Besluit van 4 juli 2001, houdende nadere regels met betrekking tot het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders en de duur van de goedkeuring (Besluit toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 23 mei 2001, nr. 5099738/01/6;

Gelet op artikel 26, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet;

De Raad van State gehoord (advies van 21 juni 2001, nr. W03.01.0253/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 2 juli 2001, nr. 5105382/01/6;

Hebben goedgevonden en verstaan;

Artikel 1

In dit besluit en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan:

a. de wet: de Gerechtsdeurwaarderswet;

b. goedkeuring: de goedkeuring, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de wet, door Onze Minister van de aanwijzing door de gerechtsdeurwaarder van een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder;

c. de eerste, tweede en derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder: de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 26, van de wet als zodanig is aangewezen;

d. stagiair: de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 26, van de wet is aangewezen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder met het oog op het doorlopen van de stage, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet.

Artikel 2

Onder verantwoordelijkheid van een gerechtsdeurwaarder kunnen gelijktijdig ten hoogste twee stagiairs en ten hoogste drie toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders werkzaam zijn.

Artikel 3

  • 1. De goedkeuring van de aanwijzing van de eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt verleend en op verzoek telkens verlengd voor de duur van de aanwijzing door de gerechtsdeurwaarder.

  • 2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden of in tijd worden beperkt indien:

    a. de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de stage, bedoeld in artikel 27 van de wet, niet heeft doorlopen, of

    b. zulks naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs noodzakelijk is in het belang van het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt, of het voorkomen van handelingen in strijd met het bepaalde bij of krachtens wet.

Artikel 4

  • 1. De goedkeuring van de aanwijzing van de tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt verleend voor de duur van ten hoogste een jaar en op verzoek telkens verlengd voor de duur van ten hoogste drie jaar, maar niet langer dan de duur van de aanwijzing.

  • 2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden, indien de tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de praktijk in associatief verband met de gerechtsdeurwaarder uitoefent.

  • 3. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden of in tijd worden beperkt, indien:

    a. de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de stage, bedoeld in artikel 27 van de wet, niet heeft doorlopen;

    b. de gerechtsdeurwaarder niet beschikt over zodanige financiële middelen en zodanige praktijkomvang dat redelijkerwijs gewaarborgd is dat hij met de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder kantoor kan houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt, of

    c. zulks naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs noodzakelijk is in het belang van de marktwerking, het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt, of het voorkomen van handelingen in strijd met het bepaalde bij of krachtens wet.

Artikel 5

  • 1. De goedkeuring van de aanwijzing van de derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt verleend en op verzoek telkens verlengd voor de duur van ten hoogste een jaar, maar niet langer dan de duur van de aanwijzing.

  • 2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden, indien:

    a. de derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de praktijk in associatief verband met de gerechtsdeurwaarder uitoefent;

    b. de gerechtsdeurwaarder en de derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de noodzaak van de aanwijzing onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt.

  • 3. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden of in tijd worden beperkt, indien:

    a. de kandidaat-gerechtsdeurwaarder de stage, bedoeld in artikel 27 van de wet, niet heeft doorlopen;

    b. de gerechtsdeurwaarder niet beschikt over zodanige financiële middelen en een zodanige praktijkomvang dat redelijkerwijs gewaarborgd is dat hij met de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder kantoor kan houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt, of

    c. zulks naar het oordeel van Onze Minister redelijkerwijs noodzakelijk is in het belang van de marktwerking, het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt, of het voorkomen van handelingen in strijd met het bepaalde bij of krachtens wet.

Artikel 6

  • 1. De goedkeuring van de aanwijzing van de stagiair als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt verleend voor de duur van ten hoogste een jaar of, ingeval van werkzaamheid in deeltijd, naar evenredigheid langer, maar niet langer dan de duur van de aanwijzing, tenzij dat gelet op het belang van de stagiair bij de voortzetting van de stage zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden of in tijd worden beperkt, indien hetgeen de gerechtsdeurwaarder en de stagiair zijn overeengekomen niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens wet.

Artikel 7

De Regeling toegevoegd kandidaat-deurwaarders wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 26 van de wet in werking treedt.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 4 juli 2001

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Uitgegeven de tiende juli 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 5, eerste lid onder c, van de Gerechtsdeurwaarderswet (Stb. 2001, 70) geldt als één van de vereisten voor de benoembaarheid tot gerechtsdeurwaarder dat de betrokken persoon ten minste gedurende twee jaren als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam is geweest.

