Besluit van 11 juni 2001 tot vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van enige bepalingen van de Wet van 27 maart
1999 tot wijziging van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg
en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling
en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging
van andere wetten in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid)
(Stb. 1999, 185)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
van 01 juni 2001, kenmerk Z/PB-2168027;
Gelet op artikel XXIII van de Wet van 27 maart 1999 tot wijziging
van de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen
in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in
die wetten geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten
in verband daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (Stb. 1999, 185);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Enig artikel
De artikelen III, onderdeel E, onder 1, onderdeel K, onder 1, en onderdeel
O, en XVIII, onder 1, van de Wet van 27 maart 1999 tot wijziging van de Ziekenfondswet,
de Wet tarieven gezondheidszorg en de Wet ziekenhuisvoorzieningen in verband
met wijzigingen in de taak, samenstelling en werkwijze van de in die wetten
geregelde bestuursorganen, alsmede wijziging van andere wetten in verband
daarmee (uitvoeringsorganen volksgezondheid) (Stb. 1999, 185) treden in werking
met ingang van 1 juli 2001.
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is belast met
de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage, 11 juni 2001
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
Uitgegeven de achtentwintigste juni 2001
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
NOTA VAN TOELICHTING
Artikel XXIII van de Wet van 27 maart 1999, Stb. 185, tot wijziging van
onder meer de Ziekenfondswet, de Wet tarieven gezondheidszorg (WTG) en de
Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) in verband met wijzigingen in de taak, samenstelling
en werkwijze van de in die wetten geregelde bestuursorganen (Wet uitvoeringsorganen
volksgezondheid), (Stb. 1999, 185) bepaalt dat die wet in werking treedt op
een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen
verschillend kan zijn.
Bij besluit van 1 juni 1999, Stb. 240, is de Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid
voor de artikelen betreffende de Ziekenfondsraad in werking getreden met ingang
van 1 juli 1999.
Bij besluit van 3 november 1999, Stb. 471, is de Wet uitvoeringsorganen
volksgezondheid voor de bepalingen die betrekking hebben op de WTG, de WZV
en voor enige overgangsbepalingen in werking getreden met ingang van 1 januari
2000.
Onderhavig besluit regelt de inwerkingtreding van de resterende nog niet
in werking getreden bepalingen van de Wet uitvoeringsorganen volksgezondheid
voor de bepalingen betrekking hebbend op de bevoegdheid van de verlening van
WZV-vergunningen door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (CBZ). Dit
houdt verband met een aan de Eerste Kamer ten tijde van de behandeling van
voornoemde wet gedane toezegging. De Minister zegde daarbij toe dat de overdracht
van voornoemde bevoegdheid niet zou plaatsvinden dan nadat voorstellen tot
wijziging van de WZV bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal zouden zijn ingediend.
Inmiddels is het voorstel van Wet exploitatie zorginstellingen bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ingediend (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 659,
nrs. 1–3).
Er is daarom geen beletsel meer de bepalingen over de vergunningverlening
door het CBZ per 1 juli 2001 in werking te laten treden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers