Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2001, 316 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2001, 316 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 14 maart 2001, no. FM 2001/418-M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen;
Gelet op artikel 6a, tweede en derde lid, 11, eerste lid en 48d, derde en vijfde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;
De Raad van State gehoord (advies van 18 juni 2001, no. W06.01.0161/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 2 juli 2001, no. FM 2001–1122M;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit toezicht effectenverkeer 19951 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel f wordt de punt vervangen door een puntkomma.
2. Na onderdeel f worden zes onderdelen toegevoegd, luidende:
g. vast bod: een openbaar bod dat de geboden prijs of ruilverhouding vermeldt, niet zijnde een partieel bod;
h. partieel bod: een openbaar bod dat de geboden prijs of ruilverhouding vermeldt, strekkende tot verwerving van een gedeelte van de door de doelvennootschap uitgegeven effecten;
i. tenderbod: een openbaar bod waarmee de rechthebbenden van de effecten worden uitgenodigd om deze effecten tegen een door de rechthebbenden zelf te noemen tegenprestatie aan de bieder aan te bieden;
j. doelvennootschap: de instelling te wier laste de effecten waarop het openbaar bod betrekking heeft, zijn uitgegeven;
k. openbare mededeling: een mededeling als bedoeld in artikel 9a;
l. aanmeldingstermijn: de periode gedurende welke de effecten waarop een bod betrekking heeft, kunnen worden aangemeld.
Na Hoofdstuk III wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Waar ingevolge dit hoofdstuk een openbare mededeling is vereist, wordt daaraan voldaan door een mededeling in een landelijk verspreid dagblad. Indien onverwijld een openbare mededeling is vereist, wordt daaraan voldaan door een mededeling in een persbericht.
1. Indien een openbaar bod wordt voorbereid of is aangekondigd, doen de bieder en de doelvennootschap, zodra zich een omstandigheid voordoet die ter bevordering van een gerechtvaardigde koersvorming van de door hen uitgegeven effecten een openbare mededeling noodzakelijk maakt, onverwijld een zodanige mededeling, ieder voor zover het hem of haar aangaat.
2. Als omstandigheid, als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval aangemerkt:
a. een zodanige stand van besprekingen ter voorbereiding van een openbaar bod, dat de verwachting gerechtvaardigd is dat overeenstemming kan worden bereikt;
b. de verzending door de bieder van de kennisgeving, bedoeld in artikel 9d, tweede lid, 9e, tweede lid, of 9f, tweede lid;
c. een koersvorming of andere ontwikkeling welke erop kan wijzen dat het voeren van besprekingen over een openbaar bod of het eenzijdige voornemen tot het doen van een openbaar bod bekend is bij derden die van deze wetenschap gebruik kunnen maken;
d. in geval van een vast bod, de definitieve vaststelling van de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9i, onder b;
e. in geval van een partieel bod, de definitieve vaststelling van het getal of percentage van de effecten tot de verkrijging waarvan het bod strekt dan wel van de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9k, onder b;
f. in geval van een tenderbod, de definitieve vaststelling van het getal of percentage van de effecten tot de verkrijging waarvan het bod strekt dan wel van de prijs, bedoeld in artikel 9m, onder i;
g. het besluit van de bieder om het openbaar bod, over de voorbereiding waarvan eerder een openbare mededeling is gedaan, niet uit te brengen;
h. het door een doelvennootschap, ten aanzien waarvan eerder een openbare mededeling over de voorbereiding van een openbaar bod op haar effecten is gedaan, aan de bieder of aan een derde uitgeven van effecten of verschaffen van een recht tot het nemen van door de doelvennootschap uit te geven effecten;
i. een openbare mededeling door een derde waaruit blijkt dat deze een openbaar bod op dezelfde effecten voorbereidt of uitbrengt.
3. Vanaf het tijdstip waarop een openbare mededeling over het voorbereiden of uitbrengen van een openbaar bod is gedaan doen de bieder en de doelvennootschap, ieder met betrekking tot de door henzelf verrichte transacties of gesloten overeenkomsten, aan de toezichthoudende autoriteit opgave van de na dat tijdstip verrichte transacties in de effecten waarop het bod betrekking heeft, respectievelijk van met betrekking tot die transacties gesloten overeenkomsten, onder vermelding van de daarvoor geldende voorwaarden en van de omvang van de bestaande onderlinge kapitaaldeelnemingen, zowel direct als indirect. De opgave wordt telkens gedaan onverwijld nadat de betrokken transactie of overeenkomst tot stand is gekomen of bekend is geworden. Indien de bieder of de doelvennootschap met betrekking tot een door hem verrichte transactie in effecten deze transactie reeds heeft gemeld overeenkomstig artikel 46b, eerste lid, van de wet, kan een melding van de transactie achterwege blijven.
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van toepassing tot en met de dag waarop een openbare mededeling is gedaan over gestanddoening of intrekking van het bod of waarop openbaar is medegedeeld dat een bod dat in voorbereiding was, niet zal worden uitgebracht.
De mededeling, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, vermeldt voor zover van toepassing:
a. de omstandigheid, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder a, alsmede de namen van de bieder en de doelvennootschap;
b. het verzenden van de kennisgeving, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder b, alsmede de namen van de bieder en de doelvennootschap.
c. de naam van de bieder of doelvennootschap die bij de koersvorming of andere ontwikkelingen, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder c, zijn betrokken, alsmede het feit dat besprekingen over een openbaar bod worden gevoerd respectievelijk dat het voornemen bestaat tot het uitbrengen van een openbaar bod.
d. de vastgestelde prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder d, alsmede de namen van de bieder en de doelvennootschap, de op dat moment reeds vastgestelde voorwaarden waarvan de verplichting tot nakoming van het bod afhankelijk zal worden gesteld, alsmede een indicatie van de datum van verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht;
e. het getal of percentage van de effecten tot de verkrijging waarvan het bod strekt dan wel de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder e, alsmede de namen van de bieder en de doelvennootschap, alsmede een indicatie van de datum van publicatie van het biedingsbericht;
f. het getal of percentage van de effecten tot de verkrijging waarvan het bod strekt dan wel de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder f, alsmede de namen van de bieder en de doelvennootschap en een indicatie van de datum van publicatie van het biedingsbericht;
g. het besluit tot het niet-uitbrengen van het bod, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder g;
h. de naam van degene die de in artikel 9b, tweede lid, onder h, bedoelde effecten verwerft of eventueel zal verwerven, het nominale bedrag daarvan en de prijs of uitgiftekoers, alsmede de motieven voor de in dat lid, onder h, bedoelde handeling;
i. een gemotiveerde standpuntbepaling door de doelvennootschap over het door de in artikel 9b, tweede lid, onder i, bedoelde derde uit te brengen of voor te bereiden bod, of een verklaring waarom geen onmiddellijke standpuntbepaling daarover wordt bekendgemaakt, vergezeld van de mededeling wanneer deze tegemoet kan worden gezien;
j. de maatregelen van de bieder tot welke het bod, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder i, hem aanleiding geeft, hetzij, indien geen onmiddellijke maatregelen worden overwogen, een indicatie omtrent het tijdstip waarop een mededeling omtrent te nemen maatregelen kan worden verwacht.
1. In geval van een voorgenomen vast bod doet de bieder, in afwijking van het bepaalde in artikel 9b, tweede lid, onderdeel d, geen openbare mededeling over de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9i, onder b, alvorens volledig uitvoering te hebben gegeven aan het tweede en derde lid, tenzij overeenstemming tussen de bieder en de doelvennootschap is bereikt, of de verwachting gerechtvaardigd is dat overeenstemming kan worden bereikt over het bod.
2. De bieder stelt de doelvennootschap schriftelijk in kennis van zijn voornemen de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9i, onder b, voor het uit te brengen bod bekend te maken en nodigt de doelvennootschap uit om binnen zeven dagen na ontvangst van deze kennisgeving overleg te plegen over het voornemen van de bieder tot het doen van een bod, over de in het eerste lid bedoelde prijs of ruilverhouding, over de aan het voorgenomen bod ten grondslag liggende motieven en over de voornemens met betrekking tot het in verband daarmee te voeren beleid ten aanzien van de doelvennootschap en de met haar verbonden onderneming, alsmede over de wijze van financiering van het uit te brengen bod indien dit een prijs vermeldt.
3. De bieder stelt, indien de doelvennootschap geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid tot het plegen van het in het tweede lid bedoelde overleg of dit overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, de doelvennootschap schriftelijk in kennis van de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9i, onder b, en van de motieven welke aan het voorgenomen bod ten grondslag liggen, en van de voornemens met betrekking tot het in verband daarmee te voeren beleid ten aanzien van de doelvennootschap en de met haar verbonden onderneming, alsmede van de wijze van financiering van het uit te brengen bod, indien dit een prijs vermeldt.
4. De bieder en de doelvennootschap stellen, indien zij een openbare mededeling doen met betrekking tot het bod, de inhoud daarvan schriftelijk ter kennis van de doelvennootschap respectievelijk van de bieder, uiterlijk ten tijde van het doen van deze openbare mededeling.
