Besluit van 11 juni 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 5 juni 2001, nr. WJZ 01027869;

Gelet op de artikelen 25, eerste lid, van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector en 88, eerste lid, van de Gaswet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. Artikel 16, onderdeel L, van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector treedt in werking met ingang van 1 juli 2001.

  • 2. Artikel 69, onderdeel H, van de Gaswet treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 juni 2001

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2001

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

TOELICHTING

Dit koninklijk besluit strekt tot inwerkingtreding van de artikelen 31a en 53, tweede lid, onderdeel e, van de Elektriciteitswet 1998. Artikel 31a van de Elektriciteitswet 1998 is in die wet ingevoegd bij de totstandkoming van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector, terwijl artikel 53, tweede lid, onderdeel e, is toegevoegd bij de totstandkoming van de Gaswet. Zodoende voorziet dit besluit in de inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen in beide wetten, waarmee tevens de genoemde artikelen van de Elektriciteitswet 1998 in werking treden per 1 juli 2001, onderscheidenlijk 1 januari 2002.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven