Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Kernenergiewet (revisie, melding en verantwoordelijkheidsverdeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen aan te brengen in de Kernenergiewet, in het bijzonder om revisievergunningen voor inrichtingen mogelijk te maken, in bepaalde gevallen de vergunningplicht te vervangen door een meldingsplicht en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Onze Ministers met betrekking tot de regelgeving en de vergunningverlening van handelingen met splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen expliciet aan te geven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Kernenergiewet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a

Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen zijn, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat indien het vervoer van splijtstoffen of ertsen, of lozing in oppervlaktewater betreft, met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij indien het lozing in oppervlaktewater of lozing in lucht betreft, en met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport indien het medische stralingstoepassingen betreft, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15.

B

Na artikel 15a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15aa

Indien een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, voor het wijzigen van een inrichting wordt aangevraagd en voor die inrichting al een of meer vergunningen krachtens deze wet zijn verleend, is artikel 8.4, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing. Het bevoegd gezag kan de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende vergunningen ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van artikel 18a of artikel 19 van deze wet.

C

In de artikelen 17, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel a, onder 3°, 21, vijfde lid, 22, vierde lid, en 26, eerste lid, onderdeel d, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door: Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische Zaken.

D

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (meldingenstelsel) (kamerstukken II 1998/99, 26 552, nrs. 1-2) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt na artikel 17a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18

Op een voor een inrichting verleende vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, zijn de regels gesteld bij of krachtens artikel 8.19, tweede tot en met zevende lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25» wordt gelezen: artikel 18a van de Kernenergiewet.

E

In artikel 20, eerste lid, wordt in de eerste volzin «artikel 19, eerste of derde lid» vervangen door: artikel 18a, tweede lid, of artikel 19, eerste of derde lid.

F

In artikel 21, vijfde lid, wordt «8.42 en 8.43» vervangen door: en 8.42.

G

Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De krachtens artikel 58, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd met betrekking tot ongeoorloofd aanwezig bevonden splijtstoffen en ertsen en de voorwerpen, welke tot hun verpakking of berging dienen of hebben gediend, bestuursdwang toe te passen.

2. In het vierde lid wordt «De in bezit genomen goederen» vervangen door: Door toepassing van bestuursdwang in bezit genomen goederen.

H

In artikel 26 vervalt het derde lid.

I

In de artikelen 29a, tweede lid, onder b en c, 33, vierde lid, en 76, eerste lid, wordt «van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» telkens vervangen door: «van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» en in artikel 37a, eerste en tweede lid, wordt «Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur» vervangen door: «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».

J

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport indien het medische stralingstoepassingen betreft, met Onze Minister van Economische Zaken indien het toepassingen betreft in het kader van activiteiten in de zin van de Mijnwet 1903 of de Mijnwet continentaal plat, met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij indien het lozing in oppervlaktewater of lozing in lucht betreft, en met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat indien het het vervoer van radioactieve stoffen of lozing in oppervlaktewater betreft, bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid.

K

In artikel 31 wordt, onder vernummering van het derde tot vierde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een vergunning kan ter bescherming van de in het eerste lid genoemde belangen onder beperkingen worden verleend.

L

Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De krachtens artikel 58, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd met betrekking tot ongeoorloofd aanwezig bevonden radioactieve stoffen en de voorwerpen, welke tot hun verpakking of berging dienen of hebben gediend, bestuursdwang toe te passen.

2. In het vierde lid wordt «De in bezit genomen goederen» vervangen door: Door toepassing van bestuursdwang in bezit genomen goederen.

M

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35

De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur krachtens dit hoofdstuk wordt Ons gedaan door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien de maatregel betrekking heeft op medische stralingstoepassingen, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op toepassingen met radioactieve stoffen of toestellen in het kader van activiteiten in de zin van de Mijnwet 1903 of de Mijnwet continentaal plat, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Economische Zaken gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op lozing in oppervlaktewater of lozing in lucht, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op het vervoer van radioactieve stoffen of lozing in oppervlaktewater, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat gedaan.

N

In artikel 36, eerste lid, vervalt de tweede volzin.

O

Artikel 37b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien naar het oordeel van Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bedrijfsvoering van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, ernstige tekortkomingen vertoont, treffen zij alle maatregelen die zij met het oog op de omstandigheden geboden achten.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de inrichting in gebruik is dan wel is bestemd voor gebruik bij de Nederlandse krijgsmacht of bij de krijgsmacht van een bondgenootschappelijke mogendheid, oefenen Onze Ministers hun bevoegdheid uit in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, onderscheidenlijk de verantwoordelijke autoriteit van de desbetreffende mogendheid.

P

In artikel 48, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Q

Artikel 83a komt te luiden:

Artikel 83a

Met betrekking tot de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn de artikelen 18.7, 18.11, 18.12, eerste en derde lid, 18.14, eerste lid, 18.15 en 18.16 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

In artikel 22.1, derde lid, eerste volzin, van de Wet milieubeheer2 wordt «artikel 15» vervangen door «artikel 15, onder b,» en vervalt de zinsnede «of waarvoor algemene voorschriften gelden krachtens artikel 21 van die wet, met toepassing van het tweede lid van dat artikel».

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te 's-Gravenhage, 13 december 2000

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Stb. 1992, 623, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 12 oktober 2000, Stb. 468.

XNoot
2

Stb. 1994, 80, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2000, Stb. 188.

XHistnoot

Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:

Kamerstukken II 1999/2000, 26 996.

Handelingen II 2000/2001, blz. 1871–1872.

Kamerstukken I 2000/2001, 26 996 (104, 104a).

Handelingen I 2000/2001, blz. 403–404.

Naar boven