1. In geval van een voorgenomen partieel bod doet de bieder, in afwijking van het bepaalde in artikel 9b, tweede lid, onderdeel d, geen openbare mededeling over het getal of percentage van de effecten tot de verwerving waarvan dat bod strekt dan wel de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9k, onder b, alvorens volledig uitvoering te hebben gegeven aan het tweede en derde lid, tenzij overeenstemming tussen de bieder en de doelvennootschap is bereikt of de verwachting gerechtvaardigd is dat overeenstemming kan worden bereikt over het bod.
2. De bieder stelt de doelvennootschap schriftelijk in kennis van zijn voornemen het getal of percentage van de effecten tot de verwerving waarvan het bod strekt dan wel de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9k, onder b, bekend te maken en nodigt de doelvennootschap uit om binnen zeven dagen na ontvangst van deze kennisgeving overleg te plegen over het voornemen van de bieder tot het doen van een bod, over dat getal of percentage dan wel die prijs of ruilverhouding en over de aan het voorgenomen bod ten grondslag liggende motieven.
3. De bieder stelt, indien de doelvennootschap geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid tot het plegen van het in het tweede lid bedoelde overleg of dit overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, de doelvennootschap schriftelijk in kennis van het getal of percentage van de effecten tot de verwerving waarvan het bod strekt dan wel de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9k, onder b, en van de motieven welke aan het voorgenomen bod ten grondslag liggen.
4. De bieder en de doelvennootschap stellen, indien zij een openbare mededeling doen met betrekking tot het bod de inhoud daarvan schriftelijk ter kennis van de doelvennootschap respectievelijk de bieder, uiterlijk ten tijde van het doen van deze openbare mededeling.
1. In geval van een voorgenomen tenderbod doet de bieder, in afwijking van het bepaalde in artikel 9b, tweede lid, onderdeel d, geen openbare mededeling over het getal of percentage dan wel de prijs, bedoeld in artikel 9m, onder i, alvorens volledig uitvoering te hebben gegeven aan het tweede en derde lid, tenzij overeenstemming tussen de bieder en de doelvennootschap is bereikt of de verwachting gerechtvaardigd is dat overeenstemming kan worden bereikt over het bod.
2. De bieder stelt de doelvennootschap schriftelijk in kennis van zijn voornemen het getal of percentage dan wel de prijs, bedoeld in artikel 9m, onder i, bekend te maken en nodigt de doelvennootschap uit om binnen zeven dagen na ontvangst van deze kennisgeving overleg te plegen over het voornemen van de bieder tot het doen van een bod, over dat getal of percentage dan wel die prijs en over de aan het voorgenomen bod ten grondslag liggende motieven.
3. De bieder stelt, indien de doelvennootschap geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid tot het plegen van het in het tweede lid bedoelde overleg of dit overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, de doelvennootschap schriftelijk in kennis van het getal of het percentage dan wel de prijs bedoeld in artikel 9m, onder i, en de motieven welke aan het voorgenomen bod ten grondslag liggen.
4. De bieder en de doelvennootschap stellen, indien zij een openbare mededeling doen met betrekking tot het bod de inhoud daarvan schriftelijk ter kennis van de doelvennootschap respectievelijk de bieder, uiterlijk ten tijde van het doen van deze openbare mededeling.
1. De bieder die een openbare mededeling heeft gedaan omtrent een omstandigheid als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder a of b, is gehouden binnen dertig dagen na deze mededeling:
a. een openbaar bod uit te brengen dan wel in geval van een vast bod een openbare mededeling te doen die ten minste de prijs of ruilverhouding vermeldt;
b. een besluit tot het niet-uitbrengen van het bod openbaar mede te delen; of
c. onder opgave van redenen openbaar mede te delen dat niet binnen dertig dagen een bod of een besluit tot het niet-uitbrengen van het bod uitgebracht kan worden of dat geen openbare mededeling omtrent de prijs of ruilverhouding als bedoeld onder a kan worden gedaan, onder vermelding van een termijn waarop een besluit ten aanzien van het bod of een openbare mededeling omtrent de prijs of ruilverhouding verwacht kan worden.
2. De bieder deelt zijn bod mede:
a. in geval van een partieel bod door middel van een biedingsbericht, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 9k. De verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht wordt openbaar medegedeeld;
b. in geval van een tenderbod door middel van een biedingsbericht, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 9m. De verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht wordt openbaar medegedeeld.
3. Binnen zes weken na de openbare mededeling overeenkomstig het eerste lid, onder a, deelt de bieder zijn bod mede door middel van een biedingsbericht, inhoudende de gegevens, bedoeld in artikel 9i. De verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht wordt openbaar medegedeeld.
4. De toezichthoudende autoriteit kan de in het eerste en derde lid bedoelde termijn, op verzoek van de bieder verlengen.
1. Een vast bod is gericht tot alle rechthebbenden van de uitstaande effecten waarop het bod betrekking heeft, behoudens de bevoegdheid van de bieder om daarvan uit te sluiten effecten, die ten tijde van het uitbrengen van het bod nog niet waren uitgegeven of waarvan op dat tijdstip de uitgifte nog niet bekend was gemaakt, noch ter kennis van de bieder was gebracht.
2. Aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten wordt hetzelfde bod gedaan.
3. De bieder treft een regeling met betrekking tot de levering en betaling van de aangeboden effecten, welke regeling voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels.
4. De bieder heeft de bevoegdheid het bod gestand te doen indien effecten tot een geringer bedrag of aantal zijn aangemeld, dan het bedrag of aantal van welker aanbieding hij binnen de aanmeldingstermijn zijn verplichting tot gestanddoening van het bod afhankelijk stelt.
5. Indien de bieder het bod gestand doet, betaalt de bieder steeds voor alle ingevolge dat bod aangemelde effecten van enige soort waarop dat bod betrekking heeft een vergoeding welke overeenkomt met de hoogste door hem betaalde vergoeding in verband met transacties als bedoeld in artikel 9b, derde lid, met uitzondering van in regelmatig beursverkeer tot stand gekomen transacties.
Het biedingsbericht met betrekking tot een vast bod houdt ten minste in:
a. de naam van de bieder;
b. het voorstel tot overneming van effecten volgens een daarbij aan te geven prijs of ruilverhouding;
c. de mededeling of met de doelvennootschap overleg over het bod is gevoerd en of dit overleg tot overeenstemming heeft geleid;
d. de verklaring dat het bod is gericht tot alle rechthebbenden van de uitstaande effecten van de soorten waarop het bod betrekking heeft;
e. de verklaring dat aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten hetzelfde bod wordt gedaan;
f. het aantal effecten van welker aanbieding binnen de aanmeldingstermijn de bieder zijn verplichting tot gestanddoening van het bod afhankelijk stelt;
g. de eventuele verdere voorwaarden van welker vervulling de bieder zijn verplichting tot nakoming van het openbaar bod afhankelijk stelt, onverminderd artikel 9t, eerste en tweede lid;
h. een duidelijke motivering van de aangeboden prijs of ruilverhouding alsmede een mededeling over de wijze van financiering door de bieder indien het bod een prijs vermeldt;
i. een regeling met betrekking tot de levering en betaling van aangeboden effecten, welke regeling voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels.
j. indien het bod op meer dan één soort effecten betrekking heeft: een duidelijke motivering van een eventueel verschil in het bod voor de verschillende soorten;
k. de aanmeldingstermijn;
l. voor zover aan de bieder ter beschikking staand: gegevens omtrent het vermogen en de resultaten van de doelvennootschap met inbegrip van de beschikbare gegevens omtrent het lopende boekjaar, indien daarvan meer dan een kwartaal is verstreken;
m. eventuele voornemens inzake wijziging van de statuten van de doelvennootschap na gestanddoening van het bod;
n. de aan het bod ten grondslag liggende motieven en de voornemens met betrekking tot het in verband daarmee te voeren beleid ten aanzien van de doelvennootschap en de met haar verbonden onderneming;
o. eventuele voornemens inzake de samenstelling van het bestuur en van de raad van commissarissen van de doelvennootschap na gestanddoening van het bod;
p. het totale bedrag der eventuele vergoedingen aan de bestuurders en commissarissen van de doelvennootschap die bij gestanddoening van het bod zullen aftreden;
q. de omvang van de ten tijde van de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht bestaande onderlinge kapitaaldeelneming – zowel direct als indirect – van de bieder en de doelvennootschap;
r. indien van toepassing: het feit dat rechthebbenden van effecten van een soort waarop het bod betrekking heeft reeds te kennen hebben gegeven voor hun effecten het bod te zullen aanvaarden onder vermelding van het totale nominale bedrag van deze effecten;
s. een mededeling of effecten, uitgegeven door de doelvennootschap, in de drie aan de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht voorafgaande jaren door de bieder zijn verworven of krachtens in die periode reeds gesloten overeenkomsten of gemaakte afspraken zullen worden verworven, van bestuurders of commissarissen van de doelvennootschap of van hun echtgenoten, geregistreerde partners of minderjarige kinderen of van rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben onder vermelding van:
1. hun namen;
2. de hoeveelheid en de soort van deze effecten alsmede de prijs of ruilverhouding welke voor ieder van deze verwervingen heeft gegolden, respectievelijk welke bij ieder van deze overeenkomsten of afspraken is bedongen;
3. het totaalbedrag dat met deze transacties gemoeid is;
4. indien, voor zover het effecten betreft waarop het openbaar bod betrekking heeft, de prijs of ruilverhouding hoger is dan de ingevolge het openbaar bod geboden prijs of ruilverhouding: de motivering van dit verschil;
t. een mededeling of effecten, uitgegeven door de doelvennootschap, in de drie aan de publicatie van het biedingsbericht voorafgaande jaren door de bieder zijn verworven of krachtens in die periode reeds gesloten overeenkomsten of gemaakte afspraken zullen worden verworven, van andere dan de onder s bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, onder vermelding van:
1. de hoeveelheid en de soorten van deze effecten;
2. de prijs of ruilverhouding welke heeft gegolden, respectievelijk werd bedongen bij ieder van deze transacties;
3. het totaalbedrag dat met deze transacties gemoeid is;
4. indien, voor zover het effecten betreft waarop het openbaar bod betrekking heeft, en waarvan de prijs of ruilverhouding hoger is dan de ingevolge het bod geboden prijs of ruilverhouding: de motivering van dit verschil;
u. soortgelijke mededelingen als bedoeld onder s en t met betrekking tot eventuele transacties, verricht door rechtspersonen waarmee de bieder in een groep is verbonden;
v. andere gegevens die naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit in het desbetreffende geval noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt;
w. een mededeling omtrent de verstrekking van de in artikel 9p voorgeschreven gegevens aan de toezichthoudende autoriteit;
x. een mededeling omtrent de wijze waarop in het kader van het bod aandacht is gegeven aan de belangen van de betrokken werknemers;
y. de naam en functie van de natuurlijke personen, of de naam en zetel van de rechtspersonen, die verantwoordelijk zijn voor het biedingsbericht of, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dit laatste geval worden deze gedeelten vermeld.