Het instituut van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder vervult op hoofdlijnen twee functies. Het is oorspronkelijk ingesteld als een vorm van opleidingsstage voor nieuwe gerechtsdeurwaarders. Sinsdien heeft dit instituut zich echter ontwikkeld tot een mogelijkheid voor gerechtsdeurwaarders om zich gedeeltelijk te ontlasten van hun ambtelijke werkzaamheden, waarop het Deurwaardersreglement aan deze ontwikkeling werd aangepast (besluit van 12 oktober 1982, Stb. 1982, 600). Deze ontwikkeling is in de Gerechtsdeurwaarderswet bevestigd. Daarnaast heeft het instituut van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder in artikel 27 van de wet weer de vorm gekregen waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld, namenlijk de opleidingsstage.

De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder is bevoegd namens en onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder op wiens kantoor hij werkzaam is de ambtshandelingen verrichten waartoe deze gerechtsdeurwaarder bevoegd is, met uitzondering van die ambtshandelingen waartoe de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van een benoeming tot waarnemend gerechtsdeurwaarder bevoegd is. Een gerechtsdeurwaarder kan een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die op zijn kantoor werkzaam is, aanwijzen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (art. 26, eerste lid, van de wet), welke aanwijzing de goedkeuring door de Minister van Justitie behoeft. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de termijn waarvoor de goedkeuring geldt en het aantal kandidaat-gerechtsdeurwaarders dat gelijktijdig onder verantwoordelijkheid van één gerechtsdeurwaarder werkzaam kan zijn (art. 26, vierde lid, van de wet). Dit besluit geeft uitvoering aan deze verplichting en volgt daarbij de lijn, die is uitgezet in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit.

Het is ontleend aan de Regeling toegevoegd kandidaat-deurwaarders van 1 november 1984 (Stcrt. 1984, 229), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 24 september 1996 (Stcrt. 1996, 192). Met dit besluit is geen wijziging beoogd in het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders dat tegelijkertijd onder de verantwoordelijkheid van een gerechtsdeurwaarder werkzaam kan zijn of in de duur van de goedkeuring. Met het oog op de ten opzichte van de voorheen geldende regelingen vrijere vestiging van gerechtsdeurwaarders, is de mogelijkheid tot het inwinnen van het advies van de Commissie Deurwaardersstandplaatsen vervallen. De gronden waarop de duur van de goedkeuring kan worden beperkt en in het verlengde daarvan geweigerd, zijn enigszins geüniformeerd. Verder is een deel van de materie die voorheen in de Regeling toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders was opgenomen – onder meer de gronden waarop de goedkeuring kan worden ingetrokken – thans in de wet geïntegreerd. De delegatiegrondslag in de wet biedt geen ruimte om de beslistermijnen, die voorheen in de artikelen 2, derde lid, en 3, derde lid, van de Regeling toegevoegd kandidaat-deurwaarders was opgenomen, in dit besluit over te nemen.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Artikel 2 regelt het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders dat tegelijkertijd onder de verantwoordelijkheid van een gerechtsdeurwaarder werkzaam kan zijn. Evenals dat voorheen onder de Regeling toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders het geval was, bedraagt dat aantal in beginsel één, met de mogelijkheid om daarnaast nog twee toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan te wijzen. Als uitgangspunt zal één toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders onder de verantwoordelijkheid van één gerechtsdeurwaarder werkzaam zijn. De aanwijzing van deze (eerste) toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan voor onbepaalde tijd worden goedgekeurd. Het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders kan worden verhoogd met een tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, waarbij de goedkeuring echter voor kortere tijd wordt verleend. In bijzondere gevallen kan het maximum aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders worden verhoogd tot drie. Gezien de gevolgen voor de vestiging van nieuwe kantoren en de marktwerking, kan het aantal toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders niet zonder meer worden uitgebreid tot drie. In aansluiting op hetgeen voorheen was opgenomen in de Regeling toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders van 1 november 1984

(Stcrt. 1984, 229), zoals die met het oog op de stimulering van marktwerking en de vestiging van nieuwe kantoren bij besluit van 24 september 1996 (Stcrt. 1996, 192) was gewijzigd, is dat afhankelijk van bepaalde voorwaarden die onder meer betrekking hebben op de marktwerking. Daarmee wordt de lijn gecontinueerd die is uitgezet in het kader van het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit en ook op diverse andere onderdelen van de wet van invloed is.

Deze toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders worden aangeduid als de eerste, tweede, respectievelijk derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De hoedanigheid van eerste, tweede, of derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder is afhankelijk van de aanwijzing als zodanig door de gerechtsdeurwaarder. De aanwijzing van de eerste, tweede, of derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt ook als zodanig goedgekeurd. Dat betekent dat de goedkeuring van de tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, bij vertrek van de eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, niet van rechtswege wordt geconverteerd in de goedkeuring als eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Daarvoor dient een daartoestrekkend verzoek te worden ingediend. Omdat goedkeuring die niet voor onbepaalde tijd is verleend kan worden verlengd, is het in beginsel mogelijk dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder feitelijk voor langere tijd werkzaam zal zijn op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder.

