelijkheid tot het opnemen van een tijdsduurbeperking geregeld. Door middel van een onderbord kan worden aangegeven gedurende welke dagen of uren een beperking als bedoeld onder 1° en 2° zal gelden. Door een tijdsduurbeperking onder bord E10 aan te brengen, wordt aangegeven dat het gebruik van de parkeerschijf buiten de aangegeven uren niet verplicht is.
Tenslotte wordt in het derde lid geregeld dat de in het tweede lid, onderdeel c, onder 1° en 2°, bedoelde aanduidingen ook op het verkeersbord zelf mogen worden aangebracht.
Ter verbetering van de handhaafbaarheid van parkeer- en andere verkeersborden met zonale werking is de tekst van artikel 9 BABW aangescherpt. Tot nu toe ging de tekst van artikel 9 uit van de veronderstelling dat door het aanbrengen van het woord «zone» voldoende kenbaar een gebied kan worden aangewezen. In de praktijk wordt de zone veelal echter nader aangegeven door plaatsing van een verkeersbord met het woord «zone» erboven en een of meer borden waarmee op de zone-grens het eind van de zone wordt aangeduid. In het nieuwe artikel 9 wordt deze wijze van aanduiding als een van de twee mogelijkheden genoemd (zie het tweede lid). Mocht het bevoegd gezag er de voorkeur aan geven het gebied van de zone door middel van een plattegrond of een aanduiding van een of meer straten te verduidelijken, dan wordt daarvoor eveneens de ruimte geboden (zie het eerste lid, tweede volzin). In verband met deze aanpassing van artikel 9 BABW is tevens artikel 66 van het RVV 1990 aangepast.
In de praktijk bleek behoefte aan de mogelijkheid bord E3 (Verbod fietsen en bromfietsen te plaatsen) zonaal toe te passen. Daarom is dit bord thans opgenomen in de opsomming van verkeersborden in het eerste lid.
Deze wijzigingen houden verband met de in het derde lid van artikel 8 opgenomen mogelijkheid aanduidingen in plaats van op een onderbord op het bord zelf op te nemen. Het zal duidelijk zijn dat ook dan een verkeersbesluit is vereist en dat daarvan in het verkeersbesluit melding wordt gemaakt.
Het tijdstip van inwerkingtreding zal zodanig moeten worden gekozen dat de lagere overheden en fabrikanten van verkeersborden zich op de nieuwe wetgeving kunnen voorbereiden. Tevens dient rekening te worden gehouden met de tijd die aan voorlichting moet worden besteed.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
T. Netelenbos
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 augustus 2001, nr. 155.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-329.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.