Indien een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het biedingsbericht of een gedeelte daarvan, worden tevens naam en functie vermeld van de natuurlijke personen die het beleid van deze rechtspersonen bepalen;
z. een verklaring van de onder y bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het biedingsbericht of in het gedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het biedingsbericht zou wijzigen.
1. Een partieel bod is gericht tot alle rechthebbenden van de soorten effecten waarop het bod betrekking heeft.
2. Aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten wordt hetzelfde bod gedaan.
3. De bieder heeft het recht het bod in te trekken indien voor het einde van de aanmeldingstermijn door een derde een openbaar bod op effecten van een of meer dezelfde soorten wordt uitgebracht of het voornemen daartoe openbaar wordt medegedeeld.
4. De bieder kan zijn verplichting tot gestanddoening van het bod afhankelijk stellen van de aanbieding van een bepaald aantal of percentage van de effecten, onverminderd de bevoegdheid van de bieder het bod ook gestand te doen indien effecten tot een kleiner aantal of een geringer percentage zijn aangemeld.
5. De bieder aanvaardt de aangeboden effecten proportioneel met hantering van een systematiek welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels, voor zover de bieder bij aanvaarding van de aangeboden effecten direct of indirect meer dan 30% van het geplaatste kapitaal van de doelvennootschap gaat houden dan wel meer effecten worden aangeboden dan waarop het bod is gericht.
6. De bieder treft een regeling met betrekking tot de levering en betaling van aangeboden effecten welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels.
7. Gedurende een jaar na de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht is het de bieder niet toegestaan om effecten in de doelvennootschap te verwerven indien hij daardoor, direct of indirect, meer dan 30% van het geplaatste kapitaal van de doelvennootschap gaat houden, tenzij:
a. het partieel bod niet gestand wordt gedaan, of
b. een derde na de verschijningsdatum een openbaar bod op effecten van dezelfde doelvennootschap uitbrengt, met dien verstande dat het verbod van kracht blijft ten aanzien van verwerving ingevolge een partieel bod of een tenderbod.
Het biedingsbericht met betrekking tot een partieel bod houdt ten minste in:
a. de naam van de bieder;
b. het voorstel tot overneming van de effecten volgens een daarbij aan te geven prijs of ruilverhouding;
c. de mededeling of met de doelvennootschap overleg over het bod is gevoerd en of dit overleg tot overeenstemming heeft geleid;
d. de verklaring dat het bod is gericht tot alle rechthebbenden van de soorten effecten waarop het bod betrekking heeft;
e. de verklaring dat aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten hetzelfde bod wordt gedaan;
f. een duidelijke motivering van de aangeboden prijs of ruilverhouding alsmede een mededeling over de wijze van financiering door de bieder indien het bod een prijs vermeldt;
g. het getal of het percentage van iedere soort van de effecten uitgegeven door de doelvennootschap tot de verkrijging waarvan het bod strekt, met dien verstande dat na gestanddoening van het bod het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat direct of indirect door de bieder wordt gehouden niet groter is dan 30%.
h. de verklaring dat het bod, behoudens het bepaalde onder i, onvoorwaardelijk is en tevens dat het bod onherroepelijk is behoudens de bevoegdheid van de bieder om het recht te bedingen het bod in te trekken indien vóór het einde van de aanmeldingstermijn door een derde een openbaar bod op effecten van een of meer dezelfde soorten wordt uitgebracht of het voornemen daartoe openbaar wordt medegedeeld;
i. de verklaring dat de bieder zijn verplichting tot gestanddoening afhankelijk stelt van de aanbieding, gedurende de aanmeldingstermijn van een bepaald aantal of percentage van de effecten, onverminderd de bevoegdheid van de bieder het bod ook gestand te doen indien effecten tot een kleiner aantal of een geringer percentage zijn aangemeld;
j. de verklaring dat, in geval van gestanddoening, aanvaarding van aangeboden effecten – indien een groter aantal of een hoger percentage effecten wordt aangeboden dan de bieder gehouden dan wel bevoegd is te aanvaarden – zoveel mogelijk proportioneel zal geschieden, met hantering van een systematiek welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels en welke eveneens in het biedingsbericht wordt bekendgemaakt;
k. de aanmeldingstermijn;
l. de omvang van de ten tijde van de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht bestaande onderlinge kapitaaldeelnemingen, zowel direct als indirect, van de bieder en de doelvennootschap;
m. een regeling met betrekking tot de levering en betaling van aangeboden effecten, welke regeling voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels;
n. de verklaring van de bieder dat na gestanddoening van het bod gedurende een jaar – te rekenen vanaf de dag waarop de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht openbaar is medegedeeld – rechtstreeks of middellijk geen openbaar bod zal worden uitgebracht, tenzij een derde binnen die periode een openbaar bod op de effecten van dezelfde doelvennootschap uitbrengt;
o. andere gegevens die naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit in het desbetreffende geval noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt;
p. de naam en functie van de natuurlijke personen dan wel de naam en zetel van de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het biedingsbericht of, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dit laatste geval worden deze gedeelten vermeld.
Indien een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het biedingsbericht of een gedeelte daarvan, worden tevens naam en functie vermeld van de natuurlijke personen die het beleid van deze rechtspersonen bepalen;
q. een verklaring van de onder p bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het biedingsbericht of in het gedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het biedingsbericht zou wijzigen.
1. Een tenderbod is gericht tot alle rechthebbenden van de soorten effecten waarop het bod betrekking heeft.
2. Aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten wordt hetzelfde bod gedaan.
3. De bieder heeft het recht het bod in te trekken indien voor het einde van de aanmeldingstermijn door een derde een openbaar bod op effecten van een of meer dezelfde soorten wordt uitgebracht of het voornemen daartoe openbaar wordt medegedeeld.
4. De bieder doet het bod gestand indien de beoogde verkrijging mogelijk is tegen een door de bieder in het biedingsbericht te vermelden prijs per aandeel.
5. De bieder aanvaardt de effecten proportioneel met hantering van een systematiek welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels, voor zover de bieder bij aanvaarding van de aangeboden effecten direct of indirect meer dan 30% van het geplaatste kapitaal van de doelvennootschap gaat houden dan wel meer effecten worden aangeboden dan waarop het bod is gericht.
6. De bieder treft een regeling met betrekking tot de levering en betaling van aangeboden effecten welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels.
7. De bieder betaalt, bij gestanddoening van enig aanbod voor alle effecten van dezelfde soort dezelfde prijs, zijnde de hoogste prijs waartegen een effect van de desbetreffende soort is aangeboden.
8. Gedurende een jaar na de verschijningsdatum van het biedingsbericht is het de bieder niet toegestaan om effecten in de doelvennootschap te verwerven, indien hij daardoor, direct of indirect, meer dan 30 procent van het geplaatste kapitaal van de doelvennootschap gaat houden, tenzij:
a. het bod niet gestand wordt gedaan, of
b. een derde na de verschijningsdatum een openbaar bod op effecten van dezelfde doelvennootschap uitbrengt, met dien verstande dat het verbod van kracht blijft ten aanzien van verwerving ingevolge een tenderbod of partieel bod.