Dat is anders ten aanzien van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die wordt aangesteld met het oog op het doorlopen van de stage. In het belang van de toetreding tot de gerechtsdeurwaarderspraktijk, voorziet artikel 2 in de mogelijkheid dat er naast de drie hiervoor genoemde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders ten hoogste twee stagiairs worden aangewezen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De stagiair is gedefinieerd als de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die met het oog op het doorlopen van de stage door de gerechtsdeurwaarder overeenkomstig artikel 26 van de wet is aangewezen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (art. 1). De stage biedt de gelegenheid om onder begeleiding van de gerechtsdeurwaarder ervaring op te doen in de ambtspraktijk en zich te bekwamen in de vaardigheden die voor de uitoefening van de ambtspraktijk van belang zijn.

Artikel 3

De goedkeuring van de aanwijzing van de eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Aangezien de gerechtsdeurwaarder bevoegd is die aanwijzing in tijd te beperken – bijvoorbeeld tot een of twee jaar – voorziet artikel 3 in de mogelijkheid om de goedkeuring in een dergelijk geval te verlenen voor de duur van de aanwijzing. Indien de kandidaat-gerechtsdeurwaarder voor onbepaalde tijd door de gerechtsdeurwaarder is aangewezen, wordt de goedkeuring in beginsel eveneens voor onbepaalde tijd verleend. Indien de aanwijzing van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder door de gerechtsdeurwaarder in tijd is beperkt, wordt de goedkeuring derhalve verleend voor dezelfde periode als die waarvoor de kandidaat-gerechtsdeurwaarder is aangewezen. Ten aanzien van alle toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders geldt dat de goedkeuring niet wordt verleend of verlengd voor een duur die langer is dan de duur waarvoor de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder door de deurwaarder is aangewezen (art 4, eerste lid, 5, eerste lid en 6, eerste lid).

Het tweede lid voorziet in de mogelijkheid om de goedkeuring van de aanwijzing van de eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te onthouden of in tijd te beperken.

Onderdeel a ziet op de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die door de gerechtsdeurwaarder als eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder is aangewezen maar die de stage nog niet heeft doorlopen. In een dergelijk geval heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder nog niet onder begeleiding van de deurwaarder ervaring opgedaan in de ambtspraktijk en zich bekwaamd in de vaardigheden die voor de uitoefening daarvan van belang zijn. Om die reden is het niet gewenst goedkeuring – al dan niet voor onbepaalde tijd – te verlenen. Aangezien er in die gevallen wel een plaats op het gerechtsdeurwaarderskantoor beschikbaar is, ligt het in de rede dat de betreffende kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt aangewezen als stagiair en nadien als eerste, tweede of derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De goedkeuring zal daarom in beginsel steeds worden geweigerd. Dat geldt evenzeer ten aanzien van de tweede en derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, die de stage nog niet heeft doorlopen (art. 4, derde lid, onder a, en 5, derde lid, onder a). Omdat op voorhand niet met zekerheid kan worden gesteld dat afwijzing van het verzoek om goedkeuring in alle gevallen tot een redelijke uitkomst zal leiden is, mede met het oog op de mogelijkheid van beleidsontwikkeling, de afwijzing van het verzoek in deze gevallen niet dwingend voorgeschreven.

Onderdeel b voorziet in de mogelijkheid om goedkeuring te onthouden of in tijd te beperken in het belang van het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt en het voorkomen van handelingen in strijd met het bepaalde bij en krachtens wet. In het concrete geval zullen er goede redenen moeten zijn om te veronderstellen dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder het aanzien van het ambt of vervulling daarvan zal kunnen schaden of belemmeren, of in strijd met een of meer wettelijke voorschriften zal handelen. Dergelijke redenen kunnen bij voorbeeld zijn gelegen in eerdere gedragingen van de (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarder. Per individueel geval zal moeten worden beoordeeld of het onthouden van goedkeuring of de beperking daarvan in tijd in redelijkheid noodzakelijk is. Dat vergt in ieder geval toetsing aan de proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginselen.

Artikel 4

De goedkeuring van de aanwijzing van de tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt in beginsel verleend voor de duur van een jaar en telkenmale – op verzoek – verlengd met perioden van drie jaren. In het belang van de marktwerking is een lager aantal (grotere) kantoren minder wenselijk dan een hoger aantal (kleinere) kantoren dat bovendien goedkopere en efficientere dienstverlening zal stimuleren. Om die reden wordt de goedkeuring van de tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder in beginsel onthouden, indien in associatief verband met de gerechtsdeurwaarder de praktijk zal worden uitgeoefend. Dat geldt niet ten aanzien van de eerste toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder die desgewenst in associatief verband de praktijk kan uitoefenen, maar wel ten aanzien van de derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (art. 5, tweede lid).

