Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2001, 318 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Defensie | Staatsblad 2001, 318 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 11 april 2001, nr. P/2001002458;
Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;
De Raad van State gehoord (advies van 17 mei 2001, nr. W07.01.01831 II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 11 juni 2001, nr. P/2001002920;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 87a van het Algemeen militair ambtenarenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede tot en met negende lid worden vernummerd tot derde tot en met tiende lid.
2. Het eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:
1. De in Nederland werkzame militair die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind heeft, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst is, aanspraak op verlof. Indien de in Nederland werkzame militair met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan, bestaat, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst is, er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof.
2. De in Nederland werkzame militair die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst is, eveneens aanspraak op verlof. Indien de in Nederland werkzame militair met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst is, er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof. In alle andere gevallen waarin de in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer dan één kind met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat slechts aanspraak op één keer verlof.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. In afwijking van de eerste volzin van het vierde lid kan de militair de commandant verzoeken om het verlof op een andere wijze aaneengesloten te genieten, mits daardoor het maximale aantal verlofuren dat over een aaneengesloten periode van zes maanden aan de militair kan worden verleend, niet wordt overschreden. De commandant stemt in met dit verzoek tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten.
Artikel 47 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede tot en met negende lid worden vernummerd tot derde tot en met tiende lid.
2. Het eerste en tweede lid komen als volgt te luiden:
1. De ambtenaar die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind heeft aanspraak op verlof. Indien de ambtenaar met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof.
2. De ambtenaar die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft eveneens aanspraak op verlof. Indien de ambtenaar met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, bestaat er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op verlof. In alle andere gevallen waarin de in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van meer dan één kind met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat slechts aanspraak op één keer verlof.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. In afwijking van de eerste volzin van het vierde lid kan de ambtenaar het bevoegd gezag verzoeken om het verlof op een andere wijze aaneengesloten te genieten, mits daardoor het maximale aantal verlofuren dat over een aaneengesloten periode van zes maanden aan de ambtenaar kan worden verleend, niet wordt overschreden. Het bevoegd gezag stemt in met dit verzoek tenzij gewichtige redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten.
Artikel I en II zijn mede van toepassing op de militair en de ambtenaar die vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit verlof heeft genoten alsmede op de militair en de ambtenaar die op dat tijdstip verlof geniet, mits aan de in artikel 87a, eerste tot en met derde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement respectievelijk artikel 47, eerste tot en met vierde lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie gestelde voorwaarden voor de aanspraak op verlof is voldaan.
Indien de militair of de burgerambtenaar met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, en een of meer van deze kinderen de leeftijd van 8 jaren hebben bereikt dan wel zullen bereiken op een tijdstip gelegen tussen 1 januari 2000 en de datum waarop twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstreken, bestaat in afwijking van artikel 87a, derde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement respectievelijk artikel 47, derde lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, gedurende twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit aanspraak op verlof ten aanzien van die kinderen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
Uitgegeven de tiende juli 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 28 januari 1997 van het wetsvoorstel tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot ouderschapsverlof (Kamerstukken II, 1995/1996, 24 869, nrs. 1–2), heeft de Tweede Kamer gevraagd om een aanpassing van de wettelijke regeling ouderschapsverlof in geval van een geboorte van een meerling. Dit heeft geresulteerd in een wetswijziging (Stb. 2000, 545), die op grond van de Wet op het ouderschapsverlof ook van toepassing is op het militair en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie. Aangezien het ouderschapsverlof voor het militair en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie nader is geregeld in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) respectievelijk het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD), moeten deze reglementen overeenkomstig worden aangepast.
De wettelijke aanpassing betreft een verruiming van de regeling van het ouderschapsverlof. Ten eerste wordt een extra aanspraak op ouderschapsverlof toegekend aan de werknemer, die door de geboorte van een meerling, adoptie of erkenning van meerdere kinderen tegelijkertijd, in familierechtelijke betrekking komt te staan tot meerdere kinderen. Ten tweede wordt de extra aanspraak toegekend aan de werknemer die tegelijkertijd de verzorging op zich heeft genomen van meerdere kinderen «met het oogmerk om deze kinderen te adopteren»; dit zijn aspirant-adoptieouders van wie de adoptieprocedure nog niet is afgerond. De uitbreiding van het ouderschapsverlof geldt dus niet voor pleegouders en voor hen die gaan samenwonen met een partner die meerdere kinderen heeft.
Voor het overige wordt verwezen naar de Memorie van Toelichting bij het Voorstel van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (Kamerstukken II, 1997/1998, 26 079, nrs. 3 en 17) en de stukken bij de novelle op dit wetsvoorstel (Kamerstukken I, 1999/2000, 27 079, nr. 275).
Artikel I, tweede lid, en II, tweede lid
De artikelen I, tweede lid, en II, tweede lid, behelzen de aanpassing van artikel 87a van het AMAR respectievelijk artikel 47 van het BARD aan de uitbreiding van de aanspraak op ouderschapsverlof in artikel 644 van het Burgerlijk Wetboek in die zin dat de aanspraak op ouderschapsverlof niet meer wordt gerelateerd aan de «gebeurtenis» (geboorte, adoptie, erkenning) maar aan het aantal kinderen.
Artikel I, derde lid, en II, derde lid
Deze wijziging behelst een aanpassing aan het ouderschapsverlof zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek, waarbij de beperking van de aaneengesloten duur van het ouderschapsverlof tot een jaar, die in deze besluiten was opgenomen, komt te vervallen.
Artikel III voorziet in een gelijke overgangsvoorziening voor het militair en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie dat op het moment van inwerkingtreding in geval van de geboorte van een meerling al op basis van de oude bepalingen in het AMAR respectievelijk BARD ouderschapsverlof heeft genoten of nog geniet, als in de wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (Stb. 2000, 545; Artikel V).
Artikel IV voorziet in een gelijke overgangsvoorziening voor het militair en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie als in de wet tot wijziging van enige bepalingen van de wet van 30 november 2000 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof (Stb. 2000, 546; Artikel IIA).
De Staatssecretaris van Defensie,
H. A. L. van Hoof
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-318.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.