Het biedingsbericht met betrekking tot een tenderbod houdt ten minste in:
a. de naam van de bieder;
b. de uitnodiging tot het aanbieden van de effecten tegen een door de rechthebbenden van deze effecten te noemen prijs in contanten;
c. de mededeling of met de doelvennootschap overleg over het bod is gevoerd en of dit overleg tot overeenstemming heeft geleid;
d. de verklaring dat het bod is gericht tot alle rechthebbenden van de soorten effecten waarop het bod betrekking heeft;
e. de verklaring dat aan alle rechthebbenden van dezelfde soort effecten hetzelfde bod wordt gedaan;
f. een duidelijke motivering van het bod;
g. het aantal of percentage van iedere soort van de effecten uitgegeven door de doelvennootschap waarvan de verkrijging wordt beoogd, met dien verstande dat na gestanddoening van het bod het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat direct of indirect door de bieder wordt gehouden niet groter is dan 30%.
h. de verklaring dat het tenderbod, behoudens het bepaalde onder i, onvoorwaardelijk is en tevens dat het bod onherroepelijk is behoudens de bevoegdheid van de bieder om het recht te bedingen het bod in te trekken indien vóór het einde van de aanmeldingstermijn door een derde een openbaar bod op effecten van een of meer van dezelfde soorten wordt uitgebracht of het voornemen daartoe openbaar wordt medegedeeld;
i. de verklaring dat de bieder zich verbindt tot gestanddoening, indien de beoogde verkrijging mogelijk is tegen een door de bieder in het biedingsbericht te vermelden prijs per aandeel;
j. de verklaring dat bij gestanddoening voor alle effecten van dezelfde soort dezelfde prijs zal worden betaald, zijnde de hoogste prijs waartegen de desbetreffende soort is aangeboden;
k. de verklaring dat in geval van aanvaarding van tegen de prijs van aanvaarding aangeboden effecten – indien een groter aantal of een hoger percentage effecten zal zijn aangeboden dan de bieder gehouden dan wel bevoegd is te aanvaarden – zoveel mogelijk proportioneel zal geschieden met hantering van een systematiek welke voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels en welke eveneens in het biedingsbericht wordt bekendgemaakt;
l. de aanmeldingstermijn;
m. de omvang van de ten tijde van de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht bestaande onderlinge kapitaaldeelnemingen zowel direct als indirect, van de bieder en de doelvennootschap;
n. een regeling met betrekking tot de levering en betaling van aangeboden effecten, welke regeling voldoet aan door de toezichthoudende autoriteit te stellen regels;
o. de verklaring van de bieder dat na gestanddoening van het bod, gedurende een jaar – te rekenen vanaf de dag waarop de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht openbaar is medegedeeld – rechtstreeks of middellijk geen openbaar bod zal worden uitgebracht, tenzij een derde binnen die periode een openbaar bod op effecten van dezelfde doelvennootschap uitbrengt;
p. andere gegevens die naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt;
q. de naam en functie van de natuurlijke personen dan wel de naam en zetel van de rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het biedingsbericht of, in voorkomend geval, voor bepaalde gedeelten daarvan. In dit laatste geval worden deze gedeelten vermeld.
Indien een rechtspersoon verantwoordelijk is voor het biedingsbericht of een gedeelte daarvan, worden tevens naam en functie vermeld van de natuurlijke personen die het beleid van deze rechtspersonen bepalen;
r. een verklaring van de onder q bedoelde verantwoordelijke personen dat, voor zover hun redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, de gegevens in het biedingsbericht of in het gedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming zijn met de werkelijkheid en dat geen gegevens zijn weggelaten waarvan vermelding de strekking van het biedingsbericht zou wijzigen.
Indien een vast bod of partieel bod uitsluitend of mede strekt tot overneming van effecten in ruil voor door de bieder uitgegeven effecten, houdt het biedingsbericht, onverminderd het verbod van artikel 3 van de wet en in aanvulling op de gegevens vereist ingevolge artikel 9i en 9k, tevens in:
a. gegevens omtrent het vermogen en de resultaten van de bieder met inbegrip van de beschikbare gegevens over het lopende boekjaar, indien daarvan meer dan een kwartaal is verstreken;
b. een gemotiveerde uiteenzetting omtrent de te verwachten voordelen van het bod en zo mogelijk een mededeling over dividendvooruitzichten van de bieder;
c. eventuele voornemens inzake wijziging van de statuten van de bieder na gestanddoening van het bod;
d. eventuele voornemens inzake de samenstelling van het bestuur en van de raad van commissarissen van de bieder na gestanddoening van het bod;
e. het totale bedrag der eventuele vergoedingen aan de bestuurders en commissarissen van de bieder die bij gestanddoening van het bod zullen aftreden.
1. De bieder die een openbaar bod doet, stelt een aanmeldingstermijn.
2. De aanmeldingstermijn vangt niet eerder aan dan op de eerste beursdag volgend op de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht.
3. De aanmeldingstermijn van een vast bod is, gerekend van de dag waarop de gelegenheid tot aanmelding is opengesteld tot en met de dag waarop de gelegenheid tot aanmelding wordt gesloten, niet korter dan twintig dagen indien het bod met instemming van de doelvennootschap wordt uitgebracht en niet korter dan dertig dagen indien het zonder zodanige instemming wordt uitgebracht.
4. De aanmeldingstermijn van een partieel bod of van een tenderbod is, te rekenen vanaf de dag waarop de gelegenheid tot aanmelding is opengesteld, niet korter dan zeven dagen.
5. Een verlenging van de aanmeldingstermijn, zodanig dat daardoor de verplichting tot bekendmaking van de al dan niet gestanddoening van het bod wordt opgeschort, vindt slechts plaats met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. rechthebbenden van effecten die vóór het einde van de oorspronkelijke termijn hun effecten ingevolge het bod hebben aangemeld kunnen tijdens de verlengingsperiode deze aanmelding intrekken;
b. de verlenging wordt in geval van een vast bod uiterlijk op de derde beursdag en in geval van een partieel bod of een tenderbod uiterlijk op de tweede beursdag na het einde van de oorspronkelijke termijn openbaar medegedeeld met vermelding van de einddatum van de aldus verlengde termijn;
c. de bieder deelt onverwijld andere gegevens die in het desbetreffende geval noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt, openbaar mede of stelt deze in een aanvullend biedingsbericht verkrijgbaar. De verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht wordt openbaar medegedeeld.
6. Na sluiting van de aanmeldingstermijn deelt de bieder iedere aanvaarding van effecten onverwijld openbaar mede doch in ieder geval niet later dan het moment van aanvang van de officiële beurshandel op de beursdag volgend op de dag van de bedoelde aanvaarding, indien ten tijde van die aanvaarding de aanmeldingstermijn van enig ander openbaar bod op dezelfde effecten nog niet is verstreken. Elke hiervoor bedoelde openbare mededeling houdt een opgave in van het aantal van de effecten ter zake waarvan de aanbieding op de desbetreffende dag is aanvaard.
1. De bieder, de bestuurders en commissarissen van de bieder, indien deze een rechtspersoon is, en de bestuurders en commissarissen van de doelvennootschap verstrekken, tegelijk met de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht, aan de toezichthoudende autoriteit een opgave van de transacties in effecten in de doelvennootschap, welke door hen, hun echtgenoten of geregistreerde partners, hun minderjarige kinderen en door rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben, zijn verricht in de zes maanden voorafgaande aan de eerste openbare mededeling inzake de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9i, onder b, inzake de prijs of ruilverhouding, bedoeld in artikel 9k, onder b, dan wel inzake de prijs bedoeld in artikel 9m onder i. Tevens verstrekken zij indien het bod uitsluitend of mede strekt tot overneming van effecten in ruil voor effecten uit te geven door de bieder aan de toezichthoudende autoriteit een opgave van de transacties in door de bieder uitgegeven effecten, welke door hen, hun echtgenoten of geregistreerde partners, hun minderjarige kinderen en door rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben zijn verricht in de zes maanden voorafgaande aan de eerste openbare mededeling inzake de prijs of ruilverhouding bedoeld in artikel 9i onder b, inzake de prijs of ruilverhouding bedoeld in artikel 9k, onder b, dan wel inzake de prijs, bedoeld in artikel 9m, onder i.
2. De bieder, de bestuurders en commissarissen van de bieder, indien deze een rechtspersoon is, en de bestuurders en commissarissen van de doelvennootschap verstrekken voorts tegelijk met de publicatie van het biedingsbericht, aan de toezichthoudende autoriteit een gespecificeerde opgave van het aantal en de soort van de door de doelvennootschap uitgegeven effecten welke door hen, hun echtgenoten of geregistreerde partners, hun minderjarige kinderen en door rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben, worden gehouden.
3. Indien een bestuurder of commissaris van de doelvennootschap met betrekking tot een in het eerste lid genoemde transactie reeds een melding heeft gedaan overeenkomstig artikel 46b, derde lid, van de wet, kan een melding als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven.
1. Indien een vast bod is uitgebracht roept de doelvennootschap, indien deze in Nederland is gevestigd, haar aandeelhouders op voor een na de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht en ten minste acht dagen voor het einde van de aanmeldingstermijn te houden algemene vergadering van aandeelhouders ter bespreking van dat bod.