De in het tweede lid neergelegde uitzondering beoogt te voorkomen dat de aanwijzing van toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders leidt tot regionale monopolievorming. Het is niet wenselijk dat de ruimte die op de markt ontstaat, overwegend door bestaande gerechtsdeurwaarderskantoren wordt ingevuld met toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders. Zelfstandige vestiging na benoeming tot gerechtsdeurwaarder, al dan niet in associatief verband, is meer bevorderlijk voor de marktwerking. Aangezien niet op voorhand met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat afwijzing van het verzoek om goedkeuring in alle gevallen tot de wenselijke uitkomst zal leiden, is de afwijzing van het verzoek in deze gevallen ook hier niet dwingend voorgeschreven.

Het derde lid voorziet in een aantal gronden waarop de goedkeuring kan worden onthouden of de duur daarvan beperkt. Voor de in onderdeel a bedoelde grond wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3, tweede lid, onder a. In de financiële positie van de gerechtsdeurwaarder, met name in de liquiditeit en solvabiliteit van het kantoor, en in de omvang van diens praktijk kunnen redenen zijn gelegen die de goedkeuring van de aanwijzing van een tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder onverantwoord maken. In gevallen waarin eventuele liquiditeit- en solvabiliteitsproblemen aantoonbaar van tijdelijke aard zijn, of waarin aannemelijk is dat de omvang van de praktijk binnen een redelijke termijn zodanig zal groeien dat de aanwijzing van een tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder verantwoord is, ligt beperking van de duur van de goedkeuring meer in de rede dan de afwijzing van het verzoek. Aangezien de bevordering van marktwerking, de vrijere (zelfstandige) vestiging van gerechtsdeurwaarders en de kwaliteit van de beroepspraktijk belangrijke doelen van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn, moet afwijzing van het verzoek om goedkeuring mogelijk zijn indien de aanwijzing van een tweede of een derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder daarmee in een concreet geval niet verenigbaar is.

Artikel 5

De goedkeuring van de aanwijzing van een derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt verleend en verlengd voor perioden van niet langer dan een jaar. Deze perioden zijn ontleend aan de Regeling toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders. Aangezien de vrijere marktwerking meer is gediend met de benoeming en zelfstandige vestiging van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder tot gerechtsdeurwaarder dan met zijn aanwijzing als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op een gevestigd kantoor, is de duur waarvoor de goedkeuring van de aanwijzing als derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan worden verleend verhoudingsgewijs beperkt, en dient er voor de goedkeuring sprake te zijn van een zekere noodzaak om een derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan te wijzen (tweede lid, onder b). Die noodzaak kan diverse oorzaken hebben, bijvoorbeeld het hoog aantal te verrichten ambtshandelingen in een betrekkelijk groot gebied waar geen of onvoldoende andere gerechtsdeurwaarders zijn gevestigd, of de langdurige afwezigheid van de eerste of tweede toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

De redenen om een derde toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan te wijzen, dienen bij het verzoek om goedkeuring te worden vermeld. Voor de toelichting op het tweede lid, onder a, en het derde lid, wordt verwezen naar de hierboven opgenomen toelichting.

Artikel 6

Voor degene die met goed gevolg de opleiding tot gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen en daarmee kandidaat-gerechtsdeurwaarder is geworden, biedt de stage de gelegenheid om onder begeleiding van een gerechtsdeurwaarder ervaring op te doen in de ambtspraktijk en zich te bekwamen in de vaardigheden die voor de uitoefening van die ambtspraktijk van belang zijn. Tijdens de stage verricht de stagiair in de ambtspraktijk werkzaamheden. Daartoe wordt hij door de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij die werkzaamheden verricht, aangewezen als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. De stage duurt een jaar of ingeval van werkzaamheid in deeltijd naar evenredigheid langer. De goedkeuring van de aanwijzing is in beginsel tot dezelfde periode beperkt. Het derde lid voorziet in de mogelijkheid om daarvan af te wijken, doch slechts in zeer bijzondere gevallen waarin bovendien het belang van de stagiair bij het voortzetten van de stage moet meebrengen dat niet-verlenging een onbillijkheid van overwegende aard vormt.

De stagiair en de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaamheden zal verrichten, leggen de wederzijdse rechten en plichten vast in een stage-overeenkomst. In een afzonderlijk besluit worden regels gesteld waaraan die overeenkomst moet voldoen. Indien hetgeen de gerechtsdeurwaarder en de stagiair zijn overeengekomen niet aan die regels voldoet, of anderszins in strijd komt met het bepaalde bij of krachtens wet, zal goedkeuring als regel worden onthouden. Ingeval van geringe afwijkingen die snel zullen worden gecorrigeerd, kan goedkeuring in het belang van de stage en de stagiair direct maar tijdelijk worden verleend, zodat de stage zonder vertraging kan beginnen.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 augustus 2001, nr. 155.

Naar boven