2. De doelvennootschap stelt uiterlijk vier dagen voor de in het eerste lid bedoelde vergadering een bericht voor haar aandeelhouders verkrijgbaar dat ten minste inhoudt:
a. een gemotiveerde standpuntbepaling van het bestuur;
b. de gegevens omtrent het vermogen en de resultaten van de doelvennootschap – met inbegrip van de beschikbare gegevens omtrent het lopende boekjaar indien daarvan meer dan een kwartaal is verstreken – welke de aandeelhouders behoeven om zich een gefundeerd oordeel over het bod te kunnen vormen;
c. andere gegevens die in het desbetreffende geval noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt;
voor zover deze gegevens niet reeds zijn opgenomen in een tezamen met de bieder uitgegeven biedingsbericht.
3. De verkrijgbaarstelling van het in het tweede lid bedoelde bericht wordt onverwijld door de doelvennootschap openbaar medegedeeld.
4. In de in het eerste lid bedoelde vergadering verschaffen het bestuur en de raad van commissarissen alle voor de beoordeling van het bod van belang zijnde inlichtingen, tenzij een zwaarwegend belang van de doelvennootschap zich daartegen verzet.
5. Indien voor het einde van de aanmeldingstermijn door een derde een openbaar bod op dezelfde effecten wordt uitgebracht, behoeft het bestuur niet opnieuw toepassing te geven aan het in de voorgaande ledenbepaalde, doch kan het volstaan met een openbare mededeling van zijn standpunt met betrekking tot het nieuwe bod.
Indien een partieel bod of een tenderbod is uitgebracht deelt het bestuur van de doelvennootschap uiterlijk vier dagen voor het einde van de aanmeldingstermijn een gemotiveerde standpuntbepaling openbaar mede, voor zover deze niet reeds is opgenomen in een tezamen met de bieder uitgegeven biedingsbericht.
1. Indien een vast bod of partieel bod uitsluitend of mede strekt tot overneming van effecten in ruil voor door de bieder uit te geven effecten tot een gezamenlijke nominale waarde van meer dan een kwart van het voor die uitgifte geplaatste kapitaal van de bieder, roept de bieder, indien deze een rechtspersoon is die aandelen uitgeeft en in Nederland is gevestigd, zijn aandeelhouders op voor een na de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht en ten minste acht dagen voor het einde van de aanmeldingstermijn te houden algemene vergadering van aandeelhouders, ter bespreking van het bod.
2. In de in het eerste lid bedoelde vergadering verschaffen het bestuur en de raad van commissarissen alle voor de beoordeling van het bod van belang zijnde inlichtingen, tenzij een zwaarwegend belang van de bieder zich daartegen verzet.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de bieder een nieuwe rechtspersoon is, welke in verband met het bod wordt opgericht.
1. Indien van een vast bod de prijs of ruilverhouding openbaar wordt medegedeeld, deelt de bieder eventuele voorwaarden waarvan hij zijn verplichting tot nakoming van het bod afhankelijk stelt, uiterlijk gelijktijdig met het uitbrengen van die mededeling openbaar mede. De verplichting tot nakoming van het bod mag niet afhankelijk worden gesteld van een voorwaarde, waarvan de vervulling afhangt van de wil van de bieder.
2. In afwijking van het eerste lid deelt de bieder, indien hij een of meer van de na te noemen voorwaarden wil stellen, deze uiterlijk gelijktijdig met de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht openbaar mede:
a. de voorwaarde dat ten minste een in het biedingsbericht te bepalen waarde of aantal van de effecten voor het einde van de aanmeldingstermijn zal zijn aangemeld;
b. de voorwaarde dat voor het einde van de aanmeldingstermijn geen openbare mededeling wordt gedaan, waaruit voor het eerst blijkt dat een derde een openbaar bod op dezelfde effecten voorbereidt of aankondigt dan wel het recht heeft verkregen of de toezegging heeft gedaan tot het nemen van door de doelvennootschap uit te geven effecten;
c. de voorwaarde dat voor het einde van de aanmeldingstermijn zich geen feiten of omstandigheden voordoen die de bieder ten tijde van de openbare mededeling van de prijs of ruilverhouding niet bekend waren of hoefden te zijn en die van zodanig essentiële aard zijn dat in redelijkheid niet van de bieder verwacht kan worden dat deze het bod gestand doet.
3. Zodra is komen vast te staan dat een door de bieder gestelde voorwaarde als bedoeld in het eerste lid of in het tweede lid, onder b of c, niet wordt vervuld, deelt de bieder dit onverwijld openbaar mede, alsmede zijn beslissing of op grond daarvan het bod wordt ingetrokken.
4. Uiterlijk op de vijfde beursdag na het einde van de aanmeldingstermijn deelt de bieder openbaar mede of hij het bod gestand doet dan wel dat nog onzekerheid bestaat over de vervulling van een door hem gestelde voorwaarde, onder vermelding van de waarde of aantal van de ingevolge het bod aangemelde effecten en in geval van niet gestanddoening de reden daarvan.
Indien een partieel bod of een tenderbod is uitgebracht, deelt de bieder uiterlijk op de vijfde beursdag na sluiting van de aanmeldingstermijn openbaar mede of hij het bod gestand doet.
Bij gestanddoening vermeldt de openbare mededeling:
– in geval van een partieel bod: het getal of percentage van de ingevolge dat bod aangemelde effecten. Artikel 9h, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing;
– in geval van een tenderbod: de waarde of het getal van de effecten dat ingevolge dat bod is aangeboden, alsmede het getal of percentage van de aanvaarde effecten en de daarvoor bepaalde prijs.
Bij niet gestanddoening worden de redenen daarvan vermeld.
De bieder en de doelvennootschap zenden alle ingevolge dit hoofdstuk door middel van een openbare mededeling door hen te publiceren stukken en mededelingen tijdig voor de openbare mededeling aan de toezichthoudende autoriteit, met dien verstande dat het biedingsbericht uiterlijk tien beursdagen voor de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling ervan aan de toezichthoudende autoriteit wordt gezonden.
Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In de tabel behorende bij Bijlage B behorende bij artikel 45a wordt na «7, zevende lid» en het daarbij behorende tariefnummer ingevoegd:
9a , 9b, eerste lid, 9b, derde lid, 9c, 9d, eerste tot en met vierde lid, 9e, eerste tot en met vierde lid, 9f, eerste tot en met vierde lid, 9g, eerste lid, 9g, tweede lid, onder a, 9g, tweede lid, onder b, eerste volzin, 9g, tweede lid, onder b, tweede volzin, 9g, tweede lid, onder c, eerste volzin, 9g, tweede lid, onder c, tweede volzin, 9g, derde lid, eerste volzin, 9g, derde lid, tweede volzin, 9h, eerste tot en met derde lid, 9h, vijfde lid, 9i, 9j, eerste lid, 9j, tweede lid, 9j, vijfde tot en met zevende lid, 9k, 9l, eerste en tweede lid, 9l, vierde tot en met achtste lid, 9m, 9n, 9o, eerste tot en met zesde lid, 9p, eerste en tweede lid, 9q, eerste lid, 9q tweede lid, 9q, derde lid, 9q, vierde lid, 9r, 9s, eerste lid, 9s, tweede lid, 9t, eerste tot en met vierde lid, 9u, eerste volzin, 9u, tweede en derde volzin en 9v, telkens met het daarbij behorende tariefnummer 4.
In tabel 2 behorende bij artikel 48d, eerste lid, van de Wte 19952, wordt na «5, derde lid» ingevoegd: 6a, eerste lid, met het daarbij behorende tariefnummer 5, 6b met het daarbij behorende tariefnummer 5, 6c, tweede lid, met het daarbij behorende tariefnummer 4.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Financiën,
G. Zalm
Uitgegeven de vijfde juli 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Op 30 mei 2000 is het wetsvoorstel tot opneming in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte 1995) van bepalingen betreffende de openbare biedingen op effecten bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 1990/2000, 27 172). Dit wetsvoorstel vervangt de bestaande zelfregulering bij openbare biedingen zoals deze is neergelegd in Hoofdstuk I van het SER-Besluit Fusiegedragsregels (hierna: SER Fusiecode), door een publiekrechtelijk toezichtstelsel. Met het oog op een snelle realisatie is gekozen voor een gefaseerde aanpak. In de eerste fase wordt de Wet toezicht effectenverkeer 1995 gewijzigd. In deze wet wordt het raamwerk van de regelgeving (bereik van de regelgeving, verbod en strafbaarstelling, grondslagen om bij of krachtens de wet regels te stellen, bevoegdheden en sancties) opgenomen. Voorts zijn de materiële biedingsregels uit Hoofdstuk I van de SER Fusiecode, op basis van de aldus geregelde wettelijke grondslag, door middel van het onderhavige besluit, zoveel mogelijk «één op één» overgeheveld naar het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995). In de hierop volgende tweede fase zal worden bezien in hoeverre de biedingsregels inhoudelijk moeten worden gewijzigd. In deze fase zal een actualisering van de biedingsregels worden gerealiseerd.
De materiële biedingsregels zijn qua systematiek en formulering in een Wte-context geplaatst. Zo zijn bepalingen die wel bij zelfregulering passen, maar niet in een publiekrechtelijke regeling passen, aangepast of waar mogelijk geschrapt, met zo weinig mogelijk afbreuk aan de «één-op-één» benadering.
Door de inbedding in de Wte 1995 en het Bte 1995 wordt de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) belast met het toezicht op de naleving van de biedingsregels door de bieder en de doelvennootschap. Het gaat daarbij met name om toezicht op de in het biedingsbericht te verschaffen informatie en de door de bieder en de doelvennootschap bij het openbaar bod te volgen gedragslijn met het oog op een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten. De STE zal een bod niet inhoudelijk op zijn merites beoordelen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aandacht besteed aan de vraag of een biedingsbericht voorafgaande goedkeuring behoeft, of dat de rol van de STE beperkt kan blijven tot een ex-post toetsing (d.w.z. tijdens de looptijd van het bod). In dit besluit is ervoor gekozen dat de STE er op zal toezien dat de bieder en de doelvennootschap de gestelde regels met betrekking tot het biedingsproces in acht nemen. Het biedingsbericht zal niet door de STE worden goedgekeurd. Wel is de bieder (op grond van artikel 9v van dit besluit) verplicht om het biedingsbericht tijdig voor de openbare mededeling van de verkrijgbaarstelling ervan, aan de STE toe te zenden. Dit stelt de STE in de gelegenheid het biedingsbericht te beoordelen en eventueel de bieder te vragen meer gegevens in het biedingsbericht op te nemen. Indien het biedingsproces niet voldoet aan de gestelde eisen, beschikt de toezichthouder over instrumenten om in te grijpen. Zo beschikt de STE over het aanwijzingsrecht op grond van artikel 28 van de Wte 1995, over de bevoegdheid om haar aanwijzing ter openbare kennis te brengen (artikel 32 van de Wte 1995) en over de bevoegdheid om op grond van de artikelen 48b en 48c van de Wte 1995 een dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen. Op grond van een nieuw artikel 32a van het Bte 1995 is het een effecteninstelling verboden om medewerking aan een openbaar bod te verlenen dat in strijd met het nieuwe Hoofdstuk IIA van de wet is uitgebracht.
De STE heeft tenslotte de bevoegdheid nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde regelingen en systematieken die door de bieder in het biedingsbericht opgenomen moeten worden (artikel 9i, onder i, artikel 9k, onder j en onder m, en artikel 9m, onder k en onder n). De STE zal bij het uitoefenen van het toezicht vooralsnog zoveel mogelijk het Commentaar bij de Fusiegedragsregels als leidraad hanteren.
De nagestreefde grote mate van gelijkheid in de positie van de rechthebbenden van de effecten in het geval van (een in voorbereiding zijnd) openbaar bod, rechtvaardigt dat met betrekking tot de vaste, partiële én tenderbiedingen materieel dezelfde gedragsregels gelden, met dien verstande dat enkele specifiek voor het partieel bod en tenderbod geldende regels in aparte artikelen zijn opgenomen.
In het wetsvoorstel wordt in de definitie van «openbaar bod» aangesloten bij de definitie van «effecten» in artikel 1, onder a, van de Wte 1995. Het begrip «effecten» in de Wte 1995 is ruimer dan de in de SER Fusiecode gehanteerde begrippen. In de artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 27 172, 1990–2000, nr. 3, pagina 13 en 14) is daarover opgemerkt dat ook niet-converteerbare obligaties «effecten» in de zin van de Wte 1995 zijn. In de praktijk komt een openbaar bod op dergelijke instrumenten evenwel niet zo vaak voor. Er is echter geen goede grond om dergelijke biedingen bij voorbaat uit te sluiten van de werkingssfeer van de wettelijke regeling openbare biedingen. In het kader van de «één-op-één» benadering zal voor bepaalde soorten effecten een vrijstellingsregeling gelden.
Met het oog op de inzichtelijkheid is een transponeringstabel SER Fusiecode-Bte 1995 als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
In artikel 1 is een definitie opgenomen van de begrippen vast bod (onderdeel g), partieel bod (onderdeel h) en tenderbod (onderdeel i), zijnde de drie in de onderhavige regeling onderscheiden soorten openbare biedingen, alsmede een definitie van het begrip doelvennootschap (onderdeel j), openbare mededeling (onderdeel k) en aanmeldingstermijn (onderdeel l).
De begrippen «openbaar bod» en «bieder» zijn in de wet gedefinieerd.
In artikel 9a is opgenomen hoe voldaan kan worden aan het vereiste van het doen van een openbare mededeling. In de praktijk bleek er behoefte te bestaan aan een verduidelijking op dit punt. Indien een openbare mededeling is vereist wordt daaraan voldaan door een mededeling in een landelijk verspreid dagblad. Indien onverwijld een openbare mededeling is vereist wordt daaraan voldaan door het uitbrengen van een persbericht. Dit laat overigens onverlet dat degene die de openbare mededeling moet doen, tevens een bericht op de eigen website kan zetten.
Het eerste lid van dit artikel verplicht de bieder en de doelvennootschap tot het doen van een openbare mededeling (niet te verwarren met het biedingsbericht) terzake van een (voorgenomen) openbaar bod. Een openbare mededeling is vereist, zodra zich omstandigheden voordoen die rechtstreeks in verband staan met het openbaar bod en die ter bevordering van een gerechtvaardigde koersvorming van de aandelen van de bieder of de doelvennootschap een zodanige mededeling noodzakelijk maken. Daarmee wordt beoogd dat de aandeelhouders van de doelvennootschap onverwijld kennis kunnen nemen van alle omstandigheden die in verband staan met een (eventueel) openbaar bod en dus voor de gerechtvaardigde koersvorming van de aandelen in kwestie nodig zijn.
Dat de publicatieplicht betrekking heeft op omstandigheden die rechtstreeks in verband staan met het openbaar bod, betekent dat andere op zichzelf staande ontwikkelingen, die niet in relatie staan tot het openbaar bod (bijvoorbeeld onverwachte winstvooruitzichten van de doelvennootschap), en die de koers van de aandelen van de doelvennootschap (kunnen) beïnvloeden, buiten de werkingssfeer van de publicatieverplichting van het eerste lid vallen. Dit laat uiteraard de vereisten van artikel 9 van het Bte 1995 en de hiermee corresponderende bepalingen uit de reglementen van Euronext Amsterdam onverlet, te weten dat een uitgevende instelling elk belangrijk nieuw feit betreffende de uitoefening van het bedrijf dat niet reeds openbaar is en waarvan een aanzienlijke invloed op de koers van de door die instelling uitgegeven effecten kan uitgaan zo spoedig mogelijk openbaar maakt.1
De in het eerste lid van dit artikel neergelegde informatieverplichting ziet zowel op het vaste bod als op het partieel bod en het tenderbod.
In het tweede lid wordt, mede ter bevordering van de transparantie van de regelgeving in kwestie, een aantal concrete, in de praktijk meest gangbare omstandigheden beschreven welke in elk geval (ingevolge het eerste lid) nopen tot een openbare mededeling.
Van gerechtvaardigde verwachting bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onder a, is sprake indien op grond van oriënterend overleg redelijkerwijs te verwachten is dat degenen die de besprekingen voeren omtrent de voorgenomen overname overeenstemming kunnen bereiken. Doorgaans zijn dit de besturen van de betrokken ondernemingen. Het feit dat het bod eerst kan worden uitgebracht indien de raad van commissarissen van de bieder daartoe goedkeuring zal verlenen en dat deze goedkeuring – gelet op het principiële beleidskarakter van de overnamebeslissing – geen formaliteit zou zijn, doet daaraan niet af. Volgens de Commissie voor Fusieaangelegenheden van de SER was het uitblijven van opvallende wijzigingen van de koers geen indicatie dat er niet sprake zou zijn van de gerechtvaardigde verwachting dat overeenstemming kan worden bereikt.
Met betrekking tot de omstandigheid, beschreven in het tweede lid onder c (een koersvorming of andere ontwikkelingen welke erop zouden kunnen wijzen dat het voeren van besprekingen over een openbaar bod of het eenzijdige voornemen tot het doen van een openbaar bod bekend is bij derden die van deze wetenschap gebruik zouden kunnen maken) wordt benadrukt dat ter zake niet uitsluitend wordt beoogd gebruik van voorwetenschap te voorkomen, maar tevens de schijn van gebruik van voorwetenschap.
Op grond van het derde lid dienen de bieder en de doelvennootschap vanaf het tijdstip waarop een openbare mededeling als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, aan de toezichthoudende autoriteit opgave te doen van de na dat tijdstip direct verrichte transacties en gesloten overeenkomsten met betrekking tot de effecten waarop het bod betrekking heeft. Tevens dient daarbij mededeling te worden gedaan van de daarvoor geldende voorwaarden en van de omvang van de onderlinge kapitaaldeelnemingen, zowel direct als indirect. De verplichting tot het doen van een melding kan dus niet ontdoken worden door tussenschakeling van een rechtspersoon. De meldingsplicht heeft tot doel te voorkomen dat de bieder met sommige wederpartijen onder voor hen gunstiger voorwaarden transacties verricht dan waartoe hij zich volgens het openbaar bod jegens anderen heeft verplicht.
Omdat ook artikel 46b, eerste lid, van de wet voorziet in een meldingsplicht voor een uitgevende instelling met betrekking tot door haar verrichte transacties in op haar betrekking hebbende effecten, is in het derde lid van artikel 9b bepaald dat indien de bieder of de doelvennootschap reeds uit hoofde van artikel 46b, eerste lid van de wet een transactie in effecten aan de STE heeft gemeld, een melding uit hoofde van artikel 9b, derde lid, van dit besluit achterwege kan blijven.
In het vierde lid van artikel 9b is bepaald dat de verplichtingen ingevolge dit artikel van toepassing zijn gedurende de gehele periode die door het openbaar bod wordt bestreken, dat wil zeggen vanaf het moment waarop de voorbereiding van een openbaar bod aanvangt tot het moment waarop een openbare mededeling is gedaan over de al dan niet gestanddoening of intrekking van het bod of waarop openbaar is medegedeeld dat een bod dat in voorbereiding was niet zal worden uitgebracht.
In dit artikel wordt bij elk van de omstandigheden, bedoeld in het tweede lid van artikel 9b, gespecificeerd welke informatie in de openbare mededeling moet worden opgenomen.
Artikel 9d bepaalt dat het een bieder die voornemens is een bod uit te brengen zonder dat daarvoor met het bestuur van de doelvennootschap overleg is gevoerd of zonder dat de verwachting gerechtvaardigd is dat overeenstemming zal kunnen worden bereikt, niet is toegestaan een openbare mededeling te doen over de prijs vóórdat de bieder overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van artikel 9d het bestuur van de doelvennootschap van zijn voornemen in kennis heeft gesteld en voordat het bestuur van de doelvennootschap daarop heeft gereageerd, of de daartoe gestelde termijn van 7 dagen is verstreken. Het gevolg hiervan is dat de doelvennootschap niet door een overval verrast kan worden. De artikelen 9e en 9f kennen een vergelijkbare regeling voor het partieel bod en het tenderbod.
De hiervoor bedoelde kennisgeving aan de doelvennootschap is overigens een omstandigheid die ingevolge artikel 9b, tweede lid, onder b, de bieder verplicht tot het doen van een openbare mededeling.
Artikel 9g, eerste lid, beoogt te voorkomen dat een bieder de aandeelhouder van de doelvennootschap (en andere belanghebbenden) te lang in onzekerheid laat verkeren omtrent het uitbrengen van het bod. Binnen dertig dagen moet ofwel een openbaar bod worden uitgebracht, ofwel een besluit tot het niet-uitbrengen van een openbaar bod, ofwel een indicatie bekend gemaakt worden van de termijn waarop een besluit ten aanzien van het bod verwacht kan worden. Het tweede en derde lid van artikel 9g bepalen de wijze waarop de bieder zijn bod mededeelt: door middel van een biedingsbericht, waarvan de verkrijgbaarstelling door de bieder openbaar wordt medegedeeld. Op grond van het derde lid zal de bieder in geval van een vast bod binnen zes weken na de openbare mededeling die de prijs of ruilverhouding vermeldt, een biedingsbericht uit moeten brengen. Het openbaar mededelen van de prijs of ruilverhouding van een vast bod en het uitbrengen van een biedingsbericht vallen derhalve niet samen. Het vereiste dat terzake van het bod een biedingsbericht algemeen verkrijgbaar wordt gesteld, moet dan ook in het licht van deze termijn worden gezien.
De STE kan de in het eerste en derde lid genoemde termijnen op verzoek van de bieder verlengen.
In dit artikel is geregeld aan welke vereisten een vast bod moet voldoen. In beginsel strekt een vast bod zich uit tot alle uitstaande effecten van een soort en wordt aan alle rechthebbenden daarvan hetzelfde bod gedaan. De bieder heeft echter de bevoegdheid om effecten die zijn uitgegeven na het uitbrengen van het vast bod of effecten waarvan de uitgifte nog niet openbaar gemaakt was, van het bod uit te sluiten.
Ingevolge het vierde lid van artikel 9h is de bieder bij gestanddoening verplicht een vergoeding te betalen welke overeenkomt met de hoogste door hem bepaalde vergoeding in verband met transacties als bedoeld in artikel 9b, derde lid.
Artikel 9i schrijft met betrekking tot een vast bod voor welke gegevens het biedingsbericht tenminste dient te bevatten; met name gegevens over de identiteit van de bieder en van de doelvennootschap, over de voorwaarden van het bod, inclusief een duidelijke motivering van de aangeboden prijs, respectievelijk ruilverhouding en een mededeling over de wijze van financiering door de bieder indien het vast bod een prijs vermeldt en tenslotte mededelingen over onderlinge kapitaaldeelnemingen van bieder en doelvennootschap en transacties in effecten van de doelvennootschap door insiders. De strekking van dit artikel is de aandeelhouders de informatie te verschaffen om een verantwoord oordeel over het bod te kunnen vormen.
In artikel 9i, onder p, is een verplichting tot mededeling van het totale uit te betalen bedrag der eventuele vergoedingen aan de bestuurders en commissarissen van de doelvennootschap opgenomen. In de SER Fusiecode was een dergelijke verplichting slechts opgenomen ten aanzien van commissarissen. Omdat er geen reden is waarom eventuele vergoedingen aan bestuurders niet in het biedingsbericht zouden moeten worden vermeld, is deze verplichting wel in dit besluit opgenomen.
Op grond van artikel 9i, onder v, moeten andere gegevens in het biedingsbericht worden opgenomen die naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit in het desbetreffende geval noodzakelijk zijn voor de adequate beoordeling van het bod door degene tot wie het bod zich richt. Deze bepaling is open geformuleerd; het besluit biedt de mogelijkheid dat de toezichthoudende autoriteit (de STE) hierbij sturend optreedt, een bevoegdheid welke voor de overheveling bij Euronext lag. Vóór de inwerkingtreding van de wet openbare biedingen op effecten zal de STE een beleidslijn openbaar maken, waarin zij zal aangeven hoe invulling kan worden gegeven aan deze bepaling.
Met betrekking tot onderdeel x zij opgemerkt dat indien eveneens het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000, dat tegelijkertijd met de wetswijziging en het onderhavige besluit in werking zal treden, en dat een regeling bevat ten aanzien van de onderwerpen die voorheen in hoofdstuk II van de SER Fusiecode waren geregeld, van toepassing is, de bieder, ter nakoming van de in onderdeel x geregelde verplichting, informatie over de al dan niet naleving van dit SER-besluit kan verschaffen.
De onderdelen y en z zijn identiek aan de voorschriften voor een prospectus zoals die zijn opgenomen in de Bijlage bij het Bte 1995.
Dit artikel bevat de eisen die aan een partieel bod worden gesteld. Bij het partieel bod geldt dat het bod is gericht tot alle rechthebbenden van de soorten effecten, ongeacht of zij na het uitbrengen van het bod zijn uitgegeven, met dien verstande dat het percentage van het geplaatste kapitaal dat direct of indirect door de bieder wordt gehouden, na gestanddoening van het bod, niet groter wordt dan 30%.
Dit artikel geeft voor het biedingsbericht in geval van een partieel bod overeenkomstige voorschriften als artikel 9i voor een vast bod, met uitzondering van onderdeel d van artikel 9i.
De artikelen 9l en 9m houden overeenkomstige voorschriften in voor een tenderbod als de artikelen 9j en 9k voor een partieel bod.
Dit artikel geeft aanvullende voorschriften voor de in het biedingsbericht met betrekking tot een vast bod (artikel 9i) en het biedingsbericht met betrekking tot een partieel bod (artikel 9k) op te nemen gegevens in het geval een bod uitsluitend of mede strekt tot overneming van effecten in ruil voor aandelen van de bieder. Met name ziet dit artikel op aanvullende gegevens over de bieder die voor een adequate beoordeling van het openbaar bod van belang kunnen worden geacht.
De mogelijkheid tot aanmelding van effecten wordt niet eerder opengesteld dan de eerste beursdag volgend op die van de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht.
In het geval van een vast bod bedraagt de termijn gedurende welke de effecten voor het bod kunnen worden aangemeld ten minste 20 respectievelijk 30 dagen naar gelang al dan niet overeenstemming omtrent het uitgebrachte bod werd bereikt tussen de bieder en de doelvennootschap. In het geval van een partieel bod of een tenderbod is de aanmeldingstermijn niet korter dan 7 dagen. Een lopende aanmeldingstermijn kan onder omstandigheden worden verlengd waarbij aan een aantal in het derde lid genoemde voorwaarden moet worden voldaan.
Verlenging van de aanmeldingstermijn speelt vooral een rol indien meerdere biedingen van kracht zijn op dezelfde effecten. In dat geval kunnen de termijnen van de betrokken biedingen door de respectievelijke bieders worden verlengd tot de datum van sluiting van het laatst uitgebrachte, dan wel het langstlopende bod.
Tegelijk met de publicatie van het biedingsbericht, zijn de bieder, de bestuurders en commissarissen van de bieder en de doelvennootschap elk verplicht aan de toezichthoudende autoriteit een opgave te verstrekken van door henzelf, hun echtgenoten of geregistreerde partners, hun minderjarige kinderen en door rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben, verrichte transacties in effecten als genoemd in het eerste lid, gedurende een periode van zes maanden voorafgaande aan de eerste openbare mededeling inzake de te bieden prijs of ruilverhouding. Het begrip «zeggenschap» is overgenomen uit de SER Fusiecode, en heeft betrekking op het hebben van stemrecht. Bestuurders en commissarissen van de bieder en de doelvennootschap dienen bovendien aan de toezichthoudende autoriteit opgave te doen van het effectenbezit die zijzelf, hun echtgenoten of geregistreerde partners, hun minderjarige kinderen en de rechtspersonen waarin deze personen de zeggenschap hebben in de doelvennootschap.
Evenals bij artikel 9b, derde lid, van dit besluit kan zich een samenloop met de meldingsplicht uit hoofde van artikel 46b, derde lid, van de wet voordoen. Aangezien in dergelijke situaties kan worden volstaan met één melding aan de STE is in het derde lid de bepaling opgenomen dat indien de meldingsplichtige reeds uit hoofde van artikel 46b, derde lid, van de wet een transactie aan de STE heeft gemeld, een melding als bedoeld in het eerste lid achterwege kan blijven.
De artikelen 9q en 9r hebben betrekking op de informatieverschaffing door de doelvennootschap aan de aandeelhouders tot wie het bod is gericht. Artikel 9q, eerste lid, ziet op het bijeen roepen van een informatieve algemene vergadering van aandeelhouders teneinde te bewerkstelligen dat door de doelvennootschap, voor zover deze in Nederland is gevestigd, alle informatie wordt verstrekt die van belang kan zijn voor een adequate beoordeling van het openbaar bod.
Indien het bestuur van de doelvennootschap niet heeft meegewerkt aan de opstelling van het biedingsbericht rust op hem ingevolge het tweede lid van dit artikel de verplichting om een eigen bericht uit te geven met daarin een aantal nader gespecificeerde gegevens.
Artikel 9r voorziet ter zake van het partieel bod en het tenderbod in een vereenvoudigde informatieprocedure. In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 9q behoeft de doelvennootschap geen algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen. De doelvennootschap kan volstaan met een gemotiveerde standpuntbepaling voor zover dat niet reeds is gebeurd in het biedingsbericht.
Artikel 9s houdt voor de bieder, voor zover deze een Nederlandse rechtspersoon is, de verplichting in om een informatieve aandeelhoudersvergadering te beleggen, in het geval het bod strekt tot overname van effecten tegen uitgifte van effecten in de bieder tot een gezamenlijke nominale waarde van meer dan een kwart van het voordien uitstaande kapitaal.
In beginsel is het de bieder die een vast bod uitbrengt toegestaan om de nakoming van zijn bod te laten afhangen van de vervulling van bepaalde voorwaarden. Zijn vrijheid is echter niet onbeperkt; hij moet de voorwaarden bekendmaken zodra zij zijn vastgesteld (artikel 9c, onder d), hij mag na het uitbrengen van het bod geen bijzondere voorwaarden meer stellen (artikel 9t, eerste lid), hij mag na het verkrijgbaar stellen van het biedingsbericht ook geen beroep meer doen op door hem niet uitdrukkelijk vermelde, als gebruikelijk te beschouwen voorwaarden (artikel 9t, tweede lid) en hij mag in principe geen voorwaarden stellen die voor hun vervulling afhankelijk zijn van zijn eigen wil.
Nadat is komen vast te staan dat een voorwaarde niet is vervuld, dient de bieder dit openbaar mede te delen onder vermelding van de consequenties die dit heeft voor gestanddoening van het bod. Uiterlijk op de vijfde beursdag na het verstrijken van de aanmeldingstermijn doet de bieder een nadere mededeling omtrent de gestanddoening van het bod.
De regeling inzake gestanddoening van het partieel bod en tenderbod is neergelegd in artikel 9u. Deze regeling wijkt af van de regeling inzake gestanddoening van het vaste bod, aangezien gestanddoening van zowel het partieel als het tenderbod in beginsel niet afhankelijk is van de vervulling van één of meer voorwaarden. Zie in dit verband de artikelen 9k onder h en 9m onder h.
Met de bepaling in artikel 9v wordt gewaarborgd dat de toezichthoudende autoriteit op de hoogte is van, kort gezegd, alle ontwikkelingen die betrekking hebben op het bod. In het geval onverwijld een openbare mededeling is vereist, kan aan deze verplichting worden voldaan door de toezichthoudende autoriteit vlak voor de openbare mededeling op de hoogte te stellen. In andere gevallen kunnen de stukken en mededelingen bijvoorbeeld een dag van te voren aan de toezichthoudende autoriteit worden gezonden.
Voor het biedingsbericht wordt een specifieke regeling voorzien in de zin dat tien beursdagen voordat de verkrijgbaarstelling van het bericht openbaar wordt medegedeeld, de toezichthoudende autoriteit over het bericht dient te beschikken. In artikel 9i, onder v, 9k onder o en 9m onder p, is immers opgenomen dat in het biedingsbericht nadere gegevens moeten worden opgenomen die naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteit voor een adequate beoordeling van het bod redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken moet het biedingsbericht derhalve tien beursdagen van te voren aan de toezichthoudende autoriteit worden toegezonden. De tijdige toezending van het biedingsbericht aan de toezichthoudende autoriteit biedt de gelegenheid om daaraan invulling te geven. Hoort de bieder niets van de toezichthoudende autoriteit, dan kan de verkrijgbaarstelling van het biedingsbericht openbaar worden medegedeeld.
Dit artikel is overeenkomstig het soortgelijke artikel 9.4 van het Reglement Toegelaten Instellingen Euronext Amsterdam NV. Onder medewerken wordt begrepen iedere vorm van bemiddeling bij het aanmelden of aanbieden van effecten ten blijke van aanvaarding van het bod, alsmede alle afwikkelingshandelingen.
Artikel 32 wordt in deze bepaling van overeenkomstige toepassing verklaard op een in Nederland gevestigde kredietinstelling of financiële instelling.
Bij het functioneren van Hoofdstuk I van de SER Fusiecode werd o.a. de mogelijkheid om straffen op te leggen en handhavingsmaatregelen te treffen gemist. Dit deed zich vooral gevoelen doordat er de laatste tijd een tendens was van verdere toename van de internationalisering van het kapitaalverkeer en in het bijzonder de overnamemarkt, en een verzakelijking en verharding van de overnamemethoden, onder meer door een toenemend aantal onvriendelijke biedingen. Omdat het bij overnames om grote belangen gaat en er veelal grote bedragen in het spel zijn, is er voor gekozen relatief hoge boetes op te leggen. Het naleven van de (informatie)verplichtingen van de wet en het besluit is immers van groot belang voor een adequate functionering van de effectenmarkten en de positie van de belegger op die markten.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
artikel 1 SER FC | artikel 1 Wte 1995 en artikel 1 Bte 1995 |
artikel 2 SER FC | artikel 6a, eerste en derde lid, Wte 1995 |
artikel 3 SER FC | artikel 9b en 9c Bte 1995 |
artikel 4 SER FC | artikel 9d Bte 1995 |
artikel 4a SER FC | artikel 9e Bte 1995 |
artikel 4b SER FC | artikel 9f Bte 1995 |
artikel 5 SER FC | artikel 9g Bte 1995 |
artikel 6 SER FC | artikel 9h en 9i Bte 1995 |
artikel 6a SER FC | artikel 9j en 9k Bte 1995 |
artikel 6b SER FC | artikel 9l en 9m Bte 1995 |
artikel 7 SER FC | artikel 9n Bte 1995 |
artikel 7a en 7b SER FC | artikel 9o Bte 1995 |
artikel 8 en 8a SER FC | artikel 9p Bte 1995 |
artikel 9 SER FC | artikel 9q Bte 1995 |
artikel 9a SER FC | artikel 9r Bte 1995 |
artikel 10 SER FC | artikel 9s Bte 1995 |
artikel 11 SER FC | artikel 9t Bte 1995 |
artikel 11a SER FC | artikel 9u Bte 1995 |
artikel 12 SER FC | artikel 6b Wte 1995 |
artikel 13 SER FC | artikel 9v Bte 1995 |
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Financiën.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 14 augustus 2001, nr. 155.
Artikel 9 van het Bte 1995 is van toepassing op effecten uitgevende instellingen waarvan de effecten niet zijn toegelaten tot de notering aan een op grond van artikel 22 van de wet erkende effectenbeurs (lees: Euronext Amsterdam NV). Voor uitgevende instellingen waarvan (de) effecten zijn toegelaten tot de notering ter beurze van Euronext Amsterdam NV gelden ingevolge het Fondsenreglement van Euronext Amsterdam overeenkomstige publicatieverplichtingen. Ook deze worden door de verplichtingen ingevolge artikel 9b niet geraakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2001-